18
CYRUS

Cyrus had Alexander nog nooit zo uitbundig geweten. De knaap holde van de auto naar de voordeur. ‘Goh, mam, maak voort. Straks is het vliegtuig weg zonder ons.’

‘Doe maar gewoon, Alexander. We hebben alle tijd van de wereld.’ Nina had Alexander ingeschreven voor een stage voor jonge skiërs in Zwitserland. De jongen had tijdens de selectieproeven in Colmar al zijn leeftijdsgenootjes te kijken gezet en nu zag hij zichzelf al als een gouden medaille-winnaar op de Olympische Spelen.

Nina stak haar hoofd door de deur van de wintertuin. Ze droeg een kort gewatteerd windjack op een zwarte spijkerbroek. ‘We zijn weg’, zei ze.

‘Oké. Vergeet niet dat Sjafti me moet…’

Bam! Ze sloeg de deur met een klap dicht en ging ervandoor. Even later hoorde hij de motor aanslaan en de auto wegrijden.

Hij gooide geërgerd zijn ochtendkrant neer en stak een sigaret op. Nina was boos omdat hij haar, waar ze ook ging, door een van zijn bodyguards liet vergezellen. Dat het met haar eigen veiligheid of die van Alexander te maken had, wilde ze niet accepteren. Een paar dagen geleden hadden ze daar een hooglopende ruzie over gehad. Ze was gaan shoppen en had onderweg haar chaperon afgeschud. Daarna was ze de hele dag weggebleven. Zogenaamd had ze de dag doorgebracht in een schoonheidssalon, maar hij geloofde daar geen snars van. Een van de agenten van Musa was dat nog aan het uitzoeken en tot hij daar meer over wist, liet hij haar begeleiden door Sjafti. Die zou zich niet zo makkelijk in de luren laten leggen.

Cyrus trok aan zijn sigaret en blies de rook uit naar het plafond.

Met Nina was het de laatste tijd altijd wat. Sinds ze de haoma had afgezworen, vond ze altijd wel een reden om hem af te wijzen. Het aantal keren dat ze de laatste maanden seks hadden gehad, kon hij op een hand tellen. Niet dat zijn seksleven daaronder leed – tijdens zijn buitenlandse reizen had hij aan vrouwen geen gebrek – maar Nina was de moeder van zijn zoon en als ze geen seks hadden, zouden er ook geen broers voor Alexander komen. Wat vruchtbaarheidstests bij hem of haar ook mochten uitwijzen, het maakte geen verschil. Waar bleef trouwens die analyse van het laboratorium?

Mimi, een van de schoonmaaksters, kwam het terras op. Onwillekeurig gleden zijn ogen naar haar lange benen onder het korte spijkerrokje en hij keek dan ook wat verbaasd op toen ze naast hem kwam staan en een medicijndoosje voor hem neerlegde.

‘U kunt beter mevrouw terugroepen’, zei ze met een slim lachje. ‘Ze heeft haar pillen vergeten.’

‘Pillen?’

Hij pakte het doosje op en bekeek het. De merknaam Mercilon zei hem niets. Op de achterkant van het doosje was met een balpen de naam van de arts geschreven: dr. Marvan. In het doosje zat een halfopgebruikte doordrukstrip met dagaanduidingen. Een bijsluiter zat er niet in. ‘Waar is dit voor?’ vroeg hij fronsend. ‘Is ze ziek?’

‘Ziek? Nee.’ Mimi duwde op een uitdagende manier haar platte buik naar voren. ‘Maar als ze ze vergeet te nemen zou ze wel eens een heel groot gezwel kunnen krijgen.’ Lachend ging ze ervandoor.

Toen tot hem doordrong wat ze bedoelde, voelde hij het bloed naar zijn hoofd stijgen van woede. Geen wonder dat er geen kinderen meer kwamen. Terwijl hij zijn hoofd brak over zijn vermogen tot voortplanting had Nina stiekem de pil gepakt. Hoe lang al? vroeg hij zich af. En waarom? Was het omdat ze van hem geen kinderen meer wilde of omdat ze hem bedroog?

Hij gooide zijn sigaret op de grond. De achterbakse teef. Als ze geloofde dat ze Cyrus Razdi, zoon van Darius Razdi, rechtstreekse afstammeling van de beroemde veldheer Nahir Sjah, op die manier in het ootje kon nemen, dan zou ze van een koude kermis thuiskomen.

