DERTIENDE HOOFDSTUK

Ochtendgloren kwam aanvliegen als een albatros van de andere kant van de wereld, streelde me met zijn vleugels en maakte me wakker. Ik gooide de handdoeken van me af, ging rechtop zitten en vroeg me af wat ik op de vloer van een badkamer deed. Het zou een ideale nacht voor duivels en hallucinaties geweest zijn, maar ik had uitstekend geslapen en ik voelde me prima. Ik rammelde alleen van de honger.

Langzaam kwamen de feiten weer op een rijtje te staan. Vandaag wilde Mercator de President van Afrika neerschieten. Mercator was een schurk in een hotel vol schurken - een hotel waar ik ongestoord had kunnen slapen! Ik dacht aan het lijk in de andere kamer. Ik moest zo snel mogelijk contact opnemen met Thunderpeck en de mooie, fatale Justine Smith.

Ik mocht geen tijd verliezen.

Ik had een kurkdroge keel en ik deed de kraan open om nog een glas water te nemen, maar er kwam bijna niets uit en ik gaf het op.

Ik deed een schoon kleed van Mercator aan om er minder verdacht uit te zien. Daarna trok ik de dolk uit Israts ribbenkast en maakte hem schoon aan zijn kleren. Ik stak hem bij me, want hij zou me wel eens van pas kunnen komen. Ik had geen idee of Mercators kamer werd bewaakt.

Opeens drong het tot me door dat Mercator en de dokter allang terug hadden moeten zijn. Er was klaarblijkelijk iets mis gegaan en dat was misschien in mijn voordeel.

Ik verliet de kamer met heel wat meer voorzichtigheid dan ik hem was binnengegaan. Op de parterre waren alleen bedienden. Hun bewegingen waren traag, zoals altijd op dit uur van de dag.

Het was koel buiten. De zon was wel op, maar had nog geen kracht.

Thunderpeck en ik hadden afgesproken bij de toren op het Presidentsplein. Maar hoelang zou hij wachten? Vanaf het incident met Israt, was ik zijn spoor volkomen bijster.

Tot mijn verbazing was het druk op straat. Met vlaggen van de Afrikaanse naties versierde vrachtauto's reden langzaam door de straten. Mannen met lange ladders klommen tegen lantaarnpalen op en bevestigden wimpels en vlaggen. Op het Presidentsplein heerste dezelfde activiteit als overal elders. Midden op het plein was een groot baldakijn opgericht en mannen van 'De Verenigde Afrikaanse Radio' waren microfoons en televisiecamera's aan het uitladen. Vlakbij stond een dynamo, waarvan de kabels over de onafgemaakte mozaieken liepen.

Er was veel politie op de been. Ik ontliep ze zoveel mogelijk en ging naar de toren van de tempel. Thunderpeck was in geen velden of wegen te bekennen en ik besefte plotseling, dat ik dit ook helemaal niet verwacht had. Even bleef ik staan luisteren naar de branding van de zee. Toen ging ik de tempel in.

Zover ik me kon herinneren, hadden we afgesproken elkaar in of bij de toren terug te vinden en het was dus niet onmogelijk dat Thunderpeck binnen op mij wachtte. De lampen in de tempel brandden. Zij hingen aan lange kettingen op gelijke afstanden van elkaar. Het licht dat door de ramen naar binnen viel was gedempt en rustig. Er hing een zoete geur. Op de kale vloer, midden in de tempel, lagen mensen te bidden. Ik passeerde een sandelhouten scherm en liep door een kleine kamer - een kleedkamer? — op zoek naar de toren.

Ergens in de tempel zong een man, begeleid door een instrument dat op een Indiase tamboerijn leek. Het gezang greep me zo aan, dat ik bijna bleef staan luisteren. Ik realiseerde me dat er gebieden bestonden waarvan ik geen enkel begrip had.

Achter de kleedkamer lag de toren. Aangezien de toegang vanuit de kleedkamer met een zwaar gordijn was afgesloten, was het er aardedonker. Angstig en bijna fluisterend riep ik: 'Thunderpeck?'

