HOOFDSTUK 14

Paula zette de recorder stop en staarde naar het bevroren beeld op het scherm.

Was dat het antwoord? Susan en Dave? Nu ze die twee op de band gezien had, begreep ze opeens waarom Susan de laatste tijd steeds zo nors keek.

Paula kon haar bijna weer horen zeggen: 'Ik snap niet hoe je het kunt opbrengen ernaar te kijken. ' Ze hadden het die keer over Alans band gehad en Susan had beweerd dat ze er zelf niet naar zou kunnen kijken, omdat het haar te veel aan Alan zou doen denken. Ze had net gedaan of Paula harteloos was als ze wel keek.

Had ze werkelijk verwacht dat Paula zou zeggen: 'Ja, je hebt gelijk, ik gooi hem wel weg?'

Opeens herinnerde Paula zich haar eerste afspraak met Richard. Op een gegeven moment was Richard weggegaan om zijn broer op te halen. Susan was aan de telefoon geweest en had gezegd: 'Je zei dat je ervoor zou zorgen. '

Diezelfde dag had Paula gedacht dat er iemand in hun huis geweest was omdat de garagedeur open stond. Maar de band was niet meegenomen. Als iemand naar binnen was gegaan, zou hij de band gevonden hebben. Hoewel... er zat geen etiket op.

In ieder geval was het niet Susan geweest. Het moest dus degene zijn met wie Susan had gebeld.

Dave. Susan wilde natuurlijk voorkomen dat Bob de band onder ogen zou krijgen. Had Dave aan Susan beloofd 'ervoor te zorgen'?

Susan kon ook gemakkelijk Paula's rugzak nagezocht hebben. De dag dat Paula op Jenny had zitten wachten, hier in dit lokaal, was Susan onverwachts verschenen om haar excuses aan te bieden voor haar gedrag in het kantoor. En ze had naar Paula's rugzak gestaard. Naar de scheur? Of om te kijken of Alans band erin zat?

Het klopte allemaal.

Behalve Dave misschien. Zou Dave echt iemand aanvallen, alleen om een videoband voor Susan te stelen?

Paula plantte haar ellebogen op de tafel voor de tv en staarde voorover gebogen naar het scherm. Het beeld was nog steeds bevroren bij de opname van Susan en Dave, elkaar kussend op de heuvel in het park.

Paula zuchtte diep en dacht na.

Hoe wist Susan eigenlijk dat Dave en zij op de film stonden? Zou Alan het haar verteld hebben?

Paula knikte peinzend. Echt wat voor Alan om zoiets te vertellen. Niet om gemeen te zijn, maar om Susan te dwingen voor de waarheid uit te komen. Zo was Alan, vreselijk recht door zee. De meeste mensen stelden dat wel op prijs, maar Susan deze keer waarschijnlijk niet. Niet als ze het verborgen wilde houden voor Bob tenminste.

Maar Alan was een vriend van haar. Susan had hem vast om de band gevraagd of hem verzocht dat deel te wissen. En Alan zou daar waarschijnlijk wel in toestemmen. Maar toen was hij verongelukt en de band was bij Paula terecht gekomen. En Susan was in paniek geraakt.

Paula zuchtte weer, niet wetend of ze gelijk had of niet.

Het werd tijd om te kijken of er nog iets anders op de band stond.

Paula reikte naar de knoppen. Op hetzelfde ogenblik bleef ze doodstil zitten. Ze hoorde iets. Deze keer was ze er zeker van.

Niet het piepen van de deur. Paula bukte zich en zag dat de deur dicht was.

Toch hoorde ze iets. Een klik, net alsof een van de machines aan of uit werd gezet.

Paula besloot gewoon te doen. Ze riep. „Hé, is daar iemand?"

Het kon iedereen zijn, dacht ze. Het kon de jongen zijn, die een half uur geleden met haar had staan praten. Het kon de conciërge zijn. Ze riep weer.

Er kwam geen antwoord.

Maar Paula wist zeker dat ze iets gehoord had.

Zachtjes stond ze op en liep achter de kast langs. Ze liet haar blik door het lokaal dwalen.

Niemand te zien.

Ze deed de piepende deur open en keek in de gang.

Ook niemand.

Opeens viel haar oog op de grote kast, waar ze de band gevonden had. Daar kon iemand zich gemakkelijk in verstoppen.

Met ingehouden adem en bonzend hart liep Paula zachtjes naar de kast, klaar om weg te rennen zodra ze iemand zag. Maar ze hoefde niet weg te rennen.

Het licht in de kast was aan en er zat niemand in.

Paula liet haar adem ontsnappen en merkte dat haar knieën knikten. Misschien was het beter om er voor vandaag mee te stoppen.

Toen ze op het punt stond naar de tafel terug te gaan, schoot haar iets te binnen: de kopie. Jenny's moeder had haar verteld dat Jenny een kopie van de band gemaakt had en dat ze allebei veilig waren.