Dr. Alice Marvan was lichtjes ontstemd toen ze te horen kreeg dat Nina al vertrokken was, maar Cyrus wist haar ervan te overtuigen dat het allemaal op een misverstand berustte. Hij had haar laten bellen met de bedoeling een afgesproken raadpleging af te gelasten, niet omgekeerd. Intussen was hij verheugd dat ze gekomen was. Nina had altijd zo lovend over haar gesproken dat hij blij was haar persoonlijk te leren kennen. Wilde ze iets drinken? Een nee als antwoord kon hij niet aanvaarden. Hij bracht haar naar de bibliotheek en vroeg haar te gaan zitten. Een kruidenthee? Prima, hij zou er persoonlijk voor zorgen.

Geheel overdonderd door zijn krachtige persoonlijkheid ging dr. Marvan op de leren divan zitten die hij haar aanwees, maar ze bleef op haar hoede. Ze ontdooide pas toen ze op de lage salontafel een in leer gebonden exemplaar zag liggen van een medisch handboek over vrouwenziekten uit de achttiende eeuw dat hij daar speciaal met dat doel had neergelegd. Was ze geïnteresseerd? Misschien kon hij haar wel zo een exemplaar bezorgen. Dr. Marvan was opgetogen. In feite was ze voor hem een makkelijke prooi. Ze was eind veertig, begin vijftig en niet gewend aandacht te krijgen van aantrekkelijke mannen als Cyrus. Ze was gynaecologe en wist alles over de grote en kleine kwaaltjes van vrouwen, maar als het haar eigen lichaam betrof was ze soms hopeloos verloren. Toen Cyrus naast haar op de leren divan kwam zitten, trok ze onwillekeurig haar lange rok wat dieper over haar knieën. Dat had ze beter niet gedaan. Er was niets dat hem zo kon ophitsen als preutsheid en voorgehouden maagdelijkheid. De directrice van L'Institut Suisse des Sciences Modernes kon daarvan meespreken. Ze had dezelfde vroege rimpels in haar onopgemaakte gezicht gehad toen hij haar op zijn zestiende op de Sentier du diable alle kleuren van de regenboog had doen zien. Om nog maar te zwijgen van de vrouw van de Franse ambassadeur in Londen die hij genomen had boven op het bureau van de ambassadeur terwijl in de salon ernaast een receptie aan de gang was. Toen hij bij haar binnendrong, had ze geschreeuwd als een vrouw in barensnood. Gelukkig waren de meeste genodigden zo ingenomen geweest met de klank van hun eigen stem dat ze haar niet eens gehoord zouden hebben als ze op de grond van de salon te midden van hun gespreksgroepjes was klaargekomen.

Cyrus wachtte rustig tot de haoma die hij door de kruidenthee had gemengd, begon te werken. Toen hij een hand op haar knie legde en haar rok langzaam omhoogschoof, bood ze nog even weerstand maar de kracht van de haoma was onweerstaanbaar en toen hij haar slipje omlaagtrok, bezweek de dam en werd ze overspoeld door veertig jaar van onderdrukte verlangens en frustraties. Hij streelde bedreven haar clitoris, tergend, verleidelijk, tot ze jengelde als een kind om meer en hoewel ze nog nooit haar beroepsgeheim had geschonden vertelde ze hem alles wat hij over Nina wilde weten: hoe gezond en vruchtbaar ze wel was en sinds wanneer ze de pil slikte, en van haar plannen om van hem weg te gaan.

Toen pas drong het tot hem door dat Nina niet was gaan skiën, maar dat ze hem had verlaten. De gynaecologe moest het ontgelden. Hij koelde zijn woede en verbittering op haar, dwong haar op haar knieën voor hem te zitten en hij nam haar als een loopse teef, langdurig, genadeloos en onbeheerst, waarna hij haar, verdwaasd van pijn en uitputting en nog half ontkleed, brutaal de deur uitwerkte.

Daarna belde hij via de beveiligde telefoon en de gebruikelijke tussenstations Musa op en verzocht hem Nina en Alexander door agenten van de SAVAMA te laten opsporen en weer naar huis te brengen.

‘Is er dan geen bodyguard met haar mee?’ vroeg Musa.

