8

Toen zuster Langtry haar kantoor uit ging en de korte gang naar de afdeling doorliep voorvoelde ze niet dat het evenwicht van afdeling X reeds begon te wankelen.

Het kalme gegons van gesprekken was te horen vanachter de kamerschermen die tegenover Michaels bed stonden; ze glipte tussen twee schermen door en verscheen aan de reftertafel. Neil zat op het uiteinde van een van de banken vlak naast haar stoel, met Matt naast zich. Benedict en Nugget zaten op de andere bank maar hadden de plaats naast haar stoel opengelaten. Ze nam onopvallend haar gewone plaats aan het hoofd van de tafel in en keek naar de vier mannen.

'Waar is Michael?' vroeg ze, terwijl er een lichte vlaag van paniek in haar borst opwelde - idioot, was haar beoordelingsvermogen al zo vervormd dat ze al geconcludeerd had dat hij niet in geestelijk gevaar verkeerde? De oorlog was nog niet echt over en afdeling X was ook nog niet ten grave gedragen. Normaal zou ze een nieuwe patiënt nooit zo lang uit het oog hebben verloren tijdens de eerste uren die hij in X doorbracht. Zou Michael hun ongeluk brengen? Eerst liet ze zijn papieren rondslingeren terwijl ze met hem sprak... en nu kon ze zelfs de man zelf niet in het oog houden.

Ze moest bleek geworden zijn. Alle vier keken ze haar nieuwsgierig aan en dat betekende dat in haar stem ook ongerustheid had doorgeklonken, anders had Matt het niet kunnen merken.

'Mike is thee aan 't zetten,' zei Neil en haalde zijn sigarettenkoker te voorschijn die hij de anderen éen voor éen voorhield. Ze wist dat hij niet zo indiscreet zou zijn haar elders dan binnen de vier muren van haar kantoor een sigaret aan te bieden.

'Het ziet er naar uit dat onze laatste rekruut zichzelf nuttig wil maken,' ging hij voort terwijl hij met zijn aansteker alle sigaretten aanstak. 'Hij heeft na het avondeten de vuile borden weggebracht en geholpen met de afwas. En nu is hij thee aan 't zetten.'

Haar mond voelde droog aan maar ze durfde haar reactie niet nog ongewoner te maken door te proberen haar lippen te bevochtigen. 'En waar is Luce?' vroeg ze.

Matt lachte geluidloos. 'Die is op rooftocht, net als een kater.'

'Ik hoop dat hij de hele nacht buiten blijft,' zei Benedict met een zenuwachtig trekkende mond.

'Ik hoop van niet of hij krijgt last met mij,' zei zuster Langtry en durfde te slikken.

Michael bracht de thee binnen in een grote oude theepot die betere dagen gekend had, verroest op de plekken waar het emaille er afgesprongen was en deerlijk gedeukt. Hij zette de theepot neer voor zuster Langtry en ging toen terug naar het dagverblijf om de plank te halen die als theeblad diende. Er stonden zes afgeschilferde emaille kroezen op, éen verbogen theelepel, een oud melkpoederblikje met suiker er in en een gedeukte tinnen kan met aangelengde gecondenseerde melk. Op de plank stond ook een schitterende Aynsley porseleinen kop en schotel, met de hand beschilderd en een goudglans erover, met ernaast een geciseleerde zilveren lepel.

Het amuseerde haar te zien dat Michael tegenover Neil aan haar uiteinde van de tafel ging zitten alsof het gewoon niet in hem opkwam dat die plaats misschien voor Luce was opengelaten. Uitstekend! Het zou Luce goed doen te ontdekken dat deze nieuwe patiënt geen gemakkelijk mikpunt voor hem zou worden. Trouwens, waarom zou Michael door Luce geïntimideerd of overbluft worden? Er was niets aan de hand met Michael, de zorgelijke angsten en verwrongen perceptie waaraan de patiënten van X meestal leden wanneer ze opgenomen werden, had hij niet. Ongetwijfeld vond hij Luce eerder belachelijk dan angstaanjagend. En in dat geval, dacht ze, ben ik ook een beetje raar als ik Michael als mijn standaard van normaal gedrag neem, wat ik schijn te doen, want ik maak me wel zorgen over Luce. Dat heb ik gedaan sinds ik uit die verdoving ben gekomen en ontdekte dat hij een soort morele imbeciel is, een psychopaat. Ik ben bang voor hem omdat hij me voor de gek heeft kunnen houden; ik was bijna verliefd op hem geworden. Ik was blij met wat er uitzag als zijn normaliteit. Net zoals ik nu blij ben met wat er uitziet als Michaels normaliteit. Vergis ik me ook in die eerste beoordeling van Michael?

