***

7. ZOVEEL REGELS

Zoals ze had beloofd, stond mevrouw Penny in de hal van het leerlingen- verblijf op me te wachten. Ze sprong op van haar stoel en kwam haastig naar me toe om me te begroeten, met van opwinding en verwachting stralende ogen.

'Hoe was het diner?' riep ze uit.

'Heel goed, mevrouw Penny,' zei ik, over haar schouder naar de meisjes kijkend die voor de televisie zaten. De meesten hadden zich nieuwsgierig naar me omgedraaid.

'Alleen maar goed?' vroeg ze teleurgesteld. Ze was net een klein meisje dat te horen had gekregen dat ze geen ijs kreeg. Ik wist dat ze een reeks superlatieven van me verwachtte, maar ik was er niet voor in de stemming. Ze stelde gauw een nieuwe vraag: 'Wat heeft mevrouw Clairborne opgediend?'

'Een garnalengerecht,' antwoordde ik, zonder het Cajun-recept te vermelden. 'O, en een sinaasappelcrème brülée als dessert.' Dat beviel haar.

'Ik hoopte dat ze iets speciaals zou serveren. Wat heb je daarna gedaan? Hebben jullie in dezelfde zitkamer zitten praten waar we thee hebben gedronken, of in een van de patio's met een glazen dak?'

'Ik heb naar Louis geluisterd, die pianospeelde. Toen werd hij moe en ben ik naar huis gegaan,' vatte ik het samen.

Ze knikte. 'Het was een hele eer,' zei ze, nog steeds knikkend, 'een bijzondere eer. Je kunt trots zijn op jezelf.'

Omdat ik te eten was gevraagd? Was het geen grotere eer om een mooi schilderij te maken of hoge cijfers te krijgen voor een examen? had ik willen vragen, maar ik glimlachte slechts en nam afscheid.

Gissele, omringd door Samantha, Kate en Jackie, hield hof in de lounge toen ik aankwam. Te oordelen naar de blos op de wangen van de meisjes had Gisselle weer een van haar seksuele heldendaden in New Orleans beschreven. Ze keken allemaal een beetje teleurgesteld toen ik kwam storen, maar ik was niet van plan erbij te blijven.

'Wel, wel, kijk eens wie we daar hebben,' spotte Gisselle. 'De prinses van Greenwood.'

Iedereen lachte.

'Hoe was de avond, prinses?'

'Stel je toch niet zo aan, Gisselle,' antwoordde ik.

'O. Het spijt me, prinses, het was niet mijn bedoeling uwe koninklijke hoogheid te beledigen,' ging ze verder, onder gelach van haar fanclub. 'Wij, arme onderdanen, hebben een onopmerkelijk diner achter de rug, behalve dat ik per ongeluk mijn hete soep heb gemorst op Patti Denning.' Ze lachten weer. 'Hoe was Louis? Zoveel kun je ons toch wel vertellen.'

'Heel aardig,' zei ik.

'Heb je in het donker met hem gefoezeld?' vroeg ze. Ik kon niet verhinderen dat ik bloosde. Gisselle sperde haar ogen open? 'Ja?' drong ze aan.

'Hou op!' schreeuwde ik, en holde naar mijn kamer. Ik smeet de deur dicht om het gelach achter me niet te horen. Abby keek op van haar leerboek, verbaasd over mijn stormachtige binnenkomst.

'Wat is er?'

'Gisselle,' zei ik slechts, en ze grijnsde begrijpend. Ze ging rechtop zitten en sloeg het boek op haar schoot dicht.

'Hoe was de avond?'

'O, Abby,' riep ik uit. 'Het was zo... vreemd. Mevrouw Clairborne wilde me daar helemaal niet.'

Ze knikte of ze dat allang had geweten. 'En Louis?'

'Hij lijdt emotioneel, heel erg... Hij is heel talentvol en gevoelig, en van binnen zo verknipt en verstrengeld als moerasgras in de schroef van een motorboot,' zei ik. En toen ging ik zitten en vertelde haar wat er gebeurd was. We raakten er allebei door in een melancholieke stemming en toen we ons hadden uitgekleed, lagen we nog uren in bed te praten over ons verleden. Ik vertelde haar meer over Paul en mijn afschuwelijke frustratie toen ik hoorde dat de jongen op wie ik verliefd was in werkelijkheid mijn halfbroer was. Ze vergeleek de macabere grap die het lot met me had uitgehaald met haar eigen ontdekkingen over zichzelf en haar afkomst.

