***

17. EEN NIET-GEDROOMDE NACHTMERRIE

In de dagen die daarop volgden leek ik een slaapwandelaarster. Met niets ziende ogen en slepende tred liep ik door de gangen en over het terrein van Greenwood. Ik hoorde het nauwelijks als iemand tegen me sprak en was me niet bewust van de gesprekken om me heen. Ik wist niet of de zon scheen of niet. Ik kwam een middag in het studentenhuis en merkte tot mijn verbazing dat ik nat was; het had geregend en het was niet eens tot me doorgedrongen.

Elke dag als ik na schooltijd terugkwam hoopte ik een bericht te vinden van juffrouw Stevens, maar dat kwam nooit. Ik vermoedde dat ze bang was mij in moeilijkheden te brengen; ze was voorzichtig. Ik had medelijden met haar, weggejaagd door gemene, schunnige leugens. Ik wist dat mevrouw Ironwood, ook al had ze haar zelf ontslag laten nemen, een manier zou vinden om juffrouw Stevens te belasteren en haar te beladen met de smet van immoreel gedrag, zodat ze moeilijk een andere baan zou kunnen vinden.

Eindelijk vond ik een brief toen ik op een middag thuiskwam, maar die was van Louis.

Lieve Ruby,

Het spijt me dat het zo lang geduurd heeft voor ik je schrijf, maar ik

wilde het pas doen als ik het helemaal zelf kon. Wat je nu leest is een volledig eigenhandig geschreven brief; ik zie elke letter en elk woord dat ik neerschrijf. Eindelijk ben ik van niemand meer afhankelijk om de eenvoudigste karweitjes voor me op te knappen. Ik hoef niemand mijn geheime gedachten toe te vertrouwen of mijn verlegenheid opzij te zetten voor de nederigste gunsten. Ik ben weer een volledig mens, en nogmaals, dankzij jou.

De artsen verzekeren dat mijn gezichtsvermogen zich voor bijna honderd procent hersteld heeft. Ik doe een paar oogspieroefeningen en draag voorlopig lenzen. Maar ik ben niet zoveel tijd meer met mezelf bezig. Ik ben het grootste deel van de dag in het conservatorium te vinden, waar ik met de grootste muziekdocenten ter wereld werk. En ze zijn allemaal onder de indruk van mijn prestaties!

Vanavond geef ik een recital in de zaal van de school, en behalve alle docenten met hun echtgenotes, komen er ook notabelen uit de stad. Ik probeer me niet zenuwachtig te maken, en weet je wat me helpt mijn nervositeit te overwinnen? Aan jou denken en aan de geweldige gesprekken die we samen hebben gehad.

En raad eens? Ik mag een deel van jouw symfonie spelen. Onder het spelen zal ik denken aan jouw lach en je zachte stem die me aanmoedigt. Ik mis je erg en ik verheug me erop je weer te zien. Of moet ik zeggen, je voor het eerst volledig te zien?

Ik kreeg een brief van mijn grootmoeder, en zoals gewoonlijk schreef ze ook een paar nieuwtjes over de school. Waarom heeft de schilderlerares, juffrouw Stevens, ontslag genomen? Het enige wat grootmoeder erover zegt is dat ze snel vervangen is.

Schrijf terug als je tijd hebt, en veel succes met je examens.

Als altijd,

Je allerbeste vriend, Louis

Ik legde zijn brief opzij en probeerde een antwoord te schrijven dat niet zou verraden hoe gedeprimeerd en ongelukkig ik me voelde, maar telkens als ik begon uit te leggen waarom juffruw Stevens er niet meer was, barstte ik in tranen uit, en die tranen rolden op het papier. Ten slotte krabbelde ik een haastig briefje, dat ik midden in de examens zat en hem gauw uitvoeriger zou schrijven.

Intussen was het al halverwege de tweede week voor ik iets van Beau hoorde. Hij verontschuldigde zich dat hij me niet gebeld had.

'Ik moest een familiebijeenkomst bijwonen en was het hele weekend weg,' beweerde hij. Toen ging hij verder. 'Je hebt geen idee hoe Daphne tekeer is gegaan over oudejaarsavond, toen ze mijn ouders gisteravond in een restaurant ontmoette. Ze deed of we allemaal hadden meegedaan aan een orgie.'

'Ik kan het me voorstellen.'

'Waarom klinkje zo somber? Komt het omdat je me mist, want dan...'

'Nee, Beau,' zei ik, en ik vertelde hem over juffrouw Stevens.

'Denk je dat het Gisselles schuld is?'

ik weet het wel zeker,' zei ik. 'Ze heeft al eens gedreigd precies datzelfde te doen als ik zou verraden dat ze weer kon lopen.'

'Heb je het haar rechtstreeks gevraagd?'

'Natuurlijk ontkent ze het,' zei ik. 'Het is nu niet belangrijk meer. De schade is aangericht, en ze heeft bereikt wat ze wilde: ik haat het om hier te zijn.'

'Beklaag je bij Daphne,' stelde hij voor. 'Misschien Iaat ze je thuiskomen.'

'Dat betwijfel ik,' antwoordde ik. 'Het doet er ook niet toe. Ik doe mijn werk en ploeter voort. Ik schilder niet veel. De nieuwe leraar is aardig, maar hij is geen juffrouw Stevens.'

'Goed, ik kom het aanstaande weekend,' beloofde Beau. 'Zaterdag, tegen het eind van de ochtend.'

'Oké.'