'Ik neem aan dat de kroezen voor ons zijn en dat de kop en schotel voor u zijn, zuster,' zei Michael terwijl hij haar aankeek.

Ze glimlachte. 'Die zijn inderdaad van mij. Mijn verjaardagscadeau.'

'Wanneer bent u jarig?' vroeg hij onmiddellijk.

'In november.'

'Dan kunt u uw volgende verjaardag thuis vieren. Hoe oud wordt u dan?'

Neil verstijfde, evenals Matt; Nugget zag er alleen ontzet uit, Benedict ongeïnteresseerd. Zuster Langtry gaf meer de indruk overrompeld te zijn dan beledigd, maar Neil reageerde als eerste nog voor ze antwoord kon geven.

'Dat gaat je niets aan, hoe oud ze is!' zei hij.

Michael knipperde met zijn ogen. 'Zou zij me dat dan niet moeten zeggen, kameraad? Ze ziet er nog niet oud genoeg uit om er een staatsgeheim van te maken.'

'Ze is de moeder van de kat,' zei Matt.'Dit is zuster Langtry.' Zijn stem beefde van woede.

'Hoe oud wordt u in november, zuster Langtry?' vroeg Michael, niet bij wijze van uitdaging maar alsof hij dacht dat ze allemaal veel te lichtgeraakt waren en hij van plan was zijn onafhankelijkheid te demonstreren.

'Ik word eenendertig,' zei ze ongedwongen.

'En u bent niet getrouwd? Geen weduwe?'

'Nee. Ik ben een oude vrijster.'

Hij lachte, schudde nadrukkelijk zijn hoofd. 'Nee, u ziet er niet oudevrijsterachtig uit,' zei hij.

De sfeer versomberde; ze waren ontzettend kwaad over zijn arrogantie en over het feit dat zij die tolereerde. 'Ik heb een blik koekjes in mijn kantoor,' zei ze kalm. 'Wie wil ze even gaan halen?'

Michael stond onmiddellijk op. 'Als u zegt waar het staat ga ik het graag halen, zuster.'

'Kijk maar op de plank onder de boeken. Het is een glucoseblik maar er zit een etiket op met Koekjes. Hoe drink je je thee?'

'Zonder melk, met twee klontjes suiker graag.'

Toen hij weg was heerste er rond de tafel absoluut stilzwijgen terwijl zuster Langtry onverstoorbaar thee inschonk en de mannen rook uit hun sigaretten produceerden alsof die een organische uitloper van hun razernij was.

Hij kwam terug met het blik maar ging in plaats van te gaan zitten de tafel rond om iedere man de koekjes aan te bieden. Het bleek dat ze er allemaal vier koekjes uit namen en toen hij bij Matt kwam nam hij er dus zelf vier uit het blik en legde ze zachtjes onder een van de ontspannen, nietseisende handen die rustig op tafel lagen. Toen schoof hij de beker thee er zo dicht naast dat Matt hem zou kunnen lokaliseren door de warmte die hij uitstraalde. Daarna ging hij weer naast zuster Langtry zitten, glimlachte tegen haar met een openlijke genegenheid en vertrouwen, wat ze heel roerend vond en wat haar absoluut niet aan Luce deed denken.

De andere mannen zwegen nog steeds, waakzaam en teruggetrokken maar dat merkte ze nu niet eens op; ze had het te druk met terug te glimlachen tegen Michael en te denken hoe aardig hij was, hoe verfrissend verstoken van het meestal rijke assortiment verschrikkingen en onzekerheid dat ze zichzelf aandeden. Ze kon zich niet voorstellen dat hij haar ooit zou gebruiken voor zijn eigen emotionele oogmerken, zoals de anderen.

Nugget liet een luid gekreun horen en greep naar zijn buik terwijl hij gemelijk zijn thee opzijschoof. 'O god, ik voel me zo rot! Oooooo, zusje, het voelt aan als me intersistiële ontsteking of me divertikel!'

