TIENDE HOOFDSTUK
Ik voelde geloof ik meer verbazing dan schrik. Maar wat ik deed verbaasde hem waarschijnlijk meer dan alles wat ik had kunnen bedenken. Ik deed mijn zonnebril af, stak hem in mijn zak en zei alleen: 'Ik ben Knowle Noland. U wilde mij spreken.'
Hij stond op en liep op me toe. Zijn gezicht met dat witte haar en zwarte wenkbrauwen was zeer opvallend. Ik zag dat zijn ogen onder die wenkbrauwen mij snel en onderzoekend opnamen.
'Ik wil je inderdaad spreken. Laten we bij het raam gaan zitten.'
Terwijl ik de kamer door liep, zag ik dat er nog iemand was. Een oud mannetje met een slap gezicht en rusteloze handen, die hij geen ogenblik kon stil houden. Door zijn kleren en zijn zakelijke uiterlijk nam ik aan dat hij een vakman was en geen lijfwacht. Mercator bevestigde mijn vermoeden door zich tot hem te wenden en te zeggen: 'Misschien wilt u ons een ogenblik alleen laten, dokter.'
De dokter aarzelde. 'Vergeet niet wat ik u heb gezegd. Pijnstillende middelen zijn ook niet alles. U moet absoluut meer rusten, anders kan ik niet voor de gevolgen instaan.'
Met nauwelijks merkbare wanhoop (vergiste ik me niet?) antwoordde Mercator: 'Over twee dagen, als we dan tenminste nog hier zijn, zal ik uw raad opvolgen, dokter.'
De dokter boog stijfjes en verdween.
Uit mijn zachte stoel bij het raam kon ik door de jaloezieën beneden op de boulevard kijken. In de felle middagzon liepen mensen te wandelen. Het zag er naar uit of het drukker werd. We zaten een heel stuk boven de grond; ik was even vergeten dat de kamer op de zeventiende verdieping lag.
'Je bezorgt mij flink wat last, meneer Noland,' zei Mercator, terwijl hij zo ging zitten dat hij mij even nauwlettend kon gadeslaan als vele jaren geleden. 'Ik heb geen idee waarom je hier binnen bent komen lopen, maar ik kan je niet als een vrij mens weer weg laten gaan. Althans niet voor het vuurwerk van morgenavond voorbij is en ik weer op weg ben naar Engeland.'
'Ik wil u graag uitleggen dat ik volkomen onschuldig in uw zaken verwikkeld ben geraakt. Wat u hier doet is van geen enkele betekenis voor mij, behalve in zoverre het Justine Smith betreft.'
Hij trok zijn wenkbrauwen op: 'Justine...'
'Ja, Justine, uw minnares!'
Hij zag er afgetobder uit dan ik mij herinnerde. Hij leek mij niet alleen ouder maar ook ziek. Diepe lijnen liepen van zijn neus naar zijn kin en die lijnen werden nog dieper toen hij zei: 'Ik wil best geloven dat u zo goed als niets van mijn organisatie afweet, als u mij geloven wilt. Justine is niet mijn minnares in de zin die u bedoelt. Dat kan ze ook niet zijn. Ze is maagd. En in die zin ben ook ik maagd.'
'U hoeft heus niet te proberen leuk te doen,' zei ik boos.
'Ik veronderstel dat jij het grappig zou kunnen vinden, want jij bent een plebejer, maar ik spreek uit persoonlijke overtuiging en op die overtuiging is deze gevaarlijke zaak gebaseerd. Justine!'
Het duurde niet lang of Justine kwam door een zijdeur binnen. Ze was even knap en koel als altijd. Voor het eerst merkte ik op dat zij hoge jukbeenderen had met schaduwen er onder en in een vlaag van verliefdheid vroeg ik mij af van welke nationaliteit, of vermenging van nationaliteiten, zij kon zijn. Zij liep naar Mercator die was opgestaan. Ze raakte hem niet aan.
