***
2. VER VAN DE BAYOU
Toen we door het Garden District naar de snelweg reden die ons naar Baton Rouge zou brengen, werd Gisselle onverwacht kalm. Ze drukte haar neus tegen het raam en staarde naar de olijfgroene tram, die ratelend over de esplanade reed. Ze keek met hongerige blik naar de mensen die op de terrassen van de cafés zaten, alsof ze de koffie en het versgebakken brood kon ruiken. New Orleans leek altijd te krioelen van de toeristen, mannen en vrouwen met camera's om hun hals en een reisgids in de hand, starend naar de huizen of de standbeelden. In sommige wijken van de stad heerste een kalm, loom ritme, en andere wijken waren druk en rumoerig. Maar de stad had karakter, een eigen leven, en het was onmogelijk hier te wonen zonder er deel van te gaan uitmaken of te voorkomen dat de stad een deel van jou werd.
Toen we onder het dak van brede kastanjebomen reden, langs de grote huizen en tuinen vol camelia's en magnolia's, voelde ik me plotseling melancholiek worden. Dat verbaasde me. Ik had niet beseft dat ik me hier thuis was gaan voelen. Misschien dankzij papa, dankzij Nina en Edgar en Wendy, en zeker dankzij Beau, had ik nu het gevoel dat ik hier thuishoorde. Ik realiseerde me dat ik dit deel van de wereld, dat ik bijna een jaar geleden was komen opeisen, zou missen.
Ik zou Nina missen, haar kookkunst en haar bijgeloof en rituelen om het kwaad af te wenden. Ik zou het gebabbel missen tussen haar en Edgar als ze ruzie maakten over de macht van een kruid of het boze oog. Ik zou Wendy missen, die zingend haar werk deed, en ik zou papa's stralende glimlach missen als hij me 's ochtends begroette.
Ondanks de spanningen die Daphne had veroorzaakt en die als een donkere wolk boven ons hoofd hadden gehangen, zou ik het grote huis missen, met zijn enorme entree, zijn indrukwekkende schilderijen en beelden, zijn prachtige, antieke meubels. Hoe opwindend had ik het in die eerste tijd gevonden om die grote, brede trap af te dalen als een prinses in een kasteel. Zou ik ooit die eerste avond kunnen vergeten toen papa me naar mijn kamer bracht, en ik het enorme bed zag met de donzen kussens en het beddegoed, allemaal met chintz overtrokken? Ik zou het schilderij boven mijn bed missen, de afbeelding van een jonge vrouw in een tuin die een papegaai voerde. Ik zou mijn grote kasten missen en mijn grote badkamer met een bad waarin ik uren en uren kon liggen.
Ik had het zo comfortabel gehad in ons huis, en, ja, ik moest bekennen dat ik een beetje verwend was. Opgegroeid in een Cajun-huis van cipressehout met een zinken dak, een huis met kamers die niet groter waren dan sommige kasten in het huis van de familie Dumas, móest ik wel onder de indruk komen van wat rechtens ook mijn huis was. Ik zou de avonden missen als ik op de patio zat te lezen, terwijl de gaaien en spotvogels om me heen vlogen en neerstreken op het hek van het prieel om naar me te staren. Ik zou de geur van de zee in de wind missen en het geluid van een misthoorn in de verte.
En toch had ik niet het recht ongelukkig te zijn, dacht ik. Papa had er veel geld voor over om ons naar deze privé-school te sturen, en dat deed hij om ons sombere, droevige dagen te besparen, zodat we van onze tienerjaren konden genieten zonder gehinderd te worden door de zware last van vroegere zonden, zonden die wij nog moesten leren begrijpen of zelfs ontdekken. Misschien zou er mettertijd weer wat vreugde terugkeren in papa's leven. Misschien konden we dan weer allemaal bij elkaar zijn.
Echt iets voor mij, te geloven in een blauwe lucht terwijl er alleen maar wolken aan de horizon waren, te geloven in vergevensgezindheid, waar alleen maar woede, jaloezie en egoïsme heersten. Had Nina maar echt een ritueel, een spreuk, een kruid, een oud bot dat we over het huis en zijn bewoners konden zwaaien om de donkere schaduwen in ons hart uit te bannen.
We namen een bocht en moesten wachten op een begrafenisstoet die voorbijging, iets dat mijn plotseling wanhopige stemming nog benadrukte.
'O, geweldig,' klaagde Gisselle.
'Een ogenblik geduld,' zei papa.
Zes zwarte mannen in zwarte pakken speelden op koperen instrumenten en zwaaiden heen en weer op de maat van de muziek. De rouwenden die volgden droegen opgerolde paraplu's, en de meesten wiegden op hetzelfde ritme mee. Ik wist dat Nina, als ze bij ons was, dit zou zien als een slecht voorteken en een van haar magische poeders zou rondstrooien. Later zou ze voor alle zekerheid een blauwe kaars branden. Instinctief bracht ik mijn hand omlaag en betastte de magische munt die ze me had gegeven.
'Wat is dat?' vroeg Gisselle.
'O, een amulet die Nina me heeft gegeven,' zei ik.
Gisselle lachte spottend. 'Geloof je nog steeds in dat stomme gedoe? Het stoort me. Doe het af. Ik wil niet dat mijn nieuwe vriendinnen weten wat een achterlijke zus ik heb,' beval ze.
'Jij kunt geloven wat jij wilt, Gisselle, ik geloof wat ik wil.'