De kopie moest dus nog in de kast liggen. Die had waarschijnlijk naast het origineel gelegen.

Zichzelf moed insprekend, liep Paula de kast in en keek. Ze herinnerde zich nog waar ze het origineel gevonden had. Daar vlak naast lag een andere band, zonder etiket. Ze hadden allebei op de hoogste plank gelegen, waarschijnlijk om te voorkomen dat iemand de banden zou pakken en er per ongeluk iets anders overheen zou opnemen.

Paula reikte omhoog. Ze moest op haar tenen staan en strekte haar arm. Zo stond ze toen ze het geluid hoorde.

Niet een klik deze keer. Meer een schrapend geluid.

Paula hapte naar adem en wilde zich omdraaien. Maar ze verloor haar evenwicht en kon zich niet zo snel bewegen als ze zou willen.

Plotseling hoorde ze een zoevend geluid. En de zware, metalen deur van de kast viel langzaam achter haar dicht.

„Hé!" Paula had haar evenwicht hervonden en greep de deurkruk aan de binnenkant vast. Hij draaide niet. „Hé!" gilde ze opnieuw. Ze sloeg met haar hand op de deur. „Laat me eruit!"

In eerste instantie dacht ze nog dat iemand per ongeluk de deur achter haar dicht geslagen had. Maar langzaam drong de waarheid tot haar door.

„Hé!" Ze sloeg wild met haar vuisten op de deur.

Geen antwoord, geen haastig opengerukte deur, geen rood aangelopen medeleerling, die zijn excuses aanbood.

Stilte.

Paula spitste haar oren. Toch geen stilte. Ze hoorde een beweging. Haastige, lichte voetstappen bewogen zich door het lokaal. De onbekende had waarschijnlijk sportschoenen aan. Wat haar nog niets wijzer maakte.

Paula drukte haar oor tegen de deur en luisterde.

De voetstappen hielden op, tenminste dat dacht ze. Ze hoorde even niets.

Opeens, heel zwak, een klik.

Natuurlijk. De band die uit de videorecorder werd gehaald. Paula kon bijna zien hoe Alans band uit het apparaat in een wachtende hand gleed.

Maar van wie was die hand?

Weer voetstappen, vlugger deze keer. Hij of zij vertrok. Liep gewoon weg. Dit was veel eenvoudiger dan iemand op straat beroven.

Paula bonsde weer op de deur, terwijl een golf van woede haar overspoelde.

„Hé, idioot, hoor je me niet bonzen? Iemand anders zal het straks ook horen, weet je. Je kunt maar beter opschieten, anders word je nog betrapt. Ga maar gauw!" schreeuwde ze. „Rennen, griezel!"

Hijgend leunde Paula tegen de deur en luisterde. Geen rennende voetstappen. Dat had ze ook niet verwacht.

De dader was vast al verdwenen. Ze had waarschijnlijk tegen een lege ruimte geschreeuwd.

Onverwachts ging het licht in de kast uit.

Vrijwel meteen daarna hoorde Paula gepiep. Ze wist wat het was. De deur van het lokaal werd gesloten. Ze kon de vertrekkende voetstappen in de gang niet horen, maar volgde ze in gedachten: door de gang, de bocht om, nog twee gangen door en naar buiten.

Als Paula er achteraan had kunnen gaan, had ze gezien dat ze gelijk had. Met de band veilig in de zak van een jack, liep haar 'belager' weg, gehaast, maar niet zo haastig dat het anderen opviel.

Weg van het lokaal, door de gang langs het gymnastieklokaal, door een andere gang, de buitenlucht in.

Het was november en het werd koud. Als Paula erbij geweest was, had ze de adem van haar belager als wolkjes de lucht in zien gaan. Het werd al donker, maar het was nog niet zo donker als in de kast.

Als Paula erbij was geweest, had ze de dader grijnzend weg kunnen zien lopen in de novemberkou.

Maar Paula was er niet bij. Ze zat in de kast opgesloten, in haar eentje. In het donker.

Nadat ze een paar tellen met haar oor tegen de deur had geluisterd, probeerde Paula de deurkruk weer. Tijdverspilling. De deur had zich niet op wonderbaarlijke manier ontsloten.

Wanhopig sloeg ze op de deur, waarna ze er uitgeput tegenaan leunde.

Licht. Een beetje licht zou al helpen. Paula liet beide handen tastend langs de muur naast de deur glijden, op zoek naar een lichtknopje. De muur in de kast was van ruwe, geverfde steen en ze haalde haar vingers open. Er was trouwens niet veel kale muur. De planken besloegen alle vier de muren en lieten alleen aan weerskanten van de deur een rand vrij.

En langs die randen kon Paula geen schakelaar vinden. Ze liet haar hand zo ver ze kon achter de planken glijden. Niets.

Misschien een schakelaar aan het plafond met een koord eraan. Ze ging op haar tenen staan en bewoog haar hand in cirkels boven haar hoofd. Deed een stap vooruit en probeerde het nog eens. Geen koord.

