De dag waarop mijn vader werd gearresteerd voor moord begon veelbelovend. Het was begin november. Gewoonlijk zaten de muren van mijn zolderkamer halverwege de herfst vol vochtplekken en moest de oude oliekachel de hele nacht blijven branden. Die dag was de lucht helder en verleidelijk zacht. Ik voelde me opvallend hoopvol over mijn leven en vooruitzichten. Ik was jong - tweeëntwintig - zo goed als zeker verliefd, en ik had een roeping. Ik zou dichteres worden.

Als ik door het raam naast mijn bed naar buiten keek, leek het of de nog overgebleven bladeren van de bovenste takken van de tulpenboom in brons waren gedompeld. Ik begon een regel te dichten. 'Bronskleurige bladeren ontvouwen zich als feeërieke banieren.' Ik stond op trok mijn schrijftenue aan, ging aan mijn bureau zitten en sleep mijn potlood terwijl ik nadacht.

Ik liet de bladeren in de steek en dacht aan mijn werk in wording, getiteld 'Ode aan Pulcheria'. Ik had twaalf coupletten geschreven en was zowel voldaan als vol afkeer.

Ik wendde me tot de natuur om inspiratie te zoeken en zag dat Mark Antony een mus besloop. Ik bonsde op het glas. Hij keek geërgerd op en de vogel vloog weg. Gezien Mark Antony's opmerkelijke omvang en zijn glanzende rossige vacht moest het wel een bijzonder domme, bijziende vogel zijn om zich te laten verschalken, maar ik had een hekel aan de roofzuchtige oogmerken van de natuur. Ik zwaaide om te tonen dat alles vergeven was en bleef met mijn mouw aan de rand van mijn bureau haken.

Met een trieste blik keek ik naar de lange scheur. Het was een prachtig gewaad van donkerblauw zijden fluweel geborduurd met zilveren sterren en gouden ruiten. Mijn vader, Waldo Byng, had het gedragen toen hij Prospero speelde in een enthousiast ontvangen opvoering van The Tempest. Hij had schitterende kritieken gekregen en werd een tijdlang tot idool verheven. Ik overdrijf niet, zelfs rekening houdend met de partijdigheid van familieleden, als ik zeg dat mijn vader nog steeds een van de beroemdste acteurs van zijn tijd is. Maar de rol van Prospero dateerde uit 1973, vijf jaar geleden. Sindsdien was het hem minder goed gegaan.

Het is moeilijk te zeggen wat er, niet precies fout, maar enigszins de verkeerde kant was opgegaan. Het experimentele theater was een rage, zodat een groot aantal acteurs het oog liet vallen op de paar goede rollen die beschikbaar waren. Waarschijnlijk was de ophef die over hem gemaakt was mijn vader naar het hoofd gestegen. Hij had verschillende hoofdrollen geweigerd omdat ze onvoldoende 'mesmerisch' waren. Hij had zich zo ingeleefd in zijn rol, dat hij zich Prospero bleef voelen. Hij was ervan overtuigd dat hij magische krachten bezat, en een tijdlang puilde ons huis uit van de amuletten, scarabeeën, lampen, ringen, toverstokjes, pendels en toverdrankjes. Hij bood elke invalide die hij tegenkwam een handoplegging aan. Een Russische schilder met tbc werd zelfs beter, en mijn vader pronkte op party's met Serges wonderbaarlijk roze wangen en rode lippen. We vonden het allemaal heel erg toen Serge een paar maanden later overleed.

Ik keek weer uit het raam en zag Loveday, onze tuinman, wieden rond een volgens mijn vader antiek borstbeeld van Shakespeare. Het was ontegenzeglijk een man met een kaal hoofd, wiens gelaatstrekken niet te onderscheiden waren. Het beeld stond in het centrum van Lovedays doolhof. Oorspronkelijk had die slechts een klein deel in beslag genomen van wat een grote tuin was voor Blackheath, waar we woonden. Toen was Loveday geobsedeerd geraakt. Hij had de doolhof uitgebreid en steeds ingewikkelder gemaakt. Hij was begonnen met taxus maar ging in latere jaren over op liguster omdat die sneller groeide. Natuurlijk moest deze ook vaker gesnoeid worden. In de zomer speelde het drama van ons dagelijks leven zich af bij het geluid van klikkende heggen- scharen, als Loveday van de ochtend tot de avond stond te knippen.

