HOOFDSTUK 1
Paula Martins werd midden in de nacht wakker met een radeloze uitdrukking op haar gezicht. Ze hoorde het ritmisch stuiteren van een basketbal. Haar buurjongen, Alan Andersen, stond op het garagepad te basketballen. Als Paula zat te leren en het niet erg lukte, werd ze gek van dat voortdurende gebonk.
Maar het geluid was deze keer niet echt. Alan was namelijk drie weken geleden begraven.
Ik heb weer zo'n afschuwelijke nachtmerrie gehad, wist Paula, terwijl ze rechtop ging zitten en in het donker met haar ogen knipperde. Van alle dingen die ze zich van Alan herinnerde, bleef het geluid van de basketbal haar het meeste bij, zelfs als ze sliep.
Alan en zij hadden de laatste tien jaar naast elkaar gewoond. Ze waren meer dan alleen buren geweest. Paula had haar buurjongen bijna als een broer beschouwd. Soms plaagde hij haar, maar meestal vrolijkte hij haar op, als ze een proefwerk slecht had gemaakt, bijvoorbeeld.
En opeens was Alan er niet meer.
Alans dood was volkomen onverwachts gekomen. Alan was in z"n eentje gaan wandelen over een hoge, afbrokkelende dam. Stom natuurlijk, maar iedereen liep er overheen. Alleen, Alan was gevallen. En tegenwoordig ging niemand daar meer wandelen.
Als hij aan een ongeneeslijke ziekte was overleden, zou het dan gemakkelijker geweest zijn om eraan te wennen dat hij er niet meer was?
Misschien, maar dan nog zou Paula hem vreselijk missen. Zelfs zijn geplaag.
Paula keek op de wekker en probeerde niet verder te piekeren. Het was pas vier uur in de morgen. Buiten was het aardedonker. Mickey, haar grijs met witte kat, tilde zijn kop op en keek Paula vanaf zijn plaatsje op het voeteneind aan. Was ze van plan hem nog langer te storen of hield ze zich rustig? Paula draaide haar kussen om en ging weer liggen, maar de slaap wilde niet meer komen.
Het was niet de herinnering aan een geluid die haar wakker hield. Het was iets anders. Geen fantasie of droom, maar werkelijkheid. Het stond al twee weken in de hoek van haar kamer stof te verzamelen.
„Je moet er toch een keer in kijken, " zei Paula tegen zichzelf. „Als je het hebt gezien, zal er hopelijk een eind aan die nachtmerries komen. "
Het was eind oktober en ijskoud in de slaapkamer. Paula gooide het dekbed van zich af en deed haar badjas aan. Vervolgens trok Paula een paar warme sokken aan en liep naar het raam, dat uitkeek op de zijkant van het huis van de familie Andersen. Ze had haar rolgordijn niet naar beneden gedaan en ze kon het huis nu goed zien. Maar wat was dat nu? Het leek wel of er een lichtje te zien was bij de buren. Het scheen door een kier in de jaloezieën voor het raam van de huiskamer.
Aandachtig staarde Paula naar het raam. Brandde er echt licht? Dat kon helemaal niet. Paula wist dat Alans ouders niet thuis waren. Ze waren op reis in de hoop om op deze manier een deel van hun verdriet te verwerken.
Paula keek wat aandachtiger, tot het raam door haar adem besloeg. Ze veegde het schoon en keek nog eens. Nu zag ze niets anders dan het donkere huis. Donker en geen licht achter de jaloezieën.
Een geest, dacht Paula. Net als het geluid van de basketbal. Er was maar één manier om van die waandenkbeelden af te komen.
Ze liep weg bij het raam en ging naar de deur. Ze knipte de lamp aan. Het licht viel ook in de hoek, waar al twee weken lang een grote kartonnen doos stond.
Paula ging er op haar knieën voor zitten en dacht terug aan de dag waarop ze de doos had gekregen.
Het was een week na Alans begrafenis geweest toen er werd aangebeld. Paula had opengedaan. Mevrouw Andersen had op de stoep gestaan met een doos in haar handen.
Paula had Alans moeder sinds de begrafenis niet meer gezien. Ze was een kleine vrouw met heldere, bruine ogen, net als Alan. Die dag stonden ze niet helder.
„We gaan een tijdje op reis, " had mevrouw Andersen verteld, nadat Paula haar binnen gevraagd had. Ze had de doos in de gang gezet en Paul met betraande ogen aangekeken. „Ik wilde je een gunst vragen, Paula. "
Paula had geknikt en vanuit haar ooghoeken naar de doos gekeken.
