HOOFDSTUK 10

Aan het eind van de schooldag liep Paula naar haar kluisje en pakte de spullen die ze voor haar huiswerk nodig had. Daarna ging ze door naar het videolokaal.

Het was er deze keer druk. Er waren zeker tien leerlingen in het lokaal. Ze liepen heen en weer tussen monitoren en recorders, en riepen termen naar elkaar waar Paula niets van begreep, pleegden druk overleg en schreeuwden door elkaar heen.

Jenny stond er tussenin, maar het lawaai leek haar niet te deren. Ze keek alsof ze ervan genoot. Robert was er ook, maar hij had een gekwelde blik op zijn gezicht. Hij hield niet van chaos.

„Hoi, " zei Paula tegen Jenny, nadat ze zich een weg gebaand had door de drukke groep. „Dit is zeker niet het meest geschikte moment om iets te doen, hè?"

„Straks wordt het rustiger, " wist Jenny. „Dat denk ik tenminste. Laten we een kwartiertje wachten. "

Paula vond een lege stoel en zette die tegen een muur, zodat ze niet in de weg zat. Robert verdween, nog steeds met dezelfde gekwelde blik. Op hetzelfde moment schoot Paula iets te binnen. Ze was nog niet eens begonnen met leren voor het geschiedenisproefwerk. Ze pakte de aantekeningen uit haar rugzak en keek ze door.

Een paar minuten later stond ze op en liep naar Jenny. „Luister eens, " zei ze. „Ik denk dat ik maar beter kan gaan. "

„Waarom? Over een minuut of tien is de helft weg, " zei Jenny, terwijl ze wat getallen in een schrift noteerde.

„Ik heb net alle aantekeningen voor mijn geschiedenisproefwerk van morgen nagekeken, " legde Paula uit. „Maar als ik niet gauw begin, wordt het een ramp. En ik heb nog stapels ander huiswerk. "

„Goed dan. O, weet je wat?" zei Jenny. „Geef mij de band maar. Ik moet toch een kopie maken en dat kan ik nu wel even doen. Of in ieder geval voor ik wegga. Dat bespaart ons tijd. "

„Oké. " Paula gaf haar de band en nam afscheid. Jenny zat alweer over haar werk gebogen en maakte een vaag handgebaar.

De sneeuw, ongewoon voor november, was in regen overgegaan. Vanaf haar plaats in de bus kon Paula op straat kijken. Ze zag hoe de half ontdooide sneeuw achter de enorme banden opspatte toen de bus optrok bij de bushalte tegenover de school. Paula had de bus genomen omdat ze geen zin had om in haar eentje door het donker naar huis te lopen. De bus stopte een paar straten bij haar huis vandaan.

Wat kon er nou mis gaan bij een wandeling van een paar minuten? Misschien veel, maar waarschijnlijk niets. Vooral niet als je oplette, hield Paula zichzelf voor.

Ze leunde achterover en bleef naar buiten kijken. Ze zag Susan op de hoek in gesprek met Dave Travis, niet met Bob. Bob zat op judo. Misschien was hij daar nu.

De bus stopte om reizigers in en uit te laten stappen.

Een auto zoefde voorbij en Paula draaide verbaasd haar hoofd om. De bestuurder leek op Richard, maar de auto was voorbij voor ze het wist. Het was hem vast ook niet.

Paula keek weer voor zich. Ze dacht aan Richard. Wanneer zou hij haar weer mee uit vragen?

Hij had gezegd dat hij het van plan was, maar hij had het nog niet gedaan. Ze waren zaterdag uit geweest en het was nu pas dinsdag. Paula zuchtte. Ze moest het gewoon afwachten. Maar daar had ze eigenlijk geen zin in. Waarom zou ze zelf eigenlijk geen afspraak maken?

De bus stopte weer en Paula moest eruit. Ze had zich voorgenomen om niet te gaan rennen. In plaats daarvan liep ze rustig en vastberaden door, en keek maar twee keer achterom.

Toen ze de huisdeur opende, glipte de kat naar buiten, zoals gewoonlijk.

Ze liep regelrecht naar de kamer en luisterde het antwoordapparaat af. Er was een boodschap van haar moeder. Geen andere telefoontjes.

Terwijl Paula door het huis slenterde om zich ervan te overtuigen dat alle deuren op slot zaten en er niets veranderd was, voelde ze zich niet meer zo bang.

Alles leek... normaal.

