9

Helemaal uit vrije keuze deed zuster Langtry haar werk volgens twee dienstroosters. Toen afdeling X ongeveer een jaar geleden, kort na Basis nummer Vijftien, werd opgericht, stonden er op het rooster van de directrice twee verpleegsters die voor de patiënten zouden zorgen. Die tweede verpleegster, een zwakke, onsympathieke vrouw had een karakter dat het soort patiënten op afdeling X niet aankon. Ze hield het een maand uit en werd vervangen door een forse, ongelooflijk flinke verpleegster met een mentaliteit die nog in de schoolmeisjesfase van jolige hockeywedstrijden verkeerde. Ze hield het een week uit en eiste toen overplaatsing, niet omdat haar persoonlijk iets overkomen was maar omdat ze zuster Langtry een angstaanjagende episode van geweld onder de patiënten had zien aanpakken. De derde zuster was opvliegend en onverzoenlijk. Ze hield het anderhalve week uit en werd op dringend verzoek van zuster Langtry overgeplaatst. De directrice, een en al verontschuldiging, beloofde zo gauw ze de juiste persoon vond een nieuwe te sturen. Maar ze had niemand gestuurd en zuster Langtry kon er niet achter komen of dat was omdat ze niemand gevonden had of omdat ze het gewoon vergeten was.

Het kwam zuster Langtry uitstekend van pas op haar eentje afdeling X te verzorgen ondanks de tol die ze moest betalen in kracht en slaap en dus had ze geen campagne gevoerd voor een tweede verpleegster. Wat had je trouwens aan vrije dagen in een oord als Basis nummer Vijftien? Je kon absoluut nergens naar toe. Aangezien ze geen type was voor party's of zonnebaden, waren de enige verzetjes die Basis nummer Vijftien te bieden had voor zuster Langtry minder aanlokkelijk dan het gezelschap van haar patiënten. En dus werkte ze alleen, er na die drie monsterzendingen van overtuigd dat het voor het welzijn van haar mannen beter was met éen vrouw, éen serie bevelen en éen routine te maken te hebben dan met twee. 't Was duidelijk wat haar plicht was: ze maakte geen deel uit van het oorlogsbedrijf om haar eigen belangen te dienen of zichzelf in de watten te leggen; in dienst van haar land terwijl haar land in gevaar was, moest ze het beste wat ze in zich had geven, haar werk zo goed doen als ze kon.

Ze besefte niet dat ze door haar beslissing afdeling X op haar eentje te runnen haar macht versterkte; de gedachte dat ze haar patiënten misschien onrecht aandeed kwam niet eens in haar hoofd op. Net zoals haar eigen zeer comfortabele opvoeding het haar onmogelijk maakte zowel met haar hart als met haar verstand te begrijpen wat armoede een man als Luce Daggett kon aandoen, zo kon ze door gebrek aan ervaring ook niet alle vertakkingen van afdeling X zien, haar plaats was daarin en haar werkelijke relatie met haar patiënten. In het bewustzijn dat ze een getrainde verpleegster zo de kans gaf zich ergens anders nuttig te maken, ging zuster Langtry gewoon verder. Toen ze opdracht kreeg een maand vakantie te nemen droeg ze de afdeling zonder al te veel hartzeer over aan haar plaatsvervangster; en toen ze terugkwam en voor het merendeel nieuwe gezichten aantrof pakte ze gewoon haar werk weer op waar ze was opgehouden.