‘Sjafti. Hij zou me zodra het vliegtuig geland is opbellen, maar tot nu toe heb ik niets van hem gehoord. Een reden te meer om me ongerust te maken.’

‘Hm. Wat doen we met hen als we hen gevonden hebben?’

Cyrus aarzelde. De geschiedenis herhaalde zich. Ooit had zijn vader een wereldwijde zoektocht georganiseerd om de voortvluchtige Sharon en zijn broer Simon naar Iran te brengen. Nu deed hij hetzelfde met Nina en Alexander. Met het verschil dat hij geen onneembare vesting als Chinvat had om hen in op te sluiten.

‘Vasthouden tot ik je zeg wat er verder mee moet gebeuren’, bitste hij.

‘Wat je wilt.’

Cyrus wilde neerleggen maar de nasale stem van Musa hield hem tegen.

‘Nu ik je aan de telefoon heb’, zei hij. ‘We moeten onze afspraak in Caïro met een week vervroegen.’

‘Waarvoor?’

‘We gaan een andere koers varen. Jouw methode is achterhaald.’

De ontmoeting met Musa vond plaats aan de rand van een zwembad in een hypermoderne villa op de westelijke oever van de Nijl met uitzicht op de bazaars, moskeeën en paleizen van de oude stad van Caïro op de andere oever. Tijdens de vlucht naar de Egyptische hoofdstad hadden Cyrus en Simon bijna geen gelegenheid gehad tot praten. Simon had zijn handen vol gehad met de besturing van de Learjet vanwege het slechte weer boven de Alpen en Zuid-Europa en Cyrus had het grootste deel van de tijd op zijn stoel gelegen met een slaapmasker over zijn ogen en had vruchteloze pogingen gedaan om de chaotische gedachtestroom onder zijn hersenpan te ordenen: Nina, Alexander, Simon, Fariman, Musa, rijkdom, macht.

Rijkdom is macht!

Hij lachte bitter. Via de overname van verlieslatende staalbedrijven en wapenfabrieken had hij over de hele wereld een imperium opgebouwd dat goed was voor een jaaromzet van honderden miljarden dollars. In Alaska had hij tachtig procent van de transportsector in handen en met het nieuwe Chinvat in Les Lilas mocht hij zich eigenaar noemen van het duurste huis van West-Europa. Hij was zo rijk dat hij alleen maar rijker kon worden. Maar had hij macht? Ja. Met één pennentrek kon hij mensen bij bosjes tot duimdraaien veroordelen of een lucratieve baan bezorgen. Hij kon door sponsoring verkiezingsuitslagen van een land beïnvloeden of milieuwetten naar zijn hand zetten via hapgrage politici. Maar van een wereldrijk was geen sprake. De Amerikaanse multinationals waren rijker en vooral machtiger dan hij. De oliemaatschappijen, de tabaksgiganten, Coca-Cola, General Motors. Zelf bezat hij niet eens genoeg macht om Nina aan zich te binden.

Met een woedend gebaar gooide hij het slaapmasker van zich af en ging overeind zitten.

Weet je wat het was?

Klote!

De hele aardbol met al wie erop woonde was klote. Rot. Waardeloos. Musa had gelijk. Het werd hoog tijd om het over een andere boeg te gooien. De wereld te laten zien dat hij geen melkmuil was. Geen papkind.

De deur van de cockpit stond op een kier en zwaaide verder open toen de Learjet zijn koers verlegde. Van waar hij zat, kon hij Simon zien zitten in zijn vliegstoel met beide handen losjes op het stuurwiel. Alsof Simon gewaar werd dat hij naar hem keek, draaide hij het hoofd om. Gedurende een fractie van een seconde hechtten hun blikken zich aan elkaar en er verscheen in Simons ogen een uitdrukking die hij niet kon duiden. Toen keek hij weer voor zich en besteedde al zijn aandacht aan de instrumenten op het paneel.

Niet voor het eerst vroeg Cyrus zich af hoe twee broers zo verschillend konden zijn. Simon gaf niet om rijkdom of om macht. Hij bemoeide zich nooit met het beheer van de Foundations, dat liet hij geheel over aan oom Fariman of een Nederlands accountantskantoor, en verliefd werd hij alleen op de nieuwste modellen van vliegtuigen of helikopters. Na Nina had hij hem één keer met een vrouw gezien, de spronginstructeur van een groepje vrije-valspringers in Antwerpen waarmee hij ging oefenen telkens wanneer hij eens niet met een van zijn vliegtuigen onderweg was. Van ieder ander zou hij denken dat er iets mis met hem was.