Er waren griezelige dingen gebeurd, maar misschien was het nu voorbij. Ze had in de pauze die onzin over Alans geest zitten vertellen, maar wie weet? Misschien had het haar écht dwars gezeten en had daardoor alles anders en vreemd geleken.

Paula kon Alan niet vergeten. En ze wilde dat ook niet. Maar ze kon wel een manier proberen te vinden om over zijn dood heen te komen, en dat was bijvoorbeeld Richard bellen en zelf een afspraak met hem maken. Waarom niet? Hij kon hoogstens nee zeggen. Maar ze verwachtte niet dat hij dat zou doen.

Er stonden drie Blacks in het telefoonboek. Bij de tweede poging had Paula de goeie te pakken. Nou ja, ze kreeg Richard niet aan de lijn. Wel zijn broer.

„Hij is niet thuis, " zei een jongensstem, toen ze naar Richard vroeg. „Met wie spreek ik?"

Hij klonk behoorlijk achterdochtig, vond Paula. „Eh... met Paula Martins, " antwoordde ze vlug.

„Ja, en?"

„Nou, " zei ze, „wil je hem zeggen dat ik gebeld heb?"

„Oké. "

„Zeg, misschien kan... " Paula wilde vragen of Richard terug kon bellen, maar zijn broer had al neergelegd. Hoe heette die knul ook weer? Frank. Hij klonk niet erg toeschietelijk.

Omdat Paula er niet op vertrouwde dat Frank de boodschap door zou geven, belde ze een half uur later nog eens. Deze keer werd er niet opgenomen. Ze belde Jenny. Ook daar werd niet opgenomen. Haar vriendin was waarschijnlijk nog op school.

Oké, nu geen uitvluchten meer. Tijd voor de studie.

Paula werkte de hele avond hard. Maar elke keer als de telefoon rinkelde, tilde ze haar hoofd op en wachtte, in de hoop dat haar moeder zou roepen dat het voor haar was. In de hoop dat het Richard was.

Maar Richard belde niet.

Paula was ervan overtuigd dat het de schuld van zijn broer was.

Het had de hele nacht geregend, maar ' s morgens brak de zon door. Voor Paula's gevoel was dat voor het eerst sinds weken. Ze besloot dat het een goed voorteken was. Vanaf nu zou ze niet meer denken aan achtervolgers en maniakken. Het verhaal van Susan over die aktrice probeerde ze te vergeten. Dat had niets met haar te maken.

De dingen die haar overkomen waren, de telefoontjes, de voetstappen in de tuin en de inbraak in haar kluisje, waren echt gebeurd. Paula was ervan overtuigd dat ze zich dat niet verbeeld had. Maar ze stonden los van elkaar. Paula was zelf de enige die al die dingen met elkaar in verband had gebracht. Nu werd het tijd ze afzonderlijk te bekijken.

Jenny zou blij zijn als ze het hoorde, dacht Paula, terwijl ze naar de ingang van de school liep. Jenny had haar de hele tijd al duidelijk proberen te maken dat ze zich niet door haar fantasie moest laten meeslepen.

Tot Paula's grote teleurstelling was haar vriendin op school nergens te bekennen. Richard wel. Hij liep vlak voor haar in de gang.

Toen Paula zich realiseerde dat hij het was, haastte ze zich naar hem toe en tikte hem op de schouder. „Ik heb een klacht, " zei ze.

Bij het horen van haar stem, draaide Richard zich

snel om. Er verscheen een verraste blik in zijn ogen.

„Hoi, " lachte Paula. „Ik ben het. "

Heel even dacht ze dat hij boos keek, maar die blik was zo snel verdwenen, dat ze besloot dat het verbeelding was geweest. Waarom zou Richard trouwens boos zijn op haar?

„Ik neem aan dat je mijn boodschap niet gekregen hebt, " ging ze verder, terwijl ze samen doorliepen.

„Boodschap?" herhaalde Richard. „Heb je gebeld of zo?"

Paula knikte. „Gisteravond... nee, middag, om precies te zijn. "

„Ik moest werken, " vertelde Richard. „Het was mijn dag eigenlijk niet, maar er was iemand ziek, dus vroegen ze of ik kon invallen. "

„Nou, hoe dan ook, ik heb een boodschap aan je broer doorgegeven. "

Richard keek met een ruk op. „Aan Frank?"

„Ja, natuurlijk. Ik bedoel, ik had een jongen aan de lijn en hij zei niet dat ik verkeerd verbonden was. " Paula lachte. „Je hebt toch nog een broer?"

Richard knikte, maar hij lachte niet met haar mee. „Waarom belde je?" vroeg hij.