'Meneer Noland heeft ons een bezoek gebracht, Justine.'
'Ik zei toch dat hij het had beloofd.'
'Justine!' riep ik uit. 'Je weet wat ik tegen je heb gezegd. Jij vertelde me dat je Mercators gevangene was. Je hebt tegen me gelogen!'
'Je begrijpt er niets van,' zei ze, haar wenkbrauwen fronsend. 'Ik heb je ook niet verteld dat ik Peters gevangene was. Als ik dat woord gebruikt heb was het in overdrachtelijke zin en bedoelde ik dat ik een gevangene van de omstandigheden ben. Wat doen we met hem, Peter?'
De blik die ze elkaar toewierpen! Ofschoon ze er beiden ziek en doodmoe uitzagen, was er in die blik een volledig vertrouwen, een vertrouwen dat mij uitsloot en dat kon ik niet verdragen.
Ik sprong op en keek Mercator aan. 'U herkent mij niet,' zei ik. 'En waarom zou u? Wij hebben elkaar jaren geleden even ontmoet, maar ik was er door gevangenschap en eindeloze verhoren zo ellendig aan toe dat ik voor u niet meer was dan een doodgewone ellendige landbouwer. Voor mij was u de Boer. Ik was te gewoon om zelfs uw echte naam te mogen weten. Nu sta ik weer voor u en ik ben niet van plan om mij weer te laten afschepen!'
Hij ging weer zitten, zette zijn hand tegen zijn voorhoofd en steunde met zijn elleboog op zijn knie.
'Hoe vaak droomde ik niet dat mijn nemesis de vorm van een landbouwer zou aannemen,' zei hij, voornamelijk tegen zichzelf. 'Noland... Noland... Ja... Was jij niet de man die tegen Jess de Reiziger heeft getuigd?'
Na al die jaren kreeg ik nog een kleur. Mercator, die aan mijn reactie had gezien dat zijn veronderstelling juist was, vervolgde: 'En dacht je nu heus dat ik je heb afgescheept? Ik deed wat ik op dat moment voor je kon doen. Ik redde je uit handen van de politie. Gaf ik je ook niet een of ander baantje?'
'Ja, op de Ster van Triëst. Nadat u mij allang was vergeten, werkte ik me op tot kapitein. Ik ben gekomen om u te vertellen dat ik gisteren het genoegen had om uw ellendige schip nog geen vijftien kilometer van hier in de lucht te zien vliegen.'
Hij schudde zijn hoofd en keek naar Justine alsof hij om sympathie vroeg toen hij antwoordde: 'Een jaar of vijf geleden heb ik mijn aandelen in de Ster Lijn verkocht. Het grootste deel van mijn kapitaal heb ik nu belegd in de anti-zwaartekracht industrie. Dat is de industrie van de toekomst en als je wat gespaard hebt, Noland, raad ik je aan om het daarin te beleggen. Tenzij er een wereldoorlog komt, natuurlijk.'
Bij deze woorden keken Justine en hij elkaar met een vermoeid lachje aan.
'Ik ben nu degene die goede raad geeft, Mercator. Ik heb in het verleden al veel te veel door jou geleden.'
Hij stond op en zei: 'Ik heb geen belangstelling voor het verleden. Ik heb het te druk met het heden. Je zoekt kennelijk ruzie en je bent niet helemaal verantwoordelijk voor je daden. Wil je iets drinken? En wil je dan zo vriendelijk zijn om mij te vertellen hoe je in de zaak von Vanderhoot verzeild geraakt bent?'
O, wat haatte ik deze man die zo makkelijk
leefde, die zo makkelijk van zijn macht genoot, die mijn toorn zo
makkelijk terzijde schoof! Ik minachtte niet alleen hetgeen ik als
zijn levenshouding zag - ik was jaloers op alle dingen en
kwaliteiten die hij had en die ik nooit zou bezitten.
