2
CYRUS
Een dag later verscheen kort voor de middag een Paykan Sedan op Kavir Road, een verharde weg aan de zuidrand van de Grote Zoutwoestijn. Op dat tijdstip was de kracht van de zon al zo hevig dat de bovenste laag van het wegdek veranderd was in een taaie, teerachtige massa waar de versleten banden van de Paykan diepe sporen in trokken. Het voertuig kreeg minder vaart. De bestuurder schakelde noodgedwongen terug. De auto sukkelde voort, met gierende motor, en dat bleef zo de hele tijd tot voorbij het uitgedroogde Namakmeer. Daar draaide hij de onverharde weg op naar Anarak, een woestijnstadje dat zich een paar kilometer verder aftekende op de top van een kleine heuvel. De bestuurder zuchtte opgelucht en schakelde naar een hogere versnelling.
De weg liep nu over een steenachtige bodem en was bedekt met een laag grijs poeder dat door de wielen werd opgeworpen en als een kleine zandhoos met de auto meereisde. De twee mannen op de voorbank draaiden prompt de zijramen dicht. Dat kon niet beletten dat het grijze stof door spleten en het rooster van de luchtverversing naar binnen drong en zich in hun haar en op hun bezwete gezichten vastzette. In de kleine auto liep de temperatuur, voorzover dat mogelijk was, nog meer op.
Cyrus Razdi, die met zijn brede schouders de enge ruimte van de Paykan bijna geheel vulde, deed de klep van de luchtverversing dicht maar het stof bleef binnenkomen. ‘Is er in dit scharminkel wel iets dat behoorlijk werkt?’ vroeg hij humeurig.
Sjafti, de bestuurder, grinnikte. ‘Je weet hoe je met een Paykan de honderd meter in vijf seconden kunt halen?’
‘Bergaf rijden en de motor afzetten?’
‘Nee. Hem over een klif van een ravijn duwen. Hahaha.’ Sjafti lachte om zichzelf ‘Het ravijn moet natuurlijk wel honderd meter diep zijn.’
Cyrus harkte met zijn vingers door zijn haar. Zijn hoofdhuid jeukte en zijn op maat gesneden hemd kleefde aan zijn rug. ‘Ik heb me zelden zo smerig gevoeld’, zuchtte hij.
‘In Ardekan kunt u vooraf een bad nemen’, zei Sjafti troostend. Hij had een langwerpig en grof gezicht en had zich die ochtend niet geschoren, zodat een blauwzwart waas zijn gezicht bedekte. ‘We hebben tijd zat.’
Het knappe gezicht van Cyrus vertrok in een grimas. ‘Ik kan me niet voorstellen dat ze in die negorij een huis met badkamer hebben. Vermoedelijk hebben ze maar één waterput voor het hele stadje.’
‘Dat klopt. Maar ze hebben wel een hamam voor hun rituele onderdompeling nadat ze seksuele omgang hebben gehad.’ Sjafti grinnikte. ‘In die sjiitische woestijnstadjes is het publieke badhuis nog altijd de barometer voor de vleselijke lusten van de bevolking.’
‘We zijn speciaal vroeg vertrokken om eerst aan te komen’, zei Cyrus verveeld. ‘Niet om in hun badhuis een schimmelziekte op te doen.’
‘In de woestijn kennen we geen schimmelziekten. Het is er te droog en…’ Het voertuig schokte toen het met het rechtervoorwiel door een kuil reed.
‘Let op, wil je!’ Cyrus voelde voorzichtig aan de buil op zijn achterhoofd, het gevolg van de ferme tik van de ploertendoder gisteren. ‘Wat bezielde Musa Khiabani eigenlijk om als ontmoetingsplaats voor dit godvergeten oord te kiezen? Kon dat niet in Teheran?’
‘In Teheran is hij alom bekend, Sjazdeh. Hij vindt het beter dat jullie niet samen gezien worden.’
