16
SIMON
Simon wachtte op majoor Snuffer in de Maritime Bar van het Hilton-hotel aan de Groenplaats en dronk een glas donker bier. Hij droeg een nette broek en een sportjasje en viel niet uit de toon tussen de vele sigarenrokende Duitse zakenlui met bierbuiken en de groep oudere Japanse toeristen die de bar bevolkten. De Japanners dromden samen voor een groepsfoto onder de gesigneerde portretten van beroemdheden die de bar bezocht hadden, zoals Michael Jackson, Randy Crawford en andere Pavarotti's. Simons aandacht werd getrokken door een vrouw met een wijnvlek op een van haar slapen, gedeeltelijk weggestopt onder haar kapsel. Net voor de camera flitste, keek ze opzij en toonde de camera de gave kant van haar gezicht. Haar beweging riep het beeld op van Fariman die ook neiging had gehad het tegenlicht op te zoeken of het hoofd wat af te wenden om het littekenweefsel aan de rechterkant van zijn gezicht niet te laten opvallen.
De dag tevoren hadden ze een ontmoeting gehad in De Witte Lelie, een klein vijfsterrenhotel, op een steenworp van de Groenplaats. Toen Fariman hem drie dagen tevoren had opgebeld en zich bekendmaakte, had hij niet willen geloven dat hij het was. Dat had niet alleen te maken met zijn onverwachte herrijzenis, maar kwam vooral omdat zijn stem helemaal anders klonk dan in zijn herinnering. Het was pas nadat hij hem het hotel in Wenen waar ze elkaar de eerste keer hadden ontmoet en de salon waarin dat had plaatsgevonden had laten beschrijven, dat hij instemde met een ontmoeting. Toen hij hem gisteren in levenden lijve zag, was hij getroffen geweest door zijn uiterlijk. Zowel het vuur als de jaren hadden hun sporen achtergelaten op het gespierde lichaam en de verfijnde trekken uit zijn herinnering.
Na de begroeting had Fariman hem, zonder al te veel in detail te treden, verteld hoe hij uit de vuurzee van Chinvat was ontsnapt. Hij was duidelijk niet in goede conditie en had het soms moeilijk met het articuleren van sommige woorden. Nadat hij een paar pillen had geslikt en wat op adem was gekomen, bracht hij zonder veel omhaal van woorden Simon op de hoogte van de wilsbeschikking van Darius Razdi. Simon was een poos sprakeloos geweest. Hoe kon hij in godsnaam een nalatenschap aanvaarden van iemand die zijn vader had laten vermoorden en maman had verkracht. Het zou neerkomen op zich laten afkopen, een moordenaar en verkrachter kwijtschelding verlenen. Nee, dat nooit. Maar hij veranderde van gedachte toen Fariman hem uitlegde dat de nalatenschap gemeenschappelijk moest blijven, niet verdeeld mocht worden, en dat als hij zou weigeren het hele vermogen wel eens in handen zou kunnen komen van Cyrus. Daarmee zou Cyrus een van de rijkste en machtigste mannen ter wereld worden en als dat Simon niet uitmaakte, moest hij wel bedenken dat hij daarmee ook de kans verspeelde iets goed te maken van de ellende die Darius Razdi over de gezinnen Stern en Hofman en zovele anderen had uitgestort.
Hoewel hij op dat ogenblik zijn beslissing zo goed als genomen had, vroeg hij om een paar weken bedenktijd. Mogelijk wilde hij een paar eigen voorwaarden opleggen. Dat hij eerst ook even met Snuffer wilde overleggen, die zich op dat moment in Londen bevond, vertelde hij er natuurlijk niet bij. Fariman had het hoofd geschud. ‘Een paar weken is te lang’, had hij gezegd. ‘De zaak zou nog deze week rond moeten zijn.’
‘Hé, kom nou, meneer Fariman’, had hij geprotesteerd. ‘Na al die jaren zullen een paar dagen meer of minder er niet op aankomen.’
‘Iedere dag telt’, had Fariman geantwoord, en hij had hem verteld over de zeldzame ziekte waaraan hij leed en zijn afspraak met de Chinese dokter Huang en de behandeling die erop of eronder zou zijn.
