20
NINA
Op de autosnelweg Parijs-Brussel hadden geen vrachtwagens hun lading verloren en er waren voor een keer geen files, zodat de rit naar Brussel Nationaal vlot verliep. Nina speelde op de achterbank van de Mercedes met Alexander een partijtje schaak dat ze gewoontegetrouw verloor, waarna Alexander zijn kubus van Rubik pakte en een nieuwe poging waagde om, door de zevenentwintig kleinere en uit zes verschillende kleuren bestaande kubussen de gewenste kant op te draaien, alle zijden in één kleur te krijgen. Er waren 43 miljard verschillende posities mogelijk en desondanks was Alexander er al een keer in geslaagd het voor elkaar te krijgen. Had hij zoveel geluk of was hij zo verstandig?
Toen ze in de omgeving van de luchthaven kwamen, draaide Sjafti de oprit op van het Airport Parking Car Hotel. Hij stapte uit, overhandigde zijn autosleutels aan de toegesnelde bediende en keek toe hoe de bagage van de Mercedes werd overgeladen in de shuttlebus die hen naar de ingang voor vip-reizigers zou brengen. Terwijl zijn aandacht door de formaliteiten in beslag werd genomen, boog Nina over de rugleuning van de voorbank en stopte vliegensvlug een in zilverpapier gewikkeld pakje in de linnen schoudertas die Sjafti op de bank had laten liggen. Het pakje woog ongeveer 350 gram, wat licht genoeg was om het verschil niet te merken als Sjafti straks zijn tas uit de auto zou pakken en over de schouder hangen.
De rit met de shuttlebus duurde maar een paar minuten. Bij aankomst ontfermde een kruier zich over hun bagage en bracht hen naar de balie van Swissair. Nadat Nina haar incheckkaarten gekregen had, liep ze met Alexander aan de hand door naar de controleposten van politie en veiligheid zonder op Sjafti te wachten. Ze hoorde hem achter haar rug binnensmonds vloeken. Toen de man aan de balie vroeg of Sjafti een stoel bij het raam wilde of bij het gangpad kreeg hij de volle laag. ‘Wie wil nu bij het raam zitten, verdomme. Het gangpad, natuurlijk. Maak voort, wil je?’
‘We doen ons best, meneer’, antwoordde de balieklerk onverstoord.
Zodra Nina met Alexander voorbij de politie- en veiligheidscontroleposten was, bracht ze Alexander naar een duty-freestandje met de nieuwste cd's en zocht zich een plaats vanwaar ze een waakzaam oogje op haar zoon kon houden en tegelijk ongemerkt Sjafti kon gadeslaan.
Intussen had die zich gemeld bij de politiecontrolepost. Hij overhandigde zijn paspoort en beet zijn lippen stuk toen de politieman rustig de tijd nam om zijn naam in de computer in te tikken en tussendoor nog de gelegenheid vond een praatje te voeren met de agent die achter hem stond. Toen hij zijn paspoort terugkreeg, haastte hij zich naar de röntgencontrole. Hij smeet zijn schoudertas op de lopende band, stapte door de metaaldetectiepoort en stond zich op te vreten van ongeduld aan de andere kant tot zijn handbagage weer tevoorschijn zou komen. Eindelijk was het zover. Op het ogenblik dat hij de schoudertas bij de riem vastgreep, voelde hij een zware hand op zijn schouder.
‘Of meneer even met ons wil meekomen?’
Hij keek op. Drie potige agenten van de luchthavenpolitie, gereed om hem bij het geringste verzet te lijf te gaan, sloten hem in.
‘Waarom? Wat is er?’
‘Dat weet u zelf ook wel, meneer. U hebt een pistool in uw handbagage.’
‘Ik? Een pistool?’ Sjafti's stem schoot uit. ‘Geen kwestie van. Meer dan een balpen zul je bij mij niet aantreffen.’
‘U kunt beter geen heibel maken, meneer. In uw handbagage bevindt zich een Colt Mustang Pocketlite, geladen met zes patronen en schietklaar. Dat kan u duur te staan komen.’
Sjafti's ogen schoten vuur. Hij besefte dat hij er door Nina was ingeluisd. ‘Iemand heeft dat ding buiten mijn weten in mijn tas gestopt. Ik weet wel beter dan een pistool door de controle te willen brengen.’
