HOOFDSTUK 11
Paula verstijfde. Ze wilde vragen stellen, maar haar mond was opeens kurkdroog en er kwam geen geluid over haar lippen. De gezichten van Vera en Diana werden wazig.
Half versuft probeerde ze na te denken. 'Jenny is je beste vriendin, ' had Vera gezegd. Jenny is. Dat was belangrijk.
„Ze is niet dood, " mompelde Paula.
Vera's mond klapte dicht en ging weer open. „Nee, ze is niet dood!" bracht ze met moeite uit. „Dat zei ik toch niet? Maar ze is wel gewond. Wat ik hoorde... "
Ze begon een ingewikkelde uitleg, maar Paula luisterde niet meer. Ze wilde niet luisteren naar Vera, die het ook alleen maar van horen zeggen had.
Ze draaide zich om en rende door de gangen naar de administratie. Ze hoopte dat ze daar niet tegen haar zouden zeggen dat ze naar haar klas moest gaan en rustig blijven. De schoolleiding had daar soms een handje van. Geheimzinnig doen en dingen verzwijgen. Alsof de leerlingen emotionele zwakkelingen waren, die flauwvielen bij slecht nieuws.
Mevrouw Gold was aan het werk.
Paula had gehoopt dat Susan er ook was. Die zou haar vragen wel beantwoord hebben. Mevrouw Gold streek door haar haren en legde zenuwachtig wat papieren recht op haar buro.
„Je hoeft je geen zorgen te maken, " ratelde ze tegen Paula. „Jenny ligt in het ziekenhuis, maar alles komt goed. " Ze keek op de klok. „Vooruit, ga maar lekker eten voordat de lunchpauze voorbij is. "
„Maar ik wil weten wat er gebeurd is!" riep Paula uit. „Jenny is mijn beste vriendin. Wat is er aan de hand?"
Mevrouw Gold keek naar Paula en haar blik verzachtte. „Luister, ik ken de details ook niet. Ik weet nauwelijks wat er gebeurd is. Als ik het wist, zou ik het je vertellen. "
Paula zuchtte en wist een flauw glimlachje tevoorschijn te toveren. „Dat weet ik wel. In ieder geval bedankt. "
Ze verliet het kantoor en begon richting kantine te lopen. Halverwege bleef ze staan en draaide zich om. Ze rende naar haar kluisje, pakte haar jack en verliet de school via de achteruitgang.
Ze besloot de lunch over te slaan. Eten kon wachten. En de lessen ook.
'Het' ziekenhuis. Er waren twee ziekenhuizen in Bridgetown.
Paula was al overgestoken om een bus te pakken, toen ze zich opeens realiseerde dat ze niet wist naar welk ziekenhuis ze moest. En ze wilde geen tijd verspillen door eerst naar het verkeerde te gaan.
Ze kon teruggaan en het bij de administratie vragen, maar nu ze eenmaal buiten stond, wilde ze niet meer naar binnen gaan. Was ze nu maar op de fiets.
De bus kwam al aanrijden. Paula nam vlug een beslissing. Ze zou naar huis gaan en de ziekenhuizen bellen. Als ze wist in welk ziekenhuis Jenny lag, kon
ze alsnog besluiten wat ze zou doen.
Het was doodstil in huis toen Paula binnenkwam. Een paar dagen geleden had ze nog alle deuren gecontroleerd, in kasten gekeken en geluisterd of er een boodschap op het antwoordapparaat stond als ze thuis kwam, maar vandaag niet. Paula schopte haar schoenen uit en rende naar de telefoon. Haar gedachten waren bij haar vriendin.
Terwijl ze het telefoonboek zocht, vroeg ze zich af wat er gebeurd kon zijn. Vera had het over alleen naar huis lopen gehad en dat het 's avonds niet veilig was. Was Jenny aangereden door een auto? Beroofd onder bedreiging met een mes? Gebeurden zulke dingen echt in Bridgetown? Waarom had ze Vera niet uit laten praten? Misschien wist die wel meer dan mevrouw Gold wilde loslaten.
Eindelijk vond ze het telefoonboek. Het lag boven op de verwarming. Paula legde het boek op tafel en zocht de nummers van de twee ziekenhuizen op. Mickey slenterde naar binnen. Hij knipperde slaperig met zijn ogen en sprong op tafel.
Jenny lag in het Stadshospitaal, kamer 454. Paula vroeg of ze met haar vriendin kon worden doorverbonden, maar de receptioniste antwoordde dat dat op het moment helaas onmogelijk was, ze moest later nog maar eens bellen.
De kat lag opgerold op het opengeslagen telefoonboek. Paula beet nadenkend op een nagel. Het was toch een goed teken dat ze op een ander moment misschien wel doorverbonden kon worden? Dat zouden ze vast niet zeggen als Jenny's toestand slecht was. Paula pakte de hoorn van het toestel en belde naar Jenny's huis. Er werd niet opgenomen. Ze hadden geen antwoordapparaat, zodat ze geen boodschap achter kon laten.