Cyrus trok een scheef gezicht. ‘Een reden te meer om niet naar zo'n gat te komen. Iedereen kent hier iedereen.’
‘Hem wel, maar u niet, Sjazdeh. Bovendien zijn de mensen hier heel loyaal tegenover hem omdat zijn vader van Ardekan afkomstig is. Dit is een streng-orthodox sjiitische gemeenschap, Sjazdeh. Wist u trouwens dat Musa al…’
‘Ik heb je al duizend keer gezegd me geen Sjazdeh meer te noemen’, onderbrak Cyrus hem korzelig. Sjazdeh was een adellijke titel en sinds de val van de sjah hoorde die niet meer thuis in politiek correcte woordenschat. ‘Noem mij agha, of kortweg Cyrus.’
‘Ja, euh… Cyrus’, zei Sjafti. Hij ontweek een grote kei die midden op de weg lag. ‘Wat ik wilde zeggen was dat Musa al van kindsbeen af voorbestemd was een strijder voor God te worden, een moedjahed. Hij liep als kind al mee in boeteprocessies of nam deel aan andere religieuze zelfkastijdingen en op zijn dertiende verjaardag werd hij door zijn vader ingelijfd bij een moordcommando van de moedjahedin, het sjiitisch-religieuze verzet tegen de sjah. Hij werd samen met zes anderen naar een trainingskamp voor guerrilla's in Libanon gestuurd en…’
Cyrus luisterde nog nauwelijks. Hij had de verhalen van Sjafti over zijn beroemde en beruchte neef Musa al meer dan eens gehoord. Sjafti was vijftien jaar ouder dan hijzelf en werkte al zo lang hij zich kon herinneren voor de Razdi's. Eerst als veiligheidsagent voor zijn vader, na de revolutie als bewaker bij de bank. Het was door Sjafti dat hij voor Musa had gekozen voor de uitwerking van zijn plannen. Hij keek op toen Sjafti iets zei wat zijn aandacht trok.
‘Wat zei je? Doodvonnis?’
Sjafti veegde met de rug van zijn hand het zweet uit zijn ogen. ‘Ja, alle zeven.’
‘Welke zeven?’
‘Het hele commando. Bij hun eerste raid werden ze door de SAVAK onderschept. Ze kregen alle zeven de doodstraf, maar die van Musa werd niet uitgevoerd.’
‘Waarom niet?’
‘Vanwege zijn jeugdige leeftijd. Het doodvonnis werd omgezet in twintig jaar dwangarbeid, maar in 1973 werd hij vervroegd vrijgelaten.’
‘Ik heb nooit geweten dat de SAVAK iemand genade verleende.’
‘In dit geval was het op bevel van hogerhand.’
‘Van wie?’
‘Weet u echt niet over wie we het hebben?’
‘Hoe kan ik dat weten? In 1973 woonde ik nog in Amerika. Ik werkte toen voor Exxon in Houston.’ Hij had in Zwitserland moderne wetenschappen en later in Amerika aan de Stanford University de geologie der petroleumlagen gestudeerd en nadat hij cum laude gepromoveerd was met een dissertatie rond mammoettankers en pijpleidingen was hij opgenomen in de directie van de Amerikaanse oliereus. Om ervaring op te doen en tegelijk om zijn vader op de hoogte te houden van de plannen van de concurrentie.
‘Het is beter niet te veel met uw Amerikaanse verleden te koop te lopen, Sjazdeh… euh Cyrus. In zijn laatste vrijdagse preek noemde Khomeini Amerika de Grote Satan.’
‘Het laatste wat mij verweten zal kunnen worden is dat ik pro-Amerikaans ben. Maar daar gaat het niet om. Ik vroeg wie Musa de hand boven het hoofd hield.’
Sjafti wachtte precies lang genoeg om de nieuwsgierigheid van Cyrus nog wat meer te prikkelen. Toen zei hij: ‘Wijlen uw vader. Sjazdeh Darius Khalegi Razdi.’
