11

 

 

Winter was voor achten opgestaan. Het stukje lucht dat hij door het badkamerraam in La Luna kon zien, was vandaag blauw. Het rook buiten al naar zon, en naar de zeep die Salvador, de eigenaar van de hostal , had gebruikt toen hij die ochtend de tegels op de patio had schoongemaakt. Winter hoorde hamerslagen en de stem van een vrouw.

Hij voelde de warmte die door het traliewerk van het raam in zijn kamer was binnengedrongen. Misschien zou dit de warmste dag worden sinds hij hier was gekomen. Salvador gebaarde naar de lucht en sloeg zijn ogen ten hemel toen Winter langsliep. De zomer beet zich vast.

Hij dronk zijn koffie op het terras van Gaspar en rookte een Corps. Hij werd al herkend door het personeel en door de longpatiënt die aan zijn gewone tafeltje zat en de ochtend op het Plaza Puente de Málaga kapot hoestte en even ophield toen de ober met het glas gin kwam. De man knikte vriendelijk naar Winter toen hij zijn glas ophief.

Winter voelde zich stijf. Hij zou zo meteen weer naar het ziekenhuis rijden, maar besloot een snelle wandeling te maken om zijn gewrichten los te maken. Hij dronk zijn koffie op, drukte de cigarillo uit en betaalde. Voordat hij opstond, belde hij even naar zijn moeder die in de kamer was waar zijn vader na de laatste operatie lag te rusten. Geen nieuws, in geen enkel opzicht.

Hij bestudeerde de kleine toeristische plattegrond van de stad even. Hij kon naar het busstation lopen dat op de berg boven de stad lag en dan weer terug. Een uur, misschien. Verstandige beweging.

De Calle de las Peñuelas liep vanaf het plaza in noordelijke richting en hij volgde de straat een eindje en sloeg linksaf bij de Calle San Antonio, die volgens de plattegrond hoog de bergen in kronkelde.

Na honderd meter kwam hij al in een ander Marbella, anders dan de toch relatief normale woonwijken waar hij logeerde. Maar hier waren bars en winkels voor de Spanjaarden; oude vrouwtjes op een rij voor de deuren, mannen in de cafés, kinderen op weg van en naar de scholen. Heladerias, panaderias, carnerias . De geur van vers vlees voor de slagerijen. Een jong meisje met haar armen vol brood. De zon en de schaduwen, als een spel in het vroege ochtenduur. Hij liep voorbij de grote Caja Ahorros Ronda, de Bar Pepe Duña, het Colegio Publico Carcía Lorca ertegenover, stemmen van leerlingen die pauze hadden. Een kiosk op de kruising met een groot uithangbord voor de plaatselijke krant Sur .

Hij liep verder naar het noorden en bereikte de grote doorgaande weg Avenida Arias de Velasco en sloeg na een blik op de plattegrond linksaf.

Hij had een paar honderd meter gelopen toen hij aan zijn linkerhand het politiebureau zag, Comisaría de Policía Nacional. Het was klein, gebouwd van grijs marmer, gedeeltelijk met glazen muren, een dubbele trap naar de ingang waar twee borden hingen: Oficina de Denuncias en Pasaportes Extranjeros. Hij voelde sympathie voor zijn collega’s. Er was waarschijnlijk veel te doen in Marbella, vooral in het hoogseizoen. Zakkenrollers. Kwijtgeraakte paspoorten. Nog meer zakkenrollers. Winter had moeite met zakkenrollers, bijna even erg als met de stakkers die zich er niet tegen wisten te beschermen.

De maffia. Het gerucht ging dat Marbella de nieuwe favoriete plek voor de georganiseerde misdaad was geworden. Dat had hij in een of ander rapport gelezen.

De mensen die zich onttrokken aan de hoge belasting in hun eigen land en de maffia. Villa’s in de bergen. ‘s Avonds tapas in de Paseo Marítimo als de transacties werden gesloten.

Twee collega’s in uniform kwamen de trap van het politiebureau af en Winter knikte bijna toen ze langsliepen en de straat overstaken en de Bar el de Enfrente aan de overkant in gingen. Een versterkend glas gin op de late ochtend. Winter merkte dat hij dorst had en dacht aan een pilsje, maar liep verder de trap op. Een van de agenten kwam de bar uit en ging een winkel voor motorfietsen in.

Winter was boven op het plateau gekomen. Hij liep de brug over de snelweg over en sloeg linksaf naar het Estación autobús . Hij draaide zich om en zag de stad beneden hem, en de zee en de horizon. Nergens wolken. De wandeling was de moeite waard. Hij kon ver kijken, naar Nueva Andalucía en helemaal in het oosten naar een blok dat het Hospital Costa del Sol kon zijn.