'Des te meer is er voor ons,' zei Neil zonder enig medeleven, greep Nuggets kroes en goot die leeg in zijn eigen, reeds leeggedronken kroes. Toen pikte hij Nuggets vier koekjes weg en deelde ze handig rond alsof hij kaarten ronddeelde.

'Maar ik voel me echt rot, zusje!' miauwde Nugget meelijwekkend.

'Als je niet de hele dag medische woordenboeken lag te lezen op je bed zou je je een stuk beter voelen,' zei Benedict streng afkeurend. 'Dat is ziekelijk.' Hij trok een gezicht, keek de tafel rond alsof iets aan die tafel hem diep beledigde. 'De lucht hierbinnen is ongezond,' zei hij, kwam overeind en schreed naar buiten de veranda op.

Nugget begon weer te kreunen en boog dubbel.

'Arme Nugget!' zei zuster Langtry kalmerend. 'Waarom wip je niet even naar mijn kantoor en wacht daar op me? Ik zal zo snel mogelijk komen. Als je wilt kun je al wachtend je pols opnemen en je ademhaling tellen, oké?'

Snel kwam hij overeind, zijn handen tegen zijn buik geklemd alsof de inhoud op het punt stond naar buiten te komen, en glunderde triomfantelijk tegen de anderen. 'Zien jullie nou? Zusje wéét 't! Ze wéét dat ik jullie niet allemaal bedonder! Het is mijn ulceratieve colitis die weer de kop opsteekt, denk ik.' En hij haastte zich de zaal uit.

'Ik hoop dat het niets ernstigs is, zuster,' zei Michael bezorgd. 'Hij ziet er inderdaad ziek uit.'

'Ha ha,' zei Neil.

'Het is oké met 'm,' zei zuster Langtry schijnbaar onverstoorbaar.

'Het is alleen zijn ziel die ziek is,' zei Matt onverwachts. 'Die zielenpoot mist zijn moeder. Hij zit hier omdat het de enige plaats is waar ze hem kunnen verdragen en we verdragen hem omwille van de zuster. Als ze ook maar een greintje gezond verstand hadden, hadden ze hem twee jaar geleden naar huis, naar mammie gestuurd. Nu heeft hij rugpijn en hoofdpijn en pijn in zijn buik en in zijn hart. En rot weg, net als de rest van ons.'

'Wegrotten is het juiste woord,' zei Neil humeurig.

Er was storm op til; ze waren precies zoals de winden en de wolken op deze breedtegraad, dacht zuster Langtry terwijl haar ogen van het ene gezicht op het andere oversprongen. Het ene ogenblik wijst alles op mooi weer, het volgende moment komt er een ziedende, warrelende bui. Wat had het dit keer uitgelokt? Dat gepraat over wegrotten?

'Wel, we hebben zuster Langtry tenminste, dus het kan niet honderd procent beroerd zijn,' zei Michael opgewekt.

Neils lach klonk reeds spontaner; misschien zou de storm nog afgewend worden. 'Bravo!' zei hij. 'Eindelijk is er een galante figuur in ons midden gearriveerd! En nu u, zuster. Weerlegt u dat compliment maar als u kunt.'

'Waarom zou ik het weerleggen? Zoveel complimentjes krijg ik niet.'

Neil voelde een steek maar leunde achterover op de bank alsof hij volkomen ontspannen was. 'Wat een vierkante leugen!' zei hij vriendelijk. 'U weet heel goed dat we u overstelpen met complimenten. Maar vertelt u ons nu eens waarom u in X zit weg te rotten? U moet wel iets gedaan hebben.'

'Ja, dat heb ik inderdaad. Ik heb de afschuwelijke zonde begaan afdeling X prettig te vinden. Als dat niet het geval was zou niets me dwingen hier te blijven, weet je.'

Abrupt stond Matt op alsof hij iets aan de tafel opeens onverdraaglijk vond, liep zo zeker naar het hoofd van de tafel alsof hij kon zien en liet zijn hand lichtjes op zuster Langtry's schouder rusten. 'Ik ben moe, zusje, dus ik wens u een goede nacht. Raar hè, dit is éen van die avonden waarop ik bijna geloof dat ik morgen bij het wakker worden weer zal kunnen zien.'