‘Gaat u nu maar mee, meneer. Of zullen we u de handboeien omdoen?’
Nina zag hoe hij aan beide kanten door de politiemannen bij de arm werd genomen en werd afgevoerd door een stalen deur met het opschrift: Rijkswacht / Gendarmes.
Alexander zag wat er aan de hand was en kwam naast haar staan. ‘Waarom moet hij mee?’ vroeg hij. ‘Wat heeft hij misdaan?’
‘Dat willen we liever niet weten, liefje’, antwoordde ze. ‘Sjafti is niet onze beste vriend.’
‘Zeg dat wel. Hij is niet veel zaaks.’
‘O ja? Waarom?’
‘Als hij leest, beweegt hij zijn lippen. Dat doen alleen domme mensen.’
Nina lachte. ‘Hou jij nu maar even jouw lippen op elkaar. We moeten ons haasten.’ Ze nam hem mee naar de balie van Lufthansa en kreeg de twee tickets voor de vlucht naar Frankfurt die ze telefonisch had besteld. Als ze eenmaal in de lucht waren, zou ze haar beste beentje moeten voorzetten om Alexander te doen begrijpen waarom ze Sjafti hadden afgeschud, waarom ze met een omweg en tussenstops via Frankfurt, Londen en Amsterdam op weg waren naar een internaat in Oostenrijk en niet naar een skistage in Zwitserland en waarom hij voortaan Novarad zou heten, wat een anagram was van haar eigen naam: Radanov.
Het Internationales Kolleg Wien was een school voor kinderen van diplomaten en UNO -ambtenaren. De school lag in het centrum van Wenen vlak bij de Stephansdom, en het internaat dat ertegenaan leunde was een van de best beveiligde gebouwen van de stad. Het IKG had altijd al veel aandacht besteed aan alle soorten van wintersport en toen Alexander hoorde dat ze in Hochfügen een eigen skischool en springschans hadden, was zijn teleurstelling over de gemiste skivakantie in Zwitserland snel vergeten.
Maar de echte reden waarom Nina voor het Internationales Kolleg Wien had gekozen, was dat Simon hier vele jaren naar school was geweest. Hij had altijd in lovende woorden gesproken over deze school en de directeur, doctor Brotman, die hem in contact had gebracht met het zweefvliegen, wat later zijn grote passie zou worden. Toen ze nog met Simon was, had hij haar een keer meegenomen naar een reünie van de zweefschool en hij had haar voorgesteld aan doctor Brotman. Als we ooit kinderen krijgen brengen we die naar jouw school, had hij hem toen lachend beloofd.
Terwijl Alexander met een van de oudere leerlingen een rondgang door de school maakte, had Nina een gesprek met doctor Brotman. In vage bewoordingen legde ze hem de toestand uit, maar ze liet er geen twijfel over bestaan dat Simon de vader was van Alexander. Ze vroeg hem of hij Alexander wilde inschrijven onder de naam van Alex Novarad, omdat ze bang was dat als Cyrus zijn verblijfplaats zou achterhalen, hij hem naar Iran zou laten ontvoeren en dan zou ze hem nooit meer weerzien. Ze deed daarbij ongegeneerd een beroep op mogelijke schuldgevoelens omdat jaren geleden Simons vader, Sam Hofman, was omgekomen bij een aanslag in het nabijgelegen vluchtelingenkamp van Schönau an der Donau, wat gebeurde onder het oog van werkeloos toekijkende Oostenrijkse politie.
Zoals ze verwacht had, zei doctor Brotman haar zijn volledige steun toe. Op dat ogenblik kwam Alexander de kamer binnengestormd.
‘Goh, mam. Ik wil mee naar Hochfügen. Naar de slalomwedstrijd. Er komen Zwitsers en Noren. En ook Fransen en Italianen en de besten zullen…’
‘Kalm aan, jongeman.’ Ze keek doctor Brotman aan.
‘Waar heeft hij het over?’
‘Een internationale wedstrijd. Morgen. Onze school in Hochfügen is de organisator. Vanmiddag nog vertrekken onze beste skiërs om…’ Hij maakte zijn zin niet af en tuitte zijn lippen alsof hem plots iets te binnen schoot. ‘Zei je niet dat Alex veel aanleg had voor skiën?’
