HOOFDSTUK 9
Paula kwam half overeind en luisterde nog eens.
Stilte.
Misschien een hond, dacht ze. Maar honden liepen nooit voorzichtig.
Mickey ging staan en rekte zich uit. Even later rolde hij zich op en ging weer slapen.
Paula schoof achterwaarts van haar bed en liep naar het raam. Ze schoof het rolgordijn een stukje opzij en keek naar buiten.
Het was daar net zo donker als in haar kamer. Paula zag niets. Ze liep bij het raam vandaan, om haar bed heen. Ze wilde net het licht aandoen, toen ze het geluid weer hoorde.
Haar hand bleef bij het lichtknopje zweven en ze luisterde in het donker.
Beslist geen hond.
Er was iemand buiten, in de tuin. Iemand die over krakende bladeren, takjes en het licht bevroren gras liep en dat zo geruisloos mogelijk probeerde te doen.
Iemand, die haar probeerde bang te maken. En dat lukte aardig.
Paula's hart bonsde en het koude zweet brak haar uit. Toch was het niet alleen angst. Diep in zich voelde ze ook een vleugje kwaadheid.
Die boosheid nam toe toen ze haar kamer verliet en naar beneden ging. Ze moest toch alleen in huis kunnen zijn zonder bang te hoeven worden? Waarom vielen ze haar lastig met geheimzinnige telefoontjes, inbraken en achtervolgingen?
Paula keek even in de keuken. Beide deuren zaten op slot. Ze liep naar de voordeur, zag dat die ook op slot was en deed de ketting ervoor. In de huiskamer deed ze het licht uit, zodat ze van buitenaf niet gezien kon worden. Ze draaide zich om en wilde weer naar de keuken gaan.
Op hetzelfde moment hoorde ze het geluid weer, nu aan de voorkant van het huis. Midden in de kamer bleef ze staan luisteren om er zeker van te zijn.
Ja, daar was het. Bij het raam.
Paula dacht razendsnel na. Ze moest het alarmnummer bellen. Ze zou zeggen dat de politie geen sirene moest gebruiken. Ze wilde dat de insluiper verrast zou worden. Misschien kon de politie een zoeklicht op het huis richten en haar belager in het licht vangen. Hem de stuipen op het lijf jagen, zoals hij haar bang maakte.
Maar ze moest wel opschieten, anders was hij misschien verdwenen.
Paula pakte de hoorn van de telefoon. Op hetzelfde ogenblik ging de deurbel. Ze schrok zo, dat ze de hoorn liet vallen. Die sloeg tegen de muur en zwaaide wild heen en weer.
De deurbel ging opnieuw.
Dacht hij nou echt dat ze naar de deur zou komen?
Paula pakte de zwaaiende hoorn, bracht hem bij haar oor en wilde net het nummer intoetsen, toen ze een stem door de brievenbus hoorde.
„Hallo? Is daar iemand?"
Langzaam liet Paula haar hand zakken. Ze kende die stem. Ze had hem net nog in haar slaap gehoord.
Ze hoorde hem bijna elke dag op school. Het was Robert!
„Paula?" hoorde ze hem roepen. Daarna zei hij nog iets, maar ze kon niet verstaan wat.
Paula legde de hoorn neer en liep naar de voordeur. Ze knipte het buitenlicht aan, opende de deur op een kier, maar liet de ketting ervoor zitten.
Robert was blijkbaar net van plan om weg te gaan. Hij draaide zich om. „O, hoi Paula. Je bent er toch!"
„Wacht even. " Ze slaakte een zucht van opluchting toen ze zag dat hij het echt was en deed de deur dicht, haalde de ketting eraf en zwaaide de deur open. „Kom erin. "
„Ik dacht al dat er iemand thuis was, " zei hij bij het binnenkomen. „Ik zag namelijk een lamp uitgaan, toen ik aan kwam lopen. "
„Dat deed ik, " zei Paula. Ze keek naar buiten, maar er was verder niemand te zien. Haar belager was natuurlijk allang gevlucht.
„Doe je altijd de lichten uit om half zeven?"
„Er liep iemand om het huis. " Paula sloot de deur en deed hem weer op slot.
Robert keek haar aan alsof hij dacht dat het haar in de bol geslagen was. „Ja, natuurlijk. Dat was ik. "
Paula schudde ongeduldig haar hoofd. „Jij niet. Er was iemand anders buiten. Ik hoorde het al een hele tijd voordat jij kwam. Heb je iemand gezien?"
„Nee, " antwoordde hij. „Wil je dat ik buiten een kijkje ga nemen?"
„Dat hoeft niet. Hij zal intussen wel verdwenen zijn, " zuchtte Paula.
Robert keek haar bezorgd aan. „Weet je wie het was, Paula?"
„Geen idee, " antwoordde ze. „Een of andere engerd probeert me de stuipen op het lijf te jagen, dat is alles wat ik weet. "
Ze ging Robert voor naar de huiskamer. „Ik wilde net de politie bellen, toen ik jou bij de deur hoorde, " zei ze over haar schouder.
