6. Een vrouw?

'Om te beginnen,' zei Poirot, 'zou ik graag een paar woorden willen wisselen met de jonge MacQueen. Hij kan ons misschien waardevolle inlichtingen verstrekken.'
'Goed,' zei monsieur Bouc. Hij wendde zich tot de chef de train. 'Vraag monsieur MacQueen hier te willen komen.'
De chef de train verliet het compartiment.
De conducteur kwam terug met een bundel paspoorten en plaatsbewijzen. Bouc nam die van hem aan.
'Dank je, Michel. Het zou nu wel goed zijn, geloof ik, als jij weer naar je post terugging. We zullen je later wel officieel verhoren.'
'Goed, monsieur.'
Op zijn beurt verliet Michel de wagon.
'Als we met MacQueen hebben gesproken, zou ik samen met de dokter graag een bezoek aan het compartiment van de vermoorde willen brengen.'
'Tot uw dienst, monsieur Poirot,' zei de dokter.
'En als we daar klaar zijn...'
Maar juist op dit ogenblik kwam de chef de train terug met Hector MacQueen.
Bouc stond op. 'We zitten hier een beetje nauw,' zei hij beleefd. 'Neemt u mijn plaats maar, monsieur MacQueen. Monsieur Poirot kan hier tegenover u zitten. Zo.'
En tegen de chef de train vervolgde hij: 'Stuur iedereen weg uit de restauratiewagen, zodat die tot monsieur Poirots beschikking staat. Zou dat niet de beste plaats zijn, om de mensen te ondervragen, mon cher?
'Dat is inderdaad de beste plaats,' gaf Poirot toe.
MacQueen had hen beurtelings staan aankijken. Hij kon het snelle Frans dat zij spraken niet helemaal volgen.
'Qu'est-ce qu'il y a?' begon hij moeizaam. 'Pourquoi...?"
Met een duidelijk gebaar wees Poirot hem naar het plaatsje in de hoek. Hij ging zitten en begon toen weer: 'Pourquoi...? Toen zweeg hij even en ging daarna in het Engels verder: 'Wat is er in de trein aan de hand? Is er iets gebeurd?'
Hij keek van de een naar de ander.
Poirot knikte. 'Inderdaad. Er is iets gebeurd. U moet voorbereid zijn op een zeer onprettige mededeling. Uw werkgever, meneer Ratchett, is - dood!'
MacQueen floot even tussen zijn tanden. Hij toonde geen tekenen van schrik of ontsteltenis, maar zijn ogen schenen wel wat meer te schitteren. 'Eindelijk hebben ze hem dus toch gekregen,' zei hij.
'Wat wilt u daarmee zeggen, monsieur MacQueen?'
MacQueen weifelde.
'U veronderstelt dus dat meneer Ratchett vermoord is?' vroeg Poirot.
'Is hij dan niet vermoord?' Nu was MacQueen werkelijk verbaasd. 'Ja, dat is inderdaad wat ik dacht,' zei hij langzaam. 'Maar bedoelt u dan dat hij in zijn slaap overleden is? Wel -- die ouwe heer was zo sterk als -- zo sterk als...'
Hij zweeg bij gebrek aan een goede vergelijking.
'Nee, nee,' zei Poirot. 'Uw veronderstelling was volkomen juist. Meneer Ratchett is inderdaad vermoord -- doodgestoken. Maar ik zou wel graag willen weten, hoe u daar zo zeker van kon zijn.'
MacQueen aarzelde opnieuw, ik moet eerst even weten waar ik aan toe ben,' zei hij toen. 'Wie bent u eigenlijk, en wat gaat dit hele geval u aan?'
ik vertegenwoordig de Compagnie des Wagon-Lits. Ik ben detective.' Hij wachtte even en voegde er toen langzaam aan toe: 'Mijn naam is Hercule Poirot.'
Als hij verwacht had dat deze mededeling enig effect zou sorteren, dan had hij zich vergist. MacQueen zei slechts: 'Ach zo!' En hij wachtte tot Poirot verder zou gaan.
'U kent die naam misschien wel?'
'Wel - ik heb hem weieens gehoord. Maar ik heb altijd gedacht dat het een damesmodezaak was.'
Poirot keek hem vol afschuw aan. 'Ongelooflijk!' zei hij.
'Wat is ongelooflijk?'
'Niets. Laten we maar verder gaan met de zaak die aan de orde is. Ik zou graag willen dat u alles vertelde wat u van de overledene weet, meneer MacQueen. U staat in familiebetrekking tot hem, niet?'
'Nee. Ik ben zijn secretaris -- geweest.'
'Hoe lang heeft u die betrekking bekleed?'
'Iets meer dan een jaar.'
'Vertelt u me alles, alstublieft.'
ik heb meneer Ratchett ruim een jaar geleden ontmoet, toen ik in Perzie was.'