‘O, ja, meneer. Ik heb al twee keer de afdalingswedstrijd voor de minder dan twaalfjarigen gewonnen en één keer de slalom.’ Alexander danste van de ene voet op de andere van opwinding. ‘Ik kan al…’
‘Rustig, Alex. Meneer de directeur is aan het woord.’
‘Ja, mams, maar…’ Alexander kneep zijn lippen op elkaar en zweeg.
Doctor Brotman glimlachte begrijpend. ‘Zo te horen is hij uit het goede hout gesneden.’
‘Ik hoop van wel.’
‘Misschien is dat de oplossing. Dat we hem inschrijven in de skischool van Hochfügen. Vier middagen skiles en conditietraining, de rest van de week het klassieke lesrooster. Spreekt je dat aan, Alex?’
‘Te gek, meneer. Ik bedoel: geweldig.’
‘Aan de skischool is ook een internaat verbonden. Niemand zal hem daar zoeken. Wat denkt u, mevrouw Radanov?’
Nina aarzelde. ‘Bent u niet bang dat hij daarvoor nog te jong is?’
‘Toe, mam. Ik ben geen kind meer.’
Nina keek de directeur vragend aan.
‘Hij heeft gelijk’, zei doctor Brotman. ‘Als je kampioen wilt worden kun je niet vroeg genoeg beginnen.’
Twee uur later was Alexander als Alex Novarad met een autobus volgeladen met sportieve jongeren van uiteenlopende leeftijden en een viertal sportleraren onderweg naar Hochfügen. Nina bleef voorlopig in Wenen. Van Brotman kreeg ze de beschikking over een penthouse aan de Schubertring dat hij negen maanden per jaar verhuurde aan een Mexicaanse UNO-ambtenaar en dat voor het ogenblik onbewoond was. Zo hoefde ze zich niet in te schrijven in een hotel. Zelf woonde hij met zijn vrouw Lutgart een verdieping lager.
Die nacht deed Nina bijna geen oog dicht. Ze maakte zich zorgen over Alexander, die vertrokken was met volstrekt onbekenden en over de reactie van Cyrus als hij tot het besef zou komen dat ze er met Alexander vandoor was. Om halfzeven kwam ze met moeite uit bed, moeër dan toen ze ging slapen.
Het penthouse was rustiek gemeubileerd, met mahoniehouten kasten en vergulde spiegels. In de zitkamer stond een vleugel voor een raam dat uitkeek over de Schwarzenbergplatz. De keuken was glanzend wit en modern, maar de ijskast was leeg en in de provisiekasten vond ze niets dat eetbaar was. Hier woonde duidelijk een man alleen.
Ze schoof de deur naar de daktuin open en stapte naar buiten. Het was winderig en koud weer en de nachtvorst had op het dakterras een dun laagje ijs achtergelaten. Ook het ruiterstandbeeld van Schwarzenberg, de legeraanvoerder in de oorlogen tegen Napoleon, vertoonde een laagje rijp. Van de Hochstrahlbrunnen, een verlichte fontein die haar water de vorige avond tot dertig meter hoog spoot, viel niets te merken. Huiverend stapte ze weer naar binnen.
Ze besloot op zoek te gaan naar een bakkerswinkel of een supermarkt om wat proviand in te slaan. Toen ze het huis verliet, viel er natte sneeuw. Verscholen onder de kap van haar windjack volgde ze een eindje de Schubertring, die een deel was van de Ringstrasse, een brede, met bomen omzoomde boulevard met een aantal beeldbepalende openbare gebouwen, met statige huizen en flats voor de kapitaalkrachtige Weners. Het was geen straat waar je om halfacht 's ochtends een winkel open vond. Ze sloeg een zijstraat in naar de binnenstad en na een tiental minuten door smalle straatjes te hebben rondgezworven, kwam ze terecht bij een halte van de Stadtbahn waar een Café-Konditorei net zijn deuren opendeed. Ze bestelde een Portion Kaffee en Semmeln, verse witte broodjes met boter en jam. De warmte in het café en de knappende broodjes gaven haar nieuwe energie.