'Ruby, ik vind het afschuwelijk dat je zo bedroefd bent. Het maakt mij ook bedroefd,' zei hij.

Ik huilde, maar zorgde dat hij het niet merkte. Ik hield mijn adem in en zei dat ik moest ophangen, omdat ik mijn huiswerk nog moest afmaken.

Hij kwam zaterdag, en toen ik hem uit zijn auto zag stappen, voelde ik me weer een klein beetje vrolijker. In de keuken van het verblijf had ik een picknick klaargemaakt van sandwiches en appelsap. Toen de andere meisjes hem zagen, gaven ze jubelend en giechelend blijk van hun goedkeuring. Met een opgevouwen plaid onder mijn arm, holde ik naar buiten om hem te begroeten en naar een ander deel van de campus te gaan.

'Daphne zou toestemming geven dat Gisselle en ik de campus in het weekend konden verlaten, maar dat heeft ze nu natuurlijk niet gedaan,' legde ik uit, 'dus mogen we het terrein niet af.'

'Dat geeft niet. Het is hier mooi,' zei hij, om zich heen kijkend.

We liepen om de campus heen en spreidden de plaid uit op het grasveld. We leunden achterover op onze handen en staarden naar de blauwe lucht met de donzige witte wolkjes, en praatten zacht met elkaar. In het begin over onbelangrijke dingen. Hij vertelde over vrienden van hem in New Orleans, de vooruitzichten voor het komende honkbalseizoen en zijn studieplannen.

'Je moet weer gaan schilderen,' zei hij. 'Juffrouw Sevens zou het heel erg vinden, dat weet ik zeker.'

'Ik weet het. Maar op het ogenblik doe ik alles automatisch. Ik lijk net een robot als ik opsta, me aankleed, naar school ga, mijn huiswerk maak, studeer, ga slapen. Maar je hebt gelijk, ik moet weer verder met wat het belangrijkste voor me is.'

Ik ging rechtop zitten. Hij speelde met een grassprietje en probeerde mij ermee te kietelen. Maar ik voelde me geremd bij alles wat we deden. Iedereen kon ons zien. Er bestond geen privacy in Greenwood. Ik kon me zelfs voorstellen dat mevrouw Ironwood door een raam naar ons gluurde, wachtend tot we iets zouden doen wat ze verkeerd vond.

We aten onze sandwiches, praatten nog wat, en maakten een wandeling. Ik liet hem het gebouw van de school zien, de bibliotheek, de aula en de kantine. Al die tijd had ik het gevoel dat we werden gadegeslagen, gevolgd. Ik wilde niet met hem terug naar het studentenhuis. Ik was blij dat we Gisselle hadden weten te vermijden. Ten slotte liepen we in de richting van Clairborne House. Beau vond het een indrukwekkend oud huis, vooral de ligging, met bos tussen het huis en de school.

Het werd al laat, dus wandelden we terug naar zijn auto. Maar onderweg zagen we een pad dat dieper het bos in leidde, en Beau vond dat we moesten zien waar het op uitkwam. Ik wilde eerst niet, ik had nog steeds het gevoel dat we werden gadegeslagen. Ik keek zelfs achterom en opzij, bestudeerde de schaduwplekken die de late middagzon veroorzaakte, maar ik zag of hoorde niemand. Dus liet ik me meetrekken. We liepen steeds verder het kleine bos in, tot we het geluid hoorden van water dat over de rotsen stroomde. Na een bocht in de weg zagen we het: een kleine, maar krachtige stroom die een waterval had gevormd.

'Mooi is het hier,' zei Beau. 'Ben je hier nooit eerder geweest?'

'Nee, en niemand heeft het er ooit over gehad.'

'Laten we even gaan zitten. Ik heb trouwens toch geen haast om terug te gaan naar New Orleans,' zei hij. De manier waarop hij het zei beviel me niet erg.

'Je ouders weten toch dat je me bent komen opzoeken, hè, Beau?'

'Min of meer,' zei hij lachend.

'Hoe bedoel je "min of meer"?'

ik zei dat ik een eindje ging rijden,' antwoordde hij schouderophalend.

'Alleen maar een eindje rijden? Maar je bent helemaal naar Baton Rouge gereden!'

'Dat Is toch een eindje rijden?' zei hij lachend.

'O, Beau, je komt weer in moeilijkheden, hè?'

'Het is het waard om jou te zien, Ruby.' Hij legde zijn handen op mijn schouders en drukte zijn lippen op de mijne. Hier, in de eenzaamheid van het bos, durfde hij meer genegenheid te tonen. Maar ik bleef zenuwachtig. We waren nog steeds op het terrein van Greenwood, en in mijn sombere verbeelding zag ik de IJzeren Dame met een verrekijker achter een boom staan. Beau voelde mijn nervositeit en spanning.

'Wat is er? Ik dacht dat je me graag zou willen zien,' zei hij, kennelijk teleurgesteld.

'Het gaat niet om jou, Beau. Ik voel me hier niet op mijn gemak, zelfs niet met jou naast me. Ik heb nog steeds het gevoel... zoals mijn grootvader Jack altijd zei, of ik op de rug van een slapende alligator sta.'

Beau lachte. 'Er is hier niemand anders dan wij en de vogels,' zei hij, terwijl hij me weer kuste. 'Geen alligators.' Hij gaf me een zoen in mijn hals. 'Laten we de plaid uitspreiden en even rusten.'