'Papa, wil je tegen haar zeggen dat ze die malle amuletten en troep niet mee naar Greenwood kan nemen. Ze brengt de familie in diskrediet.' Ze draaide zich weer naar mij om. 'Het zal al moeilijk genoeg zijn om je achtergrond geheim te houden,' beweerde ze.
ik vraag je niet om iets over me geheim te houden, Gisselle. Ik schaam me niet voor mijn verleden.'
'Nou, dat kon je beter wèl doen,' zei ze hooghartig, starend naar de begrafenisstoet, alsof het haar ergerde dat iemand de euvele moed had om dood te gaan en begraven te worden op het moment dat zij voorbij wilde.
Zodra de stoet gepasseerd was, reed papa verder en nam de afslag naar de grote snelweg en Baton Rouge. Op dat moment drong de realiteit van wat er gebeurde weer tot Gisselle door.
'Ik laat al mijn vrienden achter. Het duurt jaren voor je goede vrienden krijgt, en nu zijn ze weg.'
'Als het zulke goede vrienden waren, waarom heeft er dan niet één afscheid van je genomen?' vroeg ik.
'Ze zijn kwaad omdat ik wegga,' antwoordde ze.
'Te kwaad om je uitgeleide te doen?'
'Ja,' snauwde ze. 'Bovendien heb ik gisteravond met iedereen getelefoneerd.'
'Sinds je ongeluk, Gisselle, hebben de meesten zich nauwelijks om je bekommerd. Je hoeft niet net te doen alsof. Het zijn wat je "goed-weer- vrienden" zou kunnen noemen.'
'Ruby heeft gelijk, lieverd,' zei papa.
'Ruby heeft gelijk,' bootste Gisselle hem na. 'Ruby heeft altijd gelijk,' mompelde ze zachtjes.
Toen het Pontchartrainmeer in zicht kwam, keek ik naar de zeilboten, die op het water geschilderd leken, en dacht aan oom Jean, en aan papa's bekentenis dat, wat als een afschuwelijk ongeluk met de boot was beschouwd, in werkelijkheid opzet was geweest van papa, in een vlaag van jaloerse razernij. Sindsdien had hij elke dag zijn daad betreurd; hij zou zijn leven lang spijt hebben en lijden onder schuldbesef. Maar nu ik maandenlang met papa en Daphne had samengewoond, wist ik zeker dat wat er tussen hem en oom Jean was gebeurd in de eerste plaats Daphnes schuld was, en niet die van papa. Misschien was dat nog een reden waarom ze mij niet om zich heen wilde hebben. Ze wist dat ik, telkens als ik naar haar keek, haar zag zoals ze was, sluw en doortrapt.
'Jullie zullen het leuk vinden op school in Baton Rouge,' zei papa, terwijl hij in de binnenspiegel naar ons keek.
'Ik haat Baton Rouge,' zei Gisselle.
'Je bent er maar één keer geweest, lieverd,' zei papa. 'Toen ik met jou en Daphne erheen ging voor mijn bespreking met het gemeentebestuur. Het verbaast me dat je je er nog iets van herinnert. Je was toen niet ouder dan zes of zeven.'
'Ik herinner het me nog heel goed. Ik herinner me dat ik niets liever wilde dan weer terug naar huis.'
'Nou, je zult nu meer leren kennen van onze hoofdstad en die leren waarderen. Ik weet zeker dat de school excursies zal organiseren naar de regeringsgebouwen, de musea, de dierentuin. Je weet toch wat de naam "Baton Rouge" betekent, hè?' vroeg hij.
'In het Frans betekent het "rode stok",' zei ik.
Gisselle keek kwaad. 'Dat wist ik ook. Ik zei het alleen niet zo gauw als zij,' merkte ze op tegen papa.
'Oui, maar weetje ook waarom het zo genoemd wordt?' Dat wist ik niet, en Gisselle had er ook geen idee van, maar het interesseerde haar niet. 'De naam slaat op een hoge cipres die ontdaan is van zijn schors en volgehangen met pas geslachte dieren, die vroeger de grens aangaf tussen de jachtgronden van de twee Indiaanse stammen,' legde hij uit.
'Leuk hoor,' zei Gisselle. 'Pas geslachte dieren, bah!'
'Het is onze op één na grootste stad en een van de grootste havens in het land.'
'Vol rook van de olie,' zei Gisselle.
'Nou, de ongeveer honderdvijftig kilometer lange kust naar New Orleans staat bekend als de Petrochemical Gold Coast, maar het is niet alleen olie. Er zijn ook grote suikerplantages. Het wordt ook wel de Sugar Bowl, de suikerpot, van Amerika genoemd.'
'Nu kunnen we de geschiedenislessen op school wel overslaan,' zei Gisselle.
Papa fronste zijn wenkbrauwen. Hij scheen niets te kunnen doen om haar op te vrolijken. Hij keek naar mij en ik knipoogde. Hij moest er even om lachen.
'Hoe heb je die school eigenlijk gevonden?' informeerde Gisselle plotseling. 'Waarom kon je geen school dichter bij New Orleans vinden?'
'Daphne heeft hem gevonden. Zij is op de hoogte van dit soort dingen. Het is een heel bekende en gerespecteerde school die al lang bestaat. Zij heeft een uitstekende reputatie en wordt gefinancierd door bijdragen en studiegelden van rijke burgers van Louisiana, maar voornamelijk door een schenking van de familie Clairborne, van het enige lid van de familie dat nog in leven is, Edith Dilliard Clairborne.'
'Wedden dat ze een uitgedroogde, honderdjarige heks is,' zei Gisselle.