Een normale werkdag begon voor haar bij zonsopgang of even daarvoor; op deze breedtegraad varieerde de lengte van de dagen weinig tussen winter en zomer en dat was prettig. Tegen dat de zon was opgekomen was ze al op de afdeling, nog voor de corveeër die voor het ontbijt zorgde. Dat wil zeggen als er überhaupt al een corveeër op kwam dagen. Wanneer nog geen van de patiënten was opgestaan zette ze een pot thee voor ze, maakte een bord boterhammen klaar en ging ze wekken. Ze dronk zelf ook thee, ging de sluiskamer en de bijkeuken in orde maken terwijl de mannen naar het badhuis trokken om een douche te nemen en zich te scheren. Als er nog steeds niemand van de keuken gekomen was maakte ze zelf het ontbijt klaar. Tegen achten ontbeet ze samen met haar patiënten en stuurde ze dan vastberaden de dag in: ze maakte samen met haar de bedden op, ze controleerde de groteren zoals Neil of Luce die tot taak hadden die gecompliceerde Jacques Fath-draperieën in de klamboes te produceren. De directrice had zelf deze stijl van arrangeren van de klamboes uitgevonden en het was bekend dat ze bijna niets anders opmerkte als ze bij haar inspectie van een afdeling zag dat de klamboes juist geplooid waren.

In een afdeling vol wandelende patiënten was het huishouden geen probleem, vereiste zelfs geen hulp van schoonmaakpersoneel. Ze slaagden onder zuster Langtry's geoefende en meticuleuze blik er zelf in de boel schoon te houden. Die schoonmakers konden daar naar toe gaan waar ze het hardste nodig waren, het waren toch maar lastige kerels.

De kleine irritante nadelen verbonden aan de in elkaar geflanste bouw van afdeling X waren reeds lang gladgestreken. Neil, die officier was, had de oude behandelkamer, een hok van zo'n kleine twee bij tweeëneenhalve meter, toegewezen gekregen als zijn privékwartier, naast zuster Langtry's kantoortje. In X had niemand medische verzorging nodig en er was geen psychiater voor een meer metafysische behandeling. De behandelkamer had dus altijd gediend om de enkele patiënten met officiersrang te huisvesten. Als zuster Langtry minder ernstige maar eeuwig terugkerende kwalen moest verzorgen zoals ringworm, steenpuisten, zweren of dermatitis, gebruikte ze haar kantoor. Malaria-aanvallen en een hele serie tropische buiktyfusverschijnselen werden behandeld terwijl de patiënt in bed bleef, hoewel die soms wanneer de ziekte ernstig genoeg was overgeplaatst werd naar een afdeling die beter was uitgerust voor lichamelijke ziekten.

Er was voor geen toilet, noch voor de patiënten noch voor het personeel. Met het oog op de hygiëne maakten de wandelende patiënten van Basis nummer Vijftien en het voltallige personeel gebruik van diep uitgegraven latrines die op regelmatige afstand van elkaar over het hele terrein waren aangelegd; de latrines werden eenmaal per dag gedesinfecteerd en regelmatig met behulp van benzine of kerosine in brand gestoken om de snelle vermenigvuldiging van bacteriën tegen te gaan. De wandelende patiënten wasten zich in cementen hokken die badhuizen genoemd werden; het badhuis van afdeling X lag op ongeveer zestig meter achter de afdeling en werd vroeger eveneens door zes andere afdelingen gebruikt. Maar die andere afdelingen waren al een half jaar gesloten, zodat badhuis en latrine het exclusieve eigendom waren van de patiënten van X. De waterkamer in afdeling X waar urinalen, ondersteken en kommen met bijbehorende deksels opgeborgen werden evenals een schamele voorraad linnengoed en een naar desinfecterend middel stinkende emmer voor ontlasting, werd zelden of nooit gebruikt. Het water voor de afdeling werd opgeslagen in een tank van gegolfd ijzer bovenop een stellage, zodat hij op het zelfde niveau stond als het dak en het water dankzij de zwaartekracht naar de bijkeuken, de waterkamer en de behandelkamer stroomde.

Wanneer de afdeling aan kant was trok zuster Langtry zich terug in haar kantoortje om haar paperassen bij te werken, vanaf formulieren, rekwisities en waslijsten tot aan dagelijkse notities in de case histories. Als het de morgen was waarop X aan de beurt was voor een bezoek aan het magazijn, een ijzeren bouwsel achter slot en grendel waarover de kwartiermeester het bewind voerde, wandelde zij er met éen van de mannen naar toe om te grijpen wat ze maar grijpen konden. Gebleken was dat Nuggett de beste escorte was; hij zag er altijd zo onbenullig en verschrompeld uit maar bij hun terugkomst in X haalde hij vrolijk van overal op zijn scharminkelachtige persoon van alles tevoorschijn, vanaf tabletten chocola tot aan blikjes pudding of cake, laxeerzout, talkpoeder, tabak, sigarettenvloeitjes en lucifers.

