1

 

 

Erik Winter werd laat wakker. De lakens lagen helemaal om hem heen gewikkeld en hij moest even ploeteren voordat hij zich van het beddengoed had bevrijd. De zon hing op haar plek voor het balkon. De woning was al warm.

Hij ging op de rand van het bed zitten en wreef met zijn hand over de stoppels op zijn gezicht. Zijn hoofd voelde zwaar van het slapen en het wakker liggen ertussenin. Hij bleef met gesloten ogen zitten en dacht nergens aan. Hij was elk uur wakker geworden en had het zweet van zijn voorhoofd geveegd, zijn kussen omgedraaid, de lakens omgedraaid. Twee keer was hij opgestaan en had hij grote glazen water gedronken. Hij had naar de geluiden van de nacht geluisterd. Die verdwenen nooit, want het was zo’n zomer.

Nu stond hij op en liep over de houten vloer naar de badkamer. Hij ging naast de douche staan en wachtte tot het water aangenaam van temperatuur was. Schijterd, dacht hij. Toen ik jonger was ging ik als een man onder de eerste, ijskoude stralen staan.

Hij zeepte zijn lichaam in, pakte met zijn linkerhand zijn lid en voelde hoe de testikels stijf werden en hoe zijn penis in zijn hand hard werd.

Eergisteren was Angela na een dubbele dienst in het ziekenhuis naar huis gekomen. In de ochtenduren hadden ze het dier met de twee ruggen gespeeld en hij was weer jong en sterk geweest, het orgasme was een vuur geweest en het vuur had zo lang door hem heen gerold dat hij had geschreeuwd. Hij had de schreeuw diep tussen hen beiden horen echoën en hij had haar zoutheid in zijn gezicht gevoeld zoals hij het zout deze zomer voelde als hij vanaf de klippen in zee dook.

Naderhand hadden ze stil naast elkaar gelegen. Toen hij bewoog waren het de ontspannen bewegingen van een oude man. Zij lag op haar zij naar hem te kijken. Hij verbaasde zich nogmaals over haar heuplijn, als een zachte berg in het landschap. Haar haar verhulde gedeeltelijk haar gezicht. De punten waren nat, hadden een donkerder tint.

“Je denkt dat je mij gebruikt, maar het is andersom”, zei ze terwijl ze met haar vinger langzame rondjes door het dichte haar op zijn borst draaide.

“Hier gebruikt niemand iemand”, zei hij.

“Tijdens onze korte, gepassioneerde ontmoetingen gaat het vooral om mijn behoeften.”

“Fijn dat u dat even uitlegt, dokter.”

“Maar ik ben tot de conclusie gekomen dat we iets meer nodig hebben dan seks.”

“Wat is dat voor kul?”

“Dat we iets meer nodig hebben dan seks?”

“Dat we alleen maar seks nodig hebben. Dat we niets anders doen.”

“Wat doen we dan?” vroeg ze en haalde haar vinger van zijn borst.

“Wat is dat nou voor vraag? We doen van alles.”

“Vertel.”

“We voeren op dit moment een gesprek, bijvoorbeeld. Een gesprek over onze relatie.”

“Dat is misschien wel voor het eerst”, zei ze en ging rechtop in bed zitten. “Eén gesprek per tien keer dat we met elkaar naar bed gaan.”

“Dat meen je niet.”

“Misschien niet, maar wel een beetje. Ik wil ... meer.”

“Wat dan?”

“Je weet best waar ik het over heb, Erik. Daar hebben we het in elk geval al vaker over gehad.”

“Mijn rijpheid.”

“Ja.”

“Dat ik eindelijk een rijp man moet worden en verantwoordelijkheid moet nemen voor het gezin dat ik nog niet heb.”

“Je hebt mij”, zei ze en keek hem weer aan.

“Sorry. Maar je weet wat ...”

“Nee, ik weet niet goed wat je bedoelt. Dit is niet meer genoeg voor me.”

“Zelfs niet als je mij mag gebruiken?”

“Zelfs dan niet.”

“Zelfs niet als vooral jouw behoeften worden bevredigd?”

“Het was stom om daar een grapje over te maken. Nu heb je nog wat om de draak mee te steken.”

“Kom op, Angela. Oké. Ik ben nu serieus.”

“Denk eraan dat je niet eeuwig jong blijft, Erik. Je bent niet eens jong meer. Denk daaraan.”

“Daar heb ik aan gedacht.”

“Denk daaraan en denk aan ons. Ik ga douchen.”