'Dat ben ik niet van plan, Mercator. U kunt mij doden als u wilt. Het weinige dat ik weet heb ik al aan Justine verteld en dat lijkt me voldoende. Ze zal het u heus wel gezegd hebben. Nee, van u wil ik niets drinken. Dank u wel.'
Terwijl ik sprak hoorde ik mijn maag rammelen van de honger.
Hij liep naar een kast en schonk iets in voor Justine en voor zichzelf. Met voldoening zag ik dat zijn hand beefde. Justine stond naar me te kijken. Ik wist niet wat zij met die strakke donkere blik wilde zeggen. In mijn ellendig leven had ik nooit iemand als Justine leren kennen.
'Wat doe je vreemd,' zei ze rustig. 'Je hebt een of andere ziekte, hè? Zou het helpen als je wist wat wij hier uitvoerden?'
Ik gooide mijn hoofd achterover en liet een boosaardige lach horen.
'Het is een genoegen om naar jou te luisteren, Justine! Wat je ook zegt!'
Ze draaide zich om en liep naar de andere kamer. Mercator keek haar waarschuwend aan en schudde zijn hoofd, maar ze negeerde hem. Ik volgde haar. Mercator kwam achter haar aan, gaf haar een drankje in een smal glas en ging weer weg. Hij liet de deur open staan. Haar stem was laag en samenzweerderig. Schor en beschuldigend. Wat is het moeilijk om de minachting van een knappe vrouw te verdragen!
'Je doet onmogelijk, Knowle! Probeer je in te denken wat andere mensen voelen. Peter is net zo trots als jij. Hoe denk je ooit tot een overeenkomst met hem te komen als je hem op die manier behandelt?'
'Maar ik wil helemaal geen overeenkomst met hem! Hij is een van die mensen die mijn leven verziekt hebben. Als hij er niet geweest was, zou ik....'
'Dat is maar een zwak excuus, Knowle. Ik had je hoger aangeslagen. Heb je geen geloof? Zijn je verhoudingen met andere mensen altijd zo beroerd?'
Alle slagen die ik in het verleden had gekregen, waren niet zo hard aangekomen als deze woorden. Ik wist toen nog niet hoe ze mij verachtte vanuit haar bijzonder smal godsdienstig gezichtspunt. Ik had geen idee van haar geloof, maar ik voelde ogenblikkelijk dat haar scherpe opmerking veel waarheid bevatte; mijn verhoudingen met andere mensen waren inderdaad meestal uitgelopen op ellende of verraad. Is er een duidelijker teken dat je persoonlijkheid een mislukking is?
Nu ik ouder ben, weet ik dat karakter en leeftijd niet te scheiden zijn. Dood heeft dood tengevolge, verraad verraad en vertrouwen is geen goede buurman voor angst. Maar in die tijd was ik nog in de veronderstelling dat persoonlijkheden de geschiedenis maken en niet andersom. Daarom was ik door Justines woorden des te pijnlijker getroffen.
Ik herinner me dat ik mijn ogen neersloeg en bij haar vandaan schoof.
'Geen woord daarover, Justine! Dat is jouw zaak niet. Misschien weet je niets van zijn verleden af. Mensen als hij, die mensen en land exploiteren, ruïneren Engeland. Daar begrijp jij niets van.'
Ze bleef ergerlijk kalm.
'Doe niet zo neerbuigend. Ik ben in Engeland geweest en Peter en ik hebben geen geheimen voor elkaar. Wij hebben hetzelfde geloof.'
'Dat geloof kan me niet schelen! Je hebt geen idee wat hij me allemaal heeft aangedaan.'
'Ik weet dat hij je heeft gered. Dat heeft hij gezegd en hij liegt nooit. Het is bovendien afgelopen met Engeland. Het is op, af, net als die andere ellendige staatjes van Europa, net als Rusland, China en wat wij kenden als de Verenigde Staten, waar ik werd geboren. Je weet niets van de wereld af, Knowle, je bent een doodgewone plebejer. Afrika is het enige land dat nog vechtlust heeft. Waarom denk je dat zulke armzalige landen als het jouwe en het mijne verdragen met verschillende Afrikaanse Staten hebben afgesloten? Omdat ze er hulp van kunnen verwachten. Zoals jij zand ging halen...'