Bezoeken van hoge pieten — directrice, kolonel Kinneband, de stafofficier die superintendent was en anderen - vonden altijd later op de morgen plaats. Maar wanneer de ochtend rustig was, niet verstoord werd door hoge pieten, en dat was meestal het geval, ging ze met haar patiënten op de veranda zitten praten of bleef gewoon zwijgend bij hen zitten.

Wanneer de lunch arriveerde, zo rond half éen, dat hing van de keuken af, verliet ze de afdeling en ging naar de mess om haar eigen lunch te verorberen. Haar middag bracht ze rustig door, meestal op haar kamer; ze las een boek of stopte een stapel sokken van haar patiënten, verstelde hun overhemden en ondergoed en soms wanneer het koel en droog genoeg was deed ze een dutje op bed. Tegen vieren liep ze naar de zitkamer van de verpleegsters om een kop thee te drinken en een uurtje te praten met een van de andere verpleegsters; dat was haar enige werkelijk sociale contact met haar medeverpleegsters want de maaltijden in de mess waren altijd gehaast.

Om vijf uur keerde ze terug naar afdeling X om het avondeten van haar patiënten te controleren, en ging om ongeveer kwart over zes naar de verpleegstersmess voor haar eigen diner. Tegen zevenen was ze alweer onderweg naar X voor dat deel van de dag dat ze het fijnste vond. Het bezoek van Neil in haar kantoor, een sigaretje, dan gesprekken met de andere mannen als ze er behoefte aan hadden of als zij dacht dat ze het nodig hadden. Daarna maakte ze de laatste en voornaamste aantekeningen in de case histories. Even over negenen zette iemand voor het laatst thee, die ze met haar patiënten aan de reftertafel achter de kamerschermen dronk. Tegen tien uur maakten haar patiënten zich op om naar bed te gaan en om half elf verliet ze de afdeling.

Alles ging natuurlijk heel rustig nu, en voor haar was het een gemakkelijk leventje. In de bloeitijd van afdeling X had ze veel meer tijd op de afdeling doorgebracht en voor ze wegging slaapmiddelen uitgedeeld . Als ze een patiënt had met gewelddadige neigingen bleef er de hele nacht een soldaat of een plaatsvervangster op post, maar zulke zware zieken bleven nooit lang tenzij men een duidelijke verbetering constateerde. Globaal genomen was afdeling X teamwerk waaraan de patiënten een zeer waardevol aandeel bijdroegen; ze had het nog nooit meegemaakt dat de afdeling niet minstens éen patiënt telde waar ze van op aan kon om een oogje in het zeil te houden wanneer ze er niet was en had ontdekt dat zulke patiënten nuttiger waren dan extra personeel.

Dat teamwerk van de afdeling vond ze van levensbelang omdat het dagenlang nietsdoen haar de meeste zorgen baarde. Wanneer een man eenmaal de acute fase van zijn ziekte achter de rug had, had hij nog weken van werkloosheid voor de boeg voor hij ontslagen kon worden. Er was niets te doen! Mannen zoals Neil Parkinson ging het beter af omdat ze een gave hadden die geen moeilijk verkrijgbaar materiaal vereiste, maar schilders waren uitzonderingen. Helaas had zuster Langtry zelf geen aanleg voor het onderwijzen van handenarbeid, zelfs al had ze materiaal kunnen krijgen. Soms had een man de wens uitgesproken houtsnijwerk te doen, te breien of te naaien en dat moedigde ze zoveel mogelijk aan. Maar hoe je het ook bekeek, afdeling X was en bleef saai. Hoe meer mannen er dus overgehaald konden worden deel te nemen aan de dagelijkse routine van de afdeling, hoe beter.