 

Hij was 37 en hoofdinspecteur bij de afdeling onderzoek van de regiorecherche. Hij was op zijn vijfendertigste hoofdinspecteur geworden en dat was een record in Göteborg en in Zweden, maar voor hem betekende het alleen dat hij niet meer zo vaak als vroeger bevelen hoefde op te volgen.

Hij had zich in zijn werk sterk en jong gevoeld, maar nu wist hij het niet meer. Het was alsof hij in korte tijd vijf jaar ouder was geworden, of tien. Een zaak waar hij het afgelopen voorjaar aan had gewerkt was voor hem zo’n kwelling geweest dat hij zich na afloop, in de voorzomer, had afgevraagd of hij het wel kon opbrengen om bij de politie te blijven en een soort actieve tegenkracht in de kringloop van het kwaad te zijn.

Hij had een week vakantie genomen en in het noordse licht over de Laplandse vlakten gewandeld. Hij was teruggekomen en was verder gegaan met zijn werk, maar misschien was hij niet meer dezelfde. Nu probeerde hij zich door de zomer en de vrije tijd te laten omarmen. Hij liet een stoppelbaard staan. Zijn haar kwam tot halverwege zijn oren en was op weg naar beneden, naar zijn schouders. Zijn uiterlijk was aan het veranderen. Misschien komt het meer op één lijn met mijn gecompliceerde innerlijk, had hij op een dag voor de spiegel gedacht en hij had een lelijk gezicht getrokken en zijn mond vertrokken. Misschien ben ik daardoor wel een goede politieman.

 

Hij zat alleen aan de keukentafel met twee geroosterde sneetjes brood en een kop thee. Angela had afscheid genomen en was naar haar eigen huis gegaan. Het zweet in zijn haar keerde terug toen de warmte buiten door de jaloezieën naar binnen sijpelde. De thermometer op de schaduwzijde van het balkon had 29 graden aangewezen toen hij zonet had gekeken. Het was elf uur en Winter had nog vier dagen van zijn tweede vakantie over. Hij kon nog even uitrusten.

Op de haltafel rinkelde de telefoon. Hij stond op en liep de keuken uit, greep de hoorn en zei zijn naam.

“Met Steve, als je nog weet wie ik ben”, zei een Schotse stem.

“Hoe kan ik een ridder uit Croydon nou vergeten?”

Steve Macdonald was hoofdinspecteur in Zuid-Londen en de beide mannen hadden tijdens de moeilijke zaak eerder dat jaar samengewerkt. Ze waren vrienden geworden, dat gevoel had Winter in elk geval gehad. Ze hadden zowel in Londen als in Göteborg samengewerkt. Sinds de voorjaarsavond in Winters appartement, toen de zaak was opgelost en iedereen troost zocht bij elkaar, hadden ze niet meer met elkaar gesproken.

“Jij bent toch de ridder”, zei Macdonald. “Glimmend harnas en dat soort dingen.”

“Ik geloof dat dat verleden tijd is”, zei Winter.

“Hè?”

“Ik heb een stoppelbaard. En mijn haar is in geen maanden geknipt.”

“Heb ik zo’n indruk gemaakt? Ik ben zelf in Jermyn Street geweest om naar Baldessarini-pakken te kijken. Dacht dat ik een gezaghebbender indruk moest maken. Als je hier langer op het bureau was gebleven, dan waren ze bevelen van jou gaan aannemen.”

“En hoe liep het af?”

“Hè?”

“Heb je een pak gekocht?”

“Nee. Een gewoon mens heeft niet genoeg geld voor de dingen waar jij je in hult. Wat ik je trouwens nog wilde vragen: is het waar dat jij niet elke maand op je loon hoeft te wachten voordat je kunt gaan consumeren?”

“Hoe kom je daar bij?”

“Je zei zoiets dit voorjaar.”

“O, is dat zo? Ik moet me zo op onze bezigheden hebben geconcentreerd dat ik niet genoeg aandacht had voor wat ik zelf zei.”

“Dus je bent afhankelijk van je loon?”

“Wat dacht jij dan? Ik heb wel wat geld op de bank, maar geen grote hoeveelheden.”

“Fijn om te horen.”

“Maak het uit?”

“Weet ik niet. Misschien. Ik wilde het alleen weten.”

“Belde je daarom?”

“Eigenlijk belde ik om te horen hoe het met je gaat. Het was een zwaar voorjaar.”

“Ja.”

“Dus?”

“Wat?”

“Hoe staat het ermee?”