Hij was dichter bij de bergen. Hij kon ze door de glazen deuren van het busstation zien en ging naar binnen. Een grote menigte mensen stroomde op dat moment naar buiten en verdrong zich om hem heen toen ze hem passeerden en de trap af liepen. Hij rook de geur van zweet en zonnecrème, een elleboog kwam in zijn zij terecht en hij probeerde opzij te stappen.

Een halve minuut later waren ze allemaal weg en Winter was in het gebouw. Hij oriënteerde zich en ging aan de rechterkant een halve trap naar boven naar een grote cafetaria, waar hij een kop koffie en een flesje mineraalwater bestelde. Hij stopte zijn hand in de binnenzak van zijn linnen colbertje en ... en ... wel ver... hij stopte zijn hand in de andere binnenzak. Ook leeg. Hij stopte zijn hand weer in de linkerzak en voelde het gat. Zijn hand gleed er doorheen. Verdomme! De jongen achter de toonbank wachtte op het geld en leek de paniek in Winters ogen te zien. Nu wees hij naar Winter, naar het colbertje. Winter tilde zijn linkerarm op en keek naar de zijkant van het colbertje. Dwars door de lagen stof heen, vlak voor de binnenzak waarin zijn portefeuille had gelegen, was een keurige snee gemaakt. Zijn portefeuille! Wat zat erin? Tienduizend peseta’s misschien. Adressen. Zijn rijbewijs. Creditca... verdomme, zijn creditcards, VISA , Mastercard. Hij griste zijn mobiele telefoon tevoorschijn, toetste een nummer in en wachtte ongeduldig tot er zou worden opgenomen.

“Met Angela.”

“Met Erik. Ik wist niet of je al weg was. Ik ben beroofd en heb het nummer niet om mijn creditcards te blokkeren. First Card, Nordbanken en Sparbanken.”

“Ben je beroofd? Ben je gewond?”

“Nee, nee. Het was een zakkenroller. Ik vertel je de details later. Kun je ze meteen bellen? Volgens mij hangen er een paar telefoonnummers op het prikbord in de hal. Boven de ladekast, ja. Het gaat om twee creditcards. Nee, bel maar gewoon. Zij hebben de gegevens. Wat? Het is net gebeurd, niet meer dan vijf minuten geleden. Zeven misschien. Ik ben ergens boven de stad en die klootzak moet naar beneden voor een geldautomaat, en als we de boel nu blokkeren, haalt hij dat niet.”

“Ik regel het.”

“Bel me daarna meteen terug.”

Hij verbrak de verbinding en keek naar de jongen achter de toonbank die het hele gesprek had gevolgd. Winter had nog niet van zijn koffie gedronken, of van het water.

Un ladron, eh?

Winter begreep niet wat de jongen zei, maar maakte een soort gebaar als antwoord.

Ha robado la cartera, eh? ” Hij wees naar Winters oksel. “ La cartera. Hijo de la puta .” Hij schudde zijn hoofd, alsof hij het tegen al het uitschot in de wereld had. “ Hijo de la puta .”

Yes ”, zei Winter. “ The sonofabitch stole my wallet .” Hij keek naar het koffiekopje. De koffie dampte nog steeds. Hij wilde het drinken, maar had er geen geld voor.

Sírvase ”, zei de jongen terwijl hij een medelijdend gebaar naar de toonbank en het kopje maakte. “ Please. It’s on the house .”

 

Ze lachte om hem. Het was net als de eerste keer ... toen alles was begonnen. Zij, de andere, en hij ... beiden hadden gelachen.

Zij had gezegd dat hij geen echte man was. Moet je jezelf eens zien, had ze gezegd.

Hij deed nu wat hij wilde in deze kamer die helemaal wit voor zijn ogen was geworden. Hij zag hen nauwelijks toen hij naar de cd-speler liep en de muziek weer aanzette die de ander met een vloek had uitgezet, slechts een paar seconden nadat hij hem had aangezet.

“Zet-de-muziek-niet-uit”, zei hij.

“Je bent niet goed wijs.”

“Zet-haar-niet-uit.”

“Je moet hier weg.”

“Verdwijn”, zei ze. “We moeten je hier niet.”