Er kwam geen antwoord. Toen mijn ogen aan de duisternis gewend waren, zag ik dat je alleen met een lift naar boven kon.

Nogmaals riep ik zijn naam. Ver boven mijn hoofd, waar het ochtend was, meende ik iets te horen.

Besluiteloos vroeg ik me af wat ik moest doen. De smalle ruimte achter de lift was de enige ruimte om je eventueel te kunnen verbergen. Toen ik die ging onderzoeken, zag ik iets op de grond liggen. Het was een man in een Arabische burnoes. Ik draaide hem om en zag dat het mijn vriend Thunderpeck was. Zijn keel was afgesneden.

Ik voelde me misselijk worden van ellende. Dat was nu zijn beloning voor het wachten op mij. Ik veronderstelde dat de Algerijnse moordenaar weer eens aan de gang was geweest.

De stem van de zanger klom op tot hoog in de tempel. Het was een lied van verlangen naar vrede en het eind van eenzaamheid. Ik begon te snikken. Ik sloeg mijn handen voor mijn gezicht en de tranen gleden over mijn vingers.

Zelfs terwijl ik huilde, wat ik even tevoren niet had gekund, zelfs niet toen ik mijn vriend Thunderpeck vond, voelde ik mijzelf volledig. Ik had hem willen vertellen over mijn laatste ontmoeting met de Gestalte om te vragen wat hij ervan dacht, maar ik zou hem nooit meer horen zeggen: 'Hij was een symptoom van schizofrenie. Nu ben je beter en kun je weer vrede hebben met jezelf.' Terwijl ik huilde, bezwoer ik mezelf dat ik het in de toekomst beter zou doen.

Een geluid uit de liftschacht bracht mij terug tot de werkelijkheid. Ik wreef over mijn ogen, trots dat ik gehuild had. Als ik Thunderpecks moordenaar tegenkwam, zou hij er van lusten! Ik keek in de schacht en ik hoorde mijn eigen naam, hol en vreemd in de stenen toren: 'Knowle!' Boven was Justine!

Even schoot het door me heen dat zij misschien... Nee! Er waren tekenen dat de dokter, wiens lichaam al koud en stijf was, met zijn aanvaller had gevochten. Het kon dus geen misdaad van mijn mooie, fatale Justine zijn!

Ik ging de lift in. Hij was erg klein. Er konden niet meer dan twee mensen tegelijk in. Hij steeg op. Af en toe kwam ik langs een venster waardoor ik het daglicht zag en flitsen van Walvis Baai en de zee en de verwarde wereld. Toen was ik boven. Ik deed de deur open en Justine viel in mijn armen.

Wat zou ik op een ander moment gelukkig geweest zijn! Haar donkere haren lagen tegen mijn wang en ik voelde haar warme, zachte lichaam tegen het mijne. Ik weet niet hoelang we daar stonden, maar op een gegeven ogenblik deed zij een stap achteruit en keek me aan.

'Peter heeft je dus gestuurd!' riep ze uit. 'Gelukkig! Ik heb namelijk hoogtevrees. Je bent precies op tijd. Het is kwart voor acht.'

'Waarvoor op tijd?'

'Om acht uur wordt het Presidentsplein door de veiligheidspolitie afgesloten. Daarna worden alleen officiële gasten toegelaten.'

'Hoelang ben je hier al, Justine?' Verlangend keek ik naar dat bleke gezicht, dat zo'n onbegrijpelijke macht over mij had.

'Vanaf een uur of zes. Het was nog donker. Ik heb de halve nacht op Peters telefoontje liggen wachten. Toen hij me niet belde, begreep ik dat ik het zaakje zelf moest opknappen.'

'Ik begrijp je niet! Waar heb je het over?'

'Wat denk je! De president en zijn gevolg zijn om tien uur op het plein. Als hij opstaat om zijn rede te houden, schieten we hem neer.'

Wij stuurden de lift naar beneden. Ik liep achter haar aan een houten trapje op en we kwamen op een platform waarboven een zwarte klok hing. Ik zag dat ze een kleed en een kussen op de grond had gelegd. Ze had een veldfles meegenomen en een telescoopgeweer. Het geweer lag op het kleed.