'Harriet!' Het was Portia's stem. Ze rammelde aan de deurknop. 'Wat doe je?' Ik legde de 'Ode aan Pulcheria' in mijn bureaula, trok mijn schrijftenue uit, stopte het onder het bed en deed open.

Ons gezin bestaat uit zeven mensen. Mijn moeder, Clarissa, was ook een Shakespeare-actrice, erg gevierd in de jaren vijftig en zestig, maar nu met pensioen. De oudste van de kinderen, en de enige man, is Oberon, toen zesentwintig, door iedereen Bron genoemd. Dan komt Ophelia, vierentwintig, gevolgd door mij, Harriet, en dan Portia, twintig. Daarna een hele tijd niets, tot Cordelia, twaalf jaar oud.

Portia's ogen keken langs me heen, dwaalden de kamer door en kwamen met een teleurgestelde blik weer terug naar mij. 'Wat ben je toch een raar kind. Wat doe je hier in je dooie eentje? Je bent toch niet zwanger, hè?'

Hoewel Portia twee jaar jonger was dan ik, dachten de mensen meestal dat het net omgekeerd was. Ze was enorm zelfverzekerd, terwijl ik geneigd was - ben - aan mezelf te twijfelen. Onder een oude, door mijn moeder afgedankte beverjas droeg Portia een witte jurk, niet erg schoon, met een laag uitgesneden decolleté. Vuurrode lippenstift maskeerde haar mooie mond.

'Voorzover ik weet niet, nee,' zei ik. 'Waar ga je naartoe? Je stikt nog van de hitte in die jas.'

'Het gaat later op de dag regenen, zegt Loveday. In ieder geval kan ik

hem uittrekken als het moet. Ik ga lunchen met een verrukkelijke man.'

Alle mannen waren, althans in het begin, verrukkelijk in Portia's ogen. Ik keek op mijn horloge. 'Is het niet een beetje vroeg om nu al te gaan lunchen?'

'Ik ga eerst naar Manton's om wat sieraden te lenen.' Manton's was een theatercostumier. 'De man met wie ik ga lunchen is een bekakte kapitalist,' ging Portia verder. 'Ik wil niet dat hij denkt dat ik geen geld heb.' Ze haalde haar voet uit haar hooggehakte lakleren schoen en bukte zich om haar hiel te masseren. 'Au! Die schoenen zijn een verschrikking! Waarom moet Ophelia gezegend zijn met kleine aristocratische voeten en ik niet? Het is niet eerlijk.' Ze keek op, half lachend, half gepikeerd.

'Je hebt niets te klagen, zou ik zeggen. Zelfs in die kleren zie je er fantastisch uit.'

Mijn drie zussen en Bron hadden het uiterlijk van mijn moeder geërfd, hetzelfde glanzende blonde haar, enorme diepblauwe ogen en een prachtige mond. Ophelia werd algemeen als de schoonheid van de familie beschouwd, omdat ze bovendien nog de perfecte neus van mijn moeder had, al dacht ik dat sommigen de voorkeur zouden geven aan Portia's geanimeerde gelaatstrekken en vriendelijke karakter. Cordelia begon de andere twee al te evenaren. Ik had donker haar en donkere ogen, net als mijn vader, en dezelfde benige gestalte. Terwijl mijn zussen een voluptueus figuur hadden, had ik tot mijn grote verdriet een volkomen platte borst.

'Dank je voor het compliment, maar niet echt. Er mankeert niets aan de manier waarop ik me kleed. Ik zou trouwens mijn mond maar houden als ik jou was, want ik zie je tegenwoordig nooit in iets anders dan zwart. Ik denk dat het door die afgrijselijke Dodge komt. Dat herinnert me eraan waarom ik boven ben gekomen. Ik wilde je zeggen dat hij aan de telefoon is.'

Dodge was in het afgelopen jaar mijn vaste vriendje geweest. Iedereen had iets tegen hem, wat een van de dingen was die me in hem aantrokken. Het is moeilijk je te handhaven in een groot gezin van mooie mensen die overlopen van zelfvertrouwen.