De avond van Michaels aankomst op afdeling X kwam zuster Langtry zoals iedere avond om kwart over tien uit haar kantoor met een zaklantaarn in haar rechterhand. Alle lichten op de afdeling waren uit behalve éen aan het uiteinde boven de reftertafel. Dat deed ze zelf uit door het knopje op de hoek tussen de gang en de hoofdzaal in te drukken. Tegelijk knipte ze haar lantaarn aan en richtte de lichtstraal op de vloer.

Alles was stil, op het lichte geruis na van ademende mensen in het halfduister. Eigenaardig genoeg was er bij deze groep mannen niet éen die snurkte; soms vroeg ze zich af of dat soms éen van de voornaamste redenen was waarom ze elkaar konden verdragen ondanks hun rauwheid en hun eigenaardigheden. Als ze sliepen maakten ze tenminste geen inbreuk op eikaars privacy, konden ze zich los maken van de anderen. Zou Michael snurken? Ze hoopte voor hem van niet. Anders zouden ze tenslotte de pest aan hem krijgen.

De afdeling was nooit helemaal pikkedonker sinds de verduistering niet meer verplicht was. Het licht in de gang achter haar bleef de hele nacht aan, net als het licht bovenaan de trap die naar het badhuis en de latrine leidde; de zwakke stralen vielen door de openingen in de muur naast Michaels bed naar binnen want de deur naar de trap lag precies aan het uiteinde van zijn bed.

Alle klamboes waren omlaag getrokken, in losse plooien om elk bed gedrapeerd als ambitieuze katafalken. Er ging inderdaad iets grafachtigs van uit, een rij onbekende krijgers die die langste en meest volmaakte slaap sliepen, gewikkeld in donkere wolken als de rook van brandstapels.

Na zoveel jaren verpleging veranderde zuster Langtry automatisch haar greep op de zaklantaarn; haar hand gleed er voor om het heldere licht af te zwakken, terug te brengen tot een roodachtige gloed met kleine witte straaltjes tussen de donkere staafjes van haar vingers.

Eerst liep ze naar Nuggets bed en liet het gedimde licht door de klamboe schijnen. Wat een baby! Natuurlijk al diep in slaap hoewel hij haar de volgende ochtend zou vertellen dat hij geen oog had dichtgedaan. Zijn pyjama was ondanks de hitte keurig tot bovenaan dichtgeknoopt en het laken netjes tot onder zijn armen opgetrokken. Als hij niet verkouden was had hij diarree, als zijn hoofd hem met rust liet begon zijn rug op te spelen en wanneer er op zijn huid geen bloederige, vochtafscheidende plekken waren uitgebroken, kwamen er steenpuisten als bijenkorven op zijn rug. Hij was niet gelukkig tenzij hij door een werkelijke of ingebeelde pijn gekweld werd. Zijn onafscheidelijke metgezel was een gehavend woordenboek voor de verpleging, vol ezelsoren dat hij voor zijn aankomst in X ergens had weggepikt en dat hij van buiten kende, en begreep ook. Vanavond had ze hem precies zo aangepakt als altijd, vriendelijk, vol medeleven, bereid een discussie aan te gaan over de symptomen die op dat moment het belangrijkste waren, bereid te purgeren, pijn te stillen, in te smeren, gehoorzaam de weg van de behandeling te volgen die hij voor zichzelf had uitgekozen. Of hij vermoed had dat de meeste pillen, zalfjes en injecties die ze hem gaf placebo's waren, had hij nooit laten merken. Wat een baby!