'Ze is een jaar of zeventig. Haar nicht Martha Ironwood is de hoofdbestuurder. Wat je de directrice zou kunnen noemen. Dus je ziet, je komt terecht in de fraaie, oude traditie van het zuiden,' zei papa trots.
'Het is een school zonder jongens,' zei Gisselle. 'We kunnen net zo goed naar een klooster gaan.'
Papa bulderde van het lachen. 'Ik weet zeker dat het daar niets op lijkt, lieverd. Wacht maar af.'
ik popel van ongeduld. Dit is zo'n lange, vervelende rit. Zet tenminste de radio aan,' zei Gissele. 'En niet een van die zenders waar ze Cajun- muziek spelen. De top veertig,' beval ze.
Papa deed het, maar in plaats dat het haar opvrolijkte, viel ze in slaap, en de rest van de rit konden papa en ik rustig met elkaar praten. Ik vond het altijd heerlijk als hij vertelde over zijn reizen naar de bayou en zijn romance met mijn moeder.
'Ik heb haar een hoop beloftes gedaan die ik niet kon houden,' zei hij spijtig. 'Maar één belofte zal ik houden: ik zal zorgen dat jij en Gisselle van alles het beste krijgen, vooral de beste kansen. Natuurlijk,' ging hij glimlachend verder, 'wist ik van jouw bestaan niet af. Ik heb je komst in New Orleans altijd beschouwd als een wonder dat ik niet verdiende. Wat er daarna ook gebeurd is,' ging hij nadrukkelijk verder.
Ik was zoveel van hem gaan houden, dacht ik, terwijl tranen van blijdschap in mijn ogen sprongen. Gisselle kon dat niet begrijpen. Meer dan eens had ze geprobeerd me zover te krijgen dat ik mijn vader zou gaan haten. Ik dacht dat het was omdat ze jaloers was op de hechte band die tussen ons was ontstaan. Maar ze bleef me eraan herinneren dat hij mijn moeder in de bayou in de steek had gelaten, nadat hij haar zwanger had gemaakt terwijl hij met Daphne getrouwd was. En daarna had hij het nog erger gemaakt door zijn vader de baby te laten kopen.
'Wat voor man doet zoiets?' had ze gevraagd, me pijnigend met haar stekelige vragen en beschuldigingen.
'Mensen maken fouten als ze jong zijn, Gisselle.'
'Vergeet het maar. Mannen weten wat ze doen en wat ze van ons willen,' zei ze met samengeknepen ogen en een cynische uitdrukking op haar gezicht.
'Hij heeft er altijd spijt van gehad,' had ik geantwoord. 'En hij doet alles wat hij kan om het goed te maken. Als je van hem houdt, moet je je best doen om het hem wat makkelijker te maken.'
'Dat doe ik,' zei ze vrolijk. 'Ik help hem door hem alles voor me te laten kopen wat ik wil hebben.'
Ze is onverbeterlijk, dacht ik. Zelfs Nina en een van haar voodoo- koninginnen konden geen gezang en geen poeder bedenken om haar te veranderen. Maar op een goede dag zou iets haar veranderen. Ik wist het zeker; ik wist alleen niet wat of wanneer.
'Baton Rouge is in zicht,' kondigde papa een tijdje later aan. De torens van het capitool in het centrum van de stad staken hoog boven de bomen uit. Ik zag de reusachtige olieraffinaderijen en aluminiumfabrieken langs de oostelijke oever van de Mississippi. 'De school ligt hoger, dus je hebt een prachtig uitzicht.'
Gisselle werd wakker toen hij de hoofdweg verliet en de zijwegen nam, langs een aantal indrukwekkend uitziende vooroorlogse huizen die gerestaureerd waren: herenhuizen van twee verdiepingen met pilaren. We passeerden een mooi huis met Tiffany-ramen en een schommelbank op de onderste veranda, waarop twee kleine meisjes zaten, met goudbruine vlechten, identieke roze jurkjes en zwartleren schoenen. Ik nam aan dat ze zusjes waren, en fantaseerde dat Gisselle en ik samen opgroeiden in zo'n huis met papa en onze echte moeder. Wat had het allemaal anders kunnen zijn...
'Nog iets verder,' zei papa en knikte naar een heuvel. Na een laatste bocht zagen we de school. Eerst de grote ijzeren letters GREENWOOD boven de hoofdingang, die uit twee vierkante stenen pilaren bestond. Een smeedijzeren hek liep schijnbaar kilometers naar links en naar rechts. Ik zag groene struiken met kleine witte balletjes aan de voet van de struiken. Langs een groot deel van het hek groeiden trompetbloemen met oranje bloesems.
Aan beide kanten van de auto zagen we glooiende, groene gazons en hoge rode eiken, notebomen en magnolia's. Grijze eekhoorns sprongen sierlijk van tak tot tak, alsof ze konden vliegen. Een rode specht zat op een tak naar ons te kijken. Er waren stenen wandelpaden met lage heggen, en overal bevonden zich fonteinen, sommige met kleine stenen standbeelden van eekhoorns, konijnen en vogels.
Een enorme tuin leidde naar het hoofdgebouw - rijen en rijen bloemen, tulpen, geraniums, irissen en rode impatiens. Alles zag er keurig gesnoeid en onderhouden uit. Het gras was zo perfect dat het leek of het geknipt werd door een leger met scharen gewapende tuinlieden. Geen tak, geen blad, niets leek van zijn plaats. Het was of we in een schilderij terecht waren gekomen.
