43

 

 

“Jullie moeten drie keer stofzuigen”, zei Winter tegen Beier toen het recherchebijstandsteam was gekomen en de technici aan het werk waren.

“Beledig me niet, Erik.”

Het plaatsvervangend hoofd van de technische afdeling leek geconcentreerd, nuchter. Beier had oud en nieuw met mate gevierd.

“Het nieuwe millennium moet toch op een manier beginnen”, had hij gezegd toen ze kwamen, en dat was geen grapje geweest. Hier viel niets te lachen.

De technici bewogen zich voorzichtig rond de man die met uitgestoken rechterhand op de bank zat, alsof hij groette.

Beier kwam terug uit de keuken.

“Ze lijken met zijn drieën te hebben gegeten.”

“Net als bij de Valkers”, zei Winter.

Beier knikte, en vervolgens nog een keer tegen Ringmar, die met sneeuwkristallen in zijn haar uit de hal kwam. Winter zag dat het buiten in de ochtendschemering hard sneeuwde.

“Ze leeft nog”, zei Ringmar. “Maar het is niet echt op eigen kracht.”

“Geen duidelijkere prognose?” vroeg Winter.

Ringmar schudde zijn hoofd.

“Ik heb ... hem daar gezien”, zei Ringmar en hij keek naar de man op de bank, “in het ziekenhuis.”

Niemand wilde daar commentaar op geven.

“Ik wil hem nu graag meenemen”, zei Pia Eriksson Fröberg, die geduldig had gewacht tot ze het lichaam voor obductie mocht meenemen.

“Oké”, zei Winter.

“Als ze dit overleeft, hebben we de klootzak”, zei Ringmar.

 

Ze verzamelden zich om halfnegen. De kamer rook naar vocht en misschien naar de adem van de dag na het feest. De stad had een kater, maar hierbinnen moest iedereen alert zijn.

“Is Bergenhem weer ziek?” vroeg Halders toen hij binnenkwam.

Winter knikte.

“Het schijnt een afgrijselijke hoofdpijn te zijn”, zei Halders.

Iedereen ging zitten, behalve Winter.

“Ik hoef jullie er niet aan te herinneren hoe belangrijk de komende uren zijn”, zei hij.

De foto’s gingen rond. En zo zitten we hier weer als stomme gluurders, dacht Aneta Djanali.

“Het is dezelfde hufter”, zei Halders. Hij was rood in zijn gezicht en rook naar alcohol toen hij zich over Aneta Djanali heen naar voren boog en een van de foto’s met zijn rechterhand aanpakte. Hij had haar rond halftwee gebeld, maar leek zich dat niet te herinneren. Of hij doet alsof, dacht ze. “Het is toch dezelfde hufter?”

“Dat weten we nog niet”, zei Winter.

“Ach, houd toch op.” Halders keek naar Winter. Halders ogen waren op afstand helder, zo ver opengesperd als het maar kon. Een teken van geforceerde nuchterheid. “Je denkt toch niet aan een copycat ?” ging Halders verder.

“Nee”, zei Winter. “Beier kijkt bijvoorbeeld nu naar het schrift, en dat doet zeker denken aan de eerdere tekst.”

“Hoeveel heeft hierover eigenlijk in de pers gestaan?” vroeg Aneta Djanali. “Eerder?”

“De tekst hebben we erbuiten weten te houden”, zei Möllerström, de registrator, en hij stond op. “De muziek ook, trouwens. Ik heb het nergens in de kranten gezien. Of op de radio of tv gehoord.” Hij keek niemand in het bijzonder aan. “Vreemd eigenlijk.”

Winter dacht aan de mannen van Desdemona in de zwarte kleren. Enerzijds leken dat geen kletskousen. Anderzijds was het niet zo vleiend voor het genre als de muziekkeuze van de dader bekend raakte.

“Deze keer dus geen muziek”, zei Halders. “Of hoe je het maar moet noemen.”

“Nee.”

“Geen arbeidsvitaminen.”

Aneta Djanali zuchtte luid.

“Eén ding weet ik wel”, zei Halders, naar de foto in zijn hand gebarend. “Over de reacties hierop.” Hij keek rond. “Als bekend wordt dat een nieuw stel te pakken is genomen, als je het zo mag zeggen.”

“Wat weet je?” vroeg Ringmar.

“Als dit bekend wordt, zullen de mensen meteen gaan scheiden”, zei Halders en hij keek de kamer weer rond. Het leek alsof iemand gniffelde. Aneta Djanali zag Winter verstijven. “Wie wil samenwonen of getrouwd zijn ...”

“Het is wel goed, Fredrik”, zei Winter.

Aneta Djanali dacht aan Winter. Hij was gaan samenwonen met zijn partner en binnenkort werd hij vader. Fredrik daarentegen had een kind, maar woonde alleen. Wanneer had hij zijn zoon voor het laatst gezien? Hij had vannacht geprobeerd erover te vertellen, maar het had hem moeite gekost de juiste woorden te vinden.

