4. De kreet in de nacht

De Simplon-Orient-Expres kwam die avond om kwart voor negen in Belgrado aan. Daar de trein niet voor kwart over negen zou vertrekken, stapte Poirot even uit. Hij bleef echter niet lang buiten. Het was koud en buiten het overdekte perron viel de dichte sneeuw in grote vlokken. Hij ging naar zijn coupe terug. De conducteur, die op het perron met zijn voeten stampte en met zijn armen zwaaide om warm te blijven, sprak hem aan. 'Monsieur,' zei hij, 'we hebben uw valiezen overgebracht naar compartiment 1, de coupe van monsieur Bouc.'
'Maar waar is monsieur Bouc dan gebleven?'
'Hij is verhuisd naar het rijtuig uit Athene dat we juist aangehaakt hebben.'
Poirot ging op zoek naar zijn vriend, die al zijn protesten van de hand wees. 'Het is niets. Het heeft niets te betekenen. Zo is het alleen wat gerieflijker. Jij gaat rechtstreeks naar Engeland, dus is het beter dat je in het doorgaande rijtuig naar Calais zit. En wat mij betreft - ik zit hier best. Het is hier heerlijk rustig. De wagen is leeg, 'n klein Grieks doktertje en ikzelf uitgezonderd. Tjonge, wat een nacht! Ze zeggen dat er in jaren niet zoveel sneeuw is gevallen. Laten we hopen dat we geen oponthoud krijgen. Ik ben er niet al te gerust op, dat kan ik je wel vertellen.'
Om precies negen uur vijftien verliet de trein het station en niet lang daarna stond Poirot op, wenste zijn vriend goedenacht en begaf zich door de corridor op weg naar zijn eigen rijtuig, vooraan in de trein en vlak achter de restauratiewagen.
Op deze tweede dag van de reis begon de aanvankelijke gereserveerdheid van de reizigers te verdwijnen. Kolonel Arbuthnot stond aan de deur van zijn coupe met MacQueen te praten.
MacQueen onderbrak zijn gesprek toen hij Poirot zag. Hij keek verbaasd.
'Hee!' riep hij. ik dacht, dat u ons al verlaten had. U zei, dat u in Belgrado zou uitstappen.'
'U moet me verkeerd begrepen hebben,' antwoordde Poirot glimlachend. 'Nu herinner ik het me weer -- we hadden het er net over, toen de trein uit Istamboel vertrok.'
'En uw bagage dan? Die is weg!'
'Die is naar een ander compartiment verhuisd -- dat is alles.'
'Oh, juist.'
Hij hervatte zijn gesprek met Arbuthnot en Poirot liep verder.
Twee deuren van zijn eigen coupe verwijderd was mevrouw Hubbard, de bejaarde Amerikaanse, in gesprek met de schaapachtige Zweedse dame. Mevrouw Hubbard was bezig haar een tijdschrift op te dringen.
'Nee, neem het nu toch alstublieft. Ik heb nog 'n hele voorraad lectuur.'
'Bah - Wat een afschuwelijke kou!' Ze knikte minzaam tegen Poirot.
'U bent heel erg vriendelijk,' zei de Zweedse.
'Welnee, ik hoop maar, dat u heerlijk zult slapen en morgen geen hoofdpijn meer zult hebben.'
'Het is alleen die kou! Ik ga nog een kopje thee zetten.'
'Hebt u aspirine? Ik heb meer dan genoeg. Slaapt u maar lekker, hoor.'
Toen de Zweedse vertrokken was, wendde ze zich vertrouwelijk tot Poirot. 'Ze is 'n goeie ziel -- komt uit Zweden. Voor zover ik na kan gaan, is ze 'n soort zendelinge - bij het onderwijs. 'n Aardig vrouwtje. Maar ze spreekt maar een paar woorden Engels. Stelde vreselijk veel belang in wat ik over mijn dochter vertelde.'