‘Pedar? Waarom?’
‘Hij verleende Musa gratie, samen met alle ter dood veroordeelden die op 22 mei 1954 geboren werden.’
Cyrus keek verbluft opzij. ‘Deed hij dat?’
Sjafti knikte. ‘Uw vader was een edel man.’
Hij was vooral bezeten, dacht Cyrus. Maar het deed hem desondanks plezier dat pedar zijn geboortedag op die manier had gevierd. Onze geboortedag, verbeterde Cyrus zichzelf, want een paar minuten na hem was zijn broer Simon geboren, zij het van een andere moeder en in een ander land. Evenzogoed waren ze tweelingen, verbonden door de genen van zijn vader, want in Iran telt alleen de vader en wordt geen onderscheid gemaakt tussen broers en halfbroers.
‘Alles bij elkaar zat Musa zes jaar opgesloten in de Qarsgevangenis in Teheran’, vervolgde Sjafti zijn relaas. ‘Daar leerde hij verschillende leiders van de opstandelingen kennen en toen hij vrijkwam, werd hij hun woordvoerder bij ayatollah Khomeini.’ Sjafti wierp een snelle blik opzij. ‘In het nieuwe regime zit Musa op rozen. Ik denk dat hij de man is naar wie u op zoek bent, Sja…, euh… agha.’
Cyrus knikte. Musa was de leider van de Sepah-e-Pasdaran, het Korps van de Revolutionaire Gardisten, de militaire arm van de Revolutionaire Raad. Onder zijn leiding had de Pasdaran zich in korte tijd ontwikkeld tot machtige binnenlandse veiligheidstroepen die naar het voorbeeld van de ss in nazi-Duitsland, met willekeurige arrestaties, nachtelijke verdwijningen en openbare terechtstellingen de macht van de ayatollah en de Revolutionaire Raad in stand hielden. In feite was hij zowat de man achter de schermen, zoals zijn vader, Darius Razdi, dat was geweest ten tijde van de sjah. Daarom verwonderde het Cyrus dat Musa zo vlot had ingestemd met een geheime ontmoeting. Tenslotte was Cyrus de zoon van een van de meest gehate machthebbers van het oude regime, zelfs al was hij opgegroeid in Zwitserland en had hij zich nooit met de binnenlandse politiek van Iran bemoeid. Was Musa bij Khomeini uit de gunst geraakt, of had hij andere motieven? Hoewel Cyrus niet in een valstrik geloofde, nam hij zich desondanks voor extra op zijn hoede te zijn.
Voor hen doemden de eerste armzalige huizen op. Cyrus wees naar een pad, links van de weg, dat leidde naar een terrasvormig aangelegde olijfboomgaard van waar ze een goed uitzicht hadden over het stadje. Een paar minuten later had hij zich met een verrekijker aan de rand van de verwaarloosde boomgaard geïnstalleerd.
Anarak was een van die typische Perzische stadjes, ontstaan rond een oase, waar de twintigste eeuw aan voorbij was gegaan. Het had een hoofdstraat met een open riool, een benzinepomp en een kleine overdekte bazaar, geflankeerd door een paar sjofele open winkels waar brood, vlees of levensmiddelen verkocht werden. Honderd meter voorbij de bazaar was de hamam, met daarnaast een kleine moskee met een minaret en de traditionele koepel in turkoois-blauwe Perzische tegels. Aan de rand van het stadje stond een watertoren met een half gedemonteerde irrigatiepomp onder een afdakje.
De ontmoeting was gepland in het huis van de mollah, een alleenstaand huis achter de moskee met hoge buitenmuren, een dakterras en smeedijzer voor de ramen. Rond het huis viel geen beweging te bekennen. Alle ramen waren dicht en zelfs aan de schaduwkant van het huis waren de overgordijnen gesloten.