'Dat had je weleens eerder kunnen zeggen! Hij moet in een telefooncel bellen.'

'Het verbaast me dat hij zich verlaagt tot zo'n burgerlijk communicatiemiddel,' riep ze me na toen ik de trap afholde. 'Een met bloed geschreven notitie rond een kogel gewikkeld had me meer zijn stijl geleken.'

Een paar weken nadat ik hem in de rij bij een bushalte had ontmoet, had ik Dodge mee naar huis genomen voor het avondeten. Het was geen succes geweest. Meestal zijn de mensen dol op de mallotige glamour die mijn familie zo royaal tentoonspreidt. Mijn vader kan fantastisch verhalen vertellen en mijn moeder wil het liefst dat alle jongemannen verliefd op haar worden.

Claremont Lodge - de naam van onze huis - was in Regency-stijl gebouwd, met uitzicht op het park, en met een hoop afbladderende verf, verfomfaaid fluweel, gebarsten marmer, dof geworden zilver en geschilferd porselein. Omdat veel dingen afkomstig waren van toneeldecors gingen er voortdurend dingen kapot, die onhandig gerepareerd werden door Loveday. Mijn moeder wierp zich enthousiast op als bin- nenhuisarchitecte, met een voorliefde voor dramatische tableaus. Toen Dodge kwam eten had ze een hoek van de hal ingericht met een harp, omrankt door klimop op de plaats waar de snaren zich hoorden te bevinden, en een tabouret dat van een Corinthisch kapiteel was gemaakt, waarop een klok zonder wijzers stond, onder een kroon - mogelijk van Henry iv - en een opgezette patrijs die aan één klauw hing.

Dodge had alles met een koele blik opgenomen, en toen mijn moeder hem voor we gingen eten uitnodigde naast haar op de bank te komen zitten, zei hij dat hij liever stond. Er werd champagne aangeboden maar hij vroeg om bier, zodat ik Lovedays voorraad moest plunderen. Tijdens het eten vergastte mijn vader ons op verhalen over zijn tournee door Borneo met The Winter's Tale. Hij beschreef een feestmaal van houtwormen, die als een delicatesse werden beschouwd maar smaakten als het houtzaagsel waaruit ze waren samengesteld, en vertelde over een diner in een ambassade waar gasten in smoking en avondjurk hoffelijk kussenslopen kregen aangeboden om onder hun voeten te binden ter bescherming tegen muggenbeten. Hij schilderde een levendig beeld van inboorlingen die kleine vlotten met rijst, eieren en bloemen in zee lieten drijven om de goden van de vissers gunstig te stemmen.

Mijn moeder had gezegd dat ze ervan overtuigd was dat Dodge verschrikkelijk intelligent was, en ze wilde alles weten over zijn fascinerende politieke opvattingen. Hij had stuurs naar zijn bord gestaard en in monosyllaben geantwoord. Toen hij weg was geeuwde mijn moeder omstandig en wapperde met haar hand voor haar mond in een parodie van verveling.

Mijn vader zei: 'Wat een opmerkelijke keus, Harriet. Ik denk dat Mark Antony vlooien van hem heeft gekregen.'

Dodge had zwart haar dat in stekels overeind stond. "Zijn ogen waren grijs en meestal vol minachting. Een enkele keer slechts zag ik die starende uitdagende blik aarzelen en plaatsmaken voor iets van twijfel, en dan wist ik zeker dat ik van hem hield. Ik wilde tenminste mijn armen om hem heen slaan, wat waarschijnlijk hetzelfde was.

Dodge was een anarchist. Hij wilde de wereld hervormen en begon met mij. Het was nauwelijks mogelijk een opmerking te maken over het weer zonder een tirade uit te lokken over mijn hopeloos klassenbewuste attitudes. Hij bekritiseerde me om mijn zwakke capitulatie voor de pogingen van de maatschappij om de creatieve expansie van mijn geest te beknotten. In protest had ik hem een paar van mijn gedichten laten lezen, die hij neergesabeld had met zijn kritiek. Milton, Spenser en Shakespeare waren niet meer dan propagandisten voor corrupte regimes.

Maar ik hoefde niet te wanhopen. Als ik met hem naar bed ging zou ik de eerste stappen zetten naar de verlichting. Ik was maar al te graag bereid te geloven dat ik hopeloos fout zat en was dankbaar voor zijn belangstelling.