De sigarenrokende Duitsers aan de bar hadden de plaats geruimd voor sigarettenrokende hoog opgeschoten Nederlanders. Simon pakte zijn glas en zocht zich een plaats aan een rustiger achteraftafeltje van waar hij de ingang in het oog kon houden. Ellende goedmaken! Overleg plegen met Snuffer! Het mocht wat. De echte reden waarom hij gemeenschappelijk met Cyrus in de nalatenschap wilde treden was zo oud als de straat: jaloezie. Hij gunde Cyrus wel het geld, maar niet de vrouw. Hij kon het niet verdragen dat Nina voor hem had gekozen.
‘Hallo, Simon, hoe gaat ie?’
Het was Snuffer, gekleed in een donkerblauwe blazer met een anker op het borstzakje, overhemd en das, totaal opgaand in de met antieke scheepsmodellen en koperen uitrustingsstukken van de zeilvaart gedecoreerde Maritime Bar.
‘Met mij goed – geloof ik.’
Snuffer ging aan de andere kant van het tafeltje zitten. Hij keek naar het hoge kelkvormige glas van Simon. ‘Wat is dat? Een Leffe?’
Simon knikte.
Snuffer wenkte de kelner. ‘Voor mij ook zo een, kelner. En voeg er wat borrelhapjes bij, wil je?’ Hij wendde zich naar Simon en glimlachte. ‘Eén ding moet je de Belgen nageven. Hun bier is niet te evenaren.’ Toen verdween de glimlach. ‘Hoe laat heb je afgesproken met Fariman?’
Simon keek op zijn horloge. ‘Over een uur.’
‘Goed. We zullen het kort houden. Weet je al wat meer over de constructie?’
‘Alleen dat als ik akkoord ga, we morgen naar Zürich vliegen om de stukken te tekenen. Cyrus gaat mee.’
‘Hoe bedoel je? Als ik akkoord ga? Alsof je daar ook maar een seconde aan kunt twijfelen.’
‘Het is niet zo eenvoudig als je denkt.’
‘Eenvoudiger is niet altijd gemakkelijker. Stel je voor dat we allemaal Smith zouden heten.’
‘Dan hoefden we voor jou geen naam als Snuffer te bedenken.’
Snuffer lachte. ‘Die zit.’
Ze zwegen toen de kelner een glas Leffe en een schoteltje met kaascrackers bracht. Snuffer nam een slok van zijn bier en zuchtte voldaan. Hij zette zijn glas neer.
‘Zeg maar. Wat zit je dwars?’
Simon hield zijn glas bij de steel en liet het draaien tussen zijn vingers.
‘Kom op, kerel. In het bier ga je het antwoord niet vinden.’
Simon fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik ben bang dat ik het zal verknoeien. Holdings, stichtingen, vermogensbeheer, haute finance, consolidaties. Ik huiver als ik alleen nog maar de woorden hoor. Ik ben geen bureauman. Ik ben piloot.’
Snuffer stopte een cracker in zijn mond. ‘Daar hebben we aan gedacht’, zei hij kauwend. ‘Daarom moet je voorafgaand je eisen stellen.’
‘Welke?’
‘Je begint met dezelfde woorden als daarnet tegen mij. Je bent piloot. Je wilt zoveel mogelijk vliegen of je actief bezighouden met alles wat van ver of van nabij met transport te maken heeft: luchtvaart, scheepvaart, boorputten, pijplijnen. Je wendt het voor alsof je van management en controlefuncties geen kaas hebt gegeten en dat het je geen bal interesseert.’
‘Dat is ook het geval.’
‘Daarom eis je dat je wat dat betreft je mag laten vertegenwoordigen door een door jou gekozen accountant. Zo kunnen wij onze man binnenloodsen.’
‘Denk je dat Cyrus dat zal dulden?’
‘Waarom niet? Hij heeft geen enkele reden om je te wantrouwen. Je bent zijn broer. Cyrus is sterk familiegebonden, net als zijn vader. Na een zoon is een broer de hoogste waarde in het leven, verklaarde die meer dan eens.’
Simon keek bedrukt naar een prent van een driemaster uit de achttiende eeuw.
Snuffer keek hem onderzoekend aan. ‘Scheelt er nog wat?’
‘Voor jou lijkt het een uitgemaakte zaak dat Cyrus mijn broer is. Ik ben daar niet zo zeker van.’
‘Nou ja, halfbroer dan.’
‘Misschien zelfs dat niet.’
Snuffer dronk zijn glas leeg en stak het in de hoogte om de aandacht van de kelner te trekken. ‘Jij nog een biertje?’
‘Liever koffie.’