Voor ons doemde het hoofdgebouw op. Het was een gebouw van twee verdiepingen van antieke baksteen en grijs geschilderd hout. Donkergroene klimop slingerde zich rond de baksteen en de grote ramen. Een stenen trap leidde naar het brede portiek en de grote voordeuren. Rechts was een parkeerterrein met borden waarop stond GERESERVEERD VOOR FACULTEIT en GERESERVEERD VOOR BEZOEKERS. Het terrein stond vol auto's. Er waren ouders en jonge meisjes die elkaar begroetten, oude vriendinnen die elkaar verheugd terugzagen. Er heerste algemene opwinding. Er werd gelachen, en ik zag alleen maar stralende gezichten om me heen. Meisjes omhelsden en kusten elkaar, en iedereen praatte door elkaar heen.
Papa vond een plaats voor ons en het busje, maar Gisselle klaagde alweer.
'We staan te ver van de voordeur, en hoe moet ik elke dag die trap op? Dit is vreselijk.'
'Wacht nou even,' zei papa. 'Ze hebben me verteld dat er een speciale ingang is voor mensen in rolstoelen.'
'Geweldig. Waarschijnlijk ben ik de enige. Iedereen zal naar me kijken als ik elke ochtend word binnengereden.'
'Er zullen wel meer invalide meisjes hier zijn, Gisselle. Ze zouden niet alleen voor jou een ingang maken,' verzekerde ik haar, maar ze bleef met gefronst voorhoofd kijken naar het tafereel vóór ons.
'Kijk. Iedereen kent elkaar. We zijn waarschijnlijk de enige nieuwe leerlingen op school.'
'Onzin,' zei papa. 'Er is toch zeker een klas voor eerstejaars?'
'We zijn geen eerstejaars, we zitten in de hoogste klas,' bracht ik hem in herinnering.
'Ik zal eens gaan informeren wat we precies moeten doen,' zei papa, terwijl hij het portier opende.
'Naar huis gaan, dat moeten we doen,' zei Gisselle pissig. Papa zwaaide naar de chauffeur van onze bestelwagen, die naast onze auto stopte. Toen ging hij praten met een vrouw in een groene rok en jasje, die een klembord vasthield.
'Goed,' zei papa, toen hij terugkwam. 'Het is gemakkelijk. De ingang is hier vlakbij. Eerst ga je naar de administratie in de grote hal, en daarna gaan we naar het leerlingenverblijf.'
'Waarom gaan we niet eerst naar het leerlingenverblijf?' vroeg Gisselle. 'Ik ben moe.'
'Er is me gezegd dat ik je eerst hier moest brengen, lieverd, voor je informatiemap, je lesrooster, een plattegrond van het terrein, dat soort dingen.'
ik heb geen plattegrond nodig. Ik zit natuurlijk toch al die tijd in mijn kamer,' zei Gisselle.
'O, vast niet,' antwoordde papa. 'Ik zal je stoel voor je pakken, Gisselle.'
Ze kneep haar lippen op elkaar en leunde met over elkaar geslagen armen achterover. Ik stapte uit. De lucht was helblauw en de wolken waren donzig en zagen eruit als suikerspinnen. We hadden een prachtig uitzicht op de stad onder ons en daarachter op de Mississippi, met de vrachtschepen en andere boten die op en neer voeren. Ik had het gevoel dat we ons op de top van de wereld bevonden.
Papa hielp Gisselle in haar stoel. Ze hield zich stijf en werkte niet mee, zodat hij gedwongen was haar op te tillen. Toen ze eindelijk in de stoel zat, reed hij haar naar de ingang voor gehandicapten. Gisselle staarde vol afkeer recht voor zich uit. Een paar meisjes lachten naar ons en sommigen zeiden hallo, maar Gisselle deed net of ze niets zag en hoorde.
Via de zij-ingang kwamen we in de grote hal met marmeren vloeren en een hoog plafond, grote kroonluchters, en op de rechtermuur een enorm gobelin van een suikerplantage. De hal was zo groot, dat de stemmen van de meisjes erin weergalmden. Ze stonden in drie lange rijen, ingedeeld naar de eerste letter van hun achternaam. Zodra Gisselle de rijen in het oog kreeg, begon ze te kermen.
'Ik kan hier niet blijven zitten wachten,' klaagde ze luid genoeg dat een paar meisjes in de buurt het hoorden. 'Op onze school in New Orleans hoeven we dat niet te doen! Ik dacht dat je had gezegd dat ze het wisten en dat ze rekening zouden houden met mijn problemen.'
'Wacht even,' zei papa zachtjes. Toen ging hij praten met een lange, magere man in een donker kostuum met das. die de meisjes naar de juiste rij verwees en ze hielp een paar formulieren in te vullen. Hij keek even naar ons toen papa met hem sprak, en een ogenblik later gingen hij en papa naar het bureau waarop een bordje A-H stond. Papa sprak met de lerares achter het bureau en ze gaf hem twee pakjes. Hij bedankte haar en de lange man, en kwam snel bij ons terug.
'Oké,' zei papa. ik heb jullie mappen. Jullie zijn allebei ondergebracht in het Louella Clairborne House.'
'Wat een idiote naam voor een leerlingenverblijf,' zei Gisselle.
'Het is genoemd naar de moeder van meneer Clairborne. Er zijn drie woongebouwen, en Daphne heeft me verzekerd dat jullie in het beste ervan zijn ondergebracht'
'Geweldig.'
