19

 

 

Angela kwam laat thuis in een donkere woning. Ze deed het licht in de hal aan en trok haar jas en laarzen uit. Ze hoorde de muziek uit de woonkamer. Gitaren. Krachtige zang, bijna als geschreeuw.

“Hallo?!”

Ze kreeg geen antwoord en riep nog een keer.

“Ik ben hier.”

Ze liep de grote kamer in en zag Winter in de leren stoel bij de ramen zitten. De kamer lag in de schaduw. Hij was slechts een contour.

“Je zit in het donker.”

“Het is fijn hier te zitten.”

De gitaren werden heftiger, sneller. De zang was een schreeuw.

“Denk je aan ... je vader?”

“Ja. Onder andere.”

“Helpt de muziek?”

“Ik weet het niet. Misschien. Ik heb deze cd in een winkel in Marbella gekocht.”

“Hij is ... bijzonder.” Ze luisterde naar de zanger die de akoestische gitaren nu helemaal overstemde. “Er lijkt veel smart in de flamenco te zitten.”

“Hart en smart. Romero. Hij heet Rafael Romero. Een oude man.”

“Je kunt horen dat hij heeft geleefd.”

Winter stond op, liep de kamer door en pakte haar vast. Hij streelde haar gezicht en kuste het puntje van haar neus en haar mond.

“Hoe was het vandaag?”

“De misselijkheid begint te verdwijnen. In het begin is het het ergst.”

“Mooi.”

“Verder het gewone geren tussen de patiënten en de kamers. Ik bied mijn verontschuldigingen aan als ik te laat bij de patiënten kom, maar ik ben waarschijnlijk de enige die dat doet.” Ze streelde zijn arm. “En jij dan? Je werk?”

“We zitten met die dubbele moord”, zei hij terwijl hij naar de cd-speler liep om het geluid wat lager te zetten. “Maar vraag me niet naar de details.”

“Was ik niet van plan.”

De telefoon op een tafeltje naast de fauteuil begon te rinkelen. Winter keek automatisch naar de klok. Kwart over elf. Hij deed twee passen naar rechts en nam de hoorn van de haak.

“Met Winter.” Hij kreeg geen antwoord. “Hallo?” Hij hoorde het geruis door de lijn. Hij gebaarde naar Angela om de muziek uit te zetten. “Hallo? Wie is daar?” Hij hoorde verre stemmen die door de ruimte vlogen. Hij meende iets in het Spaans te horen. Er was een klik in de hoorn en plotseling hoorde hij een kiestoon. Winter hield de hoorn in zijn hand, keek ernaar en legde hem terug.

“Wie was dat?”

“Niemand”, zei Winter. “Niemand die iets wilde zeggen.” Hij keek naar Angela die nog steeds bij de cd-speler stond. “Zei jij niet dat er al eerder iemand had gebeld die niets wilde zeggen?”

“Heeft hij weer gebeld?”

Winter maakte een gebaar met zijn handen.

“Hij was het”, zei ze. “Wat is dit, verdomme?”

“Ga zitten”, zei hij en hij schoof de andere fauteuil naar het raam. Hij deed een lamp op het bureau aan. Dat voelde beter. “Ga hier zitten, Angela.”

“Het maakt me bang”, zei ze en ze ging zitten. “Kun je het niet natrekken?”

“Dat is niet zo makkelijk als veel mensen denken. Maar in negen van de tien gevallen zijn het mensen die een verkeerd nummer hebben gedraaid en te verlegen zijn om dat te zeggen. Of ze schrikken als een vreemde opneemt. Dan neemt de schrik af en hangen ze op.”

“Jij bent dat soort gesprekken dus gewend?”

“Het gebeurt af en toe.”

“En ik moet zeker geloven dat het niet met jouw ... werk te maken heeft?”

“Wat bedoel je?”

“Jij komt weet ik veel wat voor types tegen. Die willen je misschien bang maken. Wraak nemen.”

“Nu overdrijf je.”

“Kan het niet zo zijn?”

“Ik weet het niet, Angela. Ik ben inderdaad een paar keer door iemand gebeld, maar ik weet het gewoon niet, want de persoon in kwestie zegt zijn naam immers niet.”

Ze keek hem met een sceptische blik aan.

“Als ik erover nadenk, was het misschien niet zo’n goed idee om hierheen te verhuizen”, zei ze.

“Nu overdrijf je weer. Volgens mij heeft iedereen wel eens zulke telefoontjes gehad.”

“Ik niet. En ik heb Mr Creep echt niet hierheen meegenomen, als je dat soms denkt.”

“Mr Creep?”