Ik liet toe dat hij de plaid onder mijn arm vandaan haalde en zag hoe hij die uitspreidde over een stuk gras. Hij ging er languit op liggen en wenkte me. Ik keek weer om me heen, en toen ik aarzelde, stak hij zijn hand naar me uit en trok me naar hem toe.

In zijn armen vergat ik even waar ik was. We kusten elkaar lang en hartstochtelijk. Zijn handen gingen omhoog langs mijn armen en over mijn borsten. Het duurde niet lang of het ruisen van mijn bloed concurreerde met het ruisen van het water over de rotsen, de geluiden binnenin me waren even luid als die daarbuiten. Ik voelde me meegesleept door Beaus liefkozingen; elke kus, elke aanraking verjoeg mijn sombere droefheid, tot ik hem even vurig en hartstochtelijk kuste als hij mij. Ik voelde zijn handen onder mijn blouse, ze schoven mijn kleren opzij, zodat we dichter bij elkaar konden zijn, huid tegen huid, hart tegen hart. Ik gaf me er gretig aan over en hij betastte me, hield me vast, prevelde beloftes en liefdesbetuigingen. Ergens in het bos hoorde ik het geluid van een specht. Zijn tik, tik, tik klonk steeds sneller en luider, tot het klonk of hij het hele bos omverhaalde. Het water stroomde luid naast ons. Mijn gekreun werd sterker en we kwamen hunkerend tot elkaar, bevredigden elkaar met een volledige overgave.

Toen het voorbij was, voelde ik de tranen over mijn wangen stromen. Mijn hart bonsde zo hard, dat ik dacht dat ik flauw zou vallen. Beau lag op zijn rug, hijgend van verbazing.

'En ik dacht dat football inspannend was,' schertste hij. Toen werd hij serieus en keek me diep in de ogen. 'Gaat het?'

'Ja,' zei ik, toen ik weer op adem was gekomen. 'Maar misschien houden we meer van elkaar dan onze lichamen kunnen verdragen.'

Hij lachte. 'Ik kan niemand bedenken in wier armen ik liever zou sterven,' antwoordde hij, en ik moest lachen.

We trokken onze kleren recht, borstelden elkaar af en liepen terug door het bos. Ik moest toegeven dat ik me zorgelozer en opgewekter voelde dan ik de afgelopen twee weken voor mogelijk had gehouden.

'Ik ben zo blij dat je me bent komen opzoeken. Beau. Ik hoop dat je niet te veel moeilijkheden krijgt.'

'Het was de moeite waard,' zei hij weer.

We namen afscheid bij de auto, terwijl sommige meisjes ons achter de ramen gadesloegen.

'Ik kan niet geloven dat Gisselle zich niet één keer heeft laten zien vandaag,' zei Beau.

'Ik weet het. Maar wat ze ook in haar schild voert, ik weet zeker dat het iets gemeens is.' Beau lachte. We namen snel afscheid, en ik bleef staan om hem na te kijken toen hij wegreed. Ik ging pas naar binnen toen zijn auto volledig uit het zicht verdwenen was. Toen boog ik mijn hoofd en slenterde naar binnen.

'Ik zou maar opschieten als ik jou was,' waarschuwde Sarah Peters me toen ik binnenkwam.

'Waarom?'

'We hebben het net gehoord: Onze afdeling is uitgekozen voor een onverwachte inspectie. De IJzeren Dame kan elk moment hier zijn,' legde ze uit.

inspectie? Inspectie waarvan?'

'Alles. Onze kamers, onze badkamers, alles. Ze heeft geen bevel tot huiszoeking nodig, weet je.'

Toen ik in onze afdeling arriveerde, vond ik alle meisjes in paniekerige toestand, zelfs Gisselle. Ze waren aan het schoonmaken en opruimen. Alle kamers zagen er keurig uit. Samantha had haar best gedaan op die van ons.

'Wij komen als eerste,' vertelde Vicki me. 'Ze doet het in alfabetische volgorde.'

'Hoe was het bezoek van Beau?' informeerde Gisselle.

Ik keek haar kwaad aan; ik was nog niet over mijn woede heen.

'Waarom heb je ons niet bespioneerd?' vroeg ik. Ze lachte - maar nerveus, meende ik.

'Ik had iets beters te doen,' antwoordde ze en ging snel terug naar haar kamer.

Ongeveer een halfuur later kwam mevrouw Ironwood, begeleid door mevrouw Penny en Deborah Peck, die een klembord bij zich had en alle goede en slechte aantekeningen van mevrouw Ironwood noteerde. De inspectie begon in de kamer van Jackie en Kate. Vervolgens was die van Gisselle aan de beurt. Ik verwachtte klachten te zullen horen, maar mevrouw Ironwood kwam met een tevreden blik naar buiten. Ze verscheen in de deuropening van onze kamer en keek om zich heen.

'Goedemiddag, meisjes,' zei ze tegen Samantha en mij. Samantha keek doodsbenauwd en gaf een nauwelijks verstaanbaar antwoord. Mevrouw Ironwood liep naar een van de ladenkasten en gleed met haar vingers over de bovenkant. Ze keek naar haar vingers.

'Heel goed,' zei ze. 'Ik ben blij dat jullie je kamers schoonhouden en ze als je thuis beschouwen.' Ze deed de deur van de klerenkast open en bestudeerde onze kleren, knikte, en keek toen naar mijn ladenkast. Ze trok de bovenste la open, keek erin en knikte. 'Keurig,' zei ze. Samantha glimlachte naar mij. Mevrouw Ironwood bukte zich en trok de derde la open. Ze staarde er even in en draaide zich toen naar me om.