Dodge woonde op een stuk braakliggende grond aan de rivier in Deptford, in een ongebruikte schuitenvoerdershut. In één hoek lag een stapel touwen en takels, en in een andere stond Dodges bed, waarvan het frame gemaakt was van wrakhout dat hij op de oever had gevonden. In plaats van een matras lagen er hopen zakken. Naast zijn bed stond een eigengemaakte boekenkast vol anarchistische geschriften. Het was allemaal ruw, vochtig en behoorlijk oncomfortabel. Toch oefende het op mij een vreemde aantrekkingskracht uit. Als we samen op de trap van de hut zaten, worstjes braadden boven een vuur van aangespoeld hout en stukjes brood naar de meeuwen gooiden, terwijl Dodge zijn plannen voor de wereld uit de doeken deed, was ik gelukkig. Hij was een zoeker naar de waarheid en die zijn er niet veel.

Als we met elkaar vrijden veranderde Dodge volkomen en wierp hij zijn publieke imago van zich af. Zijn lichaam was zacht en wit en zijn handen waren teder. Hij gromde als een hond als hij opgewonden raakte. Ik heb altijd van honden gehouden. Ik vond het heerlijk als hij daarna met zijn hoofd in de kromming van mijn arm lag, slapend als een kind, met een weerloze uitdrukking op zijn gezicht en een glimlach om zijn lippen. Ik wist dat het niet blijvend kon zijn, dat Dodge niet de man was met wie ik de rest van mijn leven wilde doorbrengen, maar iets in de stank van de rivier, het gekrijs van de meeuwen, het geloei van de schepen op de rivier en van de kriebelige ruwheid van de zakken gaf me het gevoel dat ik leefde.

Ik nam de telefoon op.

'Hallo, Ekaterina.' Dodge maakte bezwaar tegen de naam Harriet omdat hij die te aristocratisch vond. Hij was een groot bewonderaar van prins Kropotkin, de beroemde anarchist, en bijna alles wat Russisch was, behalve het communisme, kon op zijn goedkeuring rekenen. 'Je lag zeker te slapen. Losbandigheid zal uiteindelijk tot je dood leiden, weet je.' Dodge vond het immoreel om na zes uur in bed te liggen. Je hoorde op straat te zijn, het raderwerk van de maatschappij te verstoren. 'We hebben een vergadering. Nikolskoye. Twaalf uur. Zorg dat je er bent.'

Ik hoorde een klik gevolgd door gezoem. Dodge was altijd erg kort aan de telefoon voor het geval MI6 de lijn afluisterde. Nikolskoye was het codewoord voor 14A Owlstone Road, Clerkenwell, het hoofdkwartier van SPIT, de Sect for Promoting Insurrection and Terrorism, de sekte voor het bevorderen van opstand en terrorisme. Ik zuchtte. Ik had gehoopt de ochtend rustig door te brengen met het repareren van mijn schrijftenue en Emily Dickinson te lezen om inspiratie op te doen. Ik ging naar beneden naar de keuken.

Na mijn eigen zolderkamer hield ik het meest van de keuken. Het was een groot vertrek over de hele lengte van het souterrain, met ramen aan beide kanten, en het was er altijd warm dankzij de boiler, die in een van de hoeken stond. Loveday beschouwde de boiler als een van de meest helse uitvindingen van de duivel. Tegenover de boiler was een kleine etenslift, die met touwen op en neer werd gehesen en voedsel gloeiend heet naar de eetkamer op de verdieping erboven bracht. Vroeger maakten wij er ritjes in op regenachtige dagen. Het markeerde de grens tussen kindertijd en de puberteit toen onze benen te lang werden om in de schacht te persen.

De inrichting van de keuken was volkomen verwaarloosd, omdat mijn moeder er nauwelijks kwam. Het simpele behang uit de jaren vijftig en de werk- en buffetbladen van rood formica, geschroeid door hete pannen, waren smakeloos en prettig vertrouwd. Een grote tafel droeg de littekens van kroontjespennen, scharen en plakkaatverf. Veel van mijn gelukkigste momenten had ik aan die tafel doorgebracht met het maken van kerstkaarten met veel glitter.

