3
'Moge de Heer ons ware dankbaarheid schenken voor het voedsel dat we ontvangen,' zei Benedict tijdens een korte stilte en hief zijn hoofd op.
Luce was de enige die de oproep tot gebed genegeerd had en de hele tijd doorgegeten had alsof hij doof was.
De anderen wachtten tot Benedict klaar was voordat ze mes en vork opnamen om de twijfelachtige kwak op hun bord te ontleden. Ze voelden zich niet verlegen onder Benedicts gebed noch uit hun evenwicht gebracht door Luces oneerbiedige houding. Het hele ritueel had al lang de nieuwe glans verloren die het eens misschien had, dacht Michael die ontdekte dat zijn verhemelte geprikkeld werd door het werk van een onbekende kok, ook al bleef het legerkost. En bovendien hadden ze hier nog luxe hapjes ook. Een toetje!
Conclusies trekken over ongeacht welke nieuwe groep mannen was voor hem routine geworden, onderdeel van het in leven blijven — en ook een spel. Hij ging met zichzelf weddenschappen om een denkbeeldige inzet aan over de juistheid van zijn conclusies; dat deed hij liever dan toegeven dat hij de laatste zes jaar meestal om zijn leven had moeten wedden.
De patiënten van afdeling X waren een raar bijeengeraapt stelletje, dat wel, maar niet raarder dan sommige anderen die hij gekend had. Gewoon mannen die probeerden met andere mannen op te schieten en daarin even goed of even slecht slaagden als anderen. Als ze net zo waren als hij waren ze het meer dan moe: de oorlog en mannen, mannen en nog eens mannen.
'Waarom zit jij in 's hemelsnaam hier in X, Mike?' vroeg Benedict opeens met glanzende ogen.
Michael legde zijn lepel neer want hij was toch al klaar met zijn dessert en haalde zijn blikje tabak tevoorschijn. 'Ik heb bijna een kerel vermoord,' zei hij terwijl hij een vloeitje rijstpapier uit het pakje haalde. 'Ik zou hem trouwens echt vermoord hebben als er niet genoeg andere kerels in de buurt waren geweest om me tegen te houden.'
'Dus geen vijand, neem ik aan?' vroeg Neil.
'Nee. De sergeant-majoor van mijn eigen compagnie.'
'Meer niet?' vroeg Nugget die de raarste grimassen trok terwijl hij een mondvol voedsel naar binnen werkte.
Michael keek hem bezorgd aan. 'Zeg, voel jij je wel goed?'
'Het is mijn hernia diafragmatica maar,' zei Nugget op een toon vol noodlotsaanvaarding. 'Iedere keer dat ik wat doorslik voel ik een steek.'
Dit werd met grote plechtstatigheid aangekondigd, met hetzelfde soort eerbied waarmee Benedict het gebed had uitgesproken; Michael zag dat de anderen, zelfs Luce, grijnsden. Ze mochten die knaap met zijn frettengezicht dus.
Toen hij zijn sigaret gerold en aangestoken had, leunde Michael achterover met zijn armen achter zijn hoofd want de bank had geen rugleuning, en probeerde er achter te komen wat voor soort mensen het waren. Het was zalig op een nieuwe plek te zijn, omringd door nieuwe gezichten; na zes jaar bij hetzelfde bataljon kon je aan de geur weten wie van je medesoldaten een wind had gelaten.
De blinde was waarschijnlijk ver in de dertig, zei niet veel en vroeg niet veel. Het tegenovergestelde van Nugget die, besloot hij, hun mascotte was. Iedere compagnie had zijn gelukstalisman en waarom zou afdeling X daarvan afwijken?
Met Luce zou hij geen vrienden worden, maar ja, Luce vond waarschijnlijk niemand aardig. Net als bij Nugget wees niets er op dat hij ooit aan het front was geweest. Michael zou niemand een gevechtsactie toewensen maar mannen die er in gezeten hadden waren anders, en niet in termen van moed, beleid en trouw. Dat waren geen eigenschappen die je door te vechten kreeg, evenmin als gevechtsacties ze konden vernietigen als je ze wél had. De verschrikking ervan ging veel dieper, was veel complexer. De dood onder ogen zien, opeens zien hoe belangrijk het is te leven. Het confronteerde je met het toevallige karakter van je eigen dood. Deed een man beseffen hoe egoïstisch hij was wanneer hij zijn gesternte dankte omdat de kogels alle mogelijke namen droegen behalve de zijne. En het bijgeloof. En de foltering en zelfmarteling na ieder gevecht, omdat de mens een beest werd, een statistisch gegeven voor diegenen die zijn militaire lot in handen hadden...
