1
Zuster Langtry liep de volgende dag tegen vier uur 's middags de zitkamer van de verpleegsters binnen. Ze voelde zich een stuk beter en had reuze zin in een kopje thee. Er zaten vijf andere verpleegsters in twee groepjes in de kamer en zuster Dawkin zat in haar eentje in een fauteuil met haar voeten op een andere. Haar hoofd knikte steeds verder door naar haar brede boezem totdat een grotere schok haar wakker schudde. Haar ogen vielen alweer bijna dicht toen ze zag wie er in de deuropening stond en ze zwaaide uitnodigend met haar hand.
Zuster Langtry liep de kamer door en voelde zich opeens zo duizelig dat ze in paniek raakte. Ze sliep en at niet behoorlijk en als ze niet oppaste zou ze ziek worden. Ze had genoeg van haar contact met de patiënten van X en hun problemen opgestoken om te begrijpen dat die symptomen een vlucht waren, een middel tot een doel, namelijk zo ziek worden dat ze haar van afdeling X weg zouden halen, zonder dat ze de vernedering hoefde te ondergaan de directrice om overplaatsing te vragen. Haar trots gebood haar dan ook te slapen en te eten. Vanavond zou ze een nembutal innemen, wat ze sinds het incident in de bijkeuken niet gedaan had.
'Ga zitten, liefje, je ziet er volkomen kapot uit,' zei zuster Dawkin en trok zonder op te staan een stoel bij.
'Jij moet zelf ook op zijn om hier te zitten dutten,' zei zuster Langtry terwijl ze plaats nam.
'ik heb de hele nacht op de afdeling moeten blijven, dat is alles,' zei zuster Dawkin en legde haar voeten in een andere positie. 'De anderen moeten wel denken dat we een soort Abbott en Costello zijn, ik het wrak van Hesperus en jij een poster voor het aanwerven van verpleegsters voor het leger. Dat stomme mens, zelfs te durven suggereren dat er iets anders achter zat! Alsof jij je ooit met iets vulgairs of achterbaks zou inlaten!'
Zuster Langtry kromp ineen, waarom had de directrice haar mond niet gehouden? Dat stomme mens had natuurlijk met haar beste vriendin gekletst en die had weer met haar beste vriendin gekletst enzovoorts. Het hele verplegende personeel (en dus ook de officieren van gezondheid) wisten dus dat zuster Langtry - uitgerekend zij! - een hele nacht een soldaat op haar kamer had gehad. En natuurlijk gonsde het van de geruchten over de harakiri-zelfmoord. Je kon niet verwachten dat er over zo'n drama niet gepraat zo ja worden. Gelukkig had ze zo'n goede reputatie dat er maar weinig waren die echt geloofden dat er meer achter had gezeten dan de dringende en begrijpelijke wens hem uit de gevarenzone weg te halen. Ze moesten eens weten, dacht zuster Langtry die de ogen van iedereen aan de twee tafels op zich gericht voelde, ze moesten eens weten waar mijn echte moeilijkheden liggen! Inversie, moord, afwijzing. Hoewel de moord godzijdank afgevallen was. Daar hoef ik me tenminste geen zorgen meer over te maken.
De vriendelijke, lichte ogen die zo open waren dat ze hun alledaagsheid verloren keken haar pienter aan; zuster Langtry zuchtte, ging verzitten maar zei niets.
Zuster Dawkin probeerde een andere openingszet. 'Nou liefje, de volgende week is het wegwezen geblazen, naar ons goeie ouwe Australië en het burgerleven,' zei ze.
Zuster Langtry's kopje stootte nog net niet tegen het schoteltje aan maar de thee vloog over de hele tafel. 'Wel verdraaid! Kijk nu eens wat ik gedaan heb!' riep ze uit en haalde een zakdoek uit haar mand.
'Vind je het naar, Honour?' vroeg zuster Dawkin.
'Nee, maar het is zo onverwacht,' zei zuster Langtry die met haar zakdoek de thee opdepte en hem boven haar kopje uitwrong. 'Wanneer heb je het gehoord, Sally?'