'Zand! Zand! Ik weet hoe edelmoedig de Afrikaanse Staten met hun zand zijn! Maar we moeten ervoor betalen, Justine, betalen! Alleen aan de Skeletten Kust is al meer dan genoeg om Engeland er onder te begraven. Ik denk dat het die jongen hiernaast geen windeieren zal leggen. Wat doet hij hier als hij niet achter de een of andere transactie aanzit?'
'We zijn hier om andere redenen.' Mijn woorden hadden haar gekwetst en in haar woede gaf ze mij een klap in het gezicht. 'Maar redenen zeggen jou niets! Begrijp je niet hoe we jouw soort haten? Jouw soort met die armzalige rechtvaardigheidsgevoeltjes en materialistische trots, verslindt de wereld. Miljoenen en miljoenen ervan verzwelgen met hun bekrompen geloof de schatten der aarde!'
'Goed, Justine,' zei ik met gekwetste trots. 'Jij bent een aristocrate en je haat het volk. Jouw soort heeft het meestentijds voor het zeggen gehad. Maar ik ben
niets minder dan jij. Ik kan net zo goed lezen als jij en toch ben ik niet zo verwaand. Mijn maag rammelt van de honger en toch durf jij te zeggen dat ik onze aardse voorzieningen verzwelg. Dat doet jouw soort!'
Ze draaide zich om en liep naar de overkant.
'Jouw geloof en het mijne staan lijnrecht tegenover elkaar. Het was dom van me om met je te argumenteren,' zei ze. Op het moment dat ze me over mijn wang zag wrijven, was haar woede verdwenen. 'Ik had me niet gerealiseerd hoe onredelijk je was. Het huidige wereldregime blijft onbetwist omdat er niemand over is met heldere ideeën over de menselijke aard en het algemene karakter van de toestand waarin de mens verkeert. Dit is zo geworden doordat er te weinig mensen waren die de menselijke aard metafysisch beschouwden. Wij zijn geestelijk en landbouwkundig bankroet. Waarschijnlijk gaan die twee altijd samen.'
Ze zei het tamelijk onhandig en ik had de indruk dat ze Mercator napraatte. Tegelijkertijd had zij iets verdedigends in haar stem, alsof ze haar overgevoeligheid van zo-even wilde verklaren. Ik werd gegrepen door een sterk, bijna seksueel verlangen; ik wilde haar leren kennen en begrijpen. Toch wilde ik ook weer niet de indruk maken dat haar woorden mij hadden vermurwd.
'Ik begrijp niet waar je het over hebt. Het is in elk geval niet ter zake dienend.'
'Dit zal je ook wel irrelevant vinden.'
Ze zette een band op een recorder en ze schakelde die in. Ik hoorde stemmen die ik herkende. Stemmen waar ik vaak aan boord van de Ster van Triëst naar had geluisterd om ze dan verveeld weer uit te draaien. Het waren de Engels sprekende radiostations van de belangrijkste Afrikaanse Staten: Algerije, Nieuw Angola, Waterberg, West Kongo, Egypte, Ghana, Goya en Nigeria. Energieke staten, die elkaar en Europa en Amerika nogal eens lieten blijken hoe agressief ze waren.
'Ik wil die rommel niet horen!' schreeuwde ik, toen ze het volume opvoerde.
'Luister, mijn kleine vechtersbaas... maken ze je niet bang met hun hebzuchtigheid?'
'Doe dat ding uit, Justine!'
'Zij zeggen hetzelfde als de Europese landen een paar eeuwen terug. Wist je dat, Knowle? Ze willen allemaal hetzelfde: meer en meer land!'