„Dat zou een sensatie geweest zijn, " grinnikte Robert. Hij stak zijn armen omhoog. „Ik ben onschuldig, agent. Ik bracht haar alleen wat aantekeningen. "
„Ik zou je wel vrijgepleit hebben, hoor, " lachte Paula, die zich wat meer op haar gemak voelde. „Zei je dat je de aantekeningen van geschiedenis kwam brengen?"
Robert knikte en gaf haar een stapeltje papieren. „Overmorgen proefwerk, weet je nog?"
„Dat heb ik niet gehoord, " kreunde Paula geschrokken. Ze was in de klas ook zo afwezig geweest. Ze pakte de aantekeningen en bladerde ze door. „Bedankt. Te gek. O trouwens, ik heb je script aan Jenny gegeven, dan weet je het vast. "
„Fijn. " Robert glimlachte en deed een stap in de richting van de deur.
Hij wilde vast naar huis om te leren, zodat hij een tien in plaats van een negen haalde, dacht Paula. Maar ze wilde niet dat hij vertrok. Als ze lang genoeg bleef praten, kon ze hem misschien hier houden tot er iemand thuis kwam.
„Wil je iets drinken of zo?" vroeg ze vlug. „Of iets eten? Dan heb ik tenminste het gevoel dat ik iets terug doe voor de aantekeningen. " Ze keek de kamer rond. „Of wil je televisie kijken? Of een film? O nee, dat kan niet. De videorecorder is stuk en hij is nog niet weggebracht. "
„Eh... Paula... "
„Hij ging kapot toen ik naar Alans videoband zat te kijken, " vervolgde ze. „Daar heb ik je toch over verteld? Maar zodra ik die band helemaal heb gezien en zeker weet dat er geen vervelende dingen op staan... "
„Paula?"
„Ik weet het, ik ratel maar door. " Paula hield op en keek Robert schuldbewust aan. „Sorry, maar ik was net hartstikke bang. Ik denk dat ik nog steeds een beetje zenuwachtig ben. "
Robert keek haar aan alsof hij aan haar gezonde verstand twijfelde.
„Laat maar, " zei ze. Ze wilde geen figuur slaan door hem te smeken nog even te blijven. „Het is alweer over. Bedankt voor de aantekeningen. "
Maar Robert twijfelde toch minder dan Paula dacht, want hij zei: „Weet je wat? Geef me een zaklantaarn, dan ga ik buiten even voor je kijken. "
Paula slaakte een zucht van opluchting. Ze bedankte hem nogmaals, ging naar de keuken, vond een zaklantaarn en gaf die aan hem. Ze bleef wachten bij de voordeur en hoorde hem rond het huis lopen. Ze hoorde het gekraak van de bladeren en het gras, maar het geluid maakte haar nu niet bang.
„Niks te zien, " verkondigde Robert, terwijl hij naar de voordeur liep en haar de lantaarn overhandigde.
„Niet dat ik precies wist waar ik naar moest zoeken, maar er zit niemand verscholen achter de struiken, dat kan ik je wel vertellen. "
Er zat niemand verscholen, dacht Paula, terwijl ze Robert nakeek. Nu niet meer. Maar er was wel degelijk iemand geweest.
En wie weet, kwam hij terug.
Het had 's nachts gesneeuwd en toen Paula de volgende ochtend naar school ging, sneeuwde het nog steeds. Jammer dat het niet eerder gebeurd was, dacht Paula. Dan had Robert buiten voetstappen gezien.
Maar als hij ze gezien had, wat had ze dan moeten doen? De politie zou heus niet komen omdat er iemand rond het huis gelopen had. Wanneer zouden ze wel komen? Als er iets met haar gebeurde? Niet met haar kluisje, niet met haar rugzak, maar met haar?
„Dat doen zulke maniakken toch meestal niet, hè?" vroeg ze Jenny toen ze haar vriendin in de gang tegenkwam.
„Ook goeiemorgen. " Jenny deed de capuchon naar beneden van het regenjack, dat ze van Paula geleend had. „Waar heb je het over? Wat doen zulke lui meestal niet?"
„Mensen echt kwaad doen. "
„Geen idee. Jij bent de expert, " grinnikte Jenny.
Paula keek haar fronsend aan. „Het is niet leuk, hoor. En het is ook geen verbeelding. Ik heb me echt niet verbeeld dat er gisteravond iemand door onze tuin liep. Ik had bijna de politie gebeld. "
Jenny sperde haar ogen open. „Wat gebeurde er? Waarom heb je niet gebeld?"
Paula vertelde dat Robert op dat moment was gekomen en dat hij de hele tuin had doorzocht. „Hij zag natuurlijk niemand. Toch was er wel iemand. Maar als ik nu de politie zou bellen, zouden ze het niet geloven. Ze zouden in ieder geval niks kunnen doen. "
Ze waren intussen bij de kluisjes gekomen en Paula pakte het stukje papier met de nieuwe cijfercombinatie. Ze opende het kluisje en inspekteerde de inhoud. Mooi, alles was nog net zo als de vorige dag.