'Is dit jouw kast?'

'Ja,' zei ik. Ze knikte, draaide zich weer om naar de la en haalde er een fles rum uit. 'Had je die niet een beetje beter kunnen verbergen?' vroeg ze sarcastisch.

Mijn mond viel open. Ik keek naar mevrouw Penny, die me verbaasd en teleurgesteld aanstaarde. Deborah Peck glimlachte flauwtjes.

'Die is niet van mij.'

'Je hebt net gezegd dat het jouw kast is. Bergen andere mensen dingen in jouw kast?'

'Nee, maar...'

'Dan is deze van jou,' zei ze. Ze gaf hem aan mevrouw Penny. 'Gooi weg,' beval ze. Tegen Deborah zei ze: Tien slechte aantekeningen.' Ze keek me woedend aan. 'Over je straf zal nog beslist worden. Je hoort het aan het eind van de dag. Tot die tijd blijf je in je kamer.'

Ze draaide zich om en liep met grote passen de kamer uit. Mevrouw Penny hield de fles heel voorzichtig vast, of het vergif was. Ze keek me hoofdschuddend aan.

'Ik schaam me over je, Ruby.'

'Hij is niet van mij, mevrouw Penny.'

ik schaam me,' herhaalde ze, en volgde mevrouw Ironwood en Penny naar buiten. Zodra ze weg waren, holden alle meisjes van onze afdeling naar onze kamer.

'Wat heeft ze gevonden?' vroeg Jackie.

ik ben ervan overtuigd dat jullie het allemaal weten,' zei ik droogjes.

'Wat weten?' vroeg Gisselle, die erbij kwam staan.

'De rum die jullie in mijn la hebben gestopt.'

'Zie je wel? Daar begint ze weer. Mijn schuld. Ik ben niet de enige hier, Ruby. Er kunnen andere meisjes van andere afdelingen in je kamer zijn geweest. Je bent niet bepaald het populairste meisje op de campus. Misschien is iemand jaloers op je.'

iemand?' vroeg ik met een glimlach.

'Of misschien,' zei ze, met haar handen op haar heupen, 'was die fles van jou.'

Ik lachte en schudde mijn hoofd.

'Ik ben benieuwd wat voor straf je krijgt,' zei Samantha.

'Het doet er niet toe. Het kan me niet schelen,' zei ik, en ik meende het. Het kon me niet schelen.

Vlak voor het eten kwam mevrouw Penny me vertellen dat ik die avond alle badkamers op school moest boenen. De conciërge zou klaarstaan met water en zeep en een borstel. Ik moest het een maandlang elke zaterdagavond na het eten doen.

Ik aanvaardde mijn straf met een kalme berusting die Gisselle ergerde en de andere meisjes verraste en imponeerde. Ze hoorden geen klacht van me, zelfs als het betekende dat ik niet naar de film kon of naar een bal. Ik wist dat de conciërge, meneer Huil, medelijden met me had, en hij had zelfs iets van mijn werk gedaan toen ik kwam.

'Deze badkamers zullen er nog nooit zo mooi hebben uitgezien op maandagmorgen,' zei hij.

Hij had gelijk. Toen ik besefte dat ik niet onder mijn straf uit zou komen zonder nog meer moeilijkheden te veroorzaken, viel ik er enthousiast op aan. Het maakte het draaglijk. Ik poetste vlekken weg die ingeroest leken, en de spiegels glansden zo helder, dat er geen vlekje op te bekennen was. Maar op de derde zaterdag ontdekte ik dat iemand de toiletten in een van de badkamers verstopt had en steeds weer had doorgetrokken zodat het water over de grond spoelde. Het was een walgelijke troep en meneer Huil kwam me helpen. Hij dweilde als eerste. Maar toch werd ik misselijk van de stank, en ik moest frisse lucht hebben om niet over te geven.

Twee dagen later werd ik kotsmisselijk wakker en moest naar de badkamer hollen om over te geven. Ik dacht dat ik een virus had of vergiftigd was door de scherpe schoonmaakmiddelen die ik aan mijn handen kreeg als ik de badkamers schoonmaakte. Toen ik 's middags weer misselijk werd, vroeg ik verlof om de klas te verlaten en ging naar de ziekenzaal.

Mevrouw Miller, onze schoolverpleegster, liet me zitten en vroeg me al mijn symptomen te beschrijven. Ze keek heel bezorgd.

ik voel me vermoeider dan gewoonlijk,' gaf ik toe, toen ze informeerde naar mijn energie.

'Ben je vaker dan normaal naar het toilet geweest om te plassen?'

Ik dacht even na. 'Ja,' zei ik.

Ze knikte. 'Wat nog meer?'

'Ik voel me soms duizelig. Ik loop gewoon en dan begint alles om me heen te draaien.'

'O. Ik neem aan dat je je ongesteldheid bijhoudt,' zei ze, 'en tenminste enigszins weet wanneer die hoort te komen.'

Mijn hart stond stil.

'Heb je er een overgeslagen?' vroeg ze snel, toen ze mijn gezicht zag.

'Ja, maar... dat is weieens eerder gebeurd.'

'Heb je jezelf de laatste tijd in de spiegel bekeken en een verandering in je lichaam opgemerkt, vooral je borsten?' vroeg ze.

Ik had kleine nieuwe adertjes gezien, maar ik zei dat ik dacht dat dat kwam omdat ik nog in de groei was.

