9. De verklaring van meneer Hardman

De laatste eersteklaspassagier die Poirot nog moest ondervragen was meneer Hardman, de gezette, opzichtig geklede Amerikaan, die bij de Italiaan en de Engelse bediende aan tafel had gezeten.
Hij droeg een opvallend geruit pak, een roze overhemd, en in zijn das een speld met een fonkelende steen, terwijl hij iets
in zijn mond had, dat blijkbaar de voortdurende aandacht van zijn tong en kaken vroeg. Met een opgewekte uitdrukking op zijn grove, vlezige gezicht stapte hij de restauratie binnen.
'Morgen, heren!' zei hij. 'Wat kan ik voor jullie doen?'
'U hebt zeker wel van de moord gehoord, monsieur - eh -Hardman?'
'En of!'
Met zijn tong gaf hij zijn kauwgum een ander plaatsje in zijn mond.
'We zien ons genoodzaakt, alle reizigers te ondervragen.'
'Groot gelijk. De enige manier.'
Poirot bekeek het paspoort van de Amerikaan, dat voor hem op tafel lag. 'U bent Cyrus Bethman Hardman, Amerikaans staatsburger, eenenveertig jaar oud, vertegenwoordiger van een firma in schrijfmachinelinten.'
'Die ben ik.'
'En u reist van Istamboel naar Parijs?'
'Juist.'
'Met welk doel?'
'Zaken.'
'Reist u altijd eersteklas, meneer Hardman?'
'Jawel. De firma betaalt mijn onkosten.'
Hij gaf Poirot een knipoogje. 'En nu, meneer Hardman,' zei deze, 'zijn we bij de gebeurtenissen van vannacht aangeland.'
De Amerikaan knikte.
'Wat kunt u ons daarover mededelen?'
'Helemaal niets.'
'Ach, dat is jammer. Misschien kunt u ons wel nauwkeurig vertellen wat u gisteravond na het diner gedaan hebt?'
Voor het eerst scheen de Amerikaan ditmaal niet dadelijk een antwoord klaar te hebben. Hij vroeg: 'Pardon, heren, maar wie zijn jullie eigenlijk? Licht me eens 'n beetje in.'
'Dit is monsieur Bouc, directielid van de Compagnie des Wagon-Lits. En dit is de dokter die de lijkschouwing heeft verricht.'
'En uzelf?'
ik ben Hercule Poirot. De spoorwegmaatschappij heeft mij verzocht het onderzoek te leiden.'
ik heb weieens van u gehoord,' zei meneer Hardman. Hij dacht nog even na. "k Geloof dat ik alles maar op moest biechten,' zei hij toen.
'Het zal inderdaad raadzaam zijn ons alles mee te delen, wat u bekend is,' zei Poirot droogjes.
'Dat zou goed gezegd zijn, als ik werkelijk wat wist. Maar ik weet niets. Niets - zoals ik al zei. Maar -- ik zou wat moeten weten. En dat zit me dwars.'
'Verklaar u nader, alstublieft.'
Hardman zuchtte eens diep, deed zijn kauwgom weg, en stak een hand in een van zijn zakken. Tegelijkertijd scheen zijn hele persoonlijkheid een complete verandering te ondergaan. Hij werd wat minder acteur, en ging meer op een gewone, normale man lijken. En ook sprak hij wat minder nasaal.
'Dat paspoort van me is een tikkeltje bedrieglijk,' zei hij. 'Dit ben ik in werkelijkheid.'
Poirot las het naamkaartje, dat voor hem op tafel werd geworpen, terwijl monsieur Bouc, over zijn schouder glurend, meelas: Mr. Cyrus B. Hardman, McNeil's Detective-Bureau, New York.
Poirot kende de naam van die firma. Het was een van de bekendste en betrouwbaarste detectivebureaus in New-York.
'Wel, meneer Hardman,' zei hij. 'Mogen we weten, wat de bedoeling van dit alles is?'
'Natuurlijk. Het is eigenlijk zo gegaan. Ik ben naar Europa overgestoken om het spoor van een paar zware jongens te volgen, maar dat heeft niks met dit zaakje te maken. In Istamboel was eindelijk alles in kannen en kruiken. Ik stuurde mijn baas een telegram en hij gaf me opdracht terug te komen. En ik zou rustig naar New York teruggegaan zijn, als ik dit niet ontvangen had.'
Hij legde een brief op tafel, die op papier van het Tokatlian Hotel geschreven was.