Toen ze weer buiten stond had het opgehouden met sneeuwen. Het was nog koud en alles was grijs, nat en mistig. Terwijl ze de weg terug liep, maakte ze haar plan op voor de dag. De boodschappen konden wachten. Eerst zou ze een koffer ophalen die gisteren om een of andere reden niet met het vliegtuig was meegekomen. De dienst voor verloren bagage zou die vandaag afgegeven bij doctor Brotman, maar daar wilde ze niet op wachten. In de koffer zaten nogal wat spullen die Alexander nodig had. Ze zou een taxi nemen om hem dat te brengen, dan kon ze meteen zien hoe hij het daar stelde en of hij nog wat nodig had.
Ze bleef met twijfels over hoe het daarna verder moest. Aan geld had ze geen gebrek, dus dat was niet het probleem. Het probleem was dat ze geen vrienden of familieleden had van wie ze de hulp kon of wilde inroepen. Er was alleen Simon. Stom van haar dat ze die dag in Antwerpen het gesprek zo abrupt had afgebroken, alleen maar omdat hij zo afwachtend gereageerd had op zijn mogelijke vaderschap.
Een eind verder kwam een taxi tot stilstand en liet zijn passagier uitstappen. Ze holde er naartoe en terwijl de bestuurder zijn routekaart nog aan het invullen was, ging ze al op de achterbank zitten. Zonder op te kijken vroeg hij: ‘Waar wilt u naartoe, gnädige Frau?’
‘De terminal van Wenen-Schwechat, alstublieft. En daarna naar Hochfügen.’
Hij keek om. ‘Dat is een heel eind, dame. Ik hoop dat u genoeg Oostenrijkse schillingen op zak hebt.’
Ze opende haar handtas en gaf hem een briefje van honderd schilling. ‘Hier heb je alvast een fooi. Zorg jij nu maar dat je me veilig ter plekke brengt.’
De bestuurder grijnsde. ‘Laat dat maar aan mij over, dame.’ Hij pakte de microfoon en meldde in een sappig Weens dialect wat zijn vrachtje was en het doel van de rit. Daarna schakelde hij en reed weg alsof de auto teer als porselein was.
Nina liet zich met een zucht tegen de rugleuning zakken. Haar eerste doelstelling was uit het vaarwater van Cyrus te blijven. Voorlopig zag het ernaar uit dat dat zou lukken.
Daarna zien we wel, dacht ze. Misschien zou ze daarna Simon opbellen.
Het was laat in de middag toen de taxi haar voor het huis aan de Schubertring liet uitstappen. Ze wist nu hoe een moeder zich moet voelen als haar zoon volwassen is geworden en het huis verlaat. Alexander was in Hochfügen zo in zijn schik geweest met zijn nieuwe kameraadjes en de sportieve activiteiten die op het programma stonden, dat hij stond te popelen van ongeduld toen ze afscheid nam. Alsof ze opeens niet meer belangrijk was. Ze zuchtte. Misschien was het beter zo.
Onderweg had ze een bos bloemen gekocht voor Frau Brotman. Die zou ze haar eerst brengen en daarna zou ze uitgebreid gaan shoppen om het zich in het penthouse wat naar de zin te maken. Terwijl de lift haar naar boven bracht, dacht ze na over het voorstel van doctor Brotman om in afwachting van een regeling met Cyrus als pr-vrouw voor het Internationales Kolleg Wien te werken. Met de vele nationaliteiten aan de internationale school kon hij iemand als Nina, met haar uitgebreide talenkennis, goed gebruiken. Ze wist niet of ze daar wel op in zou gaan.
Ze stapte uit de lift en drukte op de belknop. Die ging nogal stroef en omdat ze binnen niets hoorde, drukte ze nog een keer. Toen ook dat zonder resultaat bleef, probeerde ze de deurklink. De deur zat niet op slot. Ze duwde die verder open en ging naar binnen. Ze bleef staan in de vierkante hal, die gedomineerd werd door een verbleekt schilderij met figuren in zeventiende-eeuwse kledij.
‘Doctor Brotman?’
Rechts van haar kon ze door openstaande glas-in-looddeuren een verlaten bibliotheek zien met wanden vol met encyclopedieën, atlassen en woordenboeken. Een deur aan de andere kant van de hal die naar de salon en de daarachter gelegen eetkamer leidde, stond open. Ze ging tot bij de openstaande deur maar bleef in de hal.
