13. Poirot resumeert

'Een kleine, donkere man, met een hoge stem - als van een vrouw,' zei monsieur Bouc langzaam.
De drie conducteurs en Hildegarde Schmidt waren weggestuurd.
Monsieur Bouc maakte een wanhopig gebaar. 'Maar ik begrijp niets van dit alles - niets! Die vijand van Ratchett, over wie hij zelf nog gesproken heeft -- is die dan toch in de trein geweest? Maar waar is die kerel dan nu? Hij kan toch niet in de lucht opgelost zijn! Het duizelt me. Zeg dan toch iets, beste Poirot. Alsjeblieft! Hoe kan het onmogelijke mogelijk worden? Verklaar me dat!'
'Dat is goed gezegd,' zei Poirot. in weerwil van de schijn moet het onmogelijke dus mogelijk zijn geworden.'
'Vertel me dan eens even vlug wat er vannacht werkelijk gebeurd is.'
ik ben geen tovenaar, mon cher. Ik ben even verbijsterd als jij. Dit geval begint vreemde vormen aan te nemen.'
'Het neemt helemaal geen vormen aan; we zijn nog net zo ver als eerst.'
Poirot schudde het hoofd. 'Nee, dat is niet zo. We hebben wel degelijk vorderingen gemaakt. Sommige dingen weten we al. We hebben nu de beschikking over de verklaringen van al de passagiers.'
'Maar wat helpen die ons? Totaal niets!'
'Dat zou ik niet graag willen beweren.'
'Nou ja, misschien overdrijf ik wat. Die Amerikaan, Hardman, en de Duitse kamenier - die hebben ons inderdaad wel wat nieuws verteld. Dat wil zeggen, ze hebben de hele zaak nog ingewikkelder gemaakt dan hij al was.'
'Nee, nee -- heus niet,' kalmeerde Poirot.
'Spreek op dan! Laat ons de Wijsheid van Hercule Poirot horen!' zei monsieur Bouc dramatisch.
'Heb ik je zoeven niet al gezegd, dat ik evenals jij in het duister tast? Maar we moeten het probleem onder ogen zien. En daarom moeten we de feiten waarover we nu beschikken, ordelijk en methodisch rangschikken.'
'Gaat u alstublieft verder, monsieur,' zei dokter Constantine.
Poirot knikte even en streek een stuk vloeipapier glad.
'Laten we de zaak zoals die er nu voor staat, nog eens bekijken. Ten eerste beschikken we over enkele onbetwistbare feiten. Deze Ratchett, of Cassetti, werd in de afgelopen nacht twaalf maal met een mes gestoken en stierf. Dat is punt een.'
'Toegegeven -- ik ben het onmiddellijk met je eens, mon vieux' zei Bouc ironisch.
Hercule Poirot liet zich door deze opmerking niet van zijn stuk brengen. Rustig vervolgde hij: 'Aan enkele vreemde bijzonderheden, die dokter Constantine en ik al besproken hebben, ga ik nu maar voorbij. Ik kom daar nog op terug. De volgende belangrijke factor is naar mijn mening het tijdstip van de misdaad.'
'Dat is weer een van de weinige dingen die we wel weten,' zei Bouc. 'De misdaad werd om kwart over een begaan; alles wijst daar op.'
'Niet alles. Je overdrijft een beetje. Maar er zijn inderdaad aanwijzingen die deze veronderstelling rechtvaardigen.'
ik ben blij datje dat tenminste toegeeft.'
Poirot ging rustig en onverstoorbaar verder. 'We staan voor drie mogelijkheden. Nummer een: de moord werd, zoals jij zegt, om kwart over een gepleegd. Dit blijkt uit het horloge,
uit de verklaring van mevrouw Hubbard en uit die van de Duitse, Hildegarde Schmidt. De verklaring van dokter Constantine komt hiermee overeen. Nummer twee: de moord werd later bedreven, en het horloge werd opzettelijk op kwart over een gezet. En nummer drie: het misdrijf werd vroeger gepleegd, en voor het horloge geldt dan hetzelfde, wat ik al gezegd heb.