“Die man aan de telefoon.”

“Nee, nee.”

“In wat voor spookhuis woon jij eigenlijk, Erik?” Ze dacht aan de buren, zag het trappenhuis voor zich. Het nare licht als ze uit de lift stapte. Vanavond had ze heel, heel even naar mevrouw Malmers deur willen gaan om te luisteren. Ze begon bijna te glimlachen toen ze eraan terugdacht. Had het met de zwangerschap te maken? “Anonieme telefoontjes. De nachtelijke missen van mevrouw Malmer.” Ze glimlachte nu. Ze zag dat Erik het zag. Ze voelde zich dom, overspannen. Iemand die een verkeerd nummer had gedraaid. Niets om verder over na te denken. Maar toch.

Winter bleef in de fauteuil zitten. Het onderste deel van zijn gezicht werd verlicht door de lamp op het bureau. Zijn kin werd beschaduwd door de baardstoppels van die dag. Hij had geen andere kleren aangetrokken toen hij thuis was gekomen, had alleen zijn colbertje en das uitgetrokken. Hij had de kraag van het overhemd van Harvey & Hudson opengeknoopt, de discrete strepen verdwenen in het halfduister.

Ze voelde een ... verdriet, voor hem, voor zijn lot. Ze wist dat hij met zijn herinneringen streed, de verloren relatie met zijn vader. Hij probeerde ermee om te gaan door er niet over te praten, maar dat was niet de goede manier. Hij moest met iemand praten, misschien maar een paar keer. Ze zag dat zijn kin een eindje naar beneden was gezakt, alsof hij in de fauteuil in slaap was gevallen toen de muziek was gestopt.

Hij is intelligent, hij begrijpt het. Maar het is nog een grote stap om het ook werkelijk te doen. Teruggaan naar de eigen herinneringen. Maar niets wordt beter door erover te zwijgen. Of door je volledig op een nieuwe ... vreselijke zaak te storten. Het kan een wonderlijke vorm van troost geven, maar dat is maar tijdelijk.

“Ik zie dat je me zit te bestuderen”, zei hij en hij hief zijn kin op, zodat bijna zijn hele gezicht in de schaduw kwam.

“Ik dacht dat je sliep.”

“Ik rust. Nu ben ik uitgerust en klaar voor nog eens achttien uur werk.”

“Maar je moet toch wat eten.”

“Het is midden in de nacht.”

“Een nachthapje dan. Heb je vanavond eigenlijk wel gegeten?”

“Koffie. Een boterham met kaas.”

“Ik kan een Parijzenaarsbroodje voor je maken, met ham in plaats van gehakt.”

“Een Parijzenaarsbroodje! Bestaan die nog steeds? Komt dat woord nog in het woordenboek voor? Dat heb ik in geen dertig jaar gegeten.”

“Dan wordt het hoog tijd. Een van mijn nachtelijke specialiteiten.”

“Er zijn dus nog steeds dingen die ik niet van je weet, Angela.” Hij hees zich uit de fauteuil, kroop over de vloer naar haar toe en legde zijn hoofd op haar schoot. Ze streelde hem over zijn hoofd maar kreeg geen houvast in het kortgeknipte haar. “Donkere nachtelijke geheimen”, vervolgde hij. “Ja. Ja! Zo’n Parijzenaarsbroodje ... durf ik wel aan.”

 

Toen ze zaten te eten, deed hij zijn best om niet aan zijn vader en de laatste dagen in Marbella te denken. Het lukte bijna, maar hij zag Alicia een halve tel voor zich, de tafel bij Altamarino, haar verbazing, en misschien vreugde, toen hij daar die avond had gestaan. Haar vriendin was opgestaan en had een lege stoel weten te bemachtigen en hij was gaan zitten. Ze zaten op hun eten te wachten. Te lang, had Alicia gezegd en ze had hem aangekeken alsof hij een vraag zou beantwoorden die hij haar niet had horen stellen. Hij had wijn gedronken en de zwarte smeedijzeren balkons aan de andere kant van het kleine plein waren dichterbij gekomen, alsof ze door de bougainville werden gedragen. Hij had het zweet op zijn voorhoofd gevoeld.

“Wat vind je ervan?”

Angela keek naar hem en knikte naar zijn bord.

“Fantastisch”, zei hij en hij sneed nog een stukje van het brood en het ei en de ham.

“Ja hè?”

“En tegelijkertijd zo eenvoudig.”

“Het is zoals je zegt. Fantastisch.”

“En zo snel. Het is nog maar net na twaalven”, zei hij en hij keek op zijn horloge en precies op dat moment ging de telefoon.