Poirot onderbrak hem. 'Wat deed u daar?'
ik was uit New York overgekomen om een olieconcessie te inspecteren. Ik neem aan, dat u dat verhaal niet uitvoerig wenst te horen. Een paar van mijn vrienden en ik waren er lelijk ingelopen met dat oliezaakje. Meneer Ratchett logeerde in hetzelfde hotel als ik. Hij had juist herrie gehad met zijn secretaris. Hij bood mij toen dat baantje aan en ik heb het geaccepteerd. Ik had niets omhanden en was blij zomaar een goed baantje, kant en klaar als 't ware, aangeboden te krijgen.'
'En daarna?'
'We hebben wat rondgereisd. Meneer Ratchett wilde de wereld zien. De moeilijkheid was, dat hij geen talen kende. Ik was meer tolk dan secretaris. Het was een goed leven.'
'Wat kunt u me vertellen omtrent de persoon van uw werkgever?'
De jongeman haalde zijn schouders op. Zijn gezicht kreeg een verlegen uitdrukking. 'Dat is niet zo gemakkelijk.'
'Hoe was zijn volledige naam?'
'Samuel Edward Ratchett.'
'En hij was Amerikaans staatsburger?'
'Juist.'
'Uit welke staat van Amerika was hij afkomstig?'
'Dat weet ik niet.'
'Vertel me dan maar wat u wel weet.'
'Om u de waarheid te zeggen, monsieur Poirot, weet ik eigenlijk niets van hem af. Meneer Ratchett sprak nooit over zichzelf, noch over zijn leven in Amerika.'
'Wat denkt u dat de reden daarvan was?'
ik weet het niet. Ik heb weieens gedacht dat hij zich misschien schaamde over zijn vroegere leven. Sommige lui hebben dat.'
'Vindt u dat een redelijke veronderstelling?'
'Eerlijk gezegd -- nee, niet erg.'
'Heeft hij nog familie?'
'Hij heeft het er nooit over gehad.'
Poirot bleef aandringen. 'Maar u moet toch voor uzelf weieens de een of andere conclusie hebben getrokken, meneer
MacQueen?'
'Ja, dat heb ik ook wel gedaan. Ik geloof bijvoorbeeld niet, dat zijn werkelijke naam Ratchett was. Maar ik geloof beslist, dat hij Amerika achter zich heeft gelaten om iemand of iets te ontvluchten. Dat is hem gelukt - tot een paar weken geleden.'
'Wat is er toen gebeurd?'
'Toen begon hij brieven te krijgen - dreigbrieven.' 'Hebt u die gezien?'
'Ja. Als secretaris voerde ik zijn correspondentie. De eerste van die brieven is 'n veertien dagen geleden gekomen.' 'Zijn die brieven allemaal vernietigd?' 'Nee -- ik geloof, dat ik er nog een paar in mijn archief heb. Een ervan heeft Ratchett in zijn woede verscheurd. Wil ik ze misschien even voor u halen?' 'Als u zo goed zou willen zijn.'
MacQueen ging de coupe uit. Na enkele ogenblikken was hij alweer terug en legde twee nogal besmeurde brieven voor Poirot neer.
De eerste luidde als volgt:
Je dacht ons te slim af te zijn en straffeloos te kunnen ontkomen, he? Maar dat lukt je niet, daar kun je je kop onder verwedden. We zitten achter je aan, Ratchett, en we zullen je weten te vinden!
Het briefje was niet ondertekend.
Zonder commentaar trok Poirot even zijn wenkbrauwen op en las toen het volgende briefje:
We laten je een ritje maken, Ratchett. Al heel gauw. We zullen je krijgen. Snap je?
Poirot legde de velletjes papier voor zich op tafel.
'De stijl is wel wat eentonig,' zei hij. 'Veel eentoniger dan het handschrift.'
MacQueen keek hem verwonderd aan.
'U zult dat waarschijnlijk niet opgemerkt hebben,' vervolgde Poirot opgewekt. 'Daarvoor heb je het oog nodig van iemand die met zulke dingen vertrouwd is. Deze briefjes zijn niet door een hand geschreven, meneer MacQueen. Het is door twee of meer mensen gedaan - om de beurt schreven ze ieder een letter. Daarbij zijn ze in blokschrift geschreven. Dat maakt het identificeren van het handschrift nog veel moeilijker.'
Hij zweeg even en vroeg toen: 'Wist u, dat meneer Ratchett mijn hulp ingeroepen had?'
'Uw hulp?'
De verbaasde toon van MacQueens uitroep was voor Poirot voldoende bewijs dat de jongeman er niet van op de hoogte was. Hij knikte bevestigend.
'Ja. Hij was ongerust geworden. Vertelt u mij eens wat hij heeft gedaan, toen hij de eerste brief kreeg.'