Ze stak haar arm door de mijne.

'Ben je een goed schutter, Knowle? Het zal toch wel lukken? We mogen geen fouten maken.'

'Justine! Je bent gek! Of je staat volkomen onder invloed van Mercator! Je weet evengoed als ik dat President el Mahasset een goed mens is, dat hij de enige is die de vrede kan bewaren. We mogen hem niet neerschieten! Je geeft niets om me. Je geeft alleen om Mercator. Dan moet je ook weten waarom hij de President wil vermoorden!'

Ze keek naar me met enigszins opgeheven hoofd, zodat ik de welving van haar prachtige hals kon zien. Haar zwarte jurk had een smal wit randje aan de hals. Misschien was dit de jurk die zij in een van haar brieven genoemd had. Zelfs haar ogen waren zwart en ik bedacht wat een prachtige beul ze was. Haar gezicht was volkomen gevoelloos toen ze zei: 'Vertel me waarom Peter de President wil vermoorden, Knowle.'

Ik legde haar uit dat Mercator zijn geld in de industrie van zwaartekrachtopheffers had gestoken en dat een wereldoorlog hem geen windeieren zou leggen. Vermoeid en walgend wendde ze zich van me af. Ik hoorde mijn stem afzakken, maar ik was niet in staat om op te houden.

'Wat een vuile, materialistische argumenten!' zei ze rustig.

'Nee, Justine. Je moet de waarheid onder ogen zien. Ik heb alle redenen om te veronderstellen dat Mercator en zijn arts vermoord zijn. Anders was hij wel teruggekeerd in het hotel. Je moet die hele zaak vergeten en met me meegaan.'

'Dat zal je niet lukken.'

'We moeten weg zijn voor de politie komt. Mercator had jouw brieven in zijn zak, zodat je in staat van beschuldiging bent.'

Ze keek me aan en zei alsof ze me niet gehoord had: 'Wat een vuile, materialistische argumenten gebruik je om Peter door het slijk te sleuren. Laat me je voor eens en voor altijd de waarheid vertellen, Knowle! Vanaf het begin heb je Peter en mij verkeerd beoordeeld. Hij was boer en jij was bang voor hem. Maar hij werkte zich dood om de situatie van de landbouwers te verbeteren. Ook jou heeft hij geholpen, maar je wilt het niet eens erkennen. Nu werkt hij voor het gemeenschappelijk welzijn, maar dat gaat zover boven jouw verstand dat je er nooit iets van begrijpen zult. Je hebt ook nooit iets van mij begrepen - niet dat het me iets schelen kan...

Laat me je aantonen hoe je je in Peter en mij vergist hebt. Wij zijn beiden aangesloten bij een van die geheime godsdiensten, waarvan er op het ogenblik zoveel in onze ellendige steden zijn. Maar de onze - de Onthouding - is de strengste van allemaal. Heb je ooit van de Onthouders gehoord?'

Ja, dat had ik. Maar volgens mij stonden de leden ervan allemaal op de bovenste sport van de maatschappelijke ladder.

'De Onthouders,' zei Justine, 'doen alles wat in hun macht is om het volk bepaalde methoden van geboorteregeling bij te brengen. Ofschoon verschillende van die methoden al eeuwenoud zijn, kun je ze nauwelijks doorgeven aan een volk dat beneden de grens van sociaal bewustzijn leeft.'

'En wiens schuld is dat?' vroeg ik kwaad. 'Je vergeet dat ik kan lezen, Justine! Ik ben niet de dwaas waarvoor jij me houdt. Ik heb veel geschiedenisboeken gelezen. Ik weet dat de arme mensen vroeger beter af waren dan wij nu!'