“Ik-blijf-hier”, zei hij en hij draaide het volume hoger en begon op de bastonen te bewegen, op de gitaren. De kamer was wit. Hij deed zijn ogen stijf dicht. Hij zag niets meer. Er was geen duisternis. Hij voelde iets tegen zijn buik, als een klap, of een trap, maar hij deed zijn ogen niet open. Het witte was nog steeds daarbuiten. Hij wilde het niet zien. De muziek was overal, woahwaohwheewhoawheeewho , hij voelde nog een klap en iemand trok aan zijn haar en hij deed zijn ogen open. De ander sloeg hem nog een keer zodat hij opzij viel. De ander wilde bij de muziek komen, maar nu was híj de baas. Híj was de baas. Als hij stil bleef liggen en hem de muziek liet uitzetten, zou het voorbij zijn en hij wenste dat het voorbij was, maar hij kon het niet. Híj was nu de baas. De echte man. Hij stond op en deed zijn ogen weer open en keek door het witte naar hen en hij wist niet langer of het daarbinnen nu stil was. Hij hoorde niets toen hij naar haar greep, voelde niets, ook niet toen hij naar hem greep, naar zijn lichaam. Het witte schijnsel was er, maar nu op een afstand, alsof het wachtte. Hij greep weer naar haar, weer naar hem.

Een lange tijd.

Hij trilde als een hond. De muziek stond nog steeds aan toen het voorbij was. Hij had alles gedaan en aan het eind kreeg hij alle hulp ... die hij eerder niet had gehad. Hij bevond zich nog steeds in het witte schijnsel. Hij hoorde de woorden, een voor een, waar anderen geen woorden konden onderscheiden in het gedreun van de muziek, the-blood-is-sacrified-in-my-face .

 

Angela belde vijf minuten later terug.

“Geregeld.”

“Mooi.”

“Wat ga je nu doen?”

“Ik leen vandaag wel geld van mijn moeder. Maar wil je de bank bellen en vragen of ze geld kunnen overmaken, zodat het er morgen is?”

“Waarheen?”

“Naar een bank in de stad. Ik ga nu de stad in en vraag in de eerste de beste bank of ze de transactie accepteren en dan bel ik je terug, zodat je het aan mijn bank kunt doorgeven. Ik kan ze trouwens zelf bellen, als je me het nummer even geeft.”

“Oké. Wat een ... pech.”

“Het was hartstikke stom. Het had niet moeten kunnen.”

“Misschien is het goed. Je krijgt begrip voor ... de slachtoffers.”

“Hm.”

“Je moet aangifte doen bij de politie.”

“Hou toch op.”

“Dat snap je toch wel, Erik. Je kunt niet terugkomen en het bij je verzekeringsmaatschappij en weet ik al niet wie opgeven, als je niet ter plekke aangifte bij de politie hebt gedaan. Moet ik dat nou uitgerekend aan jou vertellen?”

“Nee.”

“Misschien jat de dief alleen de creditcards en stuurt hij de rest naar de politie.”

“Misschien woont de kerstman op de noordpool.”

“Ik meen het, Erik.”

“Oké, oké, ik zal aangifte doen. Ik weet waar het politiebureau ligt.”

“Goed. En ... Erik ...”

“Ja?”

“Er zijn ergere dingen in het leven.”

“Ik weet het, Angela. Ik weet het.”

Hij liep een rondje om het stationsgebouw en keek in afvalbakken en tussen de stoffige struiken, maar de dief had de portefeuille niet weggegooid nadat hij het geld en de creditcards eruit had gehaald.

Winter was nog steeds boos, maar Angela had gelijk. Er waren mensen die het slechter hadden dan hij.

Het grijze marmer van het politiebureau was wit geworden nu de zon erop scheen. Hij liep de trap op en ging naar links naar Oficina de Denuncias en probeerde zijn boodschap over te brengen aan een agent in uniform achter een balie. De man hield een hand omhoog en wees met zijn andere naar de deur naast de balie. Die was dicht en er stond Interpreter’s Office op in witte letters op een blauwe achtergrond.

Winter ging zitten. Een paar minuten later ging de deur open en een stel, dat een Zweeds echtpaar had kunnen zijn, kwam naar buiten. De agent zwaaide naar Winter.

Binnen zat een vrouw achter een bureau. Ze vulde een papier in, keek vervolgens op en verzocht Winter plaats te nemen in de stoel tegenover haar. Ze was een jaar of vijfentwintig, misschien dertig. Ze had donker, kort geknipt haar, maar toen ze naar hem keek, zag hij dat haar ogen blauw waren. Ze leek geen make-up te dragen. Ze was een mooie vrouw. Ze had een loszittende jurk aan en haar huid was licht. Ongebruikelijk licht, dacht hij.

Hij vertelde in het kort zijn verhaal. Ze luisterde, niet verveeld, wat hem verbaasde.

“Als u zo vriendelijk wilt zijn dit formulier in te vullen, dan kom ik straks weer terug”, zei ze.

Hij kreeg een formulier waarop Diligencia stond en begon zijn persoonsgegevens en wat hem was overkomen in te vullen. Hij aarzelde bij ProfesiÓn, maar besloot naar waarheid te antwoorden.

Ze kwam terug en las het formulier snel door.

“Hebt u uw paspoort nog?”