‘Doctor Brotman?’
Nog steeds geen antwoord. Wel hoorde ze een vaag geluid, iets als geschuifel of binnensmonds gemompel zoals wanneer iemand met gesloten lippen een wijsje neuriet. De radio? Verbeelding? Het geluid hield op. De stilte had iets onheilspellends en ze betreurde het dat ze haar kleine Colt Mustang niet meer bij de hand had. Ze opende haar handtas en zocht naar iets dat ze als wapen zou kunnen gebruiken, al was het maar een puntkam, maar het enige wat ze vond was haar semafoon.
Ze klemde het glanzende metalen doosje in de hand en stapte aarzelend naar binnen.
‘Frau Brotman?’
Ze kreeg een geweldige dreun in haar nek, waardoor ze languit op de geboende parketvloer van de salon viel. Half versuft voelde ze hoe iemand haar bij de kraag greep en verder de kamer in sleurde. Daar werd ze losgelaten. Ze wilde overeind krabbelen maar kreeg een trap tussen haar schouderbladen. Haar neus dreunde tegen de vloer waardoor de tranen in haar ogen sprongen en alle lucht uit haar longen werd verdreven. Tegelijk voelde ze dat haar handtas van haar schouder werd gerukt. Ze hoorde hoe de rits werd opengetrokken en de inhoud van de tas op de grond werd geschud. Een paar handen gingen langs haar lichaam, op zoek naar verborgen wapens. Ze zag niet veel, alleen een paar lichtbruine schoenen waarvan het Boss-merkje zich op een paar centimeter van haar neus bevond. De handen gleden tussen haar benen tot in haar kruis, persten zich onder haar lichaam, over haar maag, rukten aan haar beha en knepen in haar borsten. Ze draaide haar hoofd weg en liet begaan; hoe meer ze tegenstribbelde, des te meer pijn zou ze te verduren krijgen.
Toen grepen dezelfde handen onder haar oksels en sleurden haar overeind, waarna ze als een zak aardappelen in een armstoel werd neergegooid. Ze hapte naar adem van pijn, die ze terstond vergat toen ze het gezicht zag van de man die de Boss-schoenen droeg.
Het was Sjafti en zoals altijd als hij in het Westen vertoefde, was hij keurig gekleed. Hij schudde afkeurend het hoofd. ‘Dat had u niet mogen doen, mevrouw Nina. Meneer Cyrus is in alle staten.’
Ze stond perplex. Niet omdat Sjafti niet in een Belgische gevangenis zat te verkommeren, wel omdat hij haar zo vlug op het spoor was gekomen.
‘Hoe heb je me gevonden?’ steunde ze.
Hij keek meewarig. ‘Een vrouw alleen op reis met een snotjong valt op, weet je. Een paar telefoontjes volstonden. Of ben je vergeten wat een lange arm we hebben? En dan was er die verloren koffer. Toen ik aan de infobalie in Wenen naar je informeerde, kreeg ik meteen het hele verhaal, met het adres van doctor Brotman op de koop toe.’
Natuurlijk. Stom van haar. Ze had het adres van doctor Brotman daar nooit mogen geven.
Sjafti had de bloemen opgeraapt, die ze had laten vallen en gooide de bos in haar gezicht. ‘Kijk eens achter je.’
Ze draaide het hoofd om, bang voor wat ze zou te zien krijgen. Ze had er alle reden toe. Doctor en Frau Brotman zaten naast elkaar op de grote Louis Quinze-zitbank, met stalen handboeien om en een grote pleister over hun mond. Toen ze in de wijd opengesperde ogen van Frau Brotman keek, begon die binnensmonds te jammeren. Nina wist nu wat het klaaglijke geluid was dat ze vanuit de hal had gehoord.
Achter de Brotmans stond een lange magere man met een taankleurig gezicht, gekleed in jeans en een zwarte trui. Een hand met aan de middelvinger een overmaatse zilveren ring met een groene edelsteen lag op het hoofd van Frau Brotman. Nina zag hoe hij het grijze, gepermanente haar van de oudere vrouw om zijn vinger draaide. Het was een klein, onverschillig gebaar waardoor het mes dat hij in de andere hand hield nog veel angstwekkender werd.