'De dirk heeft het me zelf een paar minuten geleden verteld. Kwam als een slagschip in volle zee afdeling D binnengezeild en liet het nieuws met een pruimenmondje vallen alsof ze de hele week aluin gegeten had. Ze is er natuurlijk helemaal kapot van. Nu moet ze weer naar dat miezerige rusthuis waar ze voor de oorlog de leiding had. Geen van de grote ziekenhuizen of zelfs van de provinciale ziekenhuizen zou haar met een tang aanraken. Ik snap niet dat ze het in het leger zo ver geschopt heeft.'
'Dat snap ik ook niet,' zei zuster Langtry en spreidde haar zakdoek op een hoek van de tafel uit om hem te drogen. Ze pakte een schoon kopje en nam nieuwe thee. 'En je hebt gelijk, geen enkel behoorlijk ziekenhuis zal haar met een tang aanraken. Ze doet me op de een of andere manier altijd denken aan de ploegbaas van de nachtploeg in een grote levensmiddelenfabriek. Maar als het leger haar wil houden kan ze blijven. Dan zou ze beter af zijn. Een hoger pensioen als ze vijfenzestig is en daar kan ze niet meer zo ver vanaf zitten.'
'Ha! Als het leger haar aanhoudt boft ze meer dan ze verdient.' Zuster Dawkin pakte de theepot en vulde haar eigen kopje bij. 'Nou, ik weet dat ik het jammer zal vinden naar huis te gaan,' zei ze bruusk. 'Ik heb een hekel aan dit oord, ik heb iedere plek waar het leger me naar toegestuurd heeft gehaat maar het werk heb ik heerlijk gevonden en god nog aan toe, wat heb ik genoten van de vrijheid!'
'Ja, vrijheid is het juiste woord, nietwaar? Dat heb ik ook heerlijk gevonden... Weet je nog, toen in Nieuw-Guinea, toen er niemand anders was om te opereren, alleen jij en ik? Dat vergeet ik van mijn leven niet meer.'
'En we deden het nog goed ook, hè?' Zuster Dawkin glimlachte, zwol zichtbaar op van trots. 'We hebben die jongens opgelapt alsof we onze chirurgische opleiding achter de rug hadden en toen heeft de baas ons voorgedragen voor een onderscheiding. Ah! Ik zal geen enkel lintje ooit met meer trots dragen dam mijn MBE.' (Member of the British Empire)
'Ik vind het jammer dat het einde daar is,' zei zuster Langtry. 'Ik weet zeker dat ik het burgerleven afschuwelijk zal vinden. Weer ondersteken rondbrengen en weer vrouwelijke patiënten. Wijf, wijf, kreun, kreun... Natuurlijk heb ik weer de pech dat ik op de gynaecologische afdeling beland bij de verlossingen. Mannen zijn zo gemakkelijk!'
'Ja hè? Probeer vrouwelijke patiënten maar eens zo ver te krijgen je een handje te helpen wanneer er wanhopig weinig personeel is! Ze zouden nog liever sterven. Wanneer vrouwen in een ziekenhuis komen verwachten ze bediend te worden. Maar mannen doen hun heiligenkransje om en doen hun best ons ervan te overtuigen dat hun eigen vrouw hen nooit zo goed behandeld heeft als de verpleegster.'
'Wat ga jij in het burgerleven doen, Sally?'
'O, ik denk dat ik eerst wat vakantie neem,' zei zuster Dawkin zonder het minste enthousiasme. 'Een paar vriendinnen opzoeken, dat soort dingen. En dan naar North Shore. Ik heb mijn algemene opleiding in Royal Newcastle gevolgd, en mijn aantekeningen in Crown Street gehaald maar het grootste deel van mijn verpleegsterscarrière ben ik in North Shore geweest, dus dat is nu voor mij min of meer een thuis. Ook al is er niemand anders die blij zal zijn me te zien, de directrice wel. Trouwens, ik sta op de lijst voor onder-directrice en dat is zo ongeveer het enige waar ik naar uitkijk.'
'Mijn directrice zal ook blij zijn me weer te zien,' zei zuster Langtry peinzend.