MacQueen dacht een paar seconden na. 'Het is niet zo gemakkelijk om dat precies te vertellen. Hij maakte zich ervan af, lachend, zoals hij dat doen kon. Maar toch voelde ik wel' - het was alsof hij even rilde -- 'dat er onder die uiterlijke kalmte heel wat in hem omging.'
Poirot knikte weer. Toen stelde hij een heel onverwachte vraag. 'Meneer MacQueen, vertelt u me eens hoe u werkelijk over uw werkgever dacht? Mocht u hem graag?'
Hector MacQueen aarzelde een paar seconden voor hij antwoord gaf. 'Nee,' zei hij tenslotte, ik mocht hem niet.'
'Waarom niet?'
ik kan niet precies zeggen waarom. Hij was altijd heel geschikt.' Hij wachtte weer en zei toen: ik zal u de waarheid zeggen. Ik mocht hem niet en ik vertrouwde hem niet. Hij was - daarvan ben ik overtuigd - een gemene en gevaarlijke kerel. Maar ik moet dadelijk toegeven dat ik geen enkele reden kan aanvoeren voor mijn oordeel.'
'Dank u. Nog een vraag - wanneer heeft u meneer Ratchett het laatst in leven gezien?'
'Gisterenavond om ongeveer,' hij dacht even na -- 'om ongeveer tien uur, zou ik zeggen. Ik was naar zijn coupe gegaan om een paar aantekeningen voor hem te maken.'
'Waarover?'
'Het ging over een paar tegels en wat antiek aardewerk, dat hij in Perzie gekocht had. Wat ze hem gezonden hadden, was niet wat hij gekocht had. We hebben al een langdurige en vervelende correspondentie over dat zaakje gevoerd.'
'En dat was de laatste keer dat u Ratchett in leven hebt gezien?'
'Ja.'
'Weet u nog, wanneer hij de laatste dreigbrief ontving?'
'Dat was 's ochtends, op de dag, dat we uit Istamboel vertrokken.'
ik moet u tot mijn spijt nog een vraag stellen. Stond u op goede voet met uw werkgever?'
'Nu moet ik zeker de koude rillingen langs m'n rug voelen lopen. Om maar eens de woorden van een van de figuren in een detectiveverhaal te gebruiken: "U kunt me niets maken." Ratchett en ik hebben het altijd heel goed met elkaar kunnen vinden.'
'Wilt u me dan nog even uw volledige naam en adres in Amerika geven?'
De jongeman gaf zijn naam op -- Hector Willard MacQueen, en een adres in New-York.
Poirot leunde achterover in de kussens. 'Voor het moment is dit alles,' zei hij. 'U zou me verplichten, als u het overlijden van meneer Ratchett een paar uur voor u zou willen houden.'
'Maar zijn bediende, Masterman, zal het toch moeten weten.'
'Die weet het waarschijnlijk al,' merkte Poirot droogjes op. 'Zo ja, probeert u hem dan zijn mond te laten houden.'
'Dat zal geen moeite kosten. Hij is een Brit en bemoeit zich - zoals hij zegt - alleen met zijn eigen zaken. Over Amerikanen denkt hij nogal laatdunkend, en over andere nationaliteiten heeft hij helemaal geen mening.'
'Dank u zeer, meneer MacQueen.'
De Amerikaan verliet de coupe.
'En,' vroeg Bouc, 'geloof je, wat die jongeman je verteld heeft?'
'Hij lijkt me wel eerlijk en oprecht. Hij heeft geen genegenheid voor zijn werkgever geveinsd, wat hij waarschijnlijk wel gedaan zou hebben, als hij op de een of andere manier bij de zaak betrokken was. Weliswaar heeft Ratchett hem niet verteld, dat hij mij om hulp gevraagd heeft en dat ik hem die geweigerd heb, maar ik geloof toch niet dat dit een omstandigheid is, die de jongeman verdacht maakt. Ik geloof eerder, dat Ratchett iemand was, die nooit wat losliet.'
'Dus een is er tenminste alvast onschuldig, volgens jou,' zei de heer Bouc opgewekt.
Poirot wierp hem een verwijtende blik toe.
ik verdenk iedereen altijd tot het laatst toe,' zei hij. 'Toch moet ik toegeven dat ik me deze nuchtere, schrandere MacQueen niet kan voorstellen als een man, die zijn hoofd totaal verliest en zijn slachtoffer twaalf of veertien keer doorsteekt. Dat past niet bij zijn karakter - in het geheel niet.'
'Nee,' zei monsieur Bouc, peinzend. 'Dat is de manier van iemand, die bezeten is door een waanzinnige haat; het doetje eerder een zuidelijk temperament veronderstellen. Of anders doet het me denken aan de bewering van onze vriend, de chef de train, die volhield dat het een vrouw geweest moet zijn!'