Ze luisterden enkele ogenblikken zwijgend naar het pianospel dat vanuit de ernaast gelegen Lobby Lounge tot hen doordrong. De Japanners en de Nederlanders waren vertrokken. In de groenleren chesterfieldsofa aan het andere eind van de ruimte zaten alleen nog een Saudische prins van halverwege de zestig met naast zich een jonge zwarte vrouw in een witte haute-couturejurk van Kawabuko.
Snuffer dronk zijn Leffe die intussen gebracht was, half leeg en veegde zijn mond af.
‘Broer of geen broer maakt niet uit’, zei hij. ‘Je bent mede-eigenaar van de Foundations. Dat schept verplichtingen.’
‘Welke?’
Hoewel ze nu haast alleen in de Maritime Bar zaten, liet Snuffer toch zijn stem nog wat dalen. ‘Voorkomen dat het geld van de Foundations voor verkeerde doeleinden wordt aangewend.’
‘Zoals?’
‘Destabiliserende investeringen. Foute politici sponsoren. Nucleaire technologie verkopen…’ Hij stopte midden in zijn betoog en fronste het voorhoofd. ‘Waar het om gaat is dat we te weinig weten over Cyrus Razdi.’
‘Wat wil je weten?’ vroeg Simon. ‘De maat van zijn schoenen?’
‘Ook. Maar in de eerste plaats aan welke kant hij staat.’ Hij beet in een cracker en ging door met volle mond. ‘Na de islamitische revolutie is hij bijna twee jaar in Iran gebleven. Waarom? Als zoon van de ex-kanselier van de sjah wist hij dat zijn leven er geen cent waard was. Oké, zijn grootvader hield hem een hand boven het hoofd. Later kwam hij desondanks in de nesten te zitten. Hij wordt opgepakt en weer vrijgelaten. Hij bevrijdt manu armata jouw ex uit een tuchthuis van de zedenpolitie en weet, zij het met onze hulp, uit Iran te ontsnappen op een ogenblik dat het hele land in rep en roer staat.’ Hij pakte weer een cracker, aarzelde en legde die weer neer. ‘Wist je dat zijn grootvader een paar dagen voor zijn ontsnapping op de trappen van het Iraans parlement werd vermoord?’
‘Nee. Door wie?’
‘Volgens Cyrus door de SAVAMA.’
‘En jij gelooft dat niet?’
‘Ik weet het niet. Zijn uitleg klinkt wel logisch. Cyrus wordt gearresteerd wegens contrarevolutionaire activiteiten, zijn grootvader zorgt dat hij vrijkomt en het land kan ontvluchten en wordt als straf daarvoor zelf geliquideerd.’
‘Van een fundamentalistisch regime kun je niet veel anders verwachten.’
Snuffer knikte. ‘Er zijn ook nog zijn moeder, Fatimeh Yazdis, en zijn twee zusters. Die wonen alledrie nog in Teheran.’
‘Je vreest voor hun leven?’
‘Volgens Cyrus worden ze niet verontrust. Maar…’
‘Ja?’
‘Het gevaar bestaat dat ze gegijzeld worden. Dat ze Cyrus tot daden dwingen die onze westerse vrijheden in gevaar zouden brengen.’
Simon keek op zijn horloge. Het was tijd om op te stappen. ‘Ik geloof niet dat Cyrus een man is die zich laat afpersen’, zei hij terwijl hij opstond. ‘Zeker niet als het om vrouwen gaat. Hij is opgevoed in twee godsdiensten tegelijk. In de islam door zijn fundamentalistische moeder en in de leer van Zarathoestra door zijn vader. Het zijn geen van beide godsdiensten die uitblinken in hun bezorgdheid om het lot van de vrouw.’
Toen hij tien minuten later de hoek van de Keizerstraat omsloeg en aan de gevel van De Witte Lelie de Europese vlag zag wapperen, realiseerde hij zich dat hij zich vergist had wat de opvatting van Cyrus over vrouwen betreft.
Althans voorzover het één welbepaalde vrouw betrof. Toevallig was dat dan ook de vrouw die hem na aan het hart lag.
Omdat het Sjafti was die de deur openmaakte, wist hij dat Cyrus al binnen was. Hij volgde hem door een grote hal met een kroonluchter naar een muzieksalon met uitzicht op een charmante binnentuin met een kleine vijver. Fariman zat in een rolstoel met naast hem Soezan, zijn hospita, alias vriendin, en zijn gezicht lichtte op toen hij Simon zag binnenkomen.
Simon bleef staan en zei: ‘Hallo iedereen.’