'Het schijnt dat we allebei getroffen zijn door gebeurtenissen waarover we niets te zeggen hadden... alsof wij moeten boeten voor de zonden van onze ouders en grootouders. Het is zo oneerlijk. We zouden allemaal opnieuw moeten kunnen beginnen.'

'Ook Louis,' merkte ik op.

'Ja,' zei ze peinzend, 'ook Louis.'

Ik deed mijn ogen dicht en viel in slaap met de herinnering aan zijn compositie die getiteld was 'Ruby'.

De week daarop begon rustig, en beloofde routinewerk te worden. Zelfs Gisselle leek tot bedaren te komen en een beetje haar best te doen op school. Ik merkte een opvallende verandering in haar gedrag als ze op school at. In de twee klassen die we samen volgden, was ze rustig en oplettend. Tot mijn verbazing liet ze na de Engelse les haar entourage in de gang zelfs stilstaan om Samantha een paar kauwgompapiertjes te laten oprapen die iemand bij het fonteintje had laten vallen. Natuurlijk had ze nog steeds haar hofhouding om zich heen in de kantine, waar ze troonde als een groothertogin, wier koninklijke woorden vol respect dienden te worden aangehoord en waar ze op deze en gene commentaar leverde, meestal op een spottende manier die een luid gelach wekte bij het zich steeds meer uitbreidende publiek dat zich om haar heen verzamelde.

Maar het sarcasme dat in de klas haar antwoorden op vragen had gekarakteriseerd en het belachelijk maken van docenten en huiswerkopgaven, ontbraken in woord en gedrag. Twee keer, toen mevrouw Ironwood in de gang stond om de leerlingen te observeren als ze tussen twee lessen voorbijkwamen, liet Gisselle Samantha even stilhouden, zodat ze de Iron Lady kon begroeten, die goedkeurend terugknikte.

Het ongewoon goede gedrag van mijn zuster gaf me het gevoel dat ik keek naar een pan melk die stond te koken. Het was onvermijdelijk dat de melk zou gaan borrelen, het deksel omhoogtillen en overkoken in de vlammen. Ik had lang genoeg met haar samengewoond om haar beloften, glimlachjes en de vriendelijke woorden die van haar sluw getuite lippen rolden niet te vertrouwen.

Wat er vervolgens gebeurde leek er aanvankelijk geen enkel verband mee te houden. Ik moest de kronkels in de komplotterende, kwaadaardige geest van mijn zuster tot aan het begin terugvolgen, voordat ik de ware bedoeling erachter begreep. Uiteindelijk was de hoofdoorzaak haar aanvankelijke woede over het feit dat ze naar Greenwood werd gebracht. Ondanks haar schijnbare aanpassing voelde ze zich nog steeds erg geschokt en was ze, zoals ik zou merken, vastbesloten terug te keren naar haar oude vrienden en haar oude leven.

Woensdagochtend zat ik in de klas waar ik les kreeg in maatschappijleer, toen ik bericht kreeg dat ik me bij mevrouw Ironwood moest melden. Altijd als iemand de klas uit werd geroepen om bij de IJzeren Dame te komen, keken de andere leerlingen vol medelijden naar het betreffende meisje, opgelucht dat zij niet werden opgeroepen. Na één gesprek met onze directrice te hebben meegemaakt, begreep ik hun angst. Niettemin gaf ik geen blijk van nervositeit toen ik opstond en de klas uitliep. Natuurlijk bonsde mijn hart toen ik bij het kantoor kwam. Eén blik op het gezicht van mevrouw Randle zei me dat ik problemen had.

'Een ogenblik,' snauwde ze, alsof ze een emotioneel verlengstuk was van mevrouw Ironwood, en haar stemmingen, gedachten, woede en goedkeuring weerspiegelde. Ze klopte op de deur en fluisterde mijn naam. Toen deed ze de deur weer dicht en ging terug naar haar bureau, terwijl ze me liet wachten. Ze hield haar ogen op haar werk gericht. Ik wipte van de ene voet op de andere en zuchtte diep. Bijna een minuut later opende mevrouw Ironwood de deur.