Maria-Alba was bezig met het bakken van champignons en bacon. Ze keek naar me met haar kleine zwarte ogen. Ze was de kokkin en huishoudster voor ons gezin maar voor mij was ze veel meer dan dat. Ma- ria-Alba's stevige ronde borst was mijn eerste hoofdkussen geweest. Ik moest zo nodig met de voeten vooruit op de wereld komen, en mijn moeder was daarna lange tijd ziek geweest. Maria-Alba had me gevoed, gewassen en in slaap gewiegd. Bron en Ophelia waren mooie baby's geweest maar ik was dik en lelijk, dus waarschijnlijk was ma opgelucht dat we zo uitstekend met elkaar konden opschieten. Maria-Alba was prikkelbaar en achterdochtig, maar omdat ze me na mijn geboorte naakt in haar armen had gehouden, kon ze er niet aan twijfelen dat mijn motieven en intenties onschuldig waren. Vanaf het eerste moment dat ik in staat was iets of iemand te durven vertrouwen, had ik dat vertrouwen geïnvesteerd in Maria-Alba.

Hoewel Maria-Alba de scepter zwaaide over het huishouden, werd ze niet als personeel behandeld. Als ze wilde, at ze bij ons aan tafel. Meestal at ze liever alleen in de keuken of in haar kamer in het souterrain, die gezellig was ingericht met gebloemde gordijnen en stoelovertrekken en opgeleukt met kanten kleedjes, platen van windmolens, porseleinen ezeltjes en dikke kinderen.

Maria-Alba's katholicisme leek niets op dat van de nonnen van het St. Frideswide's Klooster waar mijn zussen en ik op school waren geweest. De heiligen waren haar vrienden, goedaardig en wispelturig. Ze gaf God en zijn volgelingen voortdurend uitbranders voor hun fouten. De nonnen die ons hadden onderwezen waren verzoenend en onderdanig aan God. Hun heiligen waren onsympathieke leermeesters en hun religie was een systeem van alle-pleziertjes-verbiedende regels.Misschien had het verschil iets te maken met het klimaat. Maria-Alba had haar jeugd doorgebracht in de snikhete heuvels van Calabria, waar de aarde de kleur van kaneel had en hevige stormen dagelijks uit zee woeien. Maria-Alba's moeder was een prostituee geweest en gestorven aan syfilis. Ik dacht dat dat misschien de verklaring was voor Maria-Al- ba's afschuw van seks en wantrouwen jegens mannen, ook al zei ze dat nooit.

Maria-Alba hield van koken en ze kon het goed. Ze genoot van eten, zoals alle goede koks doen, en toen de gebeurtenissen die ik ga beschrijven plaatsvonden, was ze al flink geproportioneerd, zelfs voor haar lengte van iets onder de een meter tachtig. Ze had problemen met haar benen, en haar enkels puilden over haar schoenen heen. Haar zwarte haar, dat nu doorstreept was met grijs, was altijd een beetje vettig. Het mooiste aan haar was haar neus, die groot was en gekromd als de snavel van een papegaai en haar gezicht distinctie verleende.

Ongetwijfeld was de reden waarom Maria-Alba ons verdroeg dat we begrip en sympathie hadden voor haar ziekte. Ze leed aan pleinvrees en met het ouder worden werd het steeds erger. Ik was een keer met Maria- Alba in Marks & Spencer - ik denk dat ik toen een jaar of twaalf was - omgeven door vrolijke wollen kleren en heldere spiegels, en het rook er prettig nieuw en schoon. Tot mijn verbazing zag ik dat Maria-Alba zich met gesloten ogen hijgend en bevend vastklampte aan een rek twinsets. Toen ik haar in de taxi naar huis vroeg waarom ze zo bang was, zei ze dat de mensen haar aanstaarden en dachten dat ze gek was. Ze was bang voor het boze oog. Daarna ging Maria-Alba zelden uit, boodschappen werden bezorgd en ik kocht het grootste deel van haar kleren, met wisselend succes.

'Ei?' Maria-Alba wees naar me met haar spatel.

'Nee, dank je.'

'Je wordt mager. Troppo frequentare met de Russen.'