„In ieder geval, " vervolgde ze, terwijl ze een paar boeken in haar kluisje legde, „heb ik mezelf ervan proberen te overtuigen dat ik niet bang hoef te zijn, want als zo'n maniak zijn slachtoffer iets aandoet, is de lol er meteen af, denk je ook niet?"
„Zoals ik al zei, ik weet het niet. " Jenny hief afwerend haar hand op, alsof ze dacht dat Paula haar zou slaan. „Ik plaag je echt niet. Ik weet het gewoon niet. "
„Maar je denkt nog steeds dat ik me iets inbeeld, hè?"
„Dat heb ik nooit gezegd. " Jenny keek haar vriendin beledigd aan. „Ik denk dat het gewoon te maf klinkt om waar te zijn, dat is alles. "
„Ja, ik snap je wel, " zei Paula met een lach. „Sorry. Het is ook vreemd allemaal. Trouwens, " voegde ze eraan toe, „ik heb Alans band bij me. " Ze klopte op haar rugzak. „Misschien kun je me na schooltijd laten zien hoe ik dat ene stuk eruit moet halen. "
„Oké. " Jenny wilde zich omdraaien om weg te gaan, maar bedacht zich. „Hé, maak je niet te veel zorgen, hè? Ik snap dat het eng is, maar je weet nog steeds niet zeker of iemand het echt op je gemunt heeft. Misschien kunnen we iets bedenken om erachter te komen. "
„En wat doen we dan?" vroeg Paula. „Als we de waarheid weten, bedoel ik. "
Jenny grinnikte. „Dan kun je je zorgen gaan maken. "
Paula voelde zich beter, nu ze wist dat Jenny haar steunde. Ze waren vanaf de basisschool vriendinnen en hadden nog nooit echt ruzie gehad. Jenny had een scherpe geest. Als iemand Paula hiermee kon helpen, was zij het wel. Jenny was ook niet bang uitgevallen. Als er een maniak was, zou zij waarschijnlijk boven op hem gaan zitten, terwijl Paula de politie belde.
Maar stel nou eens dat er niemand was? Tijdens de lunchpauze, toen Robert het niet kon laten om in geuren en kleuren te vertellen hoe hij met een zaklantaarn rond hun huis was geslopen, was Paula zelfs in staat erom te lachen.
„Ik kon er niks aan doen, " zei ze om zich te verdedigen. „Misschien was het overdreven, maar ik was echt bang. "
„Ik snap niet hoe je erom kunt lachen, " merkte Susan op. „Ik las laatst over een aktrice die door een maniak werd gevolgd, en zij werd vermoord. "
„Hartelijk bedankt, Susan, " mompelde Paula.
„Nou, " beaamde Robert. „Leuke opmerking om Paula op te vrolijken. "
„Ik wil alleen maar zeggen dat ze voorzichtig moet zijn, " protesteerde Susan. Ze keek naar Paula. Haar blauwe ogen, meestal koel en afstandelijk, stonden helder en strak. „Misschien is het geen grap. "
Paula schoof heen en weer op haar stoel, en keek naar Richard, die aan de andere kant van de tafel zat. Met een lichte glimlach om zijn mond keek hij haar aan. Hij zei niets, maar het leek erop dat hij haar duidelijk probeerde te maken dat ze geen aandacht aan Susan moest schenken.
Paula keek weer naar Susan. „Tja, " zei ze, „ik beloof dat ik voorzichtig zal zijn. Trouwens, als ik al bezig ben gek te worden, weet ik ook waarom. Dat komt omdat er een geest bij me is. "
Richard sloeg zijn handen voor zijn gezicht, alsof hij niet kon geloven wat hij hoorde.
„Echt, " knikte Paula. „Alan. Soms droom ik dat ik hem hoor basketballen. Gisteren, voordat Robert kwam, viel ik in slaap en hoorde ik zijn stem. Alans stem. "
Paula hield op. Iedereen staarde haar aan. Zelfs Bob, die meestal alleen naar Susan keek, had zijn ogen op haar gericht.
Ze lachte. „Het is niet wat jullie denken, " legde ze uit. „Ik geloof niet echt dat er een geest is. Ik bedoel alleen dat ik nog veel aan hem denk."
„Je bent niet de enige, " zei Susan. Haar stem klonk hoog en schril.
„Ik weet het, " zuchtte Paula. „Ach, laat ook maar. Ik weet niet hoe ik het moet zeggen. Maar jullie weten toch dat ik die videoband heb? Die ik van zijn moeder heb gekregen? Ik wil hem bewerken. Nou ja, Jenny doet het en ik help haar erbij. We beginnen vanmiddag na school en als we klaar zijn, houden we een soort filmvertoning. "
„Klinkt leuk, " zei Bob. „Maar Alan heeft het opgenomen. Dus die komt er helemaal niet in voor. "
„Nou, ik heb nog niet alles gezien, " zei Paula. „Misschien heeft Alan iemand wat opnames van zichzelf laten maken. Maar daar gaat het niet om. "
„Waar gaat het dan wel om?" vroeg Susan.
„Het is iets speciaals van Alan, " zei Paula. „Een film over ons. Zijn vrienden. "