Als we nu de eerste mogelijkheid als de meest waarschijnlijke aanvaarden, ook al omdat die door het meeste bewijsmateriaal wordt gesteund, dan moeten we ook zekere feiten die daaruit voortspruiten accepteren. Om te beginnen; indien de moord om kwart over een werd begaan, dan kan de moordenaar de trein niet meer verlaten hebben, en staan we dus voor de vraag: "Waar is hij? En wie is hij?"
Laat ons het bewijsmateriaal nu eens nauwkeurig nagaan. Van het bestaan van dit kleine, donkere mannetje met de hoge stem horen we voor het eerst van Hardman. Hij beweert dat Ratchett zelf hem zijn inlichtingen gaf en hem speciaal in dienst nam om naar dat mannetje uit te kijken. Er bestaat evenwel geen bewijsmateriaal voor - we hebben uitsluitend Hardmans verklaring. Nu de volgende vraag: "Is Hardman degene die hij beweert te zijn - een medewerker van een New-yorks detectivebureau?"
Wat dit geval voor mij zo interessant maakt is dat we over geen van de faciliteiten beschikken die de politie gewoonlijk ten dienste staan. We kunnen niemands betrouwbaarheid nagaan. Het enige waarop we volledig kunnen en moeten vertrouwen is ons vermogen om het ene feit uit het andere af te leiden. Voor mij maakt dat de zaak dubbel interessant. Geen routinewerk, maar louter een kwestie van intelligentie. Ik heb me afgevraagd: "Kunnen we Hardmans verklaring accepteren?" En ik ben tot het besluit gekomen: "Ja, ik geloof dat we die verklaring als juist mogen aanvaarden.'"
'U vertrouwt op uw intuitie - op wat de Amerikanen een "hunch" -- een ingeving -- noemen?'
in het geheel niet. Ik neem slechts de verschillende waar
schijnlijkheden in ogenschouw. Hardman reist op een valse pas. Dat maakt hem onmiddellijk verdacht. Het eerste wat de politie zal doen als ze straks op het toneel verschijnt, is Hardman aanhouden en gaan telegraferen om te weten te komen of zijn verhaal waar is. Wat de andere passagiers betreft, het zal moeilijk zijn hun antecedenten vast te stellen. Van de meesten van hen zal men dat niet eens proberen, te meer omdat ze niet of bijna niet onder verdenking vallen. Maar in Hardmans geval is het eenvoudig. Of hij is de man die hij beweert te zijn of hij is dat niet. Daarom durf ik wel te zeggen, dat alles in orde zal blijken te zijn.'
'Je ontslaat hem dus van alle verdenking?'
'Dat niet. Je begrijpt me verkeerd. Voor zover ik weet, zou iedere Amerikaanse detective een persoonlijke reden kunnen hebben om Ratchett te willen vermoorden. Nee -- wat ik bedoel is uitsluitend dat we gerust kunnen aannemen, dat wat Hardman omtrent zichzelf vertelt, juist is.
Bijvoorbeeld -- zijn verhaal hoe Ratchett hem vond en in dienst nam, klinkt niet onmogelijk en is hoogst waarschijnlijk, hoewel het natuurlijk niet zeker is dat het waar is. Als we het als de waarheid aanvaarden, moeten we trachten het bevestigd te krijgen. En die bevestiging vinden we nogal onverwacht in de verklaring van Hildegarde Schmidt. Haar beschrijving van de man in het conducteursuniform klopt precies met wat Hardman gezegd heeft. Is er nog iets dat deze beide verklaringen bevestigt? Dat is er inderdaad! En wel de knoop die door mevrouw Hubbard in haar coupe werd gevonden. En dan hebben we nog iets dat jou misschien ontgaan is.'
'En wat is dat dan wel?'
* 'Dat zowel kolonel Arbuthnot als MacQueen hebben gezegd, dat de conducteur langs hun coupe kwam. Zij vonden dat niet belangrijk. Maar, mijne heren, Pierre Michel heeft verklaard dat hij zijn plaats slechts op enkele, door ons gecontroleerde momenten heeft verlaten. En bij geen daarvan ging hij naar het einde van de corridor, voorbij de coupe waar Arbuthnot en MacQueen zaten!