Geachte heer, Ik heb vernomen dat u voor McNeil's Detective-Bureau werkt. Wees zo goed mij vanmiddag om 4 uur op mijn kamer te komen bezoeken.
Het was getekend: S.E. Ratchett.
'Eh bien?'
ik heb me bij Ratchett gemeld, die me de zaak waar het om ging uit de doeken deed. Hij heeft me een paar brieven laten zien, die hij gekregen had.'
'Maakte hij zich ongerust?'
'Hij deed alsof er niets aan de hand was, maar hij kneep hem behoorlijk. Hij deed me een voorstel. Ik moest met hem in dezelfde trein naar Parijs reizen en ervoor zorgen, dat ze hem onderweg niet te pakken kregen. Wel, heren, ik heb dezelfde trein genomen, maar ondanks dat hebben ze hem toch gekregen. Het zit me dwars, dat kunnen jullie grif van me aannemen. Dit is niet zo'n beste beurt voor me!'
'Heeft hij u ook gezegd wat u te doen stond?'
'Natuurlijk. Hij had het allemaal voor elkaar. Ik moest in de coupe naast de zijne reizen. Nou - dat zat al dadelijk verkeerd. De enige slaapplaats, die ik nog krijgen kon, was nummer 16 en dat heeft me nog een hoop moeite gekost. Ik geloof, dat de conducteur er altijd een achter de hand wil houden. Maar daar gaat het nou niet om. Toen ik de situatie zo eens bekeken had, leek het me dat nummer 16 -- strategisch bekeken -- wel een goede plaats voor me was. Voor de Istamboel-wagon reed alleen de restauratiewagen en het portier aan de voorkant werd 's nachts gegrendeld. Een bandiet kon alleen binnenkomen door het portier aan het eind van de wagon of hij moest de hele trein doorlopen. Maar hoe hij het ook deed, hij moest langs mijn coupe.'
'U wist niets omtrent de identiteit van de verwachte aanvaller, veronderstel ik?'
Ik wist hoe hij eruit moest zien. Ratchett had hem beschreven.'
'Wat zegt u!'
De drie heren bogen zich vol belangstelling naar hem toe.
"n Klein, donker kereltje, met een verwijfde stem - dat zei de ouwe heer. Hij zei ook dat hij niet verwachtte, dat het de eerste nacht gebeuren zou; in de tweede of derde nacht was er meer kans op.'
'Hij moet iets geweten hebben,' zei monsieur Bouc.
'Hij heeft inderdaad meer geweten dan hij aan zijn secretaris verteld heeft,' zei Poirot nadenkend. 'Heeft hij u niets verteld over zijn vijand? Bijvoorbeeld -- waarom zijn leven bedreigd werd?'
'Nee - hij was erg terughoudend. Hij zei alleen, dat de knaap het op zijn leven gemunt had.'
'Een klein, donker mannetje, met een verwijfde stem,' zei Poirot peinzend.
Plotseling vroeg hij, terwijl hij Hardman doordringend aankeek: 'U wist wie hij werkelijk was, nietwaar?'
'Wie, meneer?'
'Ratchett. U moet hem herkend hebben.'
ik begrijp u niet.'
'Ratchett was Cassetti, de moordenaar van Daisy Armstrong.'
Hardman floot zachtjes tussen zijn tanden. 'Dat is eventjes 'n verrassing!' zei hij. 'Allemachtig! Nee -- ik heb hem niet herkend. Ik was ergens in het westen toen die zaak aan de gang was. Ik moet natuurlijk foto's van hem in de kranten gezien hebben, maar op een persfoto zou ik mijn bloedeigen moeder niet herkennen. Wel, ik twijfel er geen moment aan, of er moeten wel een paar jongens zijn geweest die een potje voor Cassetti op het vuur hadden staan.'
'Kent u misschien iemand, die iets met de zaak Armstrong te maken had en die aan uw beschrijving beantwoordt -- klein, donker en met een hoge stem?'
'Dat is moeilijk te zeggen. Bijna iedereen die er iets mee te maken heeft gehad, is dood.'
'En dat meisje, dat uit het raam is gesprongen? Vergeet u haar niet.'
'Natuurlijk. Dat is een idee. Ze was 'n buitenlandse, geen Amerikaanse. Misschien van Italiaanse, maar in elk geval van zuidelijke afkomst. Maar vergeet ook niet, dat er buiten de zaak Armstrong nog andere zaakjes waren waar Cassetti bij betrokken was. Hij deed die ontvoeringstruc al een hele tijd. Concentreer u niet te veel op dat ene geval.'