Teleurgesteld probeerde ze tot een besluit te komen. Ze kon hier blijven en het ziekenhuis straks nog eens bellen. Of ze kon in de bus stappen en erheen gaan.
Thuis zitten wachten zou erger zijn. Paula liet Mickey opgerold op het telefoonboek achter en ging op weg naar het ziekenhuis.
Terwijl Paula naar de bushalte liep, waren haar gedachten bij Jenny, niet bij griezelige telefoontjes of voetstappen in de tuin. Als ze daaraan gedacht had, zou ze misschien achterom gekeken hebben.
Had ze achterom gekeken, dan zou ze misschien de auto opgemerkt hebben, die langzaam door de straat reed en bij Alans huis stilhield. En dan had ze die auto misschien ook herkend.
Maar Paula's gedachten waren bij Jenny en ze keek niet achterom.
Toen Paula in het ziekenhuis bij kamer 454 arriveerde, kwam mevrouw Berger juist naar buiten. Ze zag er vermoeid uit en misschien wat bezorgd, maar dat was alles. Geen tranen. Er was Paula al verteld dat Jenny niet in levensgevaar verkeerde, maar ze geloofde het pas toen ze het gezicht van mevrouw Berger zag.
„Paula, wat doe jij hier?" Jenny's moeder zweeg en schudde haar hoofd. „Ach, ik begrijp het ook wel.
Als jij hier had gelegen, had Jenny ook gespijbeld om je op te zoeken. Het spijt me, maar ze slaapt nu. "
Mevrouw Berger duwde de deur open en Paula keek om een hoekje. Daar lag Jenny, een verband om haar hoofd en haar linkerarm in het gips. Haar gezicht was bleek.
Paula kneep haar ogen samen. Tot haar grote opluchting zag ze dat Jenny ademhaalde. Ze trok haar hoofd weer terug.
„Wat is er gebeurd?" vroeg ze.
Jenny's moeder zuchtte. „Kom, ga mee naar de koffieshop, " zei ze. „Als ik niet gauw koffie krijg, val ik vast om. "
Toen ze samen aan een tafeltje zaten, vertelde mevrouw Berger wat er gebeurd was. Jenny was na school in het videolokaal gebleven om muziek bij een band te zetten voor een projekt dat over een paar dagen klaar moest zijn.
„Ze belde om zes uur naar huis en zei dat ze minstens nog een uur werk had. Ik zei dat ik haar wel op kwam halen, maar dat hoefde niet. Er was altijd wel iemand op school met wie ze mee kon rijden. En als dat niet kon, zou ze wel weer bellen. "
Paula nam een slok van haar chocolademelk en warmde haar handen aan de beker. „Maar ze belde niet?"
„O jawel, " knikte mevrouw Berger. „Maar volgens haar werd er niet opgenomen. Ik denk dat ik in de schuur was en de telefoon niet gehoord heb. " Ze dacht even na. „Of misschien heeft ze gebeld toen ik de krant uit de brievenbus haalde. " Ze zuchtte weer.
„Maar Jenny stond klaar om te vertrekken en ze werd ongeduldig. En het is natuurlijk niet zo heel ver lopen. "
Paula wachtte op het belangrijkste deel van het verhaal.
„Ze ging alleen weg. Ik denk dat alle anderen al vertrokken waren. Ongeveer twee straten van de school vandaan hoorde ze iemand achter zich lopen. "
Dus Jenny werd ook al achtervolgd, dacht Paula met een huivering.
„Jenny keek niet achterom. Niet dat het iets geholpen zou hebben, " voegde mevrouw Berger eraan toe. „Voor ze wist wat er gebeurde, werd ze van achteren vastgepakt. Vanaf dit punt wordt het verhaal vaag, " ging ze verder. „Jenny probeerde zich los te rukken. "
Paula glimlachte bijna. Echt iets voor Jenny om van zich af te bijten.
„Er ontstond een worsteling. Op de een of andere manier heeft Jenny daarbij haar pols gebroken en een verwonding opgelopen aan haar hoofd, " zei mevrouw Berger. „Gelukkig rende de aanvaller toen weg. Nadat hij haar tas met al haar geld erin had meegepikt, natuurlijk. "
„Heeft Jenny hem gezien?" vroeg Paula.
Mevrouw Berger schudde haar hoofd. „Het was al te donker en op de een of andere manier wist hij de hele tijd achter haar te blijven. Er kwamen ook geen auto's voorbij... Zo gaat het toch altijd?" Ze nam een slok koffie. „Ach, wat zeur ik nou? Ik ben dolblij dat het nog zo goed is afgelopen. "
Paula knikte. „Wat gebeurde er toen?"