En dus berust dit verhaal over een kleine, donkere man, met een hoge, vrouwelijke stem en gekleed in het uniform van de Wagons-Lits, op de directe en indirecte verklaringen van vier ooggetuigen.'
'Een moment,' zei dokter Constantine. 'Als de verklaring van Hildegarde Schmidt betrouwbaar is, hoe komt het dan dat de echte conducteur niet verklaard heeft dat hij haar gezien heeft, toen hij naar mevrouw Hubbard ging, nadat ze gebeld had?'
'Dat is duidelijk, zou ik zeggen. Toen hij naar mevrouw Hubbard toe ging, was de kamenier in de coupe van haar meesteres. En toen ze weer naar haar eigen compartiment ging, was hij binnen bij mevrouw Hubbard.'
Monsieur Bouc kon nauwelijks wachten tot de anderen uitgesproken waren. 'Ja, ja, mijn waarde,' begon hij ongeduldig, 'hoewel ik je omzichtigheid bewonder, ik bedoel de manier waarop je telkens een stapje vooruit doet, moet ik toch opmerken dat je de kern van de zaak nog niet aangeraakt hebt. We zijn het er alle drie wel over eens dat de man bestaat. Maar de vraag is: waar is hij gebleven?'
Poirot keek hem berispend aan. 'Nee, daar gaat het niet om. Jij bent geneigd het paard achter de wagen te spannen. Voordat ik vraag: "Waar is de man gebleven?", vraag ik: "Bestaat hij werkelijk?" Want als men hem slechts verzonnen heeft, zou het al heel gemakkelijk zijn hem te laten verdwijnen! Dus probeer ik eerst vast te stellen of zo iemand werkelijk in levende lijve bestaat.'
'En nu je tot de conclusie bent gekomen dat dit zo is -waar is hij dan?'
'Die vraag kunnen we op twee manieren beantwoorden, mon cher. Of hij houdt zich ergens in de trein schuil -- en wel in zo'n listig bedacht hoekje dat wij daaraan nog niet gedacht hebben, of hij is - bij wijze van spreken - een dubbele persoonlijkheid. Ik bedoel, hij is zichzelf - de man, voor wie meneer Ratchett zo dodelijk benauwd was - en tegelijkertijd is hij een van de reizigers, die zich zo goed vermomd heeft dat
zelfs Ratchett hem niet herkende.'
'Dat is inderdaad een idee,' zei monsieur Bouc, terwijl zijn gezicht wat opklaarde. Maar na enkele ogenblikken keek hij alweer somber. 'Maar er is een bezwaar...'
Poirot nam hem de woorden uit de mond. 'Zijn lengte? Dat wilde je zeggen, nietwaar? Behalve Ratchetts bediende zijn al de mannen lang - de Italiaan, kolonel Arbuthnot, Hector MacQueen, en ook graaf Andrenyi. Die vier zijn dus uitgeschakeld. Dan blijft dus de bediende over; geen erg aannemelijke veronderstelling. Maar er is nog een andere mogelijkheid. Denk aan de vrouwelijke stem. Die geeft aanleiding tot allerlei gissingen. De man kan zich als vrouw vermomd hebben, of -- omgekeerd -- is het misschien werkelijk een vrouw! Een normale vrouw, als man verkleed, lijkt altijd klein.'
'Maar Ratchett zou dat toch beslist geweten hebben...'
'Misschien wist hij dat ook wel. Misschien heeft die vrouw vroeger al eens een aanslag op hem gepleegd, en heeft ze zich toen ook als man vermomd om haar plan gemakkelijker te kunnen uitvoeren. Ratchett kan best gedacht hebben dat ze hetzelfde grapje nog eens zou uithalen, en daarom tegen Hardman gezegd hebben, dat hij moest uitkijken naar iemand met een vrouwenstem.'