'Het P.A., hè?' vroeg zuster Dawkin, gebruikmakend van de algemene verpleegstersbenaming van het Royal Prince Albert ziekenhuis.
'Inderdaad.'
'Ik heb zo'n groot ziekenhuis zelf nooit fijn gevonden.'
'Maar in feite weet ik nog niet zeker of ik wel terug wil naar P.A.,' merkte zuster Langtry op. 'Ik zit zo'n beetje te spelen met de gedachte naar Callan Park te gaan.'
Aangezien Callan Park een ziekenhuis voor geesteszieken was schoot zuster Dawkin overeind en staarde zuster Langtry verbijsterd aan. 'Meen je dat nou, Honour?'
'Echt waar.'
'Maar in de psychiatrische verpleging heb je niet de minste status. Ik geloof dat je er niet eens een extra aantekening mee kunt krijgen. Ik bedoel maar, je weet toch wel dat verpleegsters van geesteszieken als uitschot worden beschouwd.'
'Ik heb mijn algemene opleiding en mijn aantekeningen, dus ik kan altijd weer de gewone verpleging opnemen. Maar na X zou ik best een ziekenhuis voor geesteszieken willen proberen.'
'Maar Honour, dat is toch heel iets anders dan X! Tropenkolder is iets tijdelijks, de meeste mannen komen er overheen. Maar wanneer een patiënt de hekken van zo'n ziekenhuis binnenwandelt heeft hij levenslang voor de boeg.'
'Dat weet ik allemaal wel. Maar dat verandert misschien. Dat hoop ik in ieder geval. In de psychiatrie gaat er heel wat veranderen als de oorlog op dit punt de boel net zo verder helpt als bijvoorbeeld de plastische chirurgie. En ik zou graag op de eerste rij zitten bij die veranderingen.'
Zuster Dawkin gaf kleine klopjes op zuster Langtry's hand. 'Nou liefje, je weet zelf het beste wat je wilt en preken heeft me nooit erg gelegen. Vergeet alleen niet wat ze altijd zeggen over verpleegsters van geesteszieken - dat ze tenslotte nog gekker worden dan hun patiënten.'
Zuster Pedder kwam binnen, rondkijkend welke groep er gastvrij uitzag. Toen ze zuster Dawkin en zuster Langtry zag glimlachte ze breed tegen zuster Dawkin en knikte koeltjes in de richting van zuster Langtry.
'Heb je het laatste nieuws al gehoord, Sue?' riep zuster Dawkin, geïrriteerd omdat ze grof onbeleefd was.
De hoffelijkheid gebood zuster Pedder op hun tafel toe te lopen met opgetrokken neus alsof er iets ontzettend stonk.
'Nee, wat voor laatste nieuws?' vroeg ze.
'We behoren bijna tot het verleden, liefje.'
Het gezicht van het meisje kwam tot leven. 'Bedoelt u dat we naar huis gaan?' piepte ze.
'De spijker op zijn kop,' zei zuster Dawkin.
De tranen sprongen zuster Pedder in de ogen en haar mond aarzelde tussen het beven alsof ze ging huilen en de zachtere ronding van een glimlach. 'O god zij dank!'
'Nou, nou! Eindelijk een echte reactie! Je kunt zo zien wie er van ons bij de oorlogsveteranen hoort, nietwaar?' vroeg zuster Dawkin, een vraag die tot niemand in het bijzonder gericht was.
De tranen begonnen te stromen. Zuster Pedder zag de kans schoon het Langtry eens goed te laten voelen. 'Hoe kan ik ooit zijn arme moeder onder ogen komen?' bracht ze er met moeite uit, tussen twee snikken door, zo duidelijk dat iedereen in de kamer zich omdraaide.
'O, val dood!' zei zuster Dawkin vol afkeer. 'En wordt volwassen, verdraaid nog aan toe. Als er iets is wat ik niet uit kan staan dan zijn het krokodillentranen! Wat geeft je het recht mensen die in rang boven je staan te veroordelen?'