Paula aarzelde. Omdat zij goedgehumeurd was, hoefde dat niet te betekenen dat anderen dat ook waren. En Richard was kennelijk niet in een goede stemming. Misschien moest ze haar vraag even uitstellen.

Terwijl ze aarzelde, ging de bel. Paula vatte het als een hint op.

„Het heeft geen vreselijke haast, " zei ze, terwijl ze zich omdraaide om naar haar lokaal te gaan. „Ik zie je straks wel in de lunchpauze, oké?"

Maar in de pauze had Paula iets anders aan haar hoofd. Iets wat veel belangrijker was dan Richard mee uit vragen.

Aanvankelijk gaf Paula Richard de schuld van het feit dat haar goede bui halverwege de ochtend was verdwenen. Was ze vol goede moed naar school gekomen om een afspraak met hem maken en nu was er geen land met hem te bezeilen!

Paula was vreselijk teleurgesteld.

Meestal zag ze Jenny tijdens de kleine pauze wel ergens in de gang, maar vandaag was haar vriendin in geen velden of wegen te bekennen. Dat was ook al niet goed voor Paula's humeur.

Paula had haar vriendin zo veel te vertellen. Ze had de maniak uit haar geest verbannen en besloten niet op Richards uitnodiging te wachten, maar zelf het initiatief te nemen. Maar nu had Richard weer zo raar gereageerd.

En tot overmaat van ramp was de geschiedenisrepetitie ook nog veel moeilijker dan ze gedacht had.

Terwijl de ochtend langzaam voorbij ging, nam een ander gevoel bezit van Paula. Het was een gevoel dat ze niet goed thuis kon brengen.

Het was net als met het weer. Op een morgen word je wakker en je realiseert je dat er iets veranderd is. Je ligt in je bed te luisteren. Elk geluid klinkt gedempt. En dan weet je opeens: het heeft gesneeuwd.

Of de manier waarop de lucht soms verandert. Als alles rustig wordt en de vogels zwijgen terwijl de zon nog schijnt, voel je dat er onweer op komst is.

Dat was het, besefte Paula opeens. Een soort stilte voor de storm.

Niemand anders scheen er last van te hebben. Susan keek net zo sjagrijnig als anders, Robert liep fluitend naar de volgende les, Bob slenterde in zijn eentje rond en keek een beetje triest. Maar niemand leek hetzelfde gevoel te hebben als Paula.

Het onrustige gevoel werd steeds sterker. Paula probeerde het van zich af te zetten, maar dat lukte niet. Ze hield zichzelf voor dat het verbeelding was, maar eigenlijk wist ze wel beter. Er was iets op komst. Er hing iets onheilspellends in de lucht.

De bui barstte aan het begin van de lunchpauze los. Paula was bij haar kluisje geweest en liep naar de kantine toen ze iemand iets over Jenny hoorde zeggen.

Natuurlijk zaten er nog meer Jenny's op school, maar Paula wist zeker dat het over haar vriendin ging. Ze bleef staan.

Vera en Diana, kennissen van Robert, stonden bij het fonteintje. Ze leken verbijsterd en geschokt.

Paula kwam dichterbij.

„Jenny had ook niet alleen in het donker naar huis moeten lopen, " hoorde ze Vera zeggen. „Ze zeggen wel dat je in Bridgetown 's avonds veilig rond kunt lopen, maar daar kun je nooit op vertrouwen. "

Diana knikte instemmend. „Wanneer hoorde je het?" vroeg ze ademloos.

„Een paar minuten geleden, " vertelde Vera. „Ik was op de administratie toen haar moeder belde. Iedereen schrok zich te pletter. Het was afgrijselijk. "

Jenny's naam was niet meer gevallen, maar Paula wilde zekerheid. „Neem me niet kwalijk, " zei ze. „Over wie hebben jullie het?"

De twee meisjes draaiden hun hoofd om en zagen Paula. Ze wisselden een snelle blik.

Paula voelde het onweer naderen.

„Ik hoorde een van jullie Jenny zeggen, " ging ze met de moed der wanhoop verder. „Jullie hebben het toch niet over Jenny Berger?"

Diana keek naar Vera, in de hoop dat die het woord zou voeren.

Vera haalde diep adem.

„Je bedoelde dus wel Jenny Berger, " fluisterde Paula. Het was geen vraag. De bui hing nu recht boven haar.

De meisjes knikten. Hun hoofden gingen gelijktijdig op en neer.

„O Paula, " barstte Vera los, „ik vind het zo erg. Jenny is toch je beste vriendin?"