Michael kwam half overeind om hem door de barrière van de kamerschermen te helpen maar Neil stak over de tafel een hand uit om hem tegen te houden.

'Hij kent de weg, joh. Beter dan wie ook.'

'Nog wat thee, Michael?' vroeg zuster Langtry.

Hij knikte, wilde net iets zeggen toen de kamerschermen weer vaneen schoven. Luce liet zich op de bank naast Neil glijden, op de plaats waar Matt gezeten had.

'Magnio! Ik ben net op tijd voor de thee.'

'Als je het over de duvel hebt,' zuchtte Neil.

'In eigen persoon,' stemde Luce in. Hij deed zijn handen achter zijn hoofd en leunde wat achterover terwijl hij door halfgeloken ogen naar de drie anderen keek. 'Wel wel, wat een gezellig groepje zijn jullie! Ik zie dat we het gepeupel kwijt zijn, alleen de hoge pieten zijn er nog. Het is nog geen tien uur, zusje, dus u hoeft niet op uw horloge te kijken. Vindt u het jammer dat ik niet te laat ben?'

'Helemaal niet,' zei zuster Langtry rustig. 'Ik wist dat je op tijd zou zijn. Ik heb nog nooit meegemaakt dat je éen minuut over tien binnenkwam als je geen verlofpasje had of dat je op een andere manier de voorschriften overschreden hebt, trouwens.'

'Nou, dat hoeft u niet zo bedroefd te zeggen. Dan denkik dat niets u zo'n plezier zou doen als mij te kunnen aangeven bij kolonel Kinneband.'

'Dat zou me helemaal geen plezier doen, Luce. Dat is nu precies wat jou scheelt vriendje. Je doet ontzettend je best om de mensen zo slecht mogelijk over je te laten denken, zodat je ze letterlijk dwingt het ergste te denken, alleen maar om een beetje rust te krijgen.'

Luce zuchtte, ging voorover zitten met zijn ellebogen op de tafel en zijn handen onder zijn kin. Zijn roodgouden haar, dik, golvend en net iets te lang voor de strikte definitie van kort-van-achteren-en-van-opzij, viel over zijn voorhoofd. Wat is hij toch absoluut volmaakt, dacht zuster Langtry huiverend van echte afkeer. Misschien is hij wel té volmaakt of is het de kleurschakering die je gewoon niet kunt absorberen. Ze vermoedde dat hij zijn wenkbrauwen en wimpers bijkleurde, eerstgenoemde misschien zelfs epileerde en de groei van laatstgenoemde aanmoedigde, maar niet uit seksuele inversie, gewoon uit overdreven ijdelheid. Zijn ogen, heel groot en ver van elkaar afstaand onder de boog van die te-mooi-om-waar-te-zijne wenkbrauwen, hadden een gouden glans. Een neus zo scherp als een mes, recht, smal, trots uitlopend bij de neusgaten. Het soort jukbeenderen dat er als hoge, zuiver structurele steunpunten uitzag, met het vlees eronder hol. Zijn mond was niet smal hoewel hij veel te vastberaden was om edelmoedig te kunnen worden genoemd, met die duidelijk omlijnde mondhoeken die je meestal alleen bij beeldhouwwerken zag. Geen wonder dat hij me van mijn stuk bracht toen ik hem voor het eerst zag... En toch trekt dat gezicht, of zijn lengte of zijn schitterende lichaam me helemaal niet meer aan. Niet zoals Neil - of Michael, bij nader inzien. Bij Luce is er iets mis, van binnen; niet een of andere zwakke plek, niet alleen maar een gebrek maar iets dat zijn hele ik uitmaakt, aangeboren dus onuitroeibaar.

Ze draaide haar hoofd een beetje opzij om naar Neil te kijken die in ongeacht welk gezelschap behalve dat van Luce voor een knappe vent zou doorgaan. In vele opzichten hetzelfde soort gelaatstrekken als Luce, maar de kleuren waren veel minder spectaculair. De meeste knappe mannen zouden er beter uitzien met het soort rimpels dat Neil had, maar wanneer die rimpels bij Luce zouden zitten zou hij van beeld in beest veranderen. Het zouden de verkeerde rimpels zijn, misschien. Ze zouden losbandigheid verraden eerder dan ervaring, geprikkeldheid eerder dan lijden. En Luce zou dik worden, wat Neil nooit zou overkomen. Ze hield vooral van Neils ogen, een levendig blauw met blonde wimpers. Hij had het soort wenkbrauwen waar een vrouw met éen vinger steeds maar weer overheen zou willen strijken, gewoon omdat het zo heerlijk is...