'Dank je, papa,' zei ik, terwijl ik mijn map van hem aannam. Ik voelde me schuldig over de voorkeursbehandeling die ik aan Gisselle te danken had, en vermeed de jaloerse blikken van de andere meisjes die nog in de rij stonden.
'Hier is jouw map,' zei papa. Hij legde hem op Gisselles schoot toen ze de map niet wilde aanpakken. Toen draaide hij haar rond en reed haar het gebouw uit.
'Ze vertelden dat er een lift is in het hoofdgebouw. De badkamers hebben allemaal faciliteiten voor gehandicapten, en je leslokalen bevinden zich vrijwel allemaal op dezelfde verdieping, zodat je weinig moeite zult hebben tijdig van het ene naar het andere te komen,' zei papa.
Met tegenzin maakte Gisselle de map open. Op de eerste pagina stond een welkomstbrief van mevrouw Ironwood, waarin ze dringend adviseerde alle pagina's van het informatiemateriaal goed te lezen en speciale aandacht te besteden aan de regels en voorschriften.
Twee studentenhuizen lagen rechts achter het hoofdgebouw, en het derde, ons huis, lag links erachter. Toen we langzaam rond het hoofdgebouw naar ons huis reden, keek ik langs de helling omlaag en zag het botenhuis en het meer. Een laag waterhyacinten strekte zich uit van oever tot oever; de lavendelkleurige bloemen met een plekje geel op de middelste bladeren werden omgeven door lichtgroene bladeren. Het water van het meer glansde als een opgepoetste munt.
Links van ons, vlak achter het gebouw, lagen de sportterreinen.
'Wat een mooie velden,' zei papa. 'En zo goed onderhouden.'
'Het is net of je in de gevangenis zit,' merke Gisselle op. 'Je moet mijlenver weg om de beschaving te vinden. We zitten in de val.'
'Onzin. Er is hier genoeg voor je te doen. Je zult je heus niet vervelen,' hield papa vol.
Gisselle pruilde toen ons leerlingenverblijf in zicht kwam. Het Louella Clairborne Huis werd bijna aan het gezicht onttrokken door de grote eiken en wilgen met hun gespreide takken die ervoor stonden. Het gebouw was van cipressehout, en had boven en onder veranda's, afgezet met balustrades en gesteund door vierkante pilaren die reikten tot het puntdak. Toen we erheen reden zagen we de oprit voor gehandicapten bij de veranda aan de voorkant. Ik wilde het niet zeggen, maar het leek of hij speciaal voor Gisselle was gemaakt.
'Oké,' zei papa. 'We zullen jullie eerst installeren. Ik zal tegen de huisbewaarster zeggen dat we er zijn. Ze heet mevrouw Penny.'
'Meer is ze waarschijnlijk niet waard,' spotte Gisselle, lachend om haar eigen sarcasme. Papa liep snel de trap op en verdween in het huis.
'Je zult me elke dag hier vandaan naar de leslokalen moeten rijden,' dreigde Gisselle.
'Je kunt er gemakkelijk zelf heen rijden, Gisselle. Die oprit ziet er niet moeilijk uit.'
'Het is te ver!' riep ze. 'Dan ben ik uitgeput tegen de tijd dat ik er ben.'
'Als je geduwd moet worden, duw ik je,' beloofde ik zuchtend.
'Het is zo stom allemaal!' Ze sloeg haar armen stevig over elkaar en keek nijdig naar de gevel van het leerlingenverblijf. Enkele ogenblikken later kwam papa tevoorschijn met mevrouw Penny, een kleine, mollige vrouw met grijs haar dat in dikke vlechten om haar hoofd was gewikkeld. Ze droeg een lichtblauw-met-witte jurk over haar gezette lichaam. Toen ze dichterbij kwam, zag ik dat ze onschuldige blauwe ogen had, een vrolijke glimlach, en wangen die haar kleine neusje leken te verzwelgen. Ze klapte in haar handen toen ik uit de auto stapte.
'Welkom, kindlief. Welkom in Greenwood. Ik ben mevrouw Penny.' Ze stak haar kleine hand met de dikke, stompe vingers naar me uit, en ik nam hem aan.
'Dank u,' zei ik.
'Ben jij Gisselle?'
'Nee, ik ben Ruby. Dat is mijn zusje, Gisselle.'
'Mooi, hoor, ze weet niet eens wie wie is,' mompelde Gisselle in de auto.
Als mevrouw Penny het gehoord had, liet ze niets merken. 'Ik vind het zo leuk. Jullie zijn mijn eerste tweeling hier, en ik ben al meer dan twintig jaar huisbewaarster in het Louella Clairborne Huis. Hallo, kindlief,' zei ze. Ze boog zich voorover en keek in de auto.
'Ik hoop dat we een kamer op de benedenverdieping hebben,' snauwde Gisselle.
'O, natuurlijk. Je bent in het eerste quad.'
'Quad?'
'Onze kamers liggen rond een centrale studieruimte. Vier slaapkamers met twee badkamers en een zitkamer,' legde mevrouw Penny uit. 'Alle andere meisjes, behalve één nieuw meisje,' ging ze verder, terwijl haar glimlach even verdween en toen weer terugkwam, 'zijn er al. Het zijn allemaal ouderejaars, net als jullie. Ze willen jullie graag leren kennen.'
'En wij zitten te popelen om hèn te leren kennen,' zei Gisselle sarcastisch, toen papa haar stoel bracht. Hij hielp haar erin en we gingen naar het huis.