Cyrus zocht met de verrekijker de straten af naar tekenen die wezen op de aanwezigheid van gardisten van de Pasdaran of van agenten in burger van de SAVAMA, de nieuwe republikeinse geheime politie die ook onder de leiding stond van Musa. De SAVAMA-agenten waren doorgaans gemakkelijk te herkennen aan hun arrogante manier van lopen of omdat ze voortdurend het wapen betastten dat ze onder hun kleren verborgen hielden. De twee gebaarde oude mannen bij de ingang van de moskee met hun mashaba, lange bidsnoeren met negenennegentig kralen voor het aantal verheven namen van Allah, hadden het te druk die namen in de juiste volgorde af te rammelen om een bedreiging te vormen. Van de klanten van de eetkraam die in de schaduw van een afdak van palmbladeren kebab of warme suikerbiet aten of een sherbet, een mierzoete limonade dronken, viel evenmin iets te vrezen. Cyrus liet de kijker zakken. Ook de weg die naar het stadje leidde, was verlaten. Een hagedis zou zelfs de weg niet kunnen oversteken zonder zich te verraden door stof op te werpen.
Cyrus overhandigde de verrekijker aan Sjafti. ‘Hou de boel in de gaten. Ik moet nadenken.’ Hij ging met zijn rug tegen een boom zitten en viste een tandenstoker uit het borstzakje van zijn hemd. Kauwend op het houtje probeerde hij zijn gedachten op een rijtje te zetten. Eerst was er Nina. Verbazend hoe ze gisteren indruk op hem had gemaakt. Er was haar trage glimlach geweest van herkenning toen ze hem bij het wachthokje zag staan, er was de lichte blos van verlegenheid geweest toen hij haar uiterlijk prees, er was de manier geweest waarop ze af en toe haar handen door haar haar haalde – bij een andere vrouw zou dat koketterie zijn, maar Nina leek hem gespeend van ijdelheid. Allemaal kleine gebaren die haar hoogst begerenswaardig maakten en die hem nog het meest van al waren bijgebleven omdat ze zo in contrast stonden met haar furieuze verzet tegen de arrestatie. Hij had al heel wat vrouwen gekend, maar zelden iemand als Nina en hij kon er met zijn verstand niet bij dat Simon haar had laten gaan.
‘Drinken, Cyrus?’
Sjafti reikte hem een thermosfles aan met gekoeld vruchtensap. Hij dronk aan de fles en veegde zijn mond af met zijn hand.
‘Hij is laat. Weet je zeker dat hij komt?’
‘Heel zeker, Cyrus. Musa is een man van zijn woord.’
‘Hm.’
Cyrus nam de omgeving in zich op. De grond waarop hij zat was bedekt met een zachte laag olijven, de lucht doordrenkt van de zilte geur van rottende vruchten. De verwaarloosde olijvenboomgaard stond model voor de toestand waarin het land verkeerde. De vruchten van een met veel inspanning aangelegde boomgaard werden niet meer geoogst. Waterputten waren verzilt en de irrigatiekanaaltjes werden niet meer onderhouden. Maar er waren ook andere oorzaken mogelijk. Misschien had een buurman de eigenaar bij het komiteh verklikt omdat hij wijn dronk en zat hij in de gevangenis, of had iemand hem ervan beschuldigd in het geheim het Heilig Vuur te onderhouden. In de Islamitische Republiek Iran werden de zoroastriërs1, die door de sjiitische moslims smalend vuuraanbidders genoemd werden, genadeloos vervolgd.
Onder het regime van zijn vader was dat anders geweest. De zoroastriërs vormden toen een geheime en machtige sekte van aristocraten en mensen op de bovenste sporten van de ladder van de Iraanse samenleving. Ze hadden hun macht uitgeoefend via de Hogere Raad van het Koninkrijk der Perzen, ook de Raad der Vaderen genoemd. Als voorzitter van die raad had Darius Razdi grote invloed gehad op de sjah en op zijn beleid.