En Michael was weer heel anders. Hij zou kunnen doorgaan voor een oude Romein. Karaktervastheid eerder dan schoonheid, kracht eerder dan gemakzucht. Cesarachtig. Hij had een afgeronde ondubbelzinnigheid, die wilde zeggen: ik heb al een hele tijd zowel voor anderen als voor mezelf gezorgd, .ik ben door hemel en hel gegaan maar ik ben nog steeds héél, ik ben nog steeds mijn eigen baas. Ja, concludeerde ze, Michael was ontzettend aantrekkelijk.

Luce zat haar te observeren. Dat voelde ze en vestigde haar ogen weer op hem, veranderde de uitdrukking zodat die koel en gereserveerd werd. Ze versloeg hem en wist het. Luce had nooit kunnen uitvinden waarom zijn betovering bij haar niet gewerkt had en ze was niet van plan hem in te lichten, noch over de indruk die hij eerst op haar gemaakt had, noch over de redenen waarom die zo totaal was uitgevaagd.

Voor de verandering was hij vanavond nu eens niet zo op zijn hoede; niet precies wat je kwetsbaar zou noemen, misschien eerder dat hij graag kwetsbaar had willen zijn.

'Ik heb vandaag een meisje van bij ons ontmoet,' kondigde Luce aan, nog steeds met zijn kin op zijn handen. 'Helemaal van Woop-Woop naar Basis nummer Vijftien, minder niet! En ze herinnerde zich mij. Des te beter. Ik herinnerde me haar helemaal niet. Ze was teveel veranderd.' Hij liet zijn handen vallen, ging verder met een hoge, ademloze meisjesstem en toverde zo een beeld tevoorschijn dat zo levendig was dat zuster Langtry het gevoel had erbij te zijn geweest: 'Mijn moeder deed de was voor de hare, zei ze, en ik moest altijd de wasmand dragen, zei ze. Haar vader was directeur van de bank, zei ze.' Zijn stem veranderde, werd lager zodat hij weer Luce op zijn hooghartigst werd. 'Dat zal hem heel wat vrienden hebben opgeleverd, met de depressie, zei ik. Links en rechts en overal gehypothekeerde panden in beslag nemen, zei ik. Des te beter dat mijn moeder niets bezat dat in beslag genomen kon worden. Je bent wreed, zei ze en zag eruit alsof ze zou gaan huilen. Helemaal niet, zei ik, ik ben gewoon eerlijk. Daarom hoef je toch niets tegen mij te hebben, zei ze, haar grote donkere ogen nat van de tranen. Hoe zou ik nu iets tegen zo'n knap meisje kunnen hebben, zei ik.' Hij grinnikte, snel en gemeen als een jaap met een scheermes. 'Maar dat was helemaal niet eerlijk. Er is éen ding dat ik reuze graag tegen haar aan zou hebben!' Zuster Langtry had nu zijn eerdere houding aangenomen, ellebogen op tafel, kin op haar handen en keek geboeid toe terwijl hij met mimiek en poses zijn weg door het verhaal heen baande.

'Wat ben jij verbitterd, Luce,' zei ze vriendelijk. 'Dat moet je ontzettend pijn gedaan hebben, de was van de bankdirecteur te moeten dragen.'

Luce haalde zijn schouders op, probeerde tevergeefs zijn gewone onverschillige houding terug te vinden. 'Ja. Alles doet pijn, is het niet?' Zijn ogen werden groter, schitterden. 'Hoewel het in feite niet half zo pijnlijk was om het wasgoed van de bankdirecteur — en van de dokter, van de hoofdonderwijzer, van de dominee van de Church of England en van de tandarts — te dragen als geen schoenen te hebben om aan te doen naar school. Zij zat op dezelfde school; ik herinnerde me haar toen ze zei wie ze was en ik herinner me zelfs het soort schoenen dat ze altijd droeg. Kleine zwarte Shirley Temple-lakschoentjes met enkelbandjes en zwarte zijden strikken. Mijn zusjes waren veel knapper dan de andere meisjes en ook knapper dan zij maar die hadden helemaal geen schoenen.'