Cyrus stond met zijn rug naar hem toe en staarde naar het fonteintje in het midden van de vijver, de benen lichtjes gespreid, een hand in zijn zij, in dezelfde heersershouding als zijn vader vanaf de terrassen van Chinvat op Teheran had neergekeken. Toen hij Simons stem hoorde, draaide hij zich om, deed drie grote stappen in zijn richting en sloot hem in zijn armen met een geestdrift die Simon naar adem deed snakken. Hij duwde hem van zich af, bestudeerde Simons gezicht, knikte goedkeurend en om zijn tevredenheid te onderstrepen gaf hij hem een daverende klap op zijn schouder.
‘Blij dat je bent gekomen, broer. Ik wist dat ik op je kon rekenen.’
Verbluft door de stevige ontvangst beperkte Simon zich tot: ‘Hey, Cyrus.’
‘Wilt u iets drinken, meneer Hofman?’ Soezan wees naar een antieke offertafel met daarop een uitgebreid assortiment flessen drank. ‘U zegt het maar.’
‘Hebt u vruchtensap?’
Ze glimlachte. ‘Zeker. Jus d'orange. Versgeperst.’ Ze schonk hem een glas sinaasappelsap uit een thermoskan en zonder het hem te vragen bracht ze Fariman hetzelfde. Cyrus koos voor arak, Perzische wodka met een schijfje citroen. Toen ze de drankjes had rondgebracht, verliet Soezan de salon.
Cyrus hief zijn glas op. ‘Op een nieuw wereldbeeld.’
‘Op broederschap’, antwoordde Fariman.
Simon aarzelde. ‘Proost’, zei hij ten slotte.
Ze dronken.
‘Willen jullie gaan zitten?’ vroeg Fariman. ‘Dat praat makkelijker.’
Ze gingen zitten en Cyrus stak meteen van wal. ‘Ik ben blij dat pedar jou voor de helft erfgerechtigd heeft gemaakt, Simon. Nu zijn we niet alleen verbonden door het bloed, maar ook door het garma.’
‘Het garma?’
‘Ja. De goddelijke kracht die ons in staat zal stellen het imperium dat pedar altijd al voor ogen had, verder uit te bouwen. Jij zult mijn rechterhand zijn, zoals oom Fariman dat was voor pedar. Ik neem aan dat je je onmiddellijk vrij kunt maken van die baan bij de Verenigde Naties. Wat deed je daar ook weer?’
‘Luchtvaartadviseur bij de CTF.’
‘Wat is de CTF?’
‘Een veiligheidsdienst van de Verenigde Naties.’
‘Goed zo. Die ervaring kunnen we gebruiken. In de komende jaren zullen de Foundations uitgroeien tot een economische wereldmacht. Dat zal weerstand opwekken. Voor de Verenigde Staten zullen we concurrenten zijn die bestreden moeten worden. Voor het linkse Europa en sommige islamitische landen zullen we uitbuiters zijn die vernietigd moeten worden. Daarom zullen we achter de schermen blijven. Geld is macht, Simon. We moeten alleen maar zorgen dat we zowel het een als het ander op de juiste manier gebruiken.’
‘Dat zal wel, maar…’
‘We blijven vannacht in De Witte Lelie. Het hotel is van de Foundations. We krijgen elk de beschikking over een suite.’
‘Ik had al een kamer gereserveerd in het Hilton-hotel.’
‘Beter dat je hier blijft. We vliegen morgen in alle vroegte naar Zürich om het testament af te wikkelen. Mijn Learjet staat op het vliegveld van Deurne. Als je wilt kun je zelf vliegen. Akkoord?’
‘Ik weet het niet.’
‘Wat weet je niet? Of je zelf wilt vliegen? Geen probleem. Ik heb piloten ter beschikking.’
‘Ik had het over het testament. Ik twijfel nog.’
‘Wat is dat nu weer? Hoe kun je daaraan twijfelen? Na mij zul je een van de rijkste mensen op aarde zijn. Als we eenmaal op kruissnelheid zijn, zul je meer bezitten dan de koninklijke families van Groot-Brittannië, Nederland en België samen. Die hebben in de loop van de eeuwen ook wel wat bijeengeharkt. En dat was ook niet allemaal zuivere koffie, geloof me.’
‘Geld interesseert me niet.’
‘Daar doe je mee wat je wilt. Word mecenas of filantroop. Kies maar. Maar verwacht er niets voor in de plaats. Geen afkeer is zo intens als die jegens een weldoener.’