Zuster Langtry sprong overeind. 'Alsjeblieft, Sally!' riep ze uit. 'Het hindert niet, echt, het geeft niets!'
De twee andere groepjes lieten nu duidelijk blijken dat ze het erg interessant vonden. De verpleegsters die met hun rug naar de Langtry-tafel hadden gezeten draaiden hun stoelen om om alles goed te kunnen zien. Het was geen boosaardige belangstelling. Ze wilden gewoon zien hoe Sally Dawkin dat hooghartige nest van een Pedder op haar plaats zou zetten.
'De hele nacht op uw kamer met sergeant Wilson, voor een sh- sh-sh- shock-behandeling!' zei zuster Pedder en haalde haar zakdoek tevoorschijn om nu echt te gaan huilen. 'Wat een bof dat er tegenwoordig niemand anders in uw blok woont. Maar ik weet toch wel wat er aan de hand was tussen u en sergeant Wilson, want dat heeft Luce me verteld!'
'Hou je mond, stom mens!' schreeuwde zuster Dawkin, die nu zo boos was dat ze de discretie vergat.
'Het doet er niet toe, Sally!' smeekte zuster Langtry die wanhopig probeerde weg te komen.
'Nee, verdomme, het geeft wél!' brulde zuster Dawkin met dezelfde stem die leerlingverpleegsters altijd de schrik op het lijf joeg. 'Zulk geklets wil ik niet hebben! Durf het niet nog eens dergelijke insinuaties te maken, jongedame! Je zou je moeten schamen! Het was toch niet zuster Langtry die tot over haar oren verliefd werd op een gewone soldaat, maar jij!'
'Hoe durft u!' hijgde zuster Pedder.
'Ik durf het verdomde goed,' zei zuster Dawkin die, ondanks het feit dat ze zat en de misvormde kousevoeten, toch nog de ontzagwekkende macht van een oudere verpleegster bleek te bezitten. 'Vergeet niet, meisje dat het over een paar weken allemaal heel anders zal zijn. Dan ben je weer een zandkorreltje op het enorme strand van het burgerleven. En ik waarschuw je meteen, probeer maar niet ergens een baan te krijgen waar ik zit! Ik zou je nog niet bij mijn personeel willen hebben als schoonmaakster! De ellende met jullie jonge meisjes is dat jullie een mooi officiersuniform aantrekken en dan denken dat je ik weet niet wie bent.'
Haar tirade brak plotseling af want zuster Langtry liet zo'n schrikwekkende wanhopige kreet horen dat zuster Dawkin en zuster Pedder hun ruzie vergaten. Ze viel op een sofa en begon te snikken; geen zachte, fladderende snikken zoals zuster Pedder, maar zware, zwoegende snikken zonder tranen die er voor de bezorgde zuster Dawkin bijna als krampen uitzagen.
O, wat een opluchting! Dankzij de woede en de misplaatste genegenheid van zuster Dawkin en de haat van zuster Pedder kon Honour Langtry eindelijk verlost worden van het verschrikkelijke brok leed dat reeds dagenlang in haar gegroeid had en aan haar had geknaagd.
'Zie je nu wat je gedaan hebt!' grauwde zuster Dawkin die overeind strompelde en naast zuster Langtry ging zitten. 'Ga weg!' zei ze tegen zuster Pedder. 'Weg, smeer 'm!'
Zuster Pedder sloeg verschrikt op de vlucht terwijl de andere verpleegsters dichterbij kwamen want ze mochten zuster Langtry graag.
Zuster Dawkin keek de anderen aan, schudde haar hoofd en begon de schokkende, bevende rug met eindeloze tederheid te strelen. 'Stil nu maar, het is al voorbij,' zei ze. 'Huil maar eens goed uit, je hebt het veel te lang opgehouden. Arm kind! Arm kind, wat een ellende en een pijn... Ik ken dat, ik ken dat, ik ken dat...'
Zuster Langtry, zich nauwelijks bewust van zuster Dawkin die zo lief tegen haar praatte en van de andere verpleegsters die om haar heen stonden en zich ook zorgen om haar maakten, huilde en huilde en huilde.