Het had een grote salon aan de voorkant met twee ruime banken en vier beklede stoelen met hoge rug rond een paar lange tafels van donker hout. Naast de banken waren staande lampen, en in de hoeken stoelen en nog meer staande lampen en kleine tafeltjes. In één hoek stonden een kleine canapé en nog een stoel met hoge rug voor een televisietoestel. Voor alle ramen hingen witkatoenen gordijnen en lichtblauwe overgordijnen, en op de parketvloer lag een groot ovaal blauw kleed onder en rond de banken. Een enorm portret van een elegant uitziende oudere vrouw hing aan de achterwand. Het was het enige schilderij in de kamer.
'Dat is een portret van mevrouw Edith Dilliard Clairborne,' zei mevrouw Penny met een knikje en op eerbiedige toon. 'Toen ze nog een stuk jonger was natuurlijk,' ging ze verder.
'Ze lijkt daar al oud,' zei Gisselle. 'Hoe ziet ze er dan nu uit?'
Mevrouw Penny gaf geen antwoord, maar ging verder met haar beschrijving van het huis.
'De keuken is aan de achterkant,' zei ze. 'We hebben vaste tijden voor ontbijt en diner, maar je kunt altijd een hapje tussendoor krijgen als je dat wilt. Ik probeer het huis te leiden alsof we één grote, gelukkige familie zijn,' zei ze tegen papa. Toen keek ze naar Gisselle. 'Ik zal je rondrijden en je alles laten zien als je je geïnstalleerd hebt. Jullie afdeling is hier,' ging ze verder, wijzend naar de gang rechts van ons. 'Eerst zullen we jullie je kamers wijzen en dan laten we je spulletjes binnenbrengen. Hoe was de reis uit New Orleans?'
'Prettig,' zei papa.
'Vervelend,' voegde Gisselle eraan toe, maar mevrouw Penny negeerde haar en bleef glimlachen. Het leek of ze niets onaangenaams wilde horen of zien.
Aan de muren van de korte gang hingen olieverfschilderijen van straat- scènes in New Orleans, afgewisseld met portretten van mensen van wie ik veronderstelde dat ze afstammelingen waren van de Clairbornes. De hal was verlicht door twee kroonluchters. Aan het eind ervan was de zitkamer die mevrouw Penny had beschreven: een klein vertrek dat volstond met twee paar beklede stoelen, identiek aan die in de grote salon, een ovale houten tafel van donker pijnhout, vier bureaus achterin en staande lampen.
We hoorden iemand lachen en richtten onze aandacht op de eerste deur rechts.
'Goed, we kunnen hier wel beginnen met jullie voor te stellen,' zei mevrouw Penny. 'Jacqueline... Kathleen.'
Een meisje van minstens 1 meter 78, als het geen 1 meter 80 was, kwam het eerst naar buiten. Aan de manier waarop ze onder het lopen haar schouders gebogen hield, zag ik dat ze zich erg bewust was van haar lengte. Ze had een smal gezicht met een lange, scherpe neus boven een kleine mond met smalle lippen, die op lichte elastiekjes leken, vooral als ze meesmuilde. Ik ontdekte algauw dat meesmuilen haar geliefde uitdrukking was. Haar verbittering was geconcentreerd in haar afkeurende bruine ogen die bijna spleetjes leken.
Ze zag eruit als iemand die de wereld bespioneerde, een onuitgenodigde gast die een feest bijwoonde voor mensen die een stuk gelukkiger waren dan zijzelf.
'Dit is Jacqueline Gidot. Jacqueline, dit zijn Gisselle en Ruby Dumas en hun vader.'
'Hallo,' zei Jacqueline, met een snelle blik van mij naar Gisselle. Ik vermoedde dat de meisjes in onze afdeling gewaarschuwd waren dat Gisselle in een rolstoel zat, maar een confrontatie met haar was natuurlijk een stuk indrukwekkender.
'Hoi,' antwoordde ik. Gisselle knikte alleen maar, maar ze keek met meer belangstelling op toen Jacquelines kamergenote naast haar kwam staan.
'En dit is Kathleen Norton.'
Kathleen had een hartelijkere glimlach. Ze was donkerblond, ongeveer even lang als wij, maar met veel bredere heupen en schouders.
iedereen noemt me Kate,' zei ze snel, gevolgd door gegiechel.
'Of Bolle,' merkte Jacqueline schamper op. Kate lachte alleen maar. Ze leek te lachen om bijna alles wat ze zelf zei of over haar gezegd werd. Het was meer een nerveuze reactie. Haar blauwe ogen waren opengesperd als in diep ontzag toen ze naar Gisselle keek, en ik wist dat Gisselle dat niet op prijs zou stellen.
'Bolle?' snoof Gisselle.
'Ze eet alles wat ze onder ogen krijgt en bewaart haar snoep in onze kamer, net een hamsterende eekhoorn,' ging Jacqueline minachtend verder. Kate lachte. Als een spons zoog ze Jacquelines sarcasme op, en ging door alsof er niets gezegd was.
'Welkom in Greenwood.'
'Dank je,' zei ik.
'Welke kamer is van ons?' vroeg Gisselle ongeduldig.
'Hierheen,' zei mevrouw Penny. Toen we ons omdraaiden stonden we tegenover een meisje dat eruitzag als een schattige, roodblonde pop, met kuiltjes in haar wangen. Ze stond op de drempel van de kamer naast de onze.
'Dit is Samantha,' stelde mevrouw Penny haar voor.
'Hoi,' zei Samantha. Ze zag er jaren jonger uit dan wij.