'Is het nooit in je opgekomen dat de kinderen met schoenen waarschijnlijk jaloers op jullie waren om jullie vrijheid?' zei zuster Langtry teder, in een poging iets te zeggen dat hem zou helpen zijn kinderjaren in een optimistischer licht te zien. 'Ik weet dat ik altijd jaloers was toen ik op de plaatselijke gemeenteschool zat, voor ik groot genoeg was om naar de kostschool te worden gestuurd. Ik droeg zo'n beetje dezelfde schoenen als de dochter van de bankdirecteur. En iedere dag moest ik toekijken hoe zo'n verrukkelijk zorgeloos jochie over een veld vol kattendoorns huppelde zonder een spier te vertrekken. O, wat verlangde ik ernaar mijn schoenen weg te kunnen gooien!'

'kattendoorns!' riep Luce glimlachend uit. 'Raar hè, die was ik helemaal vergeten! In Woop-Woop hadden de kattendoorns stekels van meer dan een centimeter lang en die kon ik uit mijn voeten trekken zonder iets te voelen.' Hij ging rechterop zitten, keek haar woest en fel aan. 'Maar 's winters, mijn beste goedopgevoede, goedgevoede en goedgeklede zuster Langtry, 's winters barstte de huid aan de achterkant van mijn hielen, en aan de randen van mijn voeten en zelfs op mijn schenen' - het woord 'barstte' klonk als een geweerschot - 'en bloeoeoeoeoedde' - het woord sijpelde naar buiten — 'van de kou. De kou, zuster Langtry! Heeft u het ooit koud gehad?'

'Ja,' zei ze, vernederd maar ook een beetje boos omdat ze zo terechtgewezen werd. 'In de woestijn heb ik het koud gehad. Ik had honger en dorst. En in het oerwoud heb ik het snikheet gehad. En was ik ziek; te ziek om voedsel of drinken binnen te houden. Maar ik heb mijn plicht gedaan. Ik ben geen ornament! En ik ben ook niet ongevoelig voor jouw benarde situatie toen je klein was. Als ik me verkeerd heb uitgedrukt dan spijt het me. Maar het was goed bedoeld!'

'U heeft medelijden met me en ik wil uw medelijden niet!' riep Luce smartelijk uit en haatte haar.

'Dat krijg je ook niet. Ik heb geen medelijden met je. Waarom zou ik in 's hemelsnaam? Waar je vandaan komt is onbelangrijk. Waar je naar toe gaat, dat is van belang.'

Hij liet de weemoedige stemming waaraan hij zichzelf had blootgegeven varen, werd weer levendig, metaalachtig, welbespraakt. 'Nou, hoe dan ook, voordat het leger me te pakken kreeg droeg ik de beste schoenen die je voor geld maar kon kopen. Dat was toen ik naar Sydney was gegaan en acteur was geworden. Laurence Olivier, opzij alsjeblieft!'

'En wat voor een toneelnaam had je, Luce?'

'Lucius Sherringham.' Hij liet de naam indrukwekkend rollen. Dat wil zeggen totdat ik besefte dat hij te lang was voor de plakkaten. Toen veranderde ik hem in Lucius Ingham. Lucius is een uitstekende naam voor het toneel en ook niet gek voor de radio. Maar wanneer ik in Hollywood kom zal ik dat Lucius veranderen in iets overdonderends. Zoals Rhett of Tony. Of als mijn image meer van Colman dan van Flynn wegheeft, zou John ook goed klinken.'

'Maar waarom niet gewoon Luce? Dat heeft ook iets overdonderends.'

'Dat gaat niet goed samen met Ingham,' zei hij gedecideerd. 'Als ik Luce blijf moet het Ingham eraf. Maar 't valt te bezien. Luce, hè? Luce Diablo, dat zou de meisjes de bibbers geven hè?'

'En Daggett zou niets zijn?'

'Daggett! Wat is dat nou voor een naam! Dat klinkt als een schapenfokker.' Zijn gezicht vertrok alsof hij een halfvergeten pijn voelde die door de jaren afgestompt was.