'Kom binnen,' beval ze, en deed een stap achteruit. Ik keek even naar mevrouw Randle, die haar ogen op- en toen onmiddellijk weer neersloeg, alsof kijken naar mij even dodelijk was als voor de vrouw van Lot toen ze achterom keek naar Sodom en in een zoutpilaar veranderde.

Ik liep naar binnen. Mevrouw Ironwood sloot de deur achter me en liep naar haar stoel.

'Ga zitten,' beval ze. Ik nam plaats op een stoel en wachtte. Ze keek me streng aan en begon. 'Tegen deze tijd lijkt het me niet onredelijk om van een nieuwe leerlinge te verwachten dat ze het handboek van de Greenwood School heeft gelezen, vooral als die nieuwe leerlinge op school uitmuntend werk levert,' zei ze. 'Heb ik gelijk?'

'Ja, dat lijkt me wel,' antwoordde ik.

'Heb je dat gedaan?'

'Ja, al heb ik het niet uit mijn hoofd geleerd,' ging ik verder, misschien iets te sarcastisch, want ze kneep haar ogen samen en verbleekte. Ze fronste haar wenkbrauwen voor ze verderging.

'Ik eis niet dat het uit het hoofd geleerd wordt, zodat het woord voor woord geciteerd kan worden. Ik eis dat het wordt gelezen, begrepen en gehoorzaamd.' Ze leunde achterover en sloeg een handboek open, bladerde erin en legde het toen open voor zich neer.

'Hoofdstuk zeventien, paragraaf twee, betreffende het verlaten van de campus van Greenwood. Voordat een leerlinge zich buiten de grenzen van het schoolterrein kan begeven, moet ze een specifieke, schriftelijke toestemming van haar ouders hebben, die bij de administratie wordt bewaard. Gedateerd en ondertekend.

'De reden daarvan is eenvoudig,' ging ze verder, terwijl ze opkeek. 'We nemen bepaalde verantwoordelijkheden op ons als we een leerlinge accepteren. Als er iets verschrikkelijks zou gebeuren met een van jullie terwijl jullie onder ons toezicht staan, zouden wij de schuld krijgen, als we jullie toestonden te gaan en te staan waar je wilde.

'Normaal gesproken vind ik het niet noodzakelijk onze beweegredenen uit te leggen, maar in dit geval met jouw speciale achtergrond, doe ik dat wel, zodat je begrijpt dat ik niet, zoals sommigen van jouw soort beweren, op jou zit te vitten.

'Je lerares had beter moeten weten dan je in haar auto mee te nemen. Ze heeft al een reprimande gehad en haar overtreding is genoteerd in haar dossier. Als de verlenging van haar dienstbetrekking wordt besproken, zal dit een van de overwegingen zijn.'

Ik staarde haar aan. Het was moeilijk om adem te halen, niet te verdrinken in alles wat zich zo snel afspeelde. Mevrouw Penny had me blijkbaar verraden, dacht ik, en ze had nog wel beloofd dat niet te doen. Nu had ik mijzelf en juffrouw Stevens in moeilijkheden gebracht.

'Dat is niet eerlijk. Ze wilde me alleen maar de kans geven om te schilderen. We zijn niet naar een of andere vreselijke plaats gegaan. We...'

'Ze is met je gaan lunchen, nietwaar?' vroeg ze, me met een harde blik aankijkend.

'Ja,' antwoordde ik. Er groeide iets zwaars en hards in mijn borst, dat pijn begon te doen.

'En als je ziek was geworden van dat eten daar... Wie denk je dat dan de schuld zou krijgen? Wij!' beantwoordde ze haar eigen vraag. 'Je ouders zouden zelfs een aanklacht tegen ons kunnen indienen!'

'Het was geen smerig klein restaurant. Het was

'Daar gaat het nu niet om, wel?' Ze leunde weer achterover en keek me met ijskoude blik aan. 'Ik ken jouw soort,' zei ze minachtend.

Ik trotseerde haar minachting en snauwde terug: 'Waarom zegt u dat toch steeds? Ik ben geen "soort". Ik ben een mens, een individu, net als alle anderen hier op school.'