Vervolgens kwam Matts bed. Het zachte roze schijnsel van de zaklantaarn duwde tegen zijn gesloten oogleden aan, verlichtte de onopgesmukte waardigheid van zijn mannelijke trekken. Hij maakte haar bedroefd want er was niets wat ze voor of met hem kon doen. De luiken tussen zijn brein en zijn ogen bleven vast gesloten en stonden geen onderlinge communicatie toe. Ze had geprobeerd hem zover te krijgen kolonel Kinneband net zo lang lastig te vallen tot die zou toestemmen in een wekelijks neurologisch onderzoek maar Matt had geweigerd; als hij echt blind was, had hij gezegd, zou hij er toch dood aan gaan en als het zoals ze dachten inbeelding was, waarom zou hij dan de moeite nemen? Op zijn kastje stond een foto van een vrouw voor in de dertig, het haar keurig, op en top in Hollywoodstijl om een rol heen gerold, met een keurig wit Peter Pan-kraagje op de donkere stof van haar jurk. Drie kleine meisjes met net zo'n Peter Pankraagje waren als ornamenten om haar heen gedrapeerd en op haar schoot zat nog een vierde kind, ook een meisje, halverwege tussen baby en peuter. Eigenaardig was het dat de enige die niet kon of wilde zien ook de enige was die een foto van zijn geliefden had en als een schat bewaarde; hoewel ze tijdens haar diensttijd in X wel gemerkt had dat in X het ontbreken van geliefden of foto's van geliefden meer voorkwam dan op andere soorten afdelingen.

Een slapende Benedict leek helemaal niet op een wakkere Benedict. Wanneer hij wakker was was hij stil, rustig, beheerst, teruggetrokken. Wanneer hij sliep woelde hij en rolde heen en weer, jammerde zachtjes zonder echt tot rust te komen. Hij was het die haar de meeste zorgen baarde: wegens dat van binnen weggevreten worden dat ze niet scheen te kunnen tegenhouden of controleren. Ze kon hem maar niet bereiken, niet omdat hij vijandig deed want dat deed hij nooit maar omdat hij niet scheen te luisteren of, als hij wel scheen te luisteren, het niet scheen te begrijpen. Ze had zo'n sterk vermoeden gehad dat zijn seksuele instincten hem ontzettend kwelden dat ze hem op een dag op de proef had gesteld. Toen ze hem gevraagd had of hij ooit een meisje had gehad, reageerde hij met een kortaf nee. Waarom niet? had ze gevraagd en uitgelegd dat ze geen meisje bedoelde om mee te slapen maar gewoon iemand om vriendschap mee te sluiten, misschien zelfs iemand om mee te trouwen. Benedict had haar alleen maar aangekeken, zijn gezicht vertrokken in een uitdrukking van intense afkeer. 'Meisjes zijn smerig,' zei hij en wilde verder niets meer zeggen. Ja, ze maakte zich zorgen om hem, daarom en om nog een hele serie andere redenen.

Alvorens Michael te gaan controleren liep ze eerst naar de kamerschermen die te dicht bij het voeteneinde van Michaels bed stonden voor het geval hij er 's nachts uit moest. Ze vouwde ze op tot dikke waaiers en zette ze uit de weg, tegen de muur aan. Er had al enige tijd niemand meer in dat bed geslapen; het was geen populair bed omdat het licht door de vensters naar binnen scheen.

Maar het deed haar plezier te zien dat Michael zonder pyjamajasje aan sliep. Heel verstandig in dit klimaat! Ze maakte zich veel meer zorgen over het welzijn van figuren zoals Matt en Nugget die er op stonden die nauwe pyjama's te dragen. Wat voor argument ze ook aangedragen had, niets had Matt of Nugget kunnen overreden hun keurig dichtgeknoopte pyjamajasjes op te geven. Ze vroeg zich af of dat was omdat die twee de slaven waren van vrouwen die het fatsoen en de zedigheid van de beschaafde wereld vertegenwoordigden, van een wereld ver van afdeling X: van vrouw en moeder.

Michael lag met zijn rug naar de zaal en werd kennelijk niet gehinderd door het licht dat op zijn gezicht scheen. Gelukkig maar; dat bed vond hij dus niet naar. Zijn gelaatstrekken bleven voor haar verborgen tenzij ze naar de andere kant van het bed liep maar ze wilde liever zijn slapende gezicht niet zien en bleef dus staan. Het zachte licht liep spelend over de huid van de rug en schouder, ving een zilveren schittering op van de ketting waaraan hij zijn identiteitsplaatje droeg die ze hun vleesbonnen noemden, twee matte stukjes kartonachtig materiaal waarvan er een beneden en het andere op het kussen achter hem lag. Zo zouden ze hem kunnen identificeren als ze nog genoeg hele stukken van hem vonden om vleesbonnen aan te dragen; het onderste zouden ze er afknippen om samen met zijn bezittingen naar zijn familie te sturen, en hem zouden ze begraven met het tweede plaatje nog om zijn nek... Dat kan nu niet meer gebeuren, zei ze bij zichzelf. De oorlog is voorbij. Dat kan onmogelijk nog gebeuren.