‘Je begrijpt het niet, Cyrus. Ik ben geen man om een multinationaal concern van die omvang mee te besturen. Dat gaat mijn begrip te boven. En als ik erin stap, wil ik ook mijn verantwoordelijkheid nemen. Ik zal me moeten laten bijstaan door accountants die ik kan vertrouwen.’
‘Oké. Daar zorg ik voor.’
‘Nee. Ik wil hen zelf kiezen. Het moeten mensen zijn op wie ik me kan verlaten. Ik ben niet van plan de hele tijd met mijn neus in de boeken te zitten. Voor mij geen bureauwerk. Ik wil actief bezig zijn. Ik wil reizen. Ik wil vliegen.’ Hij keek naar Fariman. ‘U zult mij begrijpen, meneer Fariman. U bent ook altijd van vliegen bezeten geweest. Weet u nog toen we met de Triumphant op zee waren? Ik zal nooit het enthousiasme vergeten waarmee u mij beschreef hoe het voelde om in een klein vliegtuig helemaal alleen over de onmetelijke ijsvelden van de noordpool te vliegen.’
Farimans ogen glinsterden. ‘Dat was nog eens een tijd. Wie weet komt het er ooit nog van.’ Hij richtte zich tot Cyrus. ‘Je mag die man niet in een kantoor opsluiten, neef. Dat wordt nooit wat.’
‘Wat wil hij dan?’
‘Maak hem general inspector van de Foundations. Er valt heel wat te inspecteren. Onze oliehavens in de Zee van Oman, onze tankervloot, TAPS in Alaska.’
‘Wat is TAPS?’ vroeg Simon.
‘De Trans-Alaska Pipeline Service. Een pijplijn dwars door Alaska, van de North Slope, de olievelden in het noorden tot Valdez, de ijsvrije haven in het zuiden. In Alaska bezitten we ook de olieterminal in Valdez, de meeste vliegvelden en we zijn eigenaar van een vloot van twintig tankers en twee supertankers van het type ULCC, dat zijn Ultra Large Crude Carriers van driehonderdduizend ton die we verhuren aan de oliemaatschappijen. Alleen de olievelden en de boorputten zijn eigendom van Standard Oil, Exxon en de andere grote oliemaatschappijen.’
Cyrus knikte enthousiast. ‘Hij mag dat allemaal inspecteren.’ Hij sprong op. ‘Ik heb nog een beter idee. We doen dat samen. Simon als piloot, ik als passagier. We zijn dan een hechte eenheid zoals ooit pedar en oom Fariman het waren. Oom Fariman vloog ook pedar overal heen. Wat denk je?’
‘Zolang ik mag vliegen, is het mij best.’
‘Mooi zo. Daar drinken we op.’ Cyrus stapte naar de offertafel en pakte de fles arak om zijn glas bij te vullen.
‘Er is nog iets’, zei Simon.
Cyrus glimlachte. ‘Zeg het maar.’
‘Voor we samen in zee gaan, wil ik een bloedproef.’
Cyrus zette met een klap de fles weer op de offertafel. ‘Een wat?’
‘Een bloedproef. Een vergelijkend bloedgroepenonderzoek van ons beiden.’
‘Waar is dat goed voor? Ben je bang dat een van ons een besmettelijke ziekte onder de leden heeft?’
‘Nee. Maar ik worstel al mijn hele leven met de vraag wie mijn biologische vader is. Darius Razdi of Samuel Hofman. Ik wil nu eindelijk eens zekerheid hebben.’
Cyrus' gezicht werd donker van ergernis. ‘Hoe durf je je afstamming van een nobel man als Darius Razdi te verloochenen?’
Ook Simon wond zich op. ‘Een jonge vrouw verkrachten kort nadat ze met een medische ingreep je broer van een gewisse dood redde, is allesbehalve nobel.’
‘Het was geen verkrachting. Ze was zijn sigha. Pedar had je moeder een contract als tijdelijke vrouw aangeboden en daar heeft ze mee ingestemd. Hij heeft er haar tienduizend pond sterling voor betaald. Dat heb je zelf…’
‘Maman heeft nergens mee ingestemd. Jouw vader heeft haar tot gemeenschap gedwongen. Bovendien…’
‘Ho, maar.’ Fariman stak een hand in de lucht om hun het zwijgen op te leggen. ‘We gaan geen ruzie maken over de fouten in het verleden. Als Simon een bloedgroepenonderzoek wil dan kan hij dat krijgen.’
‘Nonsens. Daar stichten we alleen maar verwarring mee.’