Sjafti schraapte de keel. ‘We vroegen Doctor en Frau Brotman waar Alexander is. Ze beweren het niet te weten.’
‘Dat klopt. Alexander is hier niet. Nooit geweest.’
‘Waar dan wel?’
‘Daar heb je geen barst mee te maken.’
De neus van een van zijn Boss-schoenen belandde vlak onder haar knieschijf. Nina klemde haar tanden op elkaar en verbeet de pijn.
‘Komt er nog wat van?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Alexander is verder gevlogen. Naar een land waar hij veilig is. Als je me niet gelooft, kijk dan maar op de passagierslijsten. Daar ben je goed in.’
Sjafti keek naar haar lippen, maar de woorden schenen niet tot hem door te dringen.
‘Een dode meer of minder maakt voor mijn vriend niet uit. Dat besef je toch wel, hè?’
Nina besefte het. Dat was voor haar niet nieuw.
Sjafti knikte naar de man met het mes.
‘Snijd haar de keel af.’
De hand met de zilveren ring verstrengelde zich in het haar van de arme Frau Brotman en rukte het hoofd naar achteren. Het mes flitste omlaag.
‘Wacht!’
Het glanzende staal bleef een ogenblik hangen boven de strakgespannen boog van de keel. Toen zag Nina de spieren in de hand verstrakken, de inzet van de dodelijke haal.
‘Kijk eens.’
Ze strekte haar arm uit en wees met het metalen doosje van de semafoon in de richting van de man met het mes. Iets in haar stem deed hem verstijven.
‘Weet je wat dit is?’
Hij wist het niet, maar hij werd wel bleek. Misschien dacht hij dat het een pulverizer uit de x-files was. Hij verroerde geen vin.
Ze hees zich uit de stoel en verwijderde zich hinkend voldoende ver van Sjafti zodat hij de semafoon niet uit haar hand kon slaan.
‘Laat dat mes vallen en ga naast Sjafti staan. NU!’
Klang! De messenheld gehoorzaamde, stelde zich meer achter dan naast Sjafti op.
‘Je dacht toch niet dat ik geen voorzorgsmaatregelen had genomen? Ik heb drie knoppen aan dit apparaat. Als ik op de middelste druk, gaat in het bureau van de Polizeipräsident aan de Ringstrasse hier honderdvijftig meter vandaan het alarm af. Ze weten dan wat hen te doen staat. Maar de twee buitenste knoppen zijn pas interessant. Ze zenden gerichte straling uit naar je ingewanden, net genoeg opdat je de doden van Hiroshima zou benijden. Welke zal het wezen?’
‘Lulkoek’, zei Sjafti, maar zijn stem klonk niet overtuigd.
‘Daag me niet uit, Sjafti. Alleen voor die trap tegen mijn knie wil ik je met plezier aan radioactieve straling zien creperen. Gooi het sleuteltje van de handboeien naar mij.’
Hij aarzelde.
‘Weet je wat’, zei Nina. ‘Ik geef je eerst een lichte stoot gammastralen. Daar blijf je nog een kleine tien jaar mee in leven. Bij wijze van spreken. Daarna haal ik de Polizei erbij.’
Dat van de politie klonk blijkbaar geloofwaardiger. Sjafti voelde er niets voor een tweede keer opgepakt te worden. Hij gooide haar het sleuteltje voor de voeten.
‘U vergist zich, mevrouw Razdi. Met meneer Cyrus kun je de spot niet drijven.’
Zonder een van hen uit het oog te verliezen maakte Nina de handboeien van doctor Brotman en zijn echtgenote los. Het waren boeien zonder ketting die door middel van een massief metalen scharnier met elkaar verbonden waren. Het harde metaal had diepe, pijnlijke striemen in hun polsen achtergelaten. Het verwijderen van de pleisters liet ze aan hen over. Toen het echtpaar aanstalten maakte de salon te verlaten, deed Sjafti een stap opzij, als om hun de weg te versperren. Zijn goedgelovigheid kende tenslotte grenzen. Nina besefte dat en ze reageerde gepast.
‘Weet je wat?’ zei ze. ‘Ik zal Cyrus opbellen. Ik zal een regeling met hem treffen.’ Eens zou ze hoe dan ook de confrontatie moeten aangaan.‘Opbellen?’ vroeg Sjafti. ‘Wanneer?’