“Zij hebben dus niet echt een groot feest gehad”, constateerde Sara Helander.

“Met z’n drieën, lijkt het.”

“Net als de vorige keer.”

“Ja.”

“Dan wachten we tot Siv Martell gaat praten. Ze hebben waarschijnlijk een souper met hun ... moordenaar gegeten.”

Winter antwoordde niet.

“Hoe is het nu met haar?” vroeg Aneta Djanali.

“Nog steeds buiten bewustzijn”, zei Ringmar. “Of misschien houden ze haar ook wel slapend.”

“Wat is er precies met haar gebeurd?” vroeg Halders.

Winter vertelde. Diverse mensen ademden zwaar, het weerklonk als gesis door kamer.

“O, verdomme”, zei Halders. “En zij moet een getuigenverklaring kunnen afleggen?”

“We hebben ondertussen werk te doen”, zei Winter.

Wall Street ”, zei Halders.

“Ja?”

“Vallgatan. Daar ligt toch die cd-winkel? Die zit er toch nog?”

“Ja.”

“Heeft die knul die cd daar niet gekocht?”

“Dat klopt”, zei Winter. “Hij is daar geweest. Dat hebben we gecontroleerd.”

“Hebben ze meerdere exemplaren gehad?”

“Dat zijn we aan het controleren”, zei Ringmar. “Nog een keer, mag ik wel zeggen. De vraag heeft al eerder op tafel gelegen.”

“Hij moet die rommel toch ergens hebben gekocht”, zei Halders. Hij keek naar Ringmar. “Maar dat hoeft niet daar te zijn.”

“Nee. Maar wat bedoel je precies?”

“Precies en precies. Het kan ook in de VS zijn. De band komt toch uit de VS?”

“Canada.”

“Canada. Oké. Dat ligt niet ver van de VS. Wat ligt er in de VS? Wall Street ligt in de VS. New York om precies te zijn. Manhattan om nog preciezer te zijn.”

“Moeten we op Manhattan zoeken?” zei Börjesson, een van de jonge rechercheurs.

“Manhattan”, herhaalde Winter.

“Ja ...” zei Halders. Hij ziet eruit alsof hij iets doms heeft gezegd, dacht Aneta Djanali. Weer.

“Manhattan ...” ging Winter verder. “Janne. Kun je een kopie van de teksten van de cd van Sacrament halen?”

Möllerström stond op en liep naar zijn kamer, maar kwam algauw terug. Winter pakte het papier en las.

Het had ergens ... op het eind ... gestaan ... daar. Hij keek naar boven en weer naar beneden. En daar nog een keer. Op twee plaatsen.

Hij las de regels hardop, twee regels op elke plek om te zorgen dat het verband duidelijk werd. Het ging over Manhattan. Korte bezoekjes aan de aarde.

“Krijg nou wat”, zei Halders. “Ik had gelijk.”

“Maar dat kan toeval zijn”, zei Winter. “We blijven ons inbeelden dat al die sporen of wat het ook maar zijn, pure desinformatie kunnen zijn.”

“Het is niet nodig risico’s te nemen”, zei Halders. “Ik bied me aan de zaak ter plekke te controleren.”

Jij bent al op weg naar 600 voor Christus, dacht Winter en hij las de regels nog een keer. Manhattan kwam erin voor, zij het als een plaats diep in het dal van de schaduwen des doods.

“Dit maakt de zaak er alleen maar erger op”, zei Aneta Djanali. Ze keek naar Winter. “Hoe moeten we controleren of dit enige relevantie heeft? Manhattan? Is het de bedoeling dat we Fredrik naar Manhattan sturen?”

Iedereen barstte in lachen uit. Winter schraapte zijn keel.

“Dit is maar een deel”, zei hij. “Manhattan, of niet Manhattan.”

“Er zijn over de hele wereld Manhattans”, zei Aneta Djanali. “Een kiosk kan zich Manhattan noemen. Of een pizzeria.”

“Wat betekent het?” vroeg Möllerström. “Het woord betekent toch wel iets?”

“Het is Indiaans”, zei Ringmar. “We moeten het checken.”

“Waarom liet hij haar leven?” vroeg Aneta Djanali plotseling.

“Goede vraag”, zei Halders.

“Wat betekent het? Dat ze nog leeft?” Aneta Djanali keek Winter aan. “Heb je er met Lareda over gesproken?”

“Nog niet.”

“Er kwam iets tussen”, zei Halders.

“Enig idee?” vroeg Winter.

“De krantenjongen.”

“Het is toch onvoorstelbaar”, zei Möllerström. “Voor het eerst in de geschiedenis komt de Göteborgs Posten op nieuwjaarsdag uit en moet je kijken wat die arme krantenjongen ontdekt.”

“Geen officiële feestdagen meer voor de ochtendkranten”, zei Halders. “Wat een première.”