'Ah! Maar we hebben goede redenen om aan te nemen, dat deze misdaad in verband staat met de zaak Armstrong.'
Hardman keek hem gretig vragend aan, maar Poirot reageerde niet. De Amerikaan schudde zijn hoofd, ik kan me niemand voor de geest halen, die bij de zaak Armstrong betrokken is geweest en aan de beschrijving beantwoordt,' zei hij langzaam. 'Maar ik hoorde niet tot de lui die met het onderzoek belast waren en weet er dus tenslotte maar weinig van.'
'Wel, gaat u dan maar verder met uw verslag.'
'Er valt niet veel meer te vertellen. Ik heb overdag geslapen en 's nachts op de loer gelegen. De eerste nacht is er helemaal niets gebeurd wat ook maar enigszins verdacht leek. En de afgelopen nacht was het van hetzelfde laken een pak, als u 't mij vraagt. Mijn deur stond op een kier. Maar er is niemand voorbijgekomen.'
'Bent u daar wel zo zeker van?'
'Zo zeker als wat. Er is niemand van buitenaf in de trein geklommen, of uit het achterste gedeelte naar voren gekomen. Daar wil ik graag een eed op doen.'
'Kon u de conducteur zien vanuit uw schuilplaats?'
'Natuurlijk. Die zit altijd op dat bankje, bijna tegenover mijn deur.'
'En na Vincovci is hij helemaal niet weg geweest?'
'Dat was onze laatste halte, niet? Ja -- er werd een paar keer om hem gebeld -- dat moet geweest zijn kort nadat de trein voorgoed stilstond. En daarna is hij nog langs me gekomen om naar de volgende wagon te gaan. 'n Kwartier ongeveer is hij weggebleven. Iemand belde als een razende en hij kwam als 'n haas terug. Ben even in de corridor gaan kijken wat er aan de hand was. Dat bellen maakte me een beetje ze
nuwachtig, snapt u. Maar het was alleen die moeder Hubbard maar. Ze maakte ergens een heidens kabaal over. Ik moest erom lachen. Daarna ging hij nog naar een andere coupe en haalde een flesje mineraalwater voor de een of ander. Toen ging hij weer rustig zitten, totdat hij ergens aan het eind van de wagon een bed moest klaarmaken. Ik geloof niet, dat hij daarna nog van zijn bankje is opgestaan voor vanmorgen een uur of vijf.'
'Heeft hij zo nu en dan niet een beetje zitten dommelen?'
'Dat kan wel. Dat weet ik niet.'
Poirot knikte. Zijn handen streken onwillekeurig de papieren glad, die voor hem lagen. Toen nam hij het kaartje op, dat de detective hem gegeven had.
'Wilt u zo goed zijn dit te paraferen?' vroeg hij.
De ander gaf gehoor aan dit verzoek.
'Ik denk niet, dat iemand hier in de trein de gegevens omtrent uw identiteit kan bevestigen?'
'Een van de reizigers, bedoelt u? Nee, dat denk ik niet. Of het moest de jonge MacQueen zijn. Hem ken ik goed genoeg - ik heb hem vaak op zijn vaders kantoor gezien, in New York. Maar dat zegt nog niet, dat hij zich mij herinnert. Er kwamen zo veel mensen daar. Nee, monsieur Poirot, u zult moeten wachten, tot het ophoudt met sneeuwen en u met New York kunt telegraferen. Maar alles is o.k. Ik zit u niets op de mouw te spelden, hoor. Wel, tot kijk, heren. Tot genoegen, monsieur Poirot.'
Poirot bood hem een sigaret aan. 'Of prefereert u misschien een pijp?'
ikke niet.'
Hij stak de sigaret op en stapte vlug de restauratiewagen uit.
De drie heren keken elkaar aan.
'Denkt u dat hij werkelijk is wat hij voorgeeft te zijn?' vroeg dokter Constantine.
'Jazeker. Ik ken het type. Bovendien zijn zijn gegevens gemakkelijk te controleren.'
'Hij heeft ons anders wel zeer belangrijke aanwijzingen verstrekt,' vond monsieur Bouc. inderdaad.'
'Een donker mannetje met een nogal hoge stem,' peinsde Bouc.
'Een beschrijving die bij geen van de mensen in de trein past,' concludeerde Poirot.