Hij had haar aangekeken alsof het hem moeite kostte haar serieus te nemen, alsof ze op de een of andere manier van een natuurlijke in een niet bij haar passende rol was gestapt. Nog net niet zo van 'ga maar gauw spelen, meisje,' eerder in de trant van 'ga maar gauw die arme zielepoten helpen die je nodig hebben want ik heb je niet nodig, zal je nooit nodig hebben.' Alsof hij opeens tegen een stenen muur was opgelopen. Of op een vijandige macht was gestuit. De mannen voelden dat ook aan, zagen in dat Michael niet thuishoorde op afdeling X.

Ze bleef langer naast hem staan dan ze besefte terwijl de zaklantaarn onbeweeglijk op zijn achterhoofd gericht bleef en ze met haar linkerhand onbewust de klamboe gladstreek en streelde.

Een zachte beweging aan de andere kant van de zaal drong tot haar door. Ze keek op en kon Luces bed zien staan langs de verst verwijderde muur omdat ze de kamerschermen weggehaald had. Luce zat naakt, met zijn ene been opgetrokken en zijn armen eromheen geslagen, op de rand van zijn bed en keek toe hoe zij Michael observeerde. Plotseling had ze het gevoel alsof ze middenin een onwaardige, tersluiks seksuele bezigheid betrapt was en was blij dat de zaal zo donker was dat haar blos niet te zien was.

Een hele tijd staarden zij en Luce elkaar aan, als duellisten die koel de kracht van hun tegenstander taxeren. Toen kwam Luce los uit zijn houding, liet zijn been zakken zodat ook zijn armen vrijkwamen en hief spottend wuivend een hand naar haar op. Zijdelings werkte hij zich onder de klamboe door en verdween.

Met volkomen natuurlijke bewegingen stak ze zachtjes de zaal over en boog voorover om zijn klamboe stevig in te stoppen. Maar ze waakte er wel voor niet in de buurt van zijn gezicht te kijken.

Ze had niet de gewoonte Neil te controleren; tenzij hij haar riep, en dat deed hij nooit, was zijn leven zodra hij in zijn eigen heiligdom was, helemaal alleen van hem. Meer kon ze voor hem niet doen, arme Neil.

Alles was in orde; zuster Langtry ging naar haar kantoortje om haar strandschoenen om te wisselen voor laarzen en beenkappen en plakte haar hoed op haar hoofd. Ze bukte om haar mand op te pakken en liet er twee paar sokken in vallen die ze uit Michaels plunjezak gepikt had omdat ze nodig gestopt moesten worden. Bij de voordeur glipte ze geluidloos door het vliegengordijn en ging naar buiten. Ze beschermde de zaklantaarn niet meer met haar hand en ging op weg, het terrein over naar haar kamer. Half elf. Tegen elf uur zou ze een bad hebben genomen en klaar zijn voor de nacht; om half twaalf zou het genot van zes uur ononderbroken slaap beginnen.

Tijdens haar afwezigheid waren de patiënten van afdeling X niet helemaal zonder bescherming; wanneer het ingebouwde alarmsysteem, dat intrinsiek was voor iedere goede verpleegster, nu in haar zóu gaan rinkelen zou ze zelf die nacht nog een ronde doen door afdeling X en de nachtzuster een wenk geven een speciaal oogje op X te houden wanneer ze haar ronde deed van de ene afdeling naar de andere. Zelfs zonder die waarschuwing van zuster Langtry zou de nachtzuster minstens éénmaal gaan kijken, dat was routine. En in het ergste geval was er nog de telefoon. Het was nu al drie maanden geleden dat er 's nachts een crisis was geweest en dus droomde ze ontspannen.