'Je bent zo volgroeid als je ooit zult zijn,' zei ze. 'Ik vrees dat het erop lijkt dat je zwanger bent, Ruby. Jij alleen weet of dat mogelijk is. Is het dat?'

Ik had het gevoel of ze een emmer ijskoud water over me had heen-gegooid. Even voelde mijn hele lichaam verdoofd, en de spieren in mijn gezicht weigerden de dienst. Ik kon geen antwoord geven. Ik geloof dat zelfs mijn hart niet langer klopte. Het was of ik vlak voor haar ogen in steen veranderd was. 'Ruby?' vroeg ze weer.

Ik begon te huilen.

'O, kindje,' zei ze. 'Arm kind.'

Ze sloeg haar armen om me heen en bracht me naar een van de bedden. Ze zei dat ik moest gaan liggen en rusten. Ik herinner me dat ik, terwijl ik daar lag en mezelf begroef onder een berg van zelfmedelijden, mijn lot haatte en vervloekte. Ik vroeg me af waarom de liefde zo verrukkelijk moest zijn als ze me in een dergelijke toestand kon brengen. Het leek of er een gruwelijke grap met me was uitgehaald, maar natuurlijk kon ik het niemand anders verwijten dan mezelf. Ik gaf niet eens Beau de schuld, want ik wist dat ik de macht had gehad om nee te zeggen, te weigeren, maar verkozen had dat niet te doen.

Een tijdje later, toen mijn ergste huilbui voorbij was, schoof mevrouw Miller een stoel naast me en ging zitten.

'We zullen je familie op de hoogte moeten stellen,' zei ze. 'Dit is een

heel persoonlijk probleem, en jij en je familie zullen een paar belangrijke besluiten moeten nemen.'

'Alstublieft,' zei ik, terwijl ik haar hand vastpakte, 'zeg het tegen niemand.'

'Ik zal het tegen niemand anders zeggen dan tegen je familie en natuurlijk mevrouw Ironwood.'

'Nee, alstublieft, ik wil niet dat iemand het nu al weet.'

'Dat kan ik niet doen. Dat is een te grote verantwoordelijkheid, kindlief. Na de aanvankelijke schok zal je familie je zeker steunen, en zullen jij en je familie de juiste beslissingen nemen.'

'Beslissingen?' Er leek maar één beslissing mogelijk - zelfmoord, of tenminste weglopen.

'Of je de baby wilt hebben, of een abortus, of je het de vader wilt vertellen... dat soort beslissingen. Dus je ziet dat het een te grote verantwoordelijkheid voor ons is om het te verzwijgen. Anderen moeten het weten. Als we hen niet op de hoogte zouden stellen, zouden we tekortschieten in onze taak. Ik zou onverantwoordelijk worden gevonden en zou me moeten verantwoorden. Het minste wat er zou gebeuren is dat ik ontslagen werd.'

'O, nee, dat wil ik niet, mevrouw Miller. Ik ben al verantwoordelijk voor het ontslag van iemand hier. Ik wil niet nog iemand op mijn geweten hebben. Doe wat u doen moet, en maakt u zich over mij geen zorgen,' zei ik.

'Kom, kom, meisje. Natuurlijk maken we ons zorgen over je. Er zijn meer meisjes geweest die in deze omstandigheden verkeerden, weetje. Het is niet het eind van de wereld, al lijkt het nu misschien wel zo.' Ze glimlachte. 'Het komt heus in orde,' beloofde ze, en gaf me een klopje op mijn hand. 'Rust nu eerst maar uit. Ik zal doen wat ik doen moet, en ik zal het heel discreet doen.'

Ze ging weg en ik bleef liggen, hopend dat het plafond zou instorten en de dag vervloekend waarop ik de bayou had verlaten.

Bijna een uur later kwam mevrouw Ironwood samen met mevrouw Miller, om me te vertellen dat Daphne de limousine voor me stuurde. Ik kon de zelfvoldane glinstering in haar ogen zien toen ze sprak.

'Beheers je en ga terug naar je kamer. Pak je spullen, alles. Je komt niet meer terug in Greenwood,' beval ze.

'Dat is tenminste één goed ding,' zei ik.

Ze werd vuurrood en trok haar schouders op. 'Het verbaast me niets. Het was slechts een kwestie van tijd voor je je eigen ondergang zou bewerkstelligen. Zo gaat het altijd met jouw soort,' snauwde ze, en ging weg voor ik kon antwoorden.

Het kon me allemaal niet meer schelen. Ironisch genoeg had Gisselle gelijk gehad: Greenwood was een afschuwelijk oord zolang die vrouw het bestuurde. Ik verliet het gebouw en keerde terug naar mijn kamer om te pakken. Tegen de middag was ik bijna klaar, toen Gisselle tijdens de lunchpauze binnengehold kwam. Ze stormde onze afdeling op en riep

luidkeels mijn naam. Toen ze zag dat ik mijn koffers gepakt had en mijn kast en laden leeg waren, viel haar mond open.

'Wat gebeurt hier?' vroeg ze, en ik vertelde het haar. Even was ze sprakeloos. Ze ging op mijn bed zitten.

'Wat ga je doen?'

'Wat kèn ik doen? Ik ga naar huis. De limousine komt straks.'

'Maar dat is niet eerlijk. Dan blijf ik hier helemaal alleen achter.'

'Helemaal alleen? Je hebt de andere meisjes, en je wilde toch nooit iets met mij samen doen, Gisselle. We zijn zusjes, maar hier waren we meestal vreemden voor elkaar.'