„Jenny vertelde dat ze in eerste instantie zo overrompeld was, dat ze niet eens kon schreeuwen. Daarna was ze waarschijnlijk even buiten bewustzijn. Toen ze weer bijkwam, gilde ze moord en brand!" Mevrouw Berger glimlachte flauwtjes. „In een van de huizen hoorde iemand haar en die heeft de politie gebeld. "
Paula's chocolademelk was koud geworden, maar ze dronk haar kop toch leeg. „Gelukkig is ze niet zwaar gewond. "
„Precies. " Jenny's moeder keek op de klok. „Ik ga weer terug, " zei ze. „Ik denk dat Jenny morgen wel weer naar huis mag. Ze willen haar alleen nog een nachtje houden ter observatie, voor het geval ze een hersenschudding heeft. Maar de rest van de week blijft ze in ieder geval thuis. "
„Wilt u haar zeggen dat ik geweest ben?" vroeg Paula. „En zeg maar dat ik haar morgen op kom zoeken. "
„Na schooltijd, " zei mevrouw Berger streng. „Niet meer spijbelen, Paula. "
Paula knikte. „Ik durf te wedden dat Jenny gaat proberen er een film van te maken, " grinnikte ze. „Dan zal ze niet vertellen hoe bang ze was, maar ze zal laten zien hoe dramatisch het was. Echt iets voor haar om het na te spelen en op te nemen. "
Jenny's moeder lachte ook. Opeens schoot haar iets te binnen „O, dat zou ik bijna vergeten. Jenny heeft vannacht een tijdlang wartaal uitgeslagen, maar over één ding was ze heel duidelijk. Ze zei: 'Vertel Paula dat met haar band alles in orde is. ' "
Even begreep Paula er niets van. Maar plotseling wist ze het weer. Jenny zou voor haar een kopie maken van Alans videoband.
„Er zat een videoband in haar tas, " ging mevrouw Berger verder. „Maar niet die van jou. Het was haar eigen band. Ze bleef herhalen dat met jouw band alles in orde is. Hij ligt in het videolokaal, samen met de kopie. " Ze zuchtte. „Maar je regenjack is niet meer te repareren, ben ik bang. "
„Wat? O, " zei Paula toen ze zich herinnerde dat Jenny haar regenjack had geleend. „Dat geeft niet. Als ze wakker wordt, moet u haar maar zeggen dat ik hem toch niet mooi vond. "
Nu Paula zeker wist dat alles in orde zou komen met Jenny, voelde ze zich ineens uitgeput. Toen ze uit de bus was gestapt, leek het korte stukje naar huis wel een kilometer. Maar met Jenny was tenminste alles in orde, dacht ze, terwijl ze het tuinpad op slenterde. Ze was niet zwaar gewond. De aanvaller was alleen op haar geld uit geweest.
Paula zocht in haar rugzak naar haar sleutel. Toen ze die had gevonden, stak ze hem in het slot.
De deur ging gemakkelijk open. Anders. Alsof er geen sleutel nodig was. Was ze zo snel vertrokken dat ze de deur niet op slot gedaan had?
Paula was moe, maar ze stond nu wel weer op scherp. Was het verbeelding of had de deur echt niet op slot gezeten?
Een beetje angstig liep ze door de gang en wierp een blik in de huiskamer. Er leek niets veranderd, behalve dat de kat niet meer op het telefoonboek lag. In de keuken was ook niets gebeurd.
Ze rende de trap op, naar de slaapkamers. Alles zag er gewoon uit. Er zat een holte in haar kussen waar Mickey had gelegen en dat was ook normaal. Het was een van zijn lievelingsplekjes.
Boven aan de trap bleef Paula staan luisteren. Ze hoorde de koelkast, de verwarmingsketel en het tikken van de klok in de kamer. Normale geluiden.
De vermoeidheid sloeg weer toe en Paula gaapte zo, dat de tranen in haar ogen sprongen. Het was pas half vier, maar ze had het gevoel of ze twee nachten niet geslapen had.
Ze liep terug naar haar slaapkamer, trok haar schoenen uit en ging languit op bed liggen. Ze zou even een uurtje gaan slapen en daarna Jenny in het ziekenhuis bellen.
Net toen ze wegdoezelde, hoorde ze het geluid.
Paula rolde op haar zij en probeerde het te negeren. Het was Mickey maar, die naar binnen wilde. Hij zou het zo wel opgeven.
Maar de kat gaf niet op. Als Paula hem niet binnenliet, zou hij aan de deur blijven krabbelen en zou ze nooit kunnen slapen.
Gapend stond ze op, liep naar de keuken en opende de achterdeur.
Mickey kwam binnen en wreef tegen haar benen. Smekend keek hij haar aan: tijd voor een hapje.
Paula reikte naar de doos met kattebrokjes. Opeens bleef haar hand in de lucht zweven.
Haar hart begon te bonzen en de haartjes in haar nek gingen rechtop staan.
Mickey was in de kamer geweest toen ze naar het ziekenhuis ging. Soezend op het telefoonboek, dat opengeslagen op tafel lag. Hoe was hij dan buiten gekomen?