“Het is warm. We hebben een nieuw warmterecord, hoewel de zomer al voorbij zou moeten zijn. En ik heb nog steeds vakantie.”

“Dank je voor je kaart uit de Alpen.”

“De Zweedse bergen. Lapland. Dat hoort nog bij Zweden.”

Whatever . In elk geval bedankt.”

Het gesprek viel stil. Winter kon het statische geruis over de verwarmde wateren horen. Macdonald schraapte voorzichtig zijn keel.

“Laat eens wat van je horen.”

“Misschien kom ik met kerst wel winkelen”, zei Winter.

“Sigaren? Overhemden?”

“Spijkerbroeken, dacht ik.”

“Pas maar op dat je niet wordt zoals ik.”

“Ik kan hetzelfde zeggen.”

Ze namen afscheid en Winter legde de hoorn op de haak. Plotseling voelde hij een duizeling en hij greep het tafelblad beet. Na een paar tellen werd het rustig om hem heen. Hij liep terug naar de keuken en nam een slok van de koud geworden thee. Hij overwoog nieuwe te zetten, maar stond op en bracht de kop en het schoteltje naar het aanrecht.

Hij trok een korte broek en een katoenen overhemd met korte mouwen aan en stak zijn voeten in zijn sandalen. Hij stopte zijn portemonnee in zijn linkerborstzak en controleerde of de sleutelbos nog in zijn zak zat van gisteren. Hij liet zijn mobiele telefoon op het nachtkastje liggen.

Toen hij de deurkruk pakte, hoorde hij de postbode aan de andere kant en de post viel op zijn voeten. Hij boog zich voorover en bladerde wat tussen het Politietijdschrift , twee enveloppen van de bank, een nieuwe nummer van een tijdschrift in een witte omslag, en een mededeling over een zwaar poststuk, meer dan een kilo, dat op het postkantoor aan de Avenyn kon worden opgehaald. Een kleurige ansichtkaart stak glimmend af tegen al het wit. Hij pakte de kaart op en draaide hem om. Macdonald stuurde groeten van een thuisbezoek aan de Schotse hooglanden. wij hebben ook alpen , schreef hij en Winter draaide de kaart weer om en bestudeerde een besneeuwde top die zich over een plaatsje boog waar de huizen er ouderwets uitzagen, als uit een andere tijd.

 

De warmte sloeg als een warme deken tegen zijn gezicht. Het Vasaplein was één grote schittering van glazen draden. Er stonden een paar mensen in de schaduw onder het tramhuisje aan de andere kant van het park, hun lichamen waren zwarte silhouetten.

Hij haalde zijn fiets uit de kelder en reed over de Vasagatan, sloeg links af en fietste langs het Skansplein. Zijn overhemd was al nat voordat hij het Linnéplein had bereikt en dat was een aangenaam gevoel. Zijn rugzak deinde op zijn schouderbladen. Hij besloot om niet naar Långedrag te fietsen, maar naar het zuiden, en hij trapte in het scherpe licht over het pad naar het strand bij Askim. Daar pauzeerde hij en dronk hij een blikje Ramlösa voordat hij langs de golfbaan in Hovås verderging richting Järkholmen. Hij zette zijn fiets tussen de andere fietsen langs het fietspad en klauterde naar het strandje en ging zo snel hij kon het water in.

Hij lag in de zon te lezen en als hij het te warm kreeg, ging hij het water weer in. Dit was zijn vakantie, dit was wat hij deze zomer met zijn tijd wilde doen. Hij genoot van het droge gevoel aan zijn voeten toen hij het zand er afveegde en stak ze in de sandalen toen de middag kwam en hij zich met de zon schuin links weer naar huis zou begeven. Het was een goed gevoel en hij wilde dat even vasthouden. Het vertegenwoordigde de goedheid in de wereld.

 

Roep Uit De Verte
titlepage.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_0.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_1.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_2.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_3.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_4.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_5.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_6.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_7.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_8.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_9.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_10.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_11.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_12.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_13.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_14.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_15.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_16.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_17.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_18.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_19.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_20.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_21.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_22.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_23.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_24.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_25.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_26.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_27.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_28.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_29.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_30.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_31.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_32.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_33.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_34.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_35.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_36.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_37.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_38.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_39.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_40.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_41.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_42.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_43.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_44.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_45.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_46.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_47.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_48.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_49.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_50.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_51.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_52.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_53.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_54.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_55.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_56.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_57.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_58.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_59.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_60.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_61.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_62.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_63.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_64.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_65.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_66.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_67.xhtml
Roep_uit_de_verte_split_68.xhtml