'Ik blijf hier niet. Ik doe het niet,' hield ze vol.

'Dat zul je met Daphne moeten regelen,' zei ik.

Verontwaardigd liep ze de kamer uit om te gaan telefoneren, maar ze kwam niet terug om haar koffers te pakken, dus ik veronderstelde dat Daphne haar verzoek had geweigerd. Voorlopig tenminste.

Een halfuur later kwam mevrouw Penny me met een bedrukt gezicht vertellen dat de limousine er was. Ze voelde oprecht met me mee en ze hielp me door een paar dingen naar mijn auto te brengen.

'Ik ben erg teleurgesteld in je,' zei ze. 'En mevrouw Ironwood ook.'

'Mevrouw Ironwood is niet teleurgesteld, mevrouw Penny. U werkt voor een monster. Op een dag zult u dat inzien en dan gaat u ook weg.'

'Weggaan?' Ze keek of ze in lachen wilde uitbarsten. 'Waar zou ik naartoe moeten?'

'Ergens waar de mensen geen huichelaars zijn en niet gemeen zijn tegen elkaar, waar je niet beoordeeld wordt naar je bankrekening, waar aardige en talentvolle mensen als juffrouw Stevens niet worden achtervolgd omdat ze eerlijk zijn en om een ander geven.'

Ze staarde me even aan en zei toen met een heel ernstig gezicht: 'Dat utopia bestaat niet, maar mocht je zo'n plaats vinden, stuur me dan een kaartje en laat me weten hoe ik er kom.'

Ze liet me alleen en ging naar binnen om haar plichten als surrogaat- moeder voor al die meisjes weer te hervatten. Ik stapte in de limousine en we reden weg.

Ik keek niet één keer achterom.

Bij mijn thuiskomst kwam Edgar naar buiten en hielp de chauffeur met het naar boven brengen van mijn bagage. Hij vertelde me dat Daphne niet thuis

was.

'Maar madame heeft gevraagd of je in huis blijft en met niemand spreekt tot ze terug is,' zei hij. Ik vroeg me af of hij wist waarom ik was teruggekomen. Hij wist dat het iets verschrikkelijks was, maar hij liet niet merken of hij ook de details kende. Nina was een ander verhaal. Ze wierp één blik op me toen ik de keuken binnenkwam om haar te begroeten en zei: 'Je verwacht een baby, meisje.'

'Daphne heeft het je verteld.'

'Ze was zo aan het razen en tieren dat zelfs de doden op het kerkhof haar gehoord moeten hebben. Toen kwam ze hier en vertelde het me zelf.'

'Het is mijn schuld, Nina.'

'Er zijn twee nodig voor de baby-magie,' zei ze. 'Het is niet alleen jouw schuld.'

'O, Nina, wat moet ik doen? Ik maak fouten die niet alleen mijn eigen leven verwoesten, maar ook dat van anderen.'

'Een machtig iemand heeft een vloek over je uitgesproken. Geen enkele goede gris-gris van Nina heeft die kunnen wegnemen,' zei ze peinzend. 'Je kunt het best naar de kerk gaan en Sint Michiel om hulp vragen. Hij is degene die je helpt je vijanden te overwinnen,' adviseerde ze.

We hoorden de voordeur open- en dichtgaan en toen het scherpe geklik van Daphnes hakken in de gang, gevolgd door de komst van Edgar.

'Madame Dumas is hier, mademoiselle. Ze wil je in haar kantoor spreken,' zei hij.

'Ik spreek nog liever met de duivel,' mompelde ik.

Nina sperde angstig haar ogen open.

'Zeg dat nooit meer, hoor je? Papa La Bas heeft scherpe oren.'

Ik ging naar het kantoor. Daphne zat achter haar bureau te telefoneren. Ze trok haar wenkbrauwen op toen ik binnenkwam en knikte naar de stoel voor het bureau, terwijl ze bleef praten.

'Ze is nu thuis, John. Ik kan haar onmiddellijk naar je toesturen. Ik reken natuurlijk op je discretie. Natuurlijk. Dat waardeer ik. Dank je.'

Ze legde de hoorn langzaam neer en leunde achterover. Tot mijn verbazing schudde ze langzaam haar hoofd en glimlachte.

'Ik moet eerlijk zijn,' begon ze. ik had altijd verwacht dat Gisselle in die omstandigheden tegenover me zou zitten, niet jij. Ondanks je achtergrond heb je zowel mij als je vader de indruk gegeven dat jij de nuchterste van de twee was, de verstandigste, en zeker de intelligentste.

'Maar,' ging ze verder, 'zoals je weet, boekenwijsheid maakt nog geen beter mens van je, wel?'

Ik probeerde te slikken, maar kon het niet.

'Wat ironisch. Ik, die alle recht had een kind ter wereld te brengen, die hem of haar het beste kon geven, kon geen kinderen krijgen, en jij, als een soort konijn, gaat gewoon je gang en verwekt een kind met je vriendje, zo nonchalant of je iets eet of een wandeling maakt. Je hebt het er altijd over hoe oneerlijk dit is en hoe oneerlijk dat is. Nou, hoe vind je de kaarten die Ik in handen heb gekregen? En dan, als zout in de wonde, moet ik jou in dit huis opnemen als lid van het gezin, en toezien hoe jij een kind verwacht terwijl je niet eens het recht hebt zwanger te zijn.'

'Het was niet mijn bedoeling dat het zou gebeuren,' zei ik.