Cyrus schudde het hoofd. Nee. Niet Simon. Simon was oké.

Maar toen even later de Learjet aan zijn naderingsvlucht begon en zijn kleppen uitschoof, sloot Cyrus zijn ogen en zag hij in gedachten weer die vreemde trek op het gezicht van Simon.

Musa zag eruit alsof hij een verjongingskuur had ondergaan. Hij was gladgeschoren en zijn haar, dat bij hun laatste ontmoeting nog tot op zijn kraag reikte en strepen zilver had vertoond, was nu kortgeknipt en vakkundig zwart geverfd. Musa was niet alleen. In rotanstoelen met groene bloemenkussens zaten twee westers geklede mannen die opstonden toen hij met Musa bij het zwembad kwam. Musa stelde hen aan hem voor. Hij noemde hen alleen bij hun voornamen: Saif en Ali. Er werden handen geschud, maar nog voor ze de gebruikelijke beleefdheden hadden kunnen uitwisselen merkte Cyrus op dat er ook nog een derde man aanwezig was. Hij bevond zich op een hogergelegen terras van de villa en aan de manier waarop hij uit een gebogen houding overeind kwam, leidde Cyrus af dat hij zopas zijn rituele gebed had beëindigd. De man was lang, een rijzige gestalte, en droeg een nauwsluitende abah en een hagelwitte tulband.

Toen de lange man zich omdraaide en Cyrus zijn olijfkleurige huid, bruine haar en bruine melancholieke ogen zag, hoefde Musa hem niet aan hem voor te stellen. Hij herkende hem van een rekruteringsfilmpje voor verzetsstrijders in Afghanistan dat bij de fundamentalisten en in sommige moskeeën in het Westen de ronde deed. De lange man had vele namen, zoals de Chef, de Emir, de Directeur of de Aannemer, maar het meest van al was hij bekend onder de benaming ‘de Sjeik’ of onder zijn echte naam: Osama bin Laden.

Cyrus verwachtte dat Osama bin Laden zich bij hen zou voegen, maar dat gebeurde niet. Als een bevelhebber die zijn troepen overschouwt, bleef hij secondelang op hen neerkijken, zijn vorsende blik vooral op Cyrus gericht, die daardoor alle moeite van de wereld had om niet, zoals Musa en zijn twee genodigden, de ogen neer te slaan. Toen streek Osama bin Laden zijn baard glad en bracht zijn rechterhand omhoog in een gebaar dat het midden hield tussen een begroeting en een zegening.

‘Vreest God en spreek passende woorden’, zei hij. Na deze als een decreet klinkende uitspraak draaide hij hun de rug toe en verliet, steun zoekend op een bergstok, trekkebenend het terras.

‘Zullen we dan maar gaan zitten?’ vroeg Musa.

Een gesluierde vrouw bracht een rolwagentje met mierzoete en gloeiendhete muntthee en baklava.

Ze bliezen in hun thee en nipten ervan. Musa sprak lof aan God omdat hij Cyrus behouden naar Caïro had gebracht en Cyrus prees het uitzicht op de Ibn Tûlunmoskee aan de overkant van de rivier die als een van de mooiste moskeeën ter wereld gold. Toen Saif Musa feliciteerde met de Nobelprijs voor de Egyptische romanschrijver Nagieb Mahfoez werden de plichtplegingen Cyrus te machtig. Hij probeerde zijn stem zo hoffelijk mogelijk te laten klinken.

‘Kunnen we meteen ter zake komen?’ vroeg hij. ‘Ik heb morgenmiddag een afspraak met de kabinetschef van bondskanselier Helmuth Kohl en wil vanavond nog naar Bonn reizen.’

Musa knikte en vroeg of Saif en Ali hen even alleen wilden laten. Zodra ze buiten gehoorsafstand waren, vroeg hij: ‘Mag ik ervan uitgaan dat je zo-even in de man op het terras mijn hooggeëerde gast sjeik Osama bin Laden hebt herkend?’

‘Vanzelfsprekend.’

‘Wat weet je van hem?’

‘Niet zo veel. Ik weet dat hij een telg is uit een schatrijke familie die banden heeft met het Saudische koningshuis en dat hij geld inzamelde voor de oorlog tegen de Russen in Afghanistan.’