‘Nu, terwijl je het hoort.’
Hij dacht daar over na, zijn gezicht vertrokken in een lelijke plooi, en kreeg een ingeving. ‘Ik zal hem opbellen’, zei hij. ‘Dan weet ik zeker dat je me niet belazert.’
Ze wees naar de telefoon op een rooktafeltje. ‘Doe maar. Maar wel met de luidspreker aan. Hij is in Antwerpen. De Witte Lelie. Ken je het nummer?’
‘Niet van buiten.’
Ze gaf hem het privé-nummer van Fariman en luisterde mee, hoorde de beeptonen toen Sjafti het nummer aantikte, hoorde de telefoon bellen. Het duurde lang voor er werd opgenomen – ze begon al te wanhopen, toen opeens de beschaafde maar onpersoonlijke stem van Fariman door het luidsprekertje kwam.
‘Ja?’
‘Met Sjafti. Ik wil meneer Cyrus spreken.’
‘Dat zal moeilijk zijn. Hij bevindt zich ergens boven de Atlantische Oceaan.’
Nina vergat het gevaar en kwam naast Sjafti staan. ‘Is Simon daar?’
‘Ben jij dat, Nina?’ De stem van Fariman had opeens een warmere klank.
‘Ja. Kun je Simon even aan de telefoon roepen? Het is erg belangrijk.’
‘Simon bestuurt het vliegtuig. Ze zijn onderweg naar Alaska.’
Sjafti duwde Nina opzij. ‘Hoor eens, ik heb Cyrus dringend nodig. Kun je geen verbinding tot stand brengen via de HF-radio?’
‘Dat zijn wel open lijnen. Iedereen kan meeluisteren.’
‘Ik let wel op.’
‘Blijf aan de lijn.’
Stilte. Statische geluiden. Flarden van onbegrijpelijke stemmen. Fading. Toen hoorde ze de stem van Simon, ver weg en onduidelijk. Hij zei: ‘Ogenblik. Hij komt eraan.’
‘Simon’, riep ze. ‘Ik ben het. Nina. Hoor je mij?’
Maar het was de stem van Cyrus die antwoordde, kil en vijandig.
‘Waar ben je?’
Ze pakte de hoorn op en schakelde het luidsprekertje uit. ‘In Wenen. Sjafti en een van zijn keelsnijders zijn bij mij binnengedrongen maar ik heb ze onder schot. Ik kan ze neerschieten of aan de politie uitleveren. Wat heb je liefst?’
‘Sjafti laat zich door jou niet pakken. Zo stom is hij niet.’
Ze hield de hoorn in de richting van Sjafti. ‘Zeg gedag tegen je baas.’
Sjafti slikte. ‘Ik kon er niets aan doen, meneer Cyrus. Ze heeft…’
‘Kop dicht. Op je knieën en handen boven je hoofd.’ Ze trok de hoorn terug. ‘Wel, Cyrus?’
Cyrus knarsetandde.
‘Waar is Alexander?’
‘Ver weg. Volkomen buiten jouw bereik.’
‘Die plek bestaat niet. Wees gerust, ik vind hem wel. En jou ook. Het zal je heugen.’
‘Je blaft tegen de maan. Daar kom je geen stap verder mee.’
‘Je onderschat mij.’
‘Helemaal niet. Ik weet niet alles, maar wel veel van je. Daarom heb ik mijn voorzorgen genomen.’
Een korte tijd hoorde ze alleen ruis. Toen vroeg Cyrus: ‘Is dat een provocatie?’
‘Nee. Een voorstel tot onderhandelen. Ik wil daarvoor naar jou komen. Alleen. Alexander blijft waar hij is.’
‘Alexander is mijn zoon. Je kunt een vader niet…’
‘Wie de vader is, zal blijken uit de bloedproef. Er is een…’
‘Wat zeg je? Bloedproef?’ Cyrus stikte haast van woede. ‘Begin jij ook al met die onzin. Speel geen spel met mij, Nina. Ik waarschuw je.’
‘Het is geen spel. Daarom wil ik er met je over praten.’
Het duurde lang voor hij antwoordde. Toen zei hij: ‘Goed. Geef Sjafti maar door. Zodra ik terug ben uit Alaska, komen we bij Fariman samen.’