'Ben jij een ouderejaars?' vroeg Gisselle. De kleine Samantha knikte.
'Samantha komt uit Mississippi,' legde mevrouw Penny uit, alsof Mississippi niet de naburige staat was, maar een heel ander land. 'Samantha, dit zijn Gisselle en Ruby Dumas en hun vader.'
'Hoi,' zei ze weer.
Het geluid van voetstappen richtte onze aandacht weer op de gang. Een serieus uitziend meisje liep haastig door de gang. Haar haar was vlak onder de oren geknipt en een bril met dikke glazen en een zwart montuur deden haar bruine ogen veel groter lijken. Ze had grove, harde gelaatstrekken, en zag zo bleek dat het bijna ziekelijk leek, maar ze had een grote boezem, bijna net zo groot als die van mevrouw Penny, en een figuur waarvan Jacqueline later zou zeggen dat het verspild was aan dat paardegezicht.
'Victoria. Net op tijd om de nieuwe bewoonsters te leren kennen, Ruby en Gisselle Dumas,' zei mevrouw Penny. 'Dit is Samantha's kamergenote,' legde ze uit.
'Hoi,' zei ik. 'Ik ben Ruby.'
Victoria zette haar bril af voor ze haar hand met de lange vingers naar me uitstak.
'Ik kom net uit de bibliotheek,' zei ze een beetje hijgend. 'Meneer Warden heeft zijn leesopdrachten voor Europese geschiedenis al opgehangen.'
'Vicki is vastbesloten de beste van de school te worden en de afscheidsrede te houden,' verklaarde Jacqueline, die nog in de deuropening stond. 'Anders pleegt ze zelfmoord.'
'O, nee,' antwoordde Vicki. 'Het is alleen verstandig om een kleine voorsprong te hebben,' ging ze verder tegen mij. Toen keek ze naar Gisselle, die bijna even minachtend grijnsde als Jacqueline. 'Welkom.'
'Dank je.'
'Wat is nou onze kamer?' vroeg Gisselle kermend.
'Hierheen, kindlief,' zei mevrouw Penny en bracht ons naar een openstaande deur. Zodra papa Gisselle naar binnen reed, begon ze hardop te jammeren.
Twee eenpersoonsbedden stonden naast elkaar, gescheiden door een nachtkastje. Links stond een kast en rechts stond een kast. Bij de bedden stonden twee ladenkasten van hetzelfde donkere hout als de ombouw van de bedden, met net voldoende ruimte tussen kast en bed voor Gisselles rolstoel. Rechts van de deur stond een kleine toilettafel met een spiegel die nog geen kwart was van de spiegel die we in onze kamers in New Orleans hadden. De ramen met simpele katoenen gordijnen bevonden zich boven het hoofdeinde
van de bedden. De muren waren behangen met bloemetjesbehang en verder kaal. Op de parketvloer lag geen kleed.
'Die kamer is te klein. Hoe moeten we die in vredesnaam delen? Er is niet eens voldoende ruimte voor mijn spullen, laat staan voor die van Ruby.'
'Ik ben blij dat er nog iemand zo over denkt,' klonk Jacquelines stem achter ons.
'Erger je niet, kindlief,' zei mevrouw Penny. 'Ik heb opslagruimte waar je gebruik van kunt maken.'
'Ik heb mijn spullen niet meegenomen om ze op te slaan. Ik heb ze meegenomen om ze te gebruiken.'
'O, hemel,' zei mevrouw Penny, naar papa kijkend.
'Het komt wel goed,' stelde hij haar gerust. 'We brengen eerst de absoluut noodzakelijke dingen binnen, en dan -'
'Alles is absoluut noodzakelijk,' verklaarde Gisselle onverbiddelijk.
'Misschien kan ze een paar dingen in Abby's kamer opbergen,' stelde mevrouw Penny voor. 'Abby heeft een kamer alleen,' ging ze verder.
'Wie is Abby? Waar is ze?' vroeg Gisselle.
'Ze is er nog niet. Ze is ons andere nieuwe meisje,' zei mevrouw Penny tegen papa, die knikte. 'Maak je in ieder geval maar niet bezorgd, kindlief. Mevrouw Penny is er om alles te regelen en haar meisjes tevreden te stellen. Dat doe ik al heel lang,' zei ze glimlachend. Gisselle wendde zich pruilend af.
ik zal beginnen hun bagage te halen,' zei papa.
'Zal ik helpen, papa?' vroeg ik.
'Nee, blijf jij maar bij je zusje,' zei hij, zijn wenkbrauwen optrekkend. Ik knikte, en hij ging weg met mevrouw Penny.
Jacqueline, Kate, Samantha en Vicki stonden bij de deur van onze kamer.
'Waarom heb je zoveel meegenomen?' vroeg Vicki. 'Wist je niet dat we geen grote kast nodig hebben? We dragen een uniform.'
'Ik wil geen uniform!' schreeuwde Gisselle.
'Je zal wel moeten,' zei Kate met een kort lachje.
'Ik móet het niet. Ik kan het niet. Ik heb heel speciale problemen,' verklaarde Gisselle. ik weet zeker dat mijn vader ervoor zal zorgen dat ik mijn eigen kleren kan dragen, en er is gewoon niet genoeg kastruimte voor al mijn spullen. Ze zullen in de koffers moeten blijven en die nemen de weinige ruimte die we hebben helemaal in beslag.'
Vicki haalde haar schouders op. 'Zoveel tijd breng je toch niet in je kamer door,' merkte ze op. 'Het merendeel van de tijd wordt er gewerkt, en dan zijn we niet in onze kamers.'