„Zeg het maar als het te veel gevraagd is, " was mevrouw Andersen verder gegaan. „Ik heb Alans kasten nagekeken. Natuurlijk wil ik het een en ander bewaren. Ik wil ook graag wat van zijn spullen aan zijn beste vrienden geven, maar ik kan het niet opbrengen om ze allemaal op te bellen en hun te vragen wat ze willen hebben. Dus dacht ik dat jij dat misschien zou willen regelen. Dan kun je zelf als eerste iets uit de doos halen, als je tenminste wat wilt hebben. De rest mag je dan aan de anderen geven. "
De rillingen waren Paula over de rug gelopen. Ze had Alans moeder echter niet meer van streek willen maken dan ze al was en zei: „Ja, natuurlijk. Dat doe ik graag voor u. "
Dat was natuurlijk een leugen geweest. Ze deed het helemaal niet graag. Ze wilde niet eens naar de spullen kijken. Daarom had ze de doos in een hoek van haar kamer gezet. Ze had er nog niet in durven kijken.
Paula zuchtte en schold zichzelf uit voor lafaard. „Als Alans moeder het op kon brengen die dingen in een doos te doen, kun jij er ook wel naar kijken en aan de anderen doorgeven. "
Er klonk een zachte plof bij het bed. Spinnend kwam Mickey naast Paula staan. De kat wreef tegen haar been. Paula krabbelde hem even tussen zijn oren, maakte de doos open en begon de spullen eruit te halen.
Drie posters, een van een bekende hardrockzanger en twee oude filmposters kwamen als eerste uit de doos tevoorschijn.
Vijftien stripboeken, een basketbal en nog wat meer spullen die volgens Paula weinig waarde hadden. Plotseling viel haar oog op een videoband. Alan had van zijn zelf verdiende geld een videocamera gekocht, die hij overal mee naartoe nam.
Ze pakte de videoband en bekeek hem. Op de cassette zelf was nergens een titel te bekennen, er zat alleen een z-vormige kras op.
Een beetje verbaasd stond Paula op. Ze sloop de trap af en liep naar de woonkamer. De kat liep zachtjes met haar mee. Paula deed een lamp aan, schakelde de tv en de video in, en installeerde zich in een gemakkelijke stoel om Alans video te bekijken.
Het begon met de auto-wasdag, die ze in de lente georganiseerd hadden. De opbrengst van die dag was bestemd voor een kinderziekenhuis in de buurt. Veel jongelui waren net zo nat geworden als de auto's die ze moesten wassen. Jenny Berger, Paula's beste vriendin, kwam in beeld terwijl ze de slang op Paula richtte. De camera draaide naar Robert Owen, die het verkeer stond te regelen. Hij had het auto wassen georganiseerd. Robert deed overal aan mee. Hij had een aparte agenda nodig om al zijn aktiviteiten te noteren.
Er stond geen geluid op de band en Paula herinnerde zich opeens dat Alan gemopperd had omdat het geluid van zijn camera kapot was gegaan.
Het auto wassen ging een paar minuten door en daarna veranderde het beeld. Er liepen mensen in een straat. Sommigen leken zich niet op hun gemak te voelen door de camera, anderen maakten er een ongeduldige, slaande beweging naar.
Hierna volgde weer een andere opname. Een tuinfeest bij Alan; een trillerige opname van Susan Gold en Bob Forest, die met de armen om elkaar heen geslagen aan het dansen waren. Tengere Susan en stevige Bob, het verliefde stel. Ze gingen al heel lang met elkaar. Paula vond hen alle twee even aardig, al kende ze hen niet zo goed.
Vervolgens nog meer straatopnames. Daarna een heleboel trillerige beelden van boomtoppen en de lucht. Alan had vast op zijn rug gelegen.
Paula gaapte. Het was even na vijven. Ze kon nog een paar uurtjes slapen als ze meteen onder zeil ging. Ze gaapte nog eens, zette de televisie en de video uit en liep naar boven. Mickey lag al op haar bed, opgerold als een bal.
Buiten begon de duisternis te veranderen. Straks zou het gaan schemeren en licht worden. Paula liet het rolgordijn zakken, deed haar badjas uit en ging met haar rug naar het raam liggen.
In het huis van de buren gleed achter de jaloezieën een dun lichtstraaltje van kamer naar kamer, een klein zoeklicht in het duister. Als Paula voor het raam had gestaan, had ze het zeker gezien.
Maar Paula was in slaap gevallen.