Neil was aan het spreken; Michael dwong zichzelf te luisteren want Neil was iemand die respect afdwong. Hij had ook een lange oorlog achter de rug. Geen lintjes op zijn borst maar de houding van een echte soldaat.
'... voor zover ik kan zien hebben we nog ongeveer acht weken voor de boeg,' zei Neil. Michael had met een half oor zitten luisteren en begreep dat Neil het over het bestaan van afdeling X had.
Geboeid liet hij zijn blik van het ene gezicht naar het andere glijden, en het drong tot hem door dat het bericht dat ze binnenkort naar huis zouden gaan verslagenheid teweegbracht. Blinde Matt rilde zelfs van angst! Inderdaad een vreemd stelletje, dacht hij en herinnerde zich toen dat zuster Langtry al gezegd had dat ze bang waren om naar huis te gaan.
Zuster Langtry... Het was een hele tijd geleden dat hij iets met vrouwen te maken had gehad en dus wist hij niet precies wat hij van haar moest denken. De oorlog had alles ondersteboven gegooid; hij had er moeite mee zich vrouwen in een gezagspositie voor te stellen, vrouwen met een soort zelfvertrouwen dat ze in zijn herinnering vóór de oorlog niet gehad hadden. Ondanks al haar vriendelijkheid en belangstelling was ze eraan gewend de baas te zijn en voelde zich niet onbehaaglijk in het uitoefenen van haar gezag over mannen. Maar, dat moest hij toegeven, ze scheen ook niet te genieten van haar macht. Geen dragonder die Langtry, zelfs geen jonge. Maar hij vond het pijnlijk te maken te hebben met een vrouw die rustig aannam dat ze dezelfde taal spraken, dezelfde gedachten hadden; hij kon niet eens bij wijze van geruststelling bij zichzelf zeggen dat hij meer van de oorlog gezien had dan zij, want hoogstwaarschijnlijk had ze een groot deel van de oorlog zelf in de frontlinies doorgebracht: ze droeg de zilveren sterren van kapitein in het verpleegcorps en dat was een behoorlijk hoge rang.
De mannen in afdeling X aanbaden haar; toen ze hem voor het eerst mee had genomen naar de veranda had hij onmiddellijk de wrok in hen aangevoeld, het waakzame, stekelige taxeren van een potentiële aandeelhouder door eigenaars die in de zaak geïnvesteerd hebben. Die wrok, concludeerde hij, was ook de reden waarom ze die grillige krankzinnigheid tentoonspreidden. Nou, ze hoefden zich geen zorgen te maken. Als Neil het bij het rechte eind had zou geen van hen hier waarschijnlijk nog lang genoeg zijn om de hiërarchische orde in het kippenhok voor hem om te moeten gooien. Het enige wat hij wilde was verlost te worden van de oorlog, het leger, tot aan de laatste herinnering van de zes jaar die nu ten einde liepen toe.
En hoewel hij zijn overplaatsing naar Basis nummer Vijftien met instemming had begroet, vond hij het geen plezierige gedachte de komende maanden werkeloos rond te hangen. Dat liet je teveel tijd om na te denken, te veel tijd voor herinneringen. Hij was gezond, had al zijn geestelijke vermogens bij elkaar; dat wist hij en de kerels die verantwoordelijk waren voor zijn overplaatsing wisten het ook. Maar die arme klootzakken van afdeling X leden, dat stond op hun gezicht te lezen en het was te horen in hun stem. Mettertijd zou hij er achter kunnen komen waarom, en hóe. Maar in de tussentijd was het voldoende te begrijpen dat ze allemaal de kolder hadden, of gehad hadden. Zichzelf ten nutte maken was wel het minste wat hij kon doen.
En dus stond Michael op toen de laatste klaar was met zijn dessert, stapelde de vuile emaille borden op en ging poolshoogte nemen in de bijkeuken.