Ik had Maria-Alba diverse malen verteld dat Dodge geboren en getogen was in Pinner. Ik was ontroerd toen ik ontdekte dat zijn echte naam Nigel Arthur Wattles was. Het bezadigde karakter dat die naam suggereerde was geruststellend. Maar Maria-Alba was hardnekkig in haar geloof dat alle anarchisten sovjets waren, gevaarlijke politieke beesten die uit waren op het verderf van deugdzame maagden.

'Als je zwart draagt, lijk je magerder.'

'E troppo lugubre.' Maria-Alba droeg graag oranje, geel of rood, wat het winkelen voor haar bijzonder moeilijk maakte in een tijd van punk voor iedereen onder de vijfentwintig en pastelkleuren voor iedereen daarboven.

Maria-Alba zette een bord met eten voor me neer en fronste haar wenkbrauwen. 'Je hebt slechte dingen gedaan met die Rus.'

'Maria-Alba, ik ben tweeëntwintig. Allang meerderjarig.'

'Allora, bene! Je geeft het toe!' Maria-Alba keek triomfantelijk. 'Hij geeft je een baby, certo, e poi un scandalo!'

'Hoe kan dat nou een schandaal zijn? Iedereen verwacht dat acteursfamilies buitenechtelijke kinderen krijgen. Pa zou zich alleen ergeren omdat ik niet voorzichtig was geweest. Ma zou het waarschijnlijk nogal vulgair vinden.'

Maria-Alba sperde verontwaardigd haar ogen open. '£ il bambino? Je zet hem op de wereld, zonder naam en geminacht door de grootmoeder! O, povero bebè!'

'Harriet! Je krijgt een baby!' Cordelia, mijn jongste zus, was de keuken binnengekomen. 'O, fijn! Ik verlang er al eeuwen naar om tante te worden. Ik dacht wel dat jij het zou worden. Ik kan me niet voorstellen dat Ophelia die stomme Crispin zijn ding in haar laat stoppen. Ba!' Ze rilde overdreven. 'Ik ga de kinderwagen zoeken en het roest er afhalen.' Ze was al naar boven voor ik kon protesteren.

'Senta, het jonge verstand van Cordelia is macchiata. Ik zal pastoor Alwyn vragen met haar te komen praten. Het is niet juist om over seks te denken zoals zij.'

Pastoor Alwyn was een broodmagere, gebogen lopende, zenuwachtige jongeman. Toen onze paden elkaar onlangs kruisten op de hei, schrok hij toen ik 'Goedemorgen' zei en holde terug naar de pastorie alsof hij achtervolgd werd door de duivel.

'Ik denk dat Cordelia meer weet over seks dan hij,' zei ik.

'Hemeltje, Harriet!' Cordelia was weer beneden. 'Zal het niet ontzettend veel pijn doen? Ik heb die film gezien en de vrouw die de baby kreeg schreeuwde de hele boel bij elkaar. Ik denk niet dat ik het kan verdragen als jij het zou zijn.' Ze sloeg haar armen om me heen en begon te huilen.

'Wat is er aan de hand?' Bron was na Cordelia de trap afgekomen. Hij ging aan de tafel zitten, pakte de vork die ik had neergelegd om Cordelia te troosten en prikte mijn plakje bacon eraan.

'Harriet verwacht een b-baby.' Cordelia's stem schoot jammerend uit.

'Een baby?' Mijn oudste zus, Ophelia, die na Bron was binnengekomen, rimpelde vol afkeer haar elegante neusje. 'M'n beste Harriet, wat vreselijk voor je. Ik kan niet tegen de lucht van baby's. Goedkope talkpoeder, melk en overgeven.' Ze zweefde weer de trap op.

'Echt waar?' Bron begon aan mijn champignons. 'Belachelijk. Je krijgt nooit je goede figuur meer terug. En je verstand gaat aan de haal.'

'Nee, niet echt,' zei ik een beetje nijdig. 'Ik wou dat je mijn eten met rust liet. Ik moet over een minuut weg. Goddank ben ik niet zwanger als dit de manier is waarop mijn familie op het nieuws reageert.'

'Ik weet niet of ik blij moet zijn of teleurgesteld dat je het niet bent,' snoof Cordelia en veegde haar neus af met mijn servet. 'Het zou leuk geweest zijn om het kind trucjes te leren.'