De enige schakelaar zat in het lokaal en daar kon Paula niet bij.

Zouden alle lichten uit zijn? Ze drukte haar hoofd tegen de rand van de deur en probeerde te zien of er licht door de kier kwam. Maar de kast was hermetisch afgesloten.

Paula ging op haar knieën liggen en keek of ze een lichtstreep onder de deur door zag vallen. Het bleef donker.

Licht was niet het belangrijkste, hield ze zichzelf voor. Eruit komen... dat telde.

Maar de deur van het lokaal zat dicht, de deur van de kast was op slot en alle lichten waren uit. Ze zat opgesloten.

Voor hoe lang?

Als ze rond etenstijd niet thuis was en geen boodschap had achtergelaten, zouden haar ouders zich zorgen gaan maken. Dan zouden ze wat telefoontjes plegen om uit te vinden waar ze was. Ze zouden Jenny bellen, maar die was niet thuis. Ze zouden nog een paar klasgenoten proberen, maar niemand had Paula hier naar binnen zien gaan.

Zouden ze dan de politie bellen? Of misschien iemand van school, haar mentor bijvoorbeeld? Paula slaakte een zucht van opluchting. Op z'n laatst zou ze morgenochtend gevonden worden.

Op hetzelfde moment miste haar hart een slag. Morgen was er geen school. De leraren hadden de een of andere bijeenkomst, ergens in een andere stad met leraren van andere scholen. Die bijeenkomst zou de hele dag duren. Paula had er niet meer aan gedacht.

Maar haar ouders zouden toch vanavond nog wel bellen om haar te zoeken? Ze hadden die ochtend gezegd dat ze allebei pas laat thuis zouden zijn. Haar vader was op reis voor zijn werk en haar moeder zou naar de stad gaan met een vriendin en daarna naar de film. Ze zouden niet voor een uur of tien thuis zijn.

Maar dan zouden ze zeker alarm slaan, dacht Paula.

Het kon allemaal wat langer gaan duren, maar ze zou uiteindelijk echt wel gevonden worden.

Oké. Ze moest dus de nacht en misschien een deel van de ochtend in de kast door zien te komen.

Paula liet zich met haar rug langs de deur glijden tot ze op de grond zat. Ze sloeg haar armen om haar knieën.

Als het maar niet zo donker was. Ze kon zelfs de planken in het duister niet onderscheiden. Het was trouwens ook koud en een beetje benauwd. Gebrek aan frisse lucht.

Geschrokken duwde Paula zich weer omhoog tot ze rechtop stond. Opeens herinnerde ze zich dat Jenny haar had verteld dat de kast zo luchtdicht mogelijk gemaakt was om vocht en stof te weren. Paula herinnerde zich ook dat ze er zelf om gelachen had en haar vriendin ermee had geplaagd dat videofanaten hun banden als juwelen behandelden. Het was nu niet grappig meer.

De kast was toch niet volledig luchtdicht? Of wel?

Met uitgestoken handen liep ze naar voren tot ze de planken tegen de achterwand raakte. Daarna liep ze achteruit met haar armen opzij. Haar vingertoppen raakten net de planken van de zijmuren.

Ze schatte dat de kast ongeveer twee bij twee meter vijftig was. Zoiets als een cel, dacht ze met een huivering. Hoe lang hield een mens het uit in een dergelijke ruimte zonder verse zuurstof?

Hoe meer ze aan zuurstof dacht, hoe benauwder Paula het kreeg. Ondanks de kou in de kast stond het zweet op haar voorhoofd. Ze draaide zich om en hamerde met haar vuisten op de deur. Zelfs toen ze hoorde dat haar ademhaling steeds stotender ging en ze wist dat ze kostbare zuurstof verbruikte, bleef ze hameren. In haar achterhoofd besefte ze dat het zinloos was, maar ze kon zichzelf niet inhouden. Het was pas... hoe laat? Een uur of vijf, half zes? Ze kon het basketballen in de gymzaal horen, het kon nog wel even doorgaan. Als ze hard genoeg bonkte, zou iemand haar misschien horen.

Ze kon ook schreeuwen. Dat had ze eerder moeten doen. Met schreeuwen verbruikte ze toch niet zoveel zuurstof, of wel?

Paula opende haar mond en gilde zo hard ze kon. Een keer, twee keer, drie keer, tot ze buiten adem raakte. Ze was nu bijna in tranen en leunde met haar hoofd tegen de deur. Ze probeerde haar ademhaling weer onder controle te krijgen. Ze ademde te snel, verbruikte te veel zuurstof. Ze moest ermee ophouden.

Haar ademhaling was het enige geluid dat ze hoorde in de donkere, verstikkende ruimte. In en uit. Eerst luid, maar langzamerhand rustiger tot ze ten slotte weer normaal ademde.

Op dat moment hoorde Paula in de stille duisternis een ander geluid.

Zachtjes piepen. Iemand had de deur van het lokaal opengedaan.