Ze lachte schamper. 'Nauwelijks,' zei ze. 'Jij bent het enige meisje met een nogal verloederde achtergrond. Niet één van mijn andere meisjes heeft een smet op haar familiegeschiedenis. Meer dan tachtig procent van de meisjes op deze school komt uit families wier stamboom teruggaat tot de honderd Filles a la Cassette, die oorspronkelijk naar Louisiana werden gebracht.'

'De familie van mijn vader gaat ook zover terug,' zei ik, al hechtte ik daar geen enkele waarde aan.

'Maar je moeder was een Cajun. Waarschijnlijk van twijfelachtig gemengd bloed. Nee,' ging ze hoofdschuddend verder. 'Ik ken jouw soort, jouw type. Je slechte gedrag is verraderlijk, geniepig. Je hebt snel door wie het kwetsbaarst is, wie bepaalde zwakheden heeft, en die zwakheden bespeel je, als een soort moerasparasiet.' Het bloed joeg zo heet naar mijn wangen, dat ik bang was dat mijn hoofd uit elkaar zou springen. Maar voor ik iets kon zeggen, ging ze verder met de ware reden waarom ze me bij zich riep.

'Net zoals je er op een of andere manier in geslaagd bent te profiteren van mijn arme neef Louis en een uitnodiging voor het diner in het huis van mijn tante wist los te krijgen.'

Het bloed trok weg uit mijn wangen.

'Dat is niet waar,' zei ze.

'Niet waar?' Ze glimlachte quasi-ingetogen. 'Veel jonge vrouwen hebben ervan gedroomd Louis' hart te veroveren en zijn enorme fortuin, deze school, al dit onroerende goed te erven. Een blinde jongeman is verder nauwelijks een aantrekkelijke partij, nietwaar? Maar hij is kwetsbaar. Daarom zijn we tot dusver zo voorzichtig geweest met gezelschap voor hem.

'Helaas ben jij erin geslaagd indruk op hem te maken zonder dat mijn tante het wist, maar denk maar niet dat er iets van zal komen,' waarschuwde ze.

'Dat is nooit mijn bedoeling geweest. Ik wilde niet eens daar gaan eten,' voegde ik eraan toe. Ze sperde verbaasd haar ogen open en krulde haar lippen in een sceptische glimlach. 'Ik wilde het niet, maar ik had medelijden met Louis en...'

'Je had medelijden met Louis? Jij?' Ze lachte kil. 'Maak je geen zorgen over Louis. Met hem komt het wel in orde.'

'Dat is niet waar. Het is verkeerd om hem in dat huis op te sluiten als een

rups in een cocon. Hij moet mensen ontmoeten... vooral jonge vrouwen, en

'Hoe durf je! Waar haal je de brutaliteit en de euvele moed vandaan om mij te vertellen wat wel of niet goed is voor mijn neef! Ik wil geen woord meer van je over hem horen, is dat duidelijk? Hoor je me?!' krijste ze.

Ik wendde mijn ogen af, waarin tranen van woede en frustratie brandden.

'Goed,' ging ze verder, 'nu het algemeen bekend is op de campus dat je paragraaf zeventien van onze gedragscode hebt overschreden, dien je te worden gestraft. Een dergelijke overschrijding kost je twintig slechte aantekeningen, wat automatisch een intrekking inhoudt van alle privileges. Maar omdat dit je eerste overtreding is en je docent een deel van de schuld draagt, zal ik de straf beperken tot één week. Vanaf vandaag tot het eind van je straf moet je je na schooltijd onmiddellijk melden in het studentenhuis, en daar blijf je tijdens het hele weekend. Als je je daar ook maar één minuut niet aan houdt, blijft me niets anders over dan je weg te sturen uit Greenwood, wat ongetwijfeld ook zijn terugslag zal hebben op je gehandicapte zuster.'

IJzige tranen rolden over mijn wangen. Mijn lippen trilden en mijn keel voelde of ik een brok vurige steenkool had doorgeslikt.

'Je kunt nu terugkeren naar je klas,' eindigde ze, en sloeg het handboek dicht.