‘Dat klopt. Hij sluisde heel wat kapitaal door naar de moedjahedien en streed zelf mee in verschillende veldslagen. Hij bouwde zijn eigen kampen en trainde zijn eigen vechters. Het kamp waarin hij zelf vertoefde noemde hij al-Masadah, het Hol van de Leeuw.’

‘Zijn kampen zullen wel verlaten zijn nu de Russen de aftocht hebben geblazen.’

‘Het verzet tegen de Russische bezetting was voor de Sjeik slechts een onderdeel van zijn grote strategie.’

‘Welke strategie dan wel?’

‘Een nieuwe jihad tegen het verbond van zionisten, kruisvaarders en hun medestanders. In de volgende kwarteeuw zal hij de wereld een ander uitzicht geven.’

‘Hoe?’

‘Door met super- en cyberterrorisme en de hulp van God de democratische instellingen van het Westen te slopen en van hun economie geen draad heel te laten.’

Cyrus had al heel wat bombastische uitspraken gehoord van in oliegeld zwemmende moslimleiders over hoe ze de wereld wilden veranderen in een Dar al-Islam, een regio onder islamitisch bewind, maar tot nu toe hadden ze hun volgelingen alleen maar dictatoriale regimes, repressie en verpaupering gebracht. Dat was wat hij ook zei.

Musa schudde het hoofd. ‘Met sjeik Osama bin Laden is het anders.’

‘Hoe anders?’

‘Samen met werkloze strijdmakkers, nieuwe rekruten en leden van de Iraanse Hezbollah heeft hij Al Qaeda opgericht, een netwerk van een dertigtal gewapende islamitische terreurgroeperingen waaronder GIA in Algerije en Hamas in Palestina. Die terreurgroepen werken totaal onafhankelijk van elkaar en zijn verspreid over vijfenvijftig landen. Hun aantal zal nog voortdurend toenemen.’

‘Terrorisme is zo oud als de beschaving zelf. Het heeft de stabiliteit van een staatssysteem nooit kunnen bedreigen. Ik zie niet in wat Al Qaeda meer heeft dan zijn historische voorgangers.’

‘De media, het geld en de mensen.’

Cyrus was niet onder de indruk. Vooral waar het de mensen betrof ‘Het is niet omdat een bende moordenaars van GIA in een Algerijns bergdorpje 's nachts alle vrouwen en kinderen de keel afsnijdt dat Osama bin Laden in westerse landen de heerschappij van de islam zal vestigen.’

‘De invasie zal niet van buitenaf maar van binnenuit geschieden. Voortdurende bomaanslagen, kapingen, ontvoeringen en zelfmoordaanslagen die door fundamentalistische islamieten worden opgeëist, zullen van de westerse regeringen reacties uitlokken. Daardoor zullen zelfs gematigde moslimgemeenschappen zich al dan niet stilzwijgend aan de zijde scharen van sjeik Osama bin Laden. Ze moeten wel. Denk aan het umma. Of ben je vergeten dat de koran aan moslims volledige solidariteit voorschrijft ten overstaan van niet-moslims.’

‘Je hoeft mij de koran niet te leren’, repliceerde Cyrus nors. ‘Ik zie alleen niet in wat dit te maken heeft met een andere koers varen.’

‘Als het tij verloopt, moet men de bakens verzetten.’

‘Waarom? Ik ben mijn deel van de afspraken nagekomen. Ik heb de afgesproken tien miljoen dollar betaald. Toen Iran in oorlog was met Irak, heb ik ervoor gezorgd dat Belgische fabrieken munitie en machinegeweren bleven leveren, niettegenstaande de internationale embargo's.’

‘Over wat je daar zelf aan hebt verdiend praten we niet.’

‘Nee. En ook niet over de eeuwigdurende renteloze leningen aan partijbonzen in Duitsland, Frankrijk en België die ik op jouw verzoek moest verstrekken om de Iraanse belangen te dienen. Of het geld dat ik voor jou bijpaste om de omstreden chemische fabriek in Rabta nabij Tripoli door een West-Duits bedrijf te laten optrekken. Of dat je je niet hebt gehouden aan je belofte Iraanse oliegelden in de Foundations te investeren. We zouden een wereldrijk stichten, weet je nog?’

‘De reden dat dat nog niet lukte, ligt voor de hand.’