Poirot wist nu zo langzamerhand alles van de dochter van mevrouw Hubbard af. Dat gold voor iedereen in de trein, die Engels verstond! ...Dat zij en haar man verbonden waren aan een grote Amerikaanse instelling in Smirna, en dat deze reis de eerste was geweest, die mevrouw Hubbard naar het Midden-Oosten had gemaakt, en wat zij van de Turken dacht met hun vreselijk slordige gewoonten en van de verschrikkelijk slechte toestand van de wegen daar...
De deur naast hen ging open en de magere, bleke bediende verscheen. Poirot zag nog net even, hoe meneer Ratchett recht overeind in zijn bed zat. Ratchett zag Poirot ook en zijn gezicht werd rood van woede. Toen ging de deur dicht.
Mevrouw Hubbard nam Poirot wat ter zijde. 'Weet u, dat ik doodsbenauwd ben voor die man! Nee, nee, niet die bediende -- die andere, zijn meester. Meester! Welja! Die man heeft iets wat me tegenstaat. Mijn dochter zegt altijd, dat ik heel erg intuitief ben. "Als Mam een voorgevoel heeft, dan kun je d'r vast op rekenen dat het uitkomt ook," zegt mijn dochter altijd. Nou -- en wat die man aangaat -- heb ik 'n voorgevoel. Hij zit hier vlak naast me en dat bevalt me helemaal niet. Gisteravond heb ik mijn handkoffertjes tegen de tussendeur gezet. Ik verbeeldde me dat hij aan de deurknop zat te morrelen. Weet u, dat het me helemaal niet zou verwonderen als zou blijken, dat die man een moordenaar was? Zo'n trein-dief bijvoorbeeld, waar je altijd over leest. Het klinkt misschien een beetje dwaas, maar zo is het. Ik ben doodsbang voor die man! Mijn dochter zei dat ik een prettige reis zou hebben, maar hoe dan ook, ik voel me helemaal niet prettig. Ik heb het gevoel dat er nog van alles kan gebeuren. Van alles. En hoe die aardige jongen het uithoudt om secretaris voor hem te spelen -- dat begrijp ik niet.'
Kolonel Arbuthnot en MacQueen kwamen aangelopen door de corridor.
'Kom nog even mee naar mijn wagon,' zei MacQueen. 'Daar hebben ze de bedden nog niet opgemaakt. Wat ik nog graag over uw politiek in India zou willen weten, is...'
De beide heren gingen verder naar het rijtuig van MacQueen.
Mevrouw Hubbard wenste Poirot goede nacht.
ik geloof dat ik in bed nog maar wat ga lezen,' zei hij.
'Welterusten.'
'Goedenacht, mevrouw.'
Poirot ging zijn eigen compartiment binnen, dat aan de andere kant van dat van Ratchett lag. Hij kleedde zich uit, stapte in bed, las nog een half uurtje en draaide toen het licht uit.
Enkele uren later werd hij met een schok wakker. Hij wist wat hem uit zijn slaap gewekt had -- een luid gekreun -- een kreet zou men het bijna kunnen noemen -- en niet ver van hem vandaan. Op hetzelfde ogenblik klonk het scherpe rinkelen van een elektrische bel.
Poirot ging overeind zitten en draaide zijn lamp aan. Hij merkte dat de trein niet meer reed; vermoedelijk stonden ze aan een station.
Die schreeuw verontrustte hem. Hij herinnerde zich, dat Ratchett de coupe naast de zijne had. Hij stond op en opende zijn deur. Op hetzelfde ogenblik liep de conducteur van de slaapwagen haastig voorbij en klopte op Ratchetts deur. Poirot hield de zijne op een kier en luisterde naar wat er voorviel. De conducteur klopte nog eens. Weer rinkelde een bel en er ging een lampje aan boven een van de deuren verderop. Over zijn schouder heen keek de conducteur ernaar.
Tegelijkertijd riep een stem uit de coupe van Ratchett: 'Ce nest rien. Je me suis trompe.'
'Bien, monsieur.' De conducteur ijlde weg en klopte nu op de deur, waarboven het lampje brandde.
Poirot ging weer naar bed; hij voelde zich opgelucht en keek nog even op zijn horloge. Het was precies drieentwintig minuten voor een. Toen deed hij het licht weer uit.