'Die mogelijkheid bestaat,' gaf Bouc toe. 'Maar...'
'Luister eens, beste vriend, ik geloof dat ik je nu eerst beter op de hoogte kan brengen van enkele ongerijmdheden die dokter Constantine heeft opgemerkt.'
Uitvoerig besprak hij de gevolgtrekkingen, waartoe de arts en hijzelf gekomen waren, in verband met de aard van de toegebrachte wonden. Monsieur Bouc greep met beide handen naar zijn hoofd.
ik weet precies, hoe jij je nu voelt,' zei Poirot begrijpend. 'Het duizelt je, niet?'
'Het is een nachtmerrie!' riep monsieur Bouc uit.
'Precies! Het is volkomen onwaarschijnlijk - onmogelijk -- onbestaanbaar! Dat heb ik ook gezegd. En toch, mijn waarde, is het zo! Men kan de feiten nu eenmaal niet verdoezelen.'
'Het is - krankzinnig!'
'Nietwaar? Het is zo krankzinnig, dat ik de overtuiging niet kan loslaten dat het in werkelijkheid allemaal heel eenvoudig moet zijn. Maar dat is nog slechts een van mijn kleine vermoedens.'
'Twee moordenaars!' kreunde monsieur Bouc. 'En dat nog ] wel in de Orient-Expres!'
Dit schrikbeeld deed hem bijna in tranen uitbarsten.
'En laten we deze fantastische zaak nu nog wat fantastischer maken,' zei Poirot opgewekt, in de afgelopen nacht hebben zich twee geheimzinnige vreemden in de trein bevon-| den. De ene is een slaapwagen-conducteur, die beantwoordt ' aan de beschrijving die Hardman ons gegeven heeft en die i door Hildegarde Schmidt, kolonel Arbuthnot en MacQueen gezien werd. De andere is een dame in een rode kimono -- een vrij grote, slanke vrouw -- waargenomen door Pierre Michel, door juffrouw Debenham, door meneer MacQueen, en door mijzelf, en -- geroken, mag ik wel zeggen -- door kolonel Arbuthnot! Wie is ze? Niemand in de trein geeft toe een rode kimono te bezitten. Die vrouw is eveneens verdwenen. Was ze een en dezelfde persoon als de onechte conducteur? Of was ze een heel ander iemand? Waar zijn ze, die twee? En tussen haakjes, waar is het uniform en waar is de vuurrode kimono?'
'Ah! Daar hebben we eindelijk iets concreets, iets tastbaars!' Monsieur Bouc sprong geestdriftig op. 'We moeten de bagage van alle passagiers doorzoeken. Ja -- dat is tenminste iets!'
Poirot stond eveneens op. ik zal me eens aan een voorspelling wagen,' zei hij.
'Je weet dus waar die dingen zijn?'
Ik heb er een flauw vermoeden van.'
'Waar dan?'
'Je zult de rode kimono in de koffer van een van de heren vinden, en het uniform van de conducteur bij de bagage van Hildegarde Schmidt.'
'Hildegarde Schmidt! Denk je...'
'Niet wat jij denkt. Laat ik het zo zeggen. Indien Hildegarde Schmidt schuldig is, zou je het uniform misschien in haar koffers kunnen aantreffen -- maar als ze onschuldig is, vind je het daar vast en zeker.'
'Maar hoe...?' begon monsieur Bouc, en toen zweeg hij plotseling.
'Wat is dat voor lawaai?' riep hij. 'Het lijkt wel een locomotief die stoom afblaast!'
Het geluid kwam nader. De schrille, doordringende stem van een vrouw protesteerde luid. De deur van de restauratiewagen sprong open en mevrouw Hubbard vloog buiten adem en bleek van ontsteltenis naar binnen.
'Dit is afgrijselijk!' gilde ze. 'Het is afschuwelijk! Vreselijk! In mijn sponzezak -- mijn eigen sponzezak -- 'n mes! 'n Bebloed mes!'
Plotseling zakte ze bewusteloos ineen, met haar hoofd op de schouder van monsieur Bouc, die haar nog juist kon opvangen.