'Geschiedenis is toch geen kwestie van boeken!' zei ze radeloos. 'Het is het medium waarin wij leven. Het is waar dat de arme mensen vroeger beter af waren, maar zij zijn onder hun eigen gewicht bezweken! De boeren weten dat de manier waarop zij het land moeten exploiteren om die grote grauwe massa in leven te houden verkeerd is, maar wat kunnen zij anders doen? Wat kan het de gemiddelde gek schelen dat de opbrengsten steeds minder worden? Er is vraag naar hoeveelheid en daar moeten de boeren aan voldoen - anders worden ze zelf gevangen genomen. De instandhouding van het land heeft economisch weinig zin wanneer er vierentwintigduizend miljoen mensen zijn!'

'Je hebt je lesje uitstekend geleerd!' zei ik stuurs. 'Ben je klaar?' Ik had buikkrampen.

'Nee, dat ben ik niet. Ik was bezig om je iets over de Onthouders te vertellen. Wij willen seksuele onthouding en...'

'Dat is onmogelijk!'

'Wij - en anderen voor ons - hebben bewezen dat het wel mogelijk is. Voor jouw soort is liefde niet meer waard dan een glas drank. Voor ons heeft de liefde een diepe betekenis, maar het is ook iets walgelijks, want de voortzetting van het menselijk ras komt er uit voort en die is al genoeg uit de hand gelopen.'

Op het laatst kon ik mijn lachen niet inhouden: 'Dat handjevol mensen kan veel beginnen!'

'Inderdaad! Wij kunnen de President van Afrika doden, een wereldoorlog ontketenen. Het is de enige manier om die afschuwelijke, gevestigde cirkel te doorbreken. Probeer het te begrijpen, Knowle, alsjeblieft. Onze status quo moet er aan. Het menselijk leven is niet langer heilig. Wij zijn nu in een stadium van de geschiedenis waarin het een blasfemie is, waarin seksualiteit pervers is. De hele wereldsituatie is immers een tragedie!

Denk eens aan de steden, Knowle, waar je het grootste deel van je leven gewoond hebt. Steden vol minderwaardig gepeupel, gescheiden van de aarde en alles wat natuurlijk en lieflijk is - slaven van onwetendheid, bijgeloof en ziekte. Ga je eigen ongelukkige leven maar na! Denk eraan wat het betekent om op het land te moeten werken. Eens was het een goed ding. Nu moet je je om over de aarde te lopen, net zo uitdossen als om op Mars te lopen; je moet als misdadiger zijn gebrandmerkt om die aarde te bewerken. Moet een systeem dat zulke gevolgen heeft gehad niet verdwijnen?'

Wij keken elkaar zwijgend aan. Ik kan niet zeggen wat ik dacht, alleen dat ik beefde. Ik stond daar en zij schonk koffie voor me in uit haar veldfles. Ze bracht me de koffie. Ik verzette geen voet.

'Denk aan de ellende van je eigen leven, de schuld, het wantrouwen, ziekte... Dat is toch geen leven, Knowle,' zei ze. Haar stem klonk medelijdend. Ze drong niet aan toen ik geen antwoord gaf.

Afwezig dronk ik mijn koffie. Op het laatst zei ik: 'Maar als er oorlog komt, wie zal er dan overblijven?'

Ze keek me vriendelijk aan en voor het eerst herkende ik haar als de vrouw die de liefdesbrieven had geschreven.

'De mensen die het meest geschikt zijn om te overleven,' antwoordde ze, 'zullen overblijven. Ik bedoel de mensen die in deze vreselijke jaren de moed hebben opgebracht om een onafhankelijk leven te leiden - de Reizigers. Je kent ze geloof ik een beetje.'

'Ja.'

Ze ging zitten. Langzaam liet ik mij naast haar neer. Ze legde een hand op mijn knie, waar hij krachteloos bleef liggen, alsof hij eindelijk verlost was van een te zware last.

'Wij zijn geen werkelijke moordenaars, Knowle,' zei ze. 'Wij zijn vroedvrouwen. Er moet een nieuwe manier van leven geboren worden. Hoe eerder de oude verdwijnt, des te beter.'

Ze gaf me het geweer aan. Beneden, op het plein, was het drukker en drukker geworden. In de tempel, klonken de stemmen van de gelovigen onaangetast door de verschrikkingen van de wereld. Ik negeerde het gerommel van mijn lege maag en kroop met het geweer onder mijn arm naar het raam.