Sjafti trok aan zijn mouw. ‘Cyrus. Ze zijn er.’
Cyrus richtte zijn blik op Kavir Road. Hij zag een grote stofwolk, maar toen hij de verrekijker scherp stelde zag hij niet de zwarte Peugeots waarmee de SAVAMA zich meestal verplaatste maar een dieplader van de National Iranian Steel Company met reusachtige rollen staaldraad. Hij legde de kijker naast zich neer en zuchtte. De dieplader was ongetwijfeld afkomstig van de Esfahan Steel Plant, een reusachtige staalgieterij die door zijn vader was neergepoot in Esfahan, een stad waar men tot dan nog nooit had gehoord over lucht- of milieuverontreiniging. Zoals al zijn andere zakelijke ondernemingen was ook deze een succes geworden.
Cyrus mompelde een vloek en sloeg met een snelle beweging een vlieg plat die zich tussen zijn kraag had genesteld. Vanuit economisch standpunt gezien was pedar een geniaal man geweest. Sinds de nationalisatie van de oliewinning in 1951 beschikte Iran over zo goed als onuitputtelijke inkomsten. Pedar had gedurende zijn hele bewind de olie-inkomsten van zijn land afgeroomd en alles belegd in westerse sleutelondernemingen: banken, petroleum, supertankers, chemische nijverheid en zware industrie. Zijn beleggingen lagen onaantastbaar verborgen achter een ondoordringbaar scherm van holdings en vennootschappen die gemeenlijk aangeduid werden onder de verzamelnaam: de Razdi Foundations. Via de Foundations zou hij – hij was er heilig van overtuigd dat dat zijn goddelijke missie was – geweldloos een nieuwe wereldheerschappij der Perzen vestigen met het patriciërsgeslacht Razdi als de onbetwistbare heersers.
Naast hem sloeg Sjafti verwoed naar de vliegen die nu in grote drommen kwamen opzetten, aangelokt door hun zweet. Ook bij hem vlogen de krengen tegen zijn handen en zijn gezicht en verkenden zijn neusgaten en zijn oren. Cyrus schoof naar de andere kant van de boom waar de schaduw dieper was, zodat ze hem met rust lieten en zich concentreerden op Sjafti.
De financiële veroveringstocht van zijn vader was al bij al een schitterende strategie geweest, die op het randje af gelukt was, als pedar niet zo geobsedeerd was geweest door een oude familievete, waardoor hij naar het einde toe alle zin voor realiteit had verloren. In de laatste dagen van de revolutie was hij tijdens een dramatische belegering van Chinvat, het familiedomein in de bergen boven Teheran, op een vreselijke manier om het leven gekomen, samen met oom Fariman.
Pas na de dood van pedar was het tot hem doorgedrongen hoe eenvoudig en visionair zijn plan was geweest. Mogelijk dat hij zich daardoor geroepen voelde het werk van zijn vader af te maken. Dat had niets te maken met roepingen of goddelijke missies. Nee. Daarvoor was hij te rationeel, te westers van opvatting. Het was het garma2 – of dat nu goddelijk was of niet – dat na de dood van zijn vader in hem was overgegaan. Samen met een hartstochtelijke haat tegen alles wat te maken had met de Verenigde Staten van Amerika. Want de Amerikanen met hun struisvogelpolitiek en hun gemekker over vrijheid en democratie hadden bewust de godsdienstige fanatici in Iran aan de macht gebracht. Ze waren tot de conclusie gekomen dat Perzië onder de sjah en zijn kanselier Darius Razdi was uitgegroeid tot het rijkste en het machtigste land van de Arabische wereld en Klein-Azië, en dat ze de op een na grootste olievoorraad van de wereld beheerden. Redenen genoeg om zowel de sjah als zijn vader van het toneel te doen verdwijnen.