‘Haha. Nu zullen we het weten.’

‘Met rijkdom alleen kun je de wereld niet aan je voeten krijgen.’

‘Wat is er nog meer nodig?’

‘Ideologie.’

‘Ha.’

‘Genadeloos geweld.’

‘Ha.’

‘De drie G's, Cyrus.’

‘De drie G's?’

‘God, Geld en Geweld.’

‘Ach zo.’

‘Waar het op neerkomt is dat je je rijkdom moet gebruiken om al wie er een andere ideologie op nahoudt te vernietigen. Voor Osama bin Laden is dat de concrete vorm van de woorden van de profeet als die zegt: ik ben door God gezonden met het zwaard in mijn handen…’ Musa zweeg afwachtend.

‘Nou?’

‘God, die mijn hulpmiddelen in de schaduw van mijn speer legt en vernedering en toorn schenkt aan hen die mij ongehoorzaam zijn’, voltooide Musa het citaat. ‘Ik denk dat dit zelfs voor jou duidelijk is.’

‘Niet helemaal.’

‘Wij zijn zijn hulpmiddelen. Hij is het zwaard en de speer. Hij wil dat we onze krachten samenbundelen in een heilige oorlog tegen Amerika en zijn bondgenoten. We beginnen met een proefproject in Alaska.’

‘Dan zou ik in eigen vlees snijden. Veel van mijn bezittingen bevinden zich in Alaska.’

‘Die zal hij sparen. Als je je medewerking weigert, zullen die zijn eerste doelwit zijn.’

‘Is dat een bedreiging?’

‘Nee. Een vredesvoorwaarde. Onderschat hem niet, Cyrus. De Sjeik beschikt over een massavernietigingswapen.’

‘Wat? Een atoombom?’

‘Nee. Tienduizenden jonge boze moslims, stuk voor stuk kandidaat-zelfmoordenaars. Zodra Al Qaeda goed van start gaat, is niemand van onze tegenstanders nog veilig. Waar ook ter wereld.’

Cyrus was meer onder de indruk dan hij wilde toegeven. ‘Wat wil hij van mij? Zakaat10?’

‘Wat hij wil is dat je zoals Abraham je bereidheid toont om je zoon op het offerblok te leggen.’

Wat?’

‘Schrik niet. Ik bedoel het symbolisch. Je mag een ram in de plaats stellen. De ram moet wel zo kostbaar zijn dat de vernietiging ervan de Amerikaanse economie op zijn grondvesten doet daveren.’

‘Zelfs ik bezit niets dat zoveel impact kan hebben.’

‘Heus wel. En weet je wat het geniale is? Je hoeft er niet eens geld aan toe te leggen. Integendeel. Je kunt er ontzaglijk aan winnen. Wij allemaal trouwens: ik, mijn partij, Iran, Al Qaeda, Allah.’

Cyrus schudde het hoofd. ‘Hou op met in raadsels te praten’, zei hij. ‘Wat wil hij dat ik doe?’

Musa wachtte net lang genoeg met zijn antwoord om de spanning nog te doen oplopen. Hij dronk eerst het restje van zijn thee op en begon dan pas zijn plannen omstandig toe te lichten.

Cyrus luisterde en stelde vragen. Toen Musa uitgepraat was, leunde hij achterover, liet zijn grote handen op tafel vallen en legde ze zorgvuldig over elkaar heen.

‘Wel? Wat denk je ervan?’

Cyrus wist met moeite zijn enthousiasme te onderdrukken. Dit was de koers die hij wilde varen. ‘Wat als Simon er lucht van krijgt?’ vroeg hij.

‘Laat je broer maar aan ons over’, zei Musa.

‘Nee’, zei Cyrus. ‘Je laat Simon met rust.’

Misschien zou Simon alsnog zijn kant kiezen. Hij was tenslotte zijn broer. In het andere geval zou hij zelf wel voor een oplossing zorgen.

_________________________

10 De zakaat is een rituele belasting, bestemd voor acht groepen mensen. De zesde groep is wat de koran noemt ‘voor de doeleinden van God’ en wordt in Au seuil de l'Islam door Claude F. Molla omschreven als volgt: ‘Dat wil zeggen voor de vrijwilligers, de strijders van het geloof (voor de kosten van bepaalde oorlogen, die tot eer van God gevoerd worden)’.