“Daar lijkt het op. Anders had ik vast niet het nummer van mijn paspoort opgeschreven, dacht u wel?” Hij had mokkend geklonken. Daar had hij spijt van. Ze had geen spier vertrokken.

“Dus u bent hoofdinspecteur?” Hij meende een glimlach rond haar ene mondhoek te zien, maar was er niet zeker van.

“Hoofdinspecteur bij de recherche”, antwoordde hij.

“U bent ... jong voor een dergelijke baan.”

“Vindt u? Ik ben al over de vijftig.”

“Dan hebt u op het formulier over uw leeftijd gelogen.”

“Ik maakte een grapje.” Winter voelde iets in zijn hoofd, als een lichte huivering. Ze keek hem weer aan. “U lijkt ook jong voor een ... tolk”, zei hij. Verdomme. Ik hoop niet dat ik hier zit te flirten.

Nu glimlachte ze en ze stond op. Ze was lang, langer dan hij had gedacht.

“Ik bied mijn verontschuldigingen aan voor de criminelen hier aan de zuidkust.” Ze gebaarde naar de deur. “Als u daar even wilt wachten, geef ik dit papier aan een agent die de gegevens invoert. U mag zo bij hem naar binnen.”

“Was dat alles?” vroeg Winter.

“Ik kan verder niets bedenken.”

Hij stond op. Op de muur bij de deur hing een bord met drie namen onder een opschrift dat waarschijnlijk ‘tolken bij de politie’ betekende. Twee mannennamen en een vrouwennaam: Alicia. Ze zag dat hij naar het bordje keek.

“Ja. Ik heet Alicia.”

“Erik.”

“Dat weet ik”, zei ze en ze glimlachte weer en maakte een gebaar naar het papier in haar hand.

Hij wachtte buiten. Een agent kwam naar buiten en bracht hem naar een kamer die uitkeek op de grote straat. Het was dezelfde agent die Winter eerder op de ochtend de bar en vervolgens de motorfietsenwinkel in had zien gaan.

“Sorry voor alle overlast, hoofdinspecteur.”

“Het is mijn eigen schuld.”

De man antwoordde niet. Misschien vraagt hij zich wel af hoe ik zo stom had kunnen zijn en dat vraag ik mezelf ook af.

“Ze worden steeds brutaler.”

“Dat is zo.”

“Maar we mogen het niet opgeven, vindt u ook niet?”

“Nee.”

“Waar gaat het met de wereld naar toe als de politie het opgeeft?” zei de agent en Winter dacht erover na of hij zou zeggen dat hij op dit moment geen tijd had voor filosofische redeneringen. De man sprak uitstekend Engels. Hun gesprek zou lang kunnen doorgaan. “Als de politie het opgeeft, gaat de wereld ten onder.”

“Hebt u nog meer gegevens nodig?”

“Wat zegt u? Nee. Ik moet alleen dit even afmaken.”

De man schreef in stilte, beduidend langzamer dan dat hij praatte. Het was een kwestie van concentratie. Winter was niet van plan hem te storen. Hij mocht eens chagrijnig worden.

“Zo. Nu is het klaar. Wilt u hier tekenen? Beide kopieën, alstublieft.”

Winter zette zijn handtekening en stond op met een van de kopieën in zijn zak.

“Wees voorzichtig daarbuiten, hoofdinspecteur”, zei de agent en Winter probeerde ironie in zijn stem te ontdekken, maar het gezicht van de man was neutraal, mogelijk bezorgd. “Het is een harde wereld daarbuiten.”

Toen hij langs de balie liep, deed Alicia haar deur open en kwam ze met een nieuw formulier naar buiten en Winter zag nog een toerist uit de stoel voor het bureau opstaan.

Goodbye, inspector Erik ”, zei ze en ze lachte haar mooie glimlach.

Hij dacht nog even aan haar toen hij de heuvel af liep. Hij zat al in de auto om naar het ziekenhuis te rijden toen hij weer aan de bank dacht.

 

Een Vreemd Gezicht
titlepage.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_0.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_1.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_2.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_3.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_4.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_5.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_6.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_7.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_8.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_9.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_10.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_11.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_12.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_13.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_14.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_15.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_16.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_17.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_18.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_19.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_20.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_21.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_22.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_23.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_24.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_25.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_26.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_27.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_28.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_29.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_30.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_31.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_32.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_33.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_34.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_35.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_36.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_37.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_38.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_39.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_40.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_41.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_42.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_43.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_44.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_45.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_46.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_47.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_48.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_49.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_50.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_51.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_52.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_53.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_54.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_55.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_56.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_57.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_58.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_59.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_60.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_61.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_62.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_63.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_64.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_65.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_66.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_67.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_68.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_69.xhtml