Wankelend stond ik op, ik wilde terugschreeuwen, haar uitdagen, haar zeggen wat ik van haar dacht, maar ik kon alleen maar denken aan papa's teleurgestelde gezicht en de droefheid in zijn stem. Dit was precies wat Daphne prachtig zou vinden, dacht ik. Het zou haar beschuldigingen aan mijn adres bevestigen en papa's leven nog moeilijker maken. Dus slikte ik mijn verontwaardiging en verdriet in en verliet haar kantoor.

De rest van de dag liep ik als verdoofd rond. Het was of mijn hart in steen was veranderd. Uiterlijk ging ik gewoon mijn gang, ik deed mijn werk, maakte aantekeningen en liep van klas naar klas, recht voor me uit starend, zonder naar links of naar rechts te kijken, zonder enige belangstelling voor conversatie.

Tijdens de lunch vertelde ik Abby wat er gebeurd was.

'Ik ben zo teleurgesteld in mevrouw Penny,' besloot ik.

'Ze moeten haar bang hebben gemaakt,' zei Abby.

'Waarschijnlijk kan ik het haar niet kwalijk nemen. De IJzeren Dame kan een alligator de stuipen op het lijf jagen.'

Abby lachte.

'Ik blijf dit weekend ook thuis,' zei ze.

'Dat hoeft niet. Je hoeft jezelf niet onrechtvaardig te straffen, omdat ik onrechtvaardig gestraft ben.'

'Maar ik wil het. Ik weet dat jij het voor mij ook zou doen,' voegde ze er verstandig aan toe. Ik probeerde het te ontkennen, maar ze lachte alsof ik onzin uitkraamde. 'Bovendien beschouw ik het niet als een straf om mijn tijd met jou te moeten doorbrengen,' merkte ze op. Ik lachte en voelde me dankbaar voor haar vriendschap.

Maar toen ik voor de laatste les van de dag het schilderslokaal betrad, voelde ik me of ik een beker kikkervisjes had ingeslikt. Juffrouw Stevens zag me en kwam meteen naar mijn lessenaar.

'Maak je geen zorgen,' fluisterde ze. 'Met mij komt het wel goed. Ik vind het erger dat ik jou in moeilijkheden heb gebracht dan mijzelf.'

'Zo denk ik erover wat u betreft.'

Ze lachte. 'Ik denk dat we Louis' advies zullen moeten opvolgen en beginnen met het meer te schilderen, want dat ligt op het terrein van de school. Tenminste, tot je van je ouders toestemming krijgt om weg te gaan.'

'Pas over een week,' merkte ik op.

'En je moet nog het riviergezicht dat je begonnen bent afmaken.' Ze drukte even mijn hand. 'Trouwens, van artiesten wordt niet verwacht dat ze zich keurig gedragen en zich aan de regels houden. Artiesten zijn impulsief en onvoorspelbaar. Dat moeten we wel om creatief te kunnen zijn.'

Ze maakte dat ik me weer wat beter voelde, en ik dacht niet meer aan mijn straf en mijn gesprek met mevrouw Ironwood, tot ik terugkwam in ons woonverblijf en mevrouw Penny zag, die bezig was de meubels in de hal recht te zetten. Ik stoof op haar af.

ik dacht dat we een afspraak hadden,' snauwde ik. 'Ik dacht dat we iets overeengekomen waren.'

'Afspraak?' Ze glimlachte verward. 'Wat bedoel je, Ruby?'

'Ik dacht dat u niet zou vertellen dat juffrouw Stevens en ik naar de rivier zijn gegaan om te schilderen,' zei ik.

Ze schudde haar hoofd. 'Dat heb ik niet verteld. Ik heb me er bezorgd over gemaakt, maar ik heb niets gezegd. Waarom?' Ze drukte haar handen tegen haar boezem. 'Heeft mevrouw Ironwood het ontdekt?'

'Ja. Ik heb een week huisarrest. Geen privileges. U zult het ongetwijfeld binnenkort te horen krijgen.'

'O, tjeempie,' zei ze. Haar handen gingen van haar boezem naar haar mollige wangen, als vogeltjes die een plaats zochten om neer te strijken. 'Dat betekent dat ze mij zal roepen om te vragen hoe het komt dat ik het niet wist en waarom ik het haar