‘Integendeel. We scheppen klaarheid. Dat kan alleen de goede verstandhouding bevorderen in de toekomst.’
‘Wat als zou blijken dat…?’
‘Dat jullie inderdaad geen biologische halfbroers zijn? Vanuit Iraans standpunt zou dat niets ter zake doen. Darius Razdi heeft Simon Hofman in de Iraanse burgerlijke stand laten opnemen als zijn wettige zoon. Er is meer nodig dan een bloedproef om dat door een islamitische rechtbank te laten vernietigen.’
Cyrus pakte een olijf uit een schaaltje en stak ze in zijn mond. ‘Maar iemand – jij of ik – zou er wel het testament mee kunnen aanvechten. Of niet soms?’
‘Zelfs dat niet. Het testament is duidelijk Simon Hofman, geboren uit Sharon Stern, is voor de helft erfgenaam. Als jullie daarover gaan ruziën, zullen alleen de advocaten er beter van worden.’
Cyrus spuwde de pit van de olijf in zijn hand en wierp die in het schaaltje. ‘Dat is het laatste wat we willen. Die schooiers hebben al genoeg hun zakken dankzij ons gevuld. Wat zeg jij, Simon?’
‘Gelijk heb je.’
‘Hoe moet het dan nu verder?’
‘We duiden elk een laboratorium aan dat van ieder van ons het bloed zal ontleden. Als hun bevindingen niet volkomen overeenstemmen, moet een derde laboratorium uitsluitsel geven.’
‘Maar al de rest gaat intussen gewoon door? Morgen vliegen we naar Zürich?’
‘Ja.’
Cyrus' gezicht lichtte op. ‘Akkoord.’ Hij stak zijn grote hand naar Simon uit. ‘We doen samen ons uiterste best. We maken van de Foundations een wereldmacht. Afgesproken?’
Simon aarzelde, nam de hand vervolgens aan en schudde die. ‘Afgesproken’, echode hij.
Alsof hun handdruk een sein was, ging de deur open en Soezan verscheen in de deuropening. Ze stelde zich op achter de rolstoel en reed Fariman naar buiten. Ze keken hem na. Hij zag eruit of hij ieder ogenblik van de sokken zou gaan.
Cyrus schudde het hoofd. ‘Het gaat niet goed met hem’, zei hij. ‘Hij heeft amyotopische, euh…’
‘Amyotrofische laterale sclerose’, vulde Simon aan. ‘Afgekort ALS.’
‘O, je weet er van?’
‘Ja.’
‘Geen prettige ziekte, als je het mij vraagt. Het begint met spierzwakte in de handen en de armen. Ze krijgen moeilijkheden bij het slikken en hun tong weigert soms dienst. Dan…’
Simon liet hem zijn zin niet afmaken. ‘Zo'n vaart zal het wel niet lopen’, zei hij. ‘Hij gaat binnenkort naar China voor een behandeling die hem weer beter moet maken.’
‘Daar drink ik op.’ Cyrus schonk een dikke bodem arak in zijn glas. ‘Jij ook?’
‘Nee. Dank je.’
Cyrus dronk van zijn glas. Hij keek om zich heen. ‘Weet je wat we doen? We maken van De Witte Lelie een Europese uitvalsbasis. Als ze ergens oom Fariman in leven kunnen houden is het hier. Het heeft ook andere voordelen.’
‘Zoals?’
‘De ligging. Antwerpen ligt op een steenworp van Brussel, de hoofdstad van Europa. Ze hebben hier een eigen vliegveld waar je wanneer je maar wilt kunt opstijgen of landen zonder vervelende wachttijden. En als je een Europese richtlijn of een nationale wet naar je hand wilt zetten, moet je in België zijn. Er is hier altijd wel een politicus of partij te vinden die de handen open en de oogjes dichthoudt.’
Simon wilde met dat soort van zaken niets te maken hebben, maar wat de ligging en het vliegveld betrof kon Cyrus wel gelijk hebben. Hij schonk zich evengoed maar wat sinaasappelsap in en dronk. ‘Wat bedoel je met uitvalsbasis?’ vroeg hij. ‘Dat we hier ook zullen wonen?’
‘Jij in ieder geval’, zei Cyrus. ‘Ikzelf blijf voorlopig in Parijs. Misschien later. Als ik beslist heb waar Alexander naar school zal gaan.’
Simon zette zijn glas neer. Over Nina repte Cyrus met geen woord en zelf wilde hij er niet naar vragen.