'O zusje, ik was zo geweldig! Maar te jong. Ik kreeg de tijd niet om genoeg indruk te maken, voordat koningin en vaderland me opriepen. En wanneer ik terugga ben ik te oud... De een of andere rottige klootzak met hoge bloeddruk of een vader die rijk genoeg is om hem te laten afkeuren zal daar voor mijn voetlicht staan. Hartstikke oneerlijk!'

'Als je geweldig was maakt dat niets uit,' zei ze. 'Dan kom je er toch wel. Dan ziet iemand hoe goed je bent. Waarom heb je niet geprobeerd in een van de amusementseenheden te komen toen die werden opgezet?'

De afkeer stond op zijn gezicht te lezen. 'Ik ben een serieus acteur, geen ouwe music-hall komediant! De kerels die voor die eenheden moesten rekruteren waren zelf allemaal van die kluchtentypes; ze wilden alleen maar goochelaars of tapdansers hebben. Jonge mannen hoefden niet te reflecteren.'

'Trek het je niet aan, Luce, je komt er toch wel. Dat weet ik. Als iemand iets zo graag wil als jij een beroemd acteur wilt worden, dan móet het gewoon gebeuren.'

Zuster Langtry werd zich bewust dat er iemand ver weg lag te kreunen; met tegenzin maakte ze zich los uit de verraderlijke betovering die Luce geweven had en hield bijna van hem.

Nugget maakte een ontzettend lawaai ergens bij haar kantoor en zou Matt wakker maken.

'Zusje, ik voel me zo rot!' klonk zijn weeklacht.

Ze kwam overeind, keek met onverbloemde spijt neer op Luce. 'Het spijt me ontzettend, Luce, echt waar maar als ik nu niet ga krijgen jullie vannacht de rekening gepresenteerd.'

Ze was al halverwege de gang toen Luce zei: 'Hindert niets hoor. Tenslotte voel ik me niet rot!'

Zijn gezicht stond weer vertrokken, verbitterd en gefrustreerd omdat dat ene heerlijke moment van goedkeuring en schitterlicht hem afgepikt werd door een kind dat zeurderig om mammie riep. En mammie was net als alle mammies ogenblikkelijk daar hulp gaan verlenen waar die echt nodig was. Luce keek naar, zijn thee die zo was afgekoeld dat er een dikke, vieze laag gestremde melk op dreef. Vol walging pakte hij de kroes op en zette hem heel langzaam en weloverwogen omgekeerd op de tafel.

De thee stroomde alle kanten uit. Neil sprong weg van de hoofdrivier, depte zijn broek. Michael trok even snel de andere kant uit. Luce bleef op zijn plaats zitten, onverschillig voor wat er met zijn kleren gebeurde, keek toe hoe de slijmerige vloeistof over de tafelrand liep en rustig op de grond druppelde.

'Schoonmaken, stomme klootzak!' zei Neil met opeengeklemde tanden.

Luce keek op en lachte. 'Probeer me maar te dwingen!' zei hij, de woorden afbijtend zodat ze een onverdraaglijk beledigende scherpte kregen.

Neil beefde. Stijf kwam hij overeind met vertrokken mond en zag bleek. 'Als ik niet in rang boven u stond, sergeant, zou ik u met het allergrootste plezier dwingen - en u er met uw neus in duwen.' Hij keerde zich abrupt om en vond de opening tussen de kamerschermen alsof dat meer aan geluk dan aan berekening te danken was, niet hulpeloos maar als verblind.

'Ik heb gezegd!' riep Luce hem achterna, schel en spottend. 'Goed zo, kapitein, ren maar weg en verstop je achter je sterren! Je hebt het lef niet!'

De spieren in zijn handen ontspanden zich, werden slap. Langzaam keerde hij zich om en zag dat Michael bezig was met een lap de rotzooi op te dweilen. Luce staarde ernaar, volledig verbijsterd.

'Stomme kaffer!' zei hij.

Michael gaf geen antwoord. Hij pakte de drijfnatte dweil en de lege kroes op, legde ze naast de andere dingen op het geïmproviseerde dienblad, pakte het ongedwongen op en bracht het naar het dagverblijf. Luce bleef in zijn eentje aan de tafel zitten terwijl licht en vuur in hem wegstierven en dwong zichzelf verwoed en met succes niet te huilen.