'Jij, ja,' zei Jacqueline. 'Wij niet. Uit welk deel van Louisiana komen jullie?'
'New Orleans,' antwoordde ik. 'Het Garden District.'
'Dat is mooi,' zei de popperige Samantha. 'Mijn vader heeft me daar verleden jaar mee naartoe genomen toen we New Orleans bezochten. Misschien ben ik wel langs jullie huis gekomen.'
Gisselle draaide haar rolstoel om, zodat ze de meisjes recht in het gezicht kon zien.
'En waar komen jullie vandaan?'
'Ik kom uit Shreveport,' zei Jacqueline. 'Bolle komt uit Pineville en Vicki uit Lafayette.'
'Mijn vader en ik wonen in Natchez,' zei Samantha.
'Wat is er met je moeder gebeurd?' vroeg Gisselle.
'Ze is twee jaar geleden bij een auto-ongeluk om het leven gekomen,' antwoordde ze. Ze beet even op haar lip, en al haar kuiltjes verdwenen.
'Zo ben ik invalide geworden,' zei Gisselle kwaad. Het leek wel of ze geloofde dat alle ongelukken de schuld waren van de auto's en niet van mensen. 'Als je uit Mississippi komt, waarom ga je hier dan naar school?' vroeg Gisselle.
'De familie van mijn vader komt uit Baton Rouge.'
'Zijn alle kamers zo klein?' vroeg Gisselle, om zich heen kijkend.
'Ja,' zei Jacqueline.
'Hoe komt het dat die Abby een eigen kamer krijgt?' wilde Gisselle weten.
'Toeval,' zei Kate lachend. 'Geluk bij de trekking misschien.'
'Of misschien wil niemand een kamer met haar delen. We hebben haar nog niet ontmoet,' zei Jacqueline.
'Je denkt toch niet dat ze...' begon Kate.
'Nee,' zei Jacqueiine. 'Die laten ze niet toe in Greenwood, al protesteren ze nog zo hard. Dit is een privé-school,' voegde ze er trots aan toe.
'Nou, ze mag wel een beetje opschieten,' zei Vicki. 'Over een uur moeten we naar de oriëntatiebijeenkomst.'
'Wat voor oriëntatiebijeenkomst?' vroeg Gisselle.
'Heb je de eerste pagina van je informatiemap niet gelezen? De IJzeren Dame heeft altijd een kennis maken-met-jou-en-kennismaken-met-haar-bijeenkomst.'
'Waar ze ons de wet voorleest en een ernstige waarschuwing laat horen. Hel en verdoemenis.'
'IJzeren Dame?' vroeg ik.
'Als je haar hoort en ziet, zul je weten waarom we haar zo noemen.'
'Ze menen het toch niet ernstig met al die stomme regels die hierin zijn opgenomen, hè?' vroeg Gisselle, de map omhooghoudend.
'Ze meent het wel degelijk, en je kunt beter oppassen voor de slechte aantekeningen. Bolle kan je daar alles over vertellen,' zei Jacqueline met een knikje naar Kate.
'Waarom?' vroeg ik.
'Ik heb er verleden jaar tien gekregen en toen moest ik een hele maand de badkamers schoonmaken,' klaagde ze. 'En laat niemand je wijsmaken dat meisjes netter zijn dan jongens. Ze laten de badkamers in een walgelijke toestand achter.'
'Je zult mij geen badkamers zien schoonmaken,' zei Gisselle.
'Ik denk niet dat ze jou op die manier zou bestraffen,' zei Vicki.
'Waarom niet?' vroeg Gisselle scherp. 'Omdat ik in een rolstoel zit?'
'Natuurlijk,' zei Vicki, niet het minst uit het veld geslagen. Gisselle dacht even na en glimlachte toen. 'Misschien is het dan toch niet zo erg. Misschien kan ik me heel wat meer permitteren dan jullie.'
'Reken er maar niet op,' zei Jacqueline.
'Waarom niet?'
'Als je de IJzeren Dame ontmoet hebt, dan weet je het wel.'
'Zo erg is het niet,' zei Samantha. 'Het is een goede school. En we hebben plezier.'
'En hoe staat het met de jongens?' informeerde Gisselle. Samantha bloosde. Ze leek te zijn blijven stilstaan op de grens tussen kindertijd en puberteit, iemand die geschokt en verward werd door haar eigen seksualiteit. Later zou ik ontdekken dat ze extreem beschermd en verwend werd door haar vader.
'Hoe bedoel je?' vroeg Vicki.
'Ontmoet je ze weleens?' verduidelijkte Gisselle.
'Natuurlijk. Bij speciale gelegenheden. De leerlingen van goede jongensscholen worden uitgenodigd. Elke maand wordt er een dansavond gegeven.'
'Enig! Eens per maand, net als je menstruatie,' spotte Gisselle.
'Wat?' vroeg Samantha geschokt. Kate giechelde en Jacqueline meesmuilde.
'Menstruatie,' herhaalde Gisselle. 'Je weet toch wat dat is, of word je nog niet ongesteld?'
'Gisselle,' riep ik. Samantha's hartvormige gezichtje werd vuurrood toen de andere meisjes begonnen te lachen.
'O, wat enig,' zei mevrouw Penny, die met papa en de chauffeur onze bagage binnenbracht. 'Ze kunnen al met elkaar opschieten. Ik zei toch dat alles goed zou komen,' zei ze tegen papa.