2. Pater Pluche

Gebed voor iemand die verdwaald is, en dus, om eerlijk te zijn, gebed voor mij.

 

Heer Goede God heb geduld ik ben het weer.

 

Wel, het gaat hier best goed, met de een beter met de ander wat minder, men past zich aan, in de praktijk, vindt men toch altijd de manier de manier om het te redden, u begrijpt me wel, kortom, dat is niet het probleem.

Het probleem is iets anders, als u het geduld hebt om te luisteren om naar me te luisteren om.

Het probleem is deze weg mooie weg deze weg die loopt en verloopt en overloopt, maar hij loopt niet recht zoals hij zou kunnen doen en ook niet krom waartoe hij in staat zou zijn nee.

Vreemd genoeg, vervliegt hij. Geloof me (gelooft u voor één keer eens in mij) hij vervliegt.

Als ik het zou moeten samenvatten, hij gaat ervandoor een beetje hierheen en een beetje daarheen hij heeft gekozen plotseling voor de vrijheid. Wie weet.

Niet dat ik U niet voor vol aanzie, maar ik wil u dit nu toch uitleggen, want het is iets voor mensen, niet iets voor God, wanneer de straat die voor je ligt vervliegt, verloren gaat, zich loskoppelt, verdwijnt, ik weet niet of U het zich voor kunt stellen, maar het kan best dat U het zich niet voor kunt stellen, want het is iets voor mensen, over het algemeen, om zichzelf te verliezen. Het is niet iets voor U. U moet geduld hebben en het me laten uitleggen. Het is zo gebeurd. U moet zich vooral niet laten misleiden door het feit dat, technisch gesproken, dat valt niet te ontkennen, deze weg die onder de wielen van deze koets loopt, verloopt, overloopt in werkelijkheid, als je je strikt aan de feiten wilt houden, helemaal niet vervliegt. Technisch gesproken. Hij gaat rechtdoor, zonder aarzelingen, zelfs geen schuchtere tweesprong, niets. Kaarsrecht. Dat zie ik zelf ook. Maar dat is het probleem niet, dat verzeker ik U. We hebben het niet over deze weg die bestaat uit grond en stof en stenen. De weg in kwestie is een andere. En die loopt niet buiten, maar binnen. Hierbinnen. Ik weet niet of u het zich voor kunt stellen: mijn weg. Iedereen heeft zijn eigen weg, dat weet u ook wel, u die onder andere iets te maken hebt met het ontwerp van die machine die wij zijn, wij allemaal, elk op zijn eigen manier. Iedereen heeft een weg vanbinnen, die de taak van onze reis meestal vergemakkelijkt en slechts zelden bemoeilijkt. Dit is nu zo’n moment waarop hij die taak bemoeilijkt. Als ik het zou willen samenvatten, het is die weg, die weg vanbinnen, die vervliegt, die vervlogen is, gezegend, hij is er niet meer. Dat kan gebeuren. Gelooft U mij. En het is geen prettige gebeurtenis. Nee.

Ik geloof dat het komt door, Heer Goede God, het komt door geloof ik de zee. De zee heeft de golven bedolven de gedachten de zeilschepen je geest liegt tegen je in een keer en de wegen die er gisteren nog waren die zijn er nu niet meer. Zozeer dat ik geloof, ik geloof, dat die vondst van u van de zondvloed werkelijk een geweldige vondst was, heel goed.

Want als ik een kastijding zou willen bedenken vraag ik me af of er iets beters valt te verzinnen, dan een arme christen in z’n eentje achterlaten midden in die zee.

Zelfs geen strand.

Niets.

Een klip.

Een verlaten wrak.

Zelfs dat niet.

Geen teken waaruit valt op te maken welke kant je op moet om te sterven.

Zo ziet u, Heer Goede God, de zee, is een soort kleine zondvloed.

Op kamerformaat.

U bent daar, u wandelt, u kijkt, u ademt, u converseert, u bespiedt haar, vanaf de oever, welteverstaan, en zij neemt intussen uw stenen gedachten die weg zekerheid lot waren en in ruil daarvoor geeft ze zeilen die in je hoofd golven als de dans van een vrouw die je gek zal maken.

Excuseert u mij de metafoor.

Maar het is moeilijk uit te leggen hoe het komtdat je geen antwoorden meer hebt als je te veel naar de zee kijkt.

Samengevat is het probleem dus dit: er zijn te veel wegen om me heen en geen enkele binnen in me, sterker nog, om precies te zijn, geen enkele vanbinnen en vier om me heen. Vier. De eerste: ik ga terug naar Elisewin en blijf bij haar, wat tenslotte ook de eerste reden was dat ik wegging. De tweede: ik ga door naar herberg Almayer, een plek die misschien niet erg gezond is vanwege de riskante nabijheid van de zee, maar die toch ook ongelooflijk mooi is, en rustig, en licht, en vurig, en het eindpunt. De derde: ik ga rechtdoor, ik sla niet af naar de herberg en ga terug naar de baron die op me wacht in Carewall, waar per slot van rekening ook mijn huis staat, en dat is mijn plek. Dat was het, tenminste. De vierde: ik laat alles achter me, trek dit zwarte, naargeestige habijt uit, kies een willekeurige weg, leer een vak, trouw met een leuke, niet beeldschone vrouw, maak een stel kinderen, word oud en sterf ten slotte, met uw vergiffenis, kalm en moe als iedere andere christen. Zoals u ziet heb ik echt wel duidelijke ideeën, ik heb zeer duidelijke ideeën maar ik blijf steken bij de vraag. Ik weet precies wat er gevraagd wordt. Maar het antwoord ontbreekt. Deze koets snelt voort en ik weet niet waarheen. Als ik aan het antwoord denk, wordt het donker in mijn geest. Daarom neem ik dat duister en leg het in uw handen. En ik vraag u Heer Goede God het bij u te houden een uurtje maar hou het in uw handen net lang genoeg om het van het zwarte te ontdoen om het van de pijn te ontdoen die het in mijn hoofd doet dat duister en in mijn hart dat zwarte, wilt u dat?