Maar de Amerikanen hadden een fout gemaakt. Ze hadden nagelaten hem te vernietigen. Had Machiavelli niet geschreven dat als je iemand zwaar verwondt je hem moet verwennen ofwel meteen doden want dat hij anders bij de eerste de beste gelegenheid wraak op je zal nemen? Dat gold ook voor de zoon.
Ergens klonk de schreeuw van een roofvogel. Cyrus keek omhoog. De blauwe hemel was donkerder geworden nu de zon over haar hoogtepunt heen was. Hij herinnerde zich zijn dertiende verjaardag, toen hij door de hogepriesters – allemaal leden van de Raad der Vaderen – was ingewijd in de oude religie van het zoroastrisme. Die dag had pedar hem de bereiding van de haoma geleerd, de roesverwekkende drank, die een man seksuele kracht geeft en onoverwinnelijk maakt. Ze hadden er samen van gedronken en daarna hadden ze de Tharisberg beklommen. Tijdens de klim had pedar hem verteld over het garma, het oude zoroastrische begrip van de Kracht van het Vuur dat zijn leven beheerste sinds hij op de berg van Pa Nesar een ontmoeting had gehad met de profeet Zarathoestra. Het garma was een goddelijke kracht, waaruit pedar putte om zijn financieel imperium op te bouwen en die kracht zou na zijn dood op zijn zoon Cyrus overgaan. Pedar had zijn betoog beëindigd met woorden die Cyrus altijd waren bijgebleven. ‘Op de berg van Pa Nesar sprak Zarathoestra aldus: Uw zoon Cyrus zal de goddelijke weiden bewandelen en nemen wat hem toekomt.’ Zijn woorden waren gepaard gegaan met de schreeuw van een roofvogel, een adelaar.
Daarom zat hij hier met zijn rug tegen een olijfboom, geplaagd door vliegen, door warmte-uitslag in zijn nek en een buil op zijn achterhoofd. Hij zou nemen wat hem toekwam: het ontzaglijke fortuin van de Foundations en de macht die daarmee verbonden was. Hij zou de wereldheerschappij vestigen die zijn vader op het oog had gehad, zij het in een naar eigen ideeën aangepaste vorm. Als zijn vader zich had laten leiden door zijn geloof in God, zou hij het geloof in God gebruiken om anderen te leiden.
Een nieuwe stofwolk op Kavir Road trok zijn aandacht. Hij richtte de verrekijker en zag dat het een tankwagen was van de Yazd Soap Company, een van de chemische bedrijven van zijn vader, waar meer dan alleen maar zeep werd gefabriceerd. Al hun bedrijven in Iran waren sinds de machtsovername door de Islamitische Republiek van ayatollah Khomeini in beslag genomen, behalve dan de Bank Melli Iran, die zijn vader als afscheidscadeau aan zijn moeder had gegeven toen hij haar verstootte.
Cyrus liet de verrekijker zakken.
Alle grote leiders hebben veel onderdanen, maar weinig vrienden, had pedar ooit gezegd. Ze hebben alleen hun familie. Je moeder en je zusters uit je moeders tweede huwelijk tellen niet mee, dat zijn vrouwen. Tot wanneer je een zoon hebt, is de enige op wie je ten volle zult kunnen vertrouwen je broer Simon, want de band tussen twee broers is onaantastbaar, vergelijkbaar met die tussen vader en zoon.
Die woorden waren hem bijgebleven. Simon was een wezenlijk deel van zijn planning gaan uitmaken. Ze zouden een tweemanschap vormen, zoals zijn vader en oom Fariman geweest waren. De operatie was in gang gezet. Wie dat nog niet wist, was Simon zelf.
_________________________
1 Zoroaster is de Griekse vorm van Zarathoestra, stichter van de Oudperzische godsdienst (parsisme).
2 Het garma is de kracht van het vuur als drager van de overgang van het aardse tot het hemelse (in India karma, het bepaald zijn van iemands lot).