“Het is eerder gebeurd”, zei Winter. “De daad.”

“De telefoon”, zei Halders.

“We zijn de nummers aan het controleren.”

“Nog een dader?”

Ringmar haalde zijn schouders op.

Ik ben de speculaties beu, dacht Winter.

Op hetzelfde moment kwam Beier binnen zonder te kloppen en hij ging naast Winter staan.

“Ik dacht dat jullie dit wel wilden horen.” Hij pauzeerde even. “De vingerafdrukken van de man ... van Bengt Martell. Die komen overeen met diverse afdrukken die we bij de Valkers thuis hebben gevonden.”

“Krijg nou wat”, zei Halders.

Het einde van enkele speculaties, dacht Winter.

“Ze hebben toch de hele tijd gezegd dat ze daar nooit waren geweest”, zei Halders. “Zowel toen ik en Aneta daar waren, als toen Erik bij ze langsging.”

“Ze hebben dus gelogen”, zei Ringmar.

“Hij in elk geval wel.”

“Het sperma”, zei Halders. “Als je een bloedmonster hebt genomen, zal de DNA -test uitwijzen dat het sperma van de man op de bank van de Valkers zat.”

Als er nog zo veel bloed is, dacht Aneta Djanali die de foto’s had doorgegeven, een voor een.

“Jij hebt geen hoge dunk van die relatie”, zei Sara Helander tegen Halders.

“Ik geloof dat hun gemeenschappelijke belangstelling seks betrof”, zei hij. Hij stond op. Beier bleef staan. “Dat soort dingen kun je nooit aan de mensen zien, je kunt het eigenlijk ook niet vermoeden. Maar steeds meer mensen zoeken contact ... en willen seks met elkaar. Partnerruilfeestjes. Groepsseks. Wat dat ook maar is.” Hij haalde adem. “ Swingparty’s . Ik geloof dat het swingparty’s heet.”

“Jij bent goed op de hoogte”, zei Möllerström.

“Hou je bek.” Halders bleef staan. Hij keek naar Winter. “Het is een manier om elkaar te ontmoeten. We hebben ons afgevraagd waar ze elkaar van konden kennen, nietwaar? Ze leken niets gemeenschappelijks te hebben, nietwaar? Geen achtergrond of zo.”

Winter herkende zijn eigen gedachten van eerder die winter.

“Dat is goed, Fredrik”, zei hij.

“Nu het toch weer aan de orde komt ...” zei Beier. “We hebben een paar pornospullen bij de Martells gevonden. Bladen.”

“Wat voor bladen?” vroeg Halders.

“Weet ik niet meer. Wacht even.” Beier liep naar de telefoon die op de hoektafel stond en tikte het rechtstreekse nummer van zijn afdeling in om het hun te vragen. Hij hing op. “Oké. Aktuell Rapport .”

“Bingo”, schreeuwde Halders die nog steeds stond. “Bingo.”

“Uitleg graag”, zei Winter.

“Ik heb een paar exemplaren van Aktuell Rapport bij de Elfvegrens gezien. Verstopt onder de tafel.” Halders keek Aneta Djanali aan. “Nietwaar, Aneta? Ik heb het nog tegen je gezegd.”

“Ja.”

Aktuell Rapport ”, zei Halders. “En het mooie is dat het echtpaar Elfvegren nog gezond is.” Hij keek Beier aan. “Wanneer krijgen we de DNA -uitslag?”

Is dat de gemeenschappelijke noemer? dacht Winter. Sekscontacten ... “Er staan dus contactadvertenties in?” zei hij. “In die bladen?”

Halders keek hem aan alsof hij een kind was.

“Maar een paar kleintjes”, zei hij.

Sekscontactadvertenties, dacht Winter weer. Het kon waar zijn dat de Valkers en de Martells elkaar zo hadden ... leren kennen. Of gingen ze nu te snel? Ze moesten die Elfvegrens weer aan de tand gaan voelen. En als de paren elkaar zo hadden ontmoet dan ...

“Zo kan de dader contact hebben gelegd met zijn slachtoffers”, zei Ringmar en daarmee verwoordde hij Winters gedachten.

 

Een Vreemd Gezicht
titlepage.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_0.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_1.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_2.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_3.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_4.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_5.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_6.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_7.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_8.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_9.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_10.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_11.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_12.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_13.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_14.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_15.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_16.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_17.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_18.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_19.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_20.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_21.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_22.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_23.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_24.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_25.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_26.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_27.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_28.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_29.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_30.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_31.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_32.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_33.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_34.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_35.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_36.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_37.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_38.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_39.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_40.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_41.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_42.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_43.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_44.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_45.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_46.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_47.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_48.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_49.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_50.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_51.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_52.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_53.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_54.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_55.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_56.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_57.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_58.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_59.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_60.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_61.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_62.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_63.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_64.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_65.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_66.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_67.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_68.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_69.xhtml