U zou zich ook alleen erover kunnen buigen ernaar kijken ernaar glimlachen het openen een licht eruit te halen en het te laten vallen want dan zorg ik er wel voor dat ik het vind om te gaan kijken waar het ligt.

Een kleinigheid voor u, en zo belangrijk voor mij.

Hoort u me

Heer Goede God?

Is het niet te veel gevraagd als ik u vraag om.

Is het geen belediging om te hopen dat u.

Is het niet dom om mezelf wijs te maken dat.

Het is toch ook maar een gebed, een manier van schrijven, de geur van de afwachting.

Schrijft u maar, waar u wilt, het pad dat ik kwijt ben.

Een teken is genoeg, iets, een licht krasje op de ruiten van deze ogen die kijken zonder te zien ik zal het zien.

Schrijf op de wereld een enkel woord voor mij geschreven, ik zal het lezen.

Beroer een ogenblik deze stilte, ik zal het voelen.

Wees niet bang, dat ben ik ook niet.

En dit gebed glijdt weg met de kracht van de woorden uit de kooi van de wereld tot wie weet waar.

Amen.

 

Gebed voor iemand die zijn weg heeft teruggevonden, en dus, om eerlijk te zijn, gebed voor mij.

 

Heer Goede God heb geduld ik ben het weer.

 

Hij sterft langzaam, deze man, hij sterft langzaam alsof hij van het laatste leven dat hij heeft wil genieten, het onder zijn vingers wil lospeuteren.

Baronnen sterven net zoals mensen, dat weten we nu.

Ik ben hier, en het is evident dit was mijn plek, hier naast hem, de stervende baron.

Hij wil iets horen van zijn dochter die er niet is, we weten niet waar ze is, hij wil horen dat ze leeft waar ze is ze is niet gestorven in de zee in de zee is ze genezen.

Ik vertel het hem en hij sterft maar het is iets minder dan sterven zo te sterven.

Ik praat met hem dichtbij een beetje zachtjes en het is duidelijk dat mijn plek hier was.

U hebt mij genomen van een willekeurige weg en geduldig hebt u me gebracht naar dit nu waar ik nodig was.

En ik die verdwaald was heb me in dit nu gevonden.

Het is absurd om te denken dat u naar me luisterde die dag werkelijk luisterde naar mij.

Iemand bidt om niet alleen te zijn iemand bidt om het wachten te verraden men droomt heus niet dat God dat God graag luistert.

Dat is toch absurd?

U hebt naar mij geluisterd.

U hebt mij gered.

Zeker, als ik het mij in alle nederigheid mag veroorloven, was het volgens mij echt niet nodig geweest om de weg naar Quartel te laten instorten, wat overigens ook hinderlijk was voor de plaatselijke bevolking, waarschijnlijk had iets kleiners wel volstaan, een wat discreter teken, ik weet niet, iets intiemers tussen ons tweeën. Zoiets als, als ik een kleine tegenwerping mag maken, die scène van de paarden die ineens stopten op de weg terug naar Elisewin, en die met geen mogelijkheid meer vooruit te krijgen waren, dat was technisch gezien wel geslaagd maar misschien toch wat al te spectaculair, gelooft u niet?, ik had het ook met veel minder wel begrepen, gebeurt het u vaker dat u meer doet dan nodig is of vergis ik me?, hoe dan ook, het wordt door die mensen daar al rondverteld, een dergelijke scène vergeet men niet. Alles bij elkaar genomen geloof ik dat ik genoeg zou hebben gehad aan die droom over de baron die rechtop zat in zijn bed en riep: “Pater Pluche! Pater Pluche,” dat was mooi gedaan, in zijn genre, het liet geen ruimte voor twijfel, en de volgende ochtend was ik dan ook al op weg naar Carewall, ziet u wel dat er toch maar weinig voor nodig is, in wezen. Nee, ik zeg het u zodat u, mocht het u nog eens overkomen, zich weet in te houden. Een droom werkt altijd. Als u een goede raad wilt, dat functioneert het beste. Voor het geval u nog eens iemand moet redden. Een droom. Zo houd ik dit zwarte habijt naargeestige habijt en deze heuvels vrolijke heuvels in mijn ogen en om me heen. In saecula saeculorum dit is mijn plek. Alles is eenvoudiger nu. Nu is eenvoudig alles. Wat ik nog moet doen zal ik zelf wel kunnen.

Als u iets nodig hebt, Pluche, die u zijn leven verschuldigd is, u weet hem te vinden.

 

En dit gebed glijdt weg met de kracht van de woorden uit de kooi van de wereld tot wie weet waar.

Amen.