'Ik heb je gezegd dat ik het niet horen wil!' 'En weet je dat er maar een man is die in deze tijd de vrede kan bewaren? Maar een man heeft een kans om de vrede tussen de Afrikaanse landen te bestendigen: President el Mahasset.' Ze draaide aan de knop en de stemmen werden luider en luider. Ze bierden onverstaanbare woorden in mijn gezicht.
'DOE DAT DING UIT!'
'...EN PETER MERCATOR EN IK ZULLEN MORGEN DE PRESIDENT VERMOORDEN!' Opeens was ik uit de ban van deze ontmoeting en was ik weer tot handelen in staat.
Ik rende naar de deur, maar Mercator was me voor en versperde me de weg. Zonder er bij na te denken, gaf ik hem een klap tegen zijn kaak en terwijl hij op zijn benen wankelde, rende ik de kamer en de hal door de gang op.
Justine's luide woorden spookten nog door mijn hoofd. Ik was ervan overtuigd dat zij en Mercator kwaad in de zin hadden.
Ik kwam bij een zijgang en keek alle kanten op. Rechts stond Israt. Hij praatte met een man in uniform, waarschijnlijk een politieagent. Zodra Israt me zag begon hij te schreeuwen. Ik realiseerde me nu pas dat ik langer dan een half uur bij Mercator was geweest en dat Thunderpeck er vandoor was.
Ik aarzelde maar een ogenblik. Zij kwamen op me af en mijn gedachten begonnen koortsachtig te werken. Ik ging het restaurant in. De vier hoogwaardigheidsbekleders zaten nog steeds aan hun tafeltje. Zij waren toe aan de koffie met cognac en ze zaten elkaar breed lachend aan te kijken. Behalve de halfbloed die, kleintjes in zijn stoel, met een glas water speelde. Ik knikte ze toe en ging naar de garderobe.
Binnen een minuut zouden Mercators mannen me te pakken hebben. Dit keer werd het een zaak van kogels - en niet van woorden. Zij wilden de President van Afrika vermoorden! Ze hadden me ingelicht en ik was niet te vertrouwen. Ik was een gehate plebejer! De knappe, blonde Justine had haar geheim ongetwijfeld uit gekwetste ijdelheid prijsgegeven. Ze had me meer dan genoeg verteld. Haar woorden zouden waarschijnlijk mijn lot bezegelen.
Ik ontdekte een door een of andere schilder gebruikte plank, en wrong die met het ene eind achter de wastafel en met het andere eind achter een hetelucht droger, zodat de deur was gebarricadeerd. Dit zou me even respijt geven. Daarna liep ik naar de jassen aan de overkant. Ik pakte de zwaartekracht opheffer van de halfbloed. Op hetzelfde ogenblik klonk er een ontzaglijke dreun tegen de deur. Er viel kalk op de grond onder de wasbak. Er was geen tijd om de riemen van de eenheid goed vast te zetten. Hij hing half over mijn ene schouder. Ik gooide het raam open en klom op de vensterbank.
Toen ik naar beneden keek, voelde ik me misselijk worden. Ik had nog nooit zo'n zwaartekrachtopheffer gebruikt, want in die tijd waren er nog niet veel in omloop. Maar het was te laat om terug te keren. De dreunen op de deur werden luider en luider. Ik schakelde de eenheid in en sprong naar beneden.
De straten kwamen naar me toe. Op dat moment was alles overduidelijk. Ik realiseerde me dat het druk op straat was. Ik zag zelfs de straalvliegtuigen aan de
horizon, die waarschijnlijk meer mensen aanvoerden voor de openingsceremonie. Toen schoot er een verschrikkelijke gedachte door me heen: het was of ik allerlei vreemde luchtjes en geuren rook en het drong tot me door dat de opheffer niet werkte. Ik strekte mijn handen uit en gilde temidden van prachtige muziek! Daken en straten warrelden op me af - en ik raakte de grond!