 

*

 

Patrik en Maria zagen de witte straat door het caféraam. Het was niet gewoon dat de sneeuw in de stad bleef liggen als er een beetje was gevallen. Patrik wachtte er alleen maar op dat de idioten de kerstversiering boven de straten zouden hangen en in de etalages zouden zetten. Merry Christmas in november, als het ware. Waarom zouden ze ook wachten? Vier kerstavond op 24 november. Why not? Santa Claus is coming to town .

“Dat het net om de hoek is gebeurd”, zei Maria en ze dronk van haar chocolademelk. Haar sigaret lag in de asbak te walmen. Dertig miljoen sigaretten lagen hier in de asbakken te walmen en als hij naar buiten ging, roken zijn kleren helemaal tot in zijn hersenen naar rook. Hij hield er niet van. Je hoefde toch niet te roken omdat alle anderen het wel deden.

“Een eindje verder”, zei hij. “Maar in principe om de hoek.”

“En jij hebt het ontdekt.”

“De huismeester had het ook gemerkt.”

“Waarom deed hij dan niets?” zei ze en ze nam een trek van haar sigaret. “Waarom heeft hij het niet eerder gemeld?”

“Dat kan ik toch niet weten. Het is een oude man. Oude mannen zijn laf.”

Ze lachte, legde de sigaret neer en dronk weer van haar chocolademelk. Wat een combi. Als ze espresso had gedronken, had hij het kunnen begrijpen, maar een peuk en chocola. Zelf dronk hij espresso. Een dubbele espresso. Het was smerig. En je kreeg ook niet veel.

“Wat denk je dat ze zagen toen ze binnenkwamen?” zei ze.

“Geen idee.”

“Het moet iets vreselijks zijn geweest.”

“Een dood getrouwd stel”, zei hij. “Er is maar één ding dat erger is.”

“Wat dan?”

“Een levend getrouwd stel.”

Ze grijnsde een beetje, maar zag dat hij niet eens glimlachte. Misschien was het geen grapje. Ze wist hoe hij het had gehad en hoe hij het nu had. Ze strekte haar hand uit naar de zijne, raakte met haar andere hand de sigaret aan en brandde zich.

“Au!”

“Dat krijg je met die rotzooi.”

Ze wreef over haar vinger en blies erop.

“Het doet zeer.”

“Tijd om te stoppen.”

“Ik ben nog maar net begonnen.”

“Volgens mij zagen ze iets wat erger was dan Wes Craven”, zei hij.

“Wat bedoel je?”

“Halloween. Volgens mij was het in dat appartement een soort Halloween.”

“Hoe bedoel je?’

“Majje ... Ik heb voor een keer de kranten een beetje gelezen. Ik heb als het ware een persoonlijke belangstelling voor de zaak. Ik wil weten wat de politie heeft gevonden. Wat er is gebeurd. Snap je, Majje?”

“Nee.”

“Maar er staat niets. Over wat er is gebeurd. Hoe het is gebeurd en zo. Dat vind ik verdacht.”

“Hé, stop ‘s even. We krijgen toch nooit echt veel te horen?”

“Lees jij regelmatig de krant?”

“Ik kijk wat er op de tv komt. In de Aveny .”

“Snap je wel waar ik het over heb?”

“Je bedoelt dat ze ... dingen achterhouden omdat het daarbinnen te vreselijk was?”

“Ja. Dat is mijn eigen interpretatie. Hoe minder, des te meer.” Hij dronk de laatste druppel koude espresso op en trok een vies gezicht. “ The less the more .”

“Dat was gaaf.”

“Wat?”

“Gaaf gezegd. Minder is meer.”

“Er is nog iets.”

“Vertel.”

“Ik weet misschien wat voor metal daarbinnen werd gedraaid.”

 

Een Vreemd Gezicht
titlepage.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_0.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_1.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_2.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_3.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_4.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_5.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_6.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_7.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_8.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_9.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_10.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_11.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_12.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_13.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_14.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_15.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_16.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_17.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_18.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_19.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_20.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_21.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_22.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_23.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_24.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_25.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_26.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_27.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_28.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_29.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_30.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_31.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_32.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_33.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_34.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_35.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_36.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_37.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_38.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_39.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_40.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_41.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_42.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_43.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_44.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_45.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_46.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_47.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_48.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_49.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_50.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_51.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_52.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_53.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_54.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_55.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_56.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_57.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_58.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_59.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_60.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_61.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_62.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_63.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_64.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_65.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_66.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_67.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_68.xhtml
Een_vreemd_gezicht-ebook_split_69.xhtml