Ze gooide haar hoofd achterover en lachte.

'Hoe vaak sinds Eva Kaïn en Abel baarde, hebben vrouwen die stupide opmerking gemaakt?' Haar ogen werden donkere spleten. 'Wat dacht je dan dat er zou gebeuren? Je dacht dat je zo heet als een geit of een aap kon zijn en je vriendje even heet kon maken, zonder voor de gevolgen te hoeven opdraaien? Dacht je dat je net als ik was?'

'Nee, maar...'

'Vergeet die "maren",' zei ze. 'Het ongeluk, zoals ze zeggen, is gebeurd. En nu, zoals altijd, valt mij de taak ten deel de zaak recht te zetten, te corrigeren en te regelen. Zo was het ook toen je vader nog leefde, geloof me.

'De limousine staat voor,' ging ze verder. 'De chauffeur heeft zijn instructies. Je hebt niets nodig. Ga naar buiten en stap in de auto,' beval ze.

'Waar ga ik naartoe?'

Ze staarde me even aan.

'Een vriend van me is arts in een kliniek buiten de stad. Hij verwacht je. Hij zal je aborteren en je, zonder onvoorziene complicaties, direct weer naar huis sturen. Je kunt een paar dagen op verhaal komen, en dan ga je terug naar de openbare school hier. Ik heb al een verklaring verzonnen. Door de dood van je vader ben je zo gedeprimeerd dat je niet langer van huis weg kunt blijven. Je hebt de laatste tijd hier voortdurend met een lang gezicht rondgelopen, dus de mensen zullen het wel geloven.'

'Maar...'

'Ik heb je gezegd - geen "maar". Laat de dokter niet wachten. Hij bewijst me een grote gunst.'

Ik stond op.

'Nog één ding,' ging ze verder. 'Je hoeft geen moeite te doen om Beau te bellen. Ik kom net van zijn huis. Zijn ouders zijn even ontsteld over hem als ik over jou en hebben besloten hem de rest van het schooljaar weg te sturen.'

'Weg? Waarheen?'

'Ver weg,' zei ze. 'Hij gaat bij familie in Frankrijk wonen en daar op school.'

'Frankrijk!'

'Precies. Ik denk dat hij dankbaar is dat hij geen ergere straf krijgt. Als hij je ooit spreekt of schrijft en zijn ouders ontdekken het, dan wordt hij onterfd. Dus als je zijn leven ook wilt verwoesten, probeer dan met hem in contact te komen.

'Ga nu,' vervolgde ze met vermoeide stem. 'Dit is de eerste en laatste keer dat ik je misstap goedmaak. Van nu af aan ben jij de enige die te lijden zal hebben onder welke indiscreties je ook begaat. Ga!' beval ze, en wees naar de deur, met haar lange wijsvinger in de lucht prikkend. Ik had het gevoel of ze hem in mijn hart prikte.

Ik draaide me om en liep naar buiten. Zonder een moment stil te houden verliet ik het huis en stapte in de limousine. Ik had me nog nooit zo verward of ontmoedigd gevoeld. Ik leek te worden meegesleept door de gebeurtenissen. Het leek of ik zelf geen keus meer kon maken, alsof een krachtige stroming me in mijn kano meesleurde door de kreek in de bayou, en ik vruchteloos probeerde me met mijn vaarstok in een andere richting te sturen.

Ik kon alleen maar achteroverleunen en me door het water naar een van tevoren vastgesteld einde laten voeren.

Ik sloot mijn ogen en opende ze pas weer toen de chauffeur zei: 'We zijn er, mademoiselle.'

We moesten minstens een halfuur gereden hebben; we bevonden ons in een dorp waar alle winkels dicht waren. Daphne kennend, had ik verwacht dat ik naar een duur, modern ziekenhuis zou worden gebracht, maar de limousine stopte achter een donker, vervallen gebouw. Het leek niet op een kliniek, zelfs niet op de praktijk van een arts.

'Is dit wel het juiste adres?' vroeg ik.

'Hier moest ik u naartoe brengen,' zei de chauffeur. Hij stapte uit en opende het achterportier. Langzaam kwam ik de auto uit. De deur aan de achterkant van het gebouw ging piepend open en een dikke vrouw met haar dat de kleur en substantie had van een schuurspons keek naar buiten.

'Hierheen,' beval ze. 'Gauw.'

Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat ze een verpleegstersuniform droeg. Ze had onderarmen als deegrollers en heel brede heupen, waardoor ze er uitzag of het bovendeel van haar lichaam er na latere overweging op was gezel. Ze had een dikke moedervlek op haar kin waaruit een paar haren groeiden. Ze kneep haar dikke lippen ongeduldig samen.

'Schiet op,' snauwde ze.

'Waar ben ik?' vroeg ze.

'Waar denk je datje bent?' antwoordde ze, en deed een stap achteruit om me binnen te laten. Ik deed het behoedzaam. De achteringang kwam uit op een lange, slecht verlichte gang met vaalgele muren. De vloer was versleten en vuil.

'Is dit een... kliniek?' vroeg ik.

'De praktijk van de dokter,' zei ze. 'Eerste deur rechts. De dokter komt zo bij je.'

Ze liep voor me uit en verdween in een andere kamer links. Ik opende de deur van de eerste kamer aan mijn rechterhand en zag een onderzoektafel met beugels. Op de tafel lag een stuk vloeipapier. Rechts stond een metalen tafel met een bak vol instrumenten. Tegen de verste wand was een aanrecht met een pan water waarin schijnbaar eerder gebruikte instrumenten lagen te weken. De muren van de kamer waren van hetzelfde doffe geel als de muren van de gang. Er hingen geen foto's of schilderijen, geen ingelijste diploma's, er was zelfs geen raam. Maar er was nog een deur, die openging en een lange, magere man binnenliet met borstelige wenkbrauwen en dun gitzwart haar dat plat op zijn hoofd lag en aan de zijkanten kortgeknipt was.

Hij keek naar me en knikte, maar hij zei geen goedendag. In plaats daarvan liep hij naar het aanrecht en begon zijn handen te wassen.

'Ga op de tafel zitten,' beval hij, met zijn rug naar me toe.

De dikke vrouw kwam binnen en begon de chirurgische instrumenten recht te leggen. De dokter draaide zich om en keek naar me. Hij trok vragend zijn wenkbrauwen op.

'De tafel,' zei hij weer, met een knikje.

'Ik dacht... dat ik naar een ziekenhuis zou worden gebracht,' zei ik.

'Ziekenhuis?' Hij keek naar de verpleegster, die zwijgend haar hoofd schudde, zonder op te kijken. 'Dit is de eerste keer, hè?' vroeg hij.

'Ja,' zei ik met overslaande stem. Mijn hart bonsde en ik voelde de zweetdruppels in mijn hals en op mijn voorhoofd.

'Nou, het duurt niet lang,' zei hij. Zijn verpleegster pakte een instrument dat eruitzag als grootvader Jacks handboor. Ik voelde mijn maag draaien.

'Dit is een vergissing,' zei ik. 'Ik zou naar een kliniek gaan.'

Hoofdschuddend deinsde ik achteruit. Dokter noch verpleegster had zich zelfs maar voorgesteld.

'Dit kan niet kloppen,' zei ik.

'Nu moet je eens goed naar me luisteren, jongedame. Ik bewijs je moeder een gunst. Ik ben na een haastig diner thuis vertrokken om hierheen te gaan. Dit is niet het moment voor dwaasheid.'

'Dwaasheid is wat je hier gebracht heeft,' zei de dikke vrouw met gefronste wenkbrauwen. 'Als je speelt, moet je betalen,' voegde ze eraan toe. 'Ga op de tafel liggen.'

Ik schudde mijn hoofd.

'Nee. Dit kan niet. Nee,' zei ik weer. Ik liep achteruit naar de deur en vond de knop. 'Nee.'

ik heb geen tijd voor flauwekul,' waarschuwde de dokter.

'Het kan me niet schelen. Dit deugt niet.' Ik draaide me om en rukte de deur open. Een ogenblik later rende ik de smerige gang door naar de uitgang. De chauffeur zat achter het stuur in de auto te slapen, met zijn pet over zijn ogen getrokken en zijn hoofd achterover. Ik bonsde op het raam en hij kwam met een schok overeind.

'Breng me naar huis!' gilde ik.

Hij stapte snel uit en opende het achterportier.

'Madame zei dat het wel even zou duren,' zei hij verward.

'Rij nou maar,' schreeuwde ik. Hij haalde zijn schouders op, maar stapte weer in de auto en reed weg. Een paar ogenblikken later waren we weer op de snelweg. Ik keek achterom naar het donkere, sombere dorp. Het was of ik in een nachtmerrie terecht was gekomen en er weer uit ontsnapt.

Maar toen ik me omdraaide en voor me uit keek, trof de werkelijkheid van wat me te wachten stond me als een blikseminslag. Daphne zou razend zijn; ze zou mijn leven nog ellendiger maken. We naderden een splitsing in de weg. De pijl op het richtingbord wees naar links naar New Orleans, maar had ook een naar rechts wijzende pijl, naar Houma.

'Stop!' beval ik.

'Wat?' De chauffeur zette zijn voet op de rem en draaide zich om. 'Wat is er, mademoiselle?' vroeg hij.

Ik aarzelde. Mijn hele leven leek voor mijn ogen voorbij te trekken: grootmama Catherine die op me wachtte als ik uit school kwam, en ik, die naar haar toeholde met zwaaiende vlechten, haar omhelsde en probeerde haar zo snel ik kon te vertellen over alles wat ik op school had geleerd en gedaan. Paul, die in een kano een bocht om kwam en naar me wuifde, terwijl ik naar de oever holde om hem te begroeten, met een picknickmand onder de arm. Grootmama Catherines laatste woorden, mijn beloftes, en mijn vertrek met de bus naar New Orleans. Mijn aankomst in het huis in het Garden District. Papa's zachte, liefdevolle ogen, zijn opwinding toen hij besefte wie ik was... Alles vloog aan mijn ogen voorbij.

Ik maakte het portier van de auto open.

'Mademoiselle?'

'Ga maar terug naar New Orleans, Charles,' zei ik.

'Wat?' zei hij ongelovig.

'Zeg tegen madame Dumas... zeg dat ze eindelijk van me verlost is,' hakkelde ik, en begon in de richting van Houma te lopen.

Charles wachtte verward. Maar toen ik in het donker verdween, reed hij weg en de glanzende limousine vertrok zonder mij. De achterlichten werden steeds kleiner, tot ze volledig verdwenen waren en ik alleen op de snelweg achterbleef.

Een jaar geleden had ik Houma verlaten met de gedachte dat ik naar huis

ging-

De waarheid was dat ik nu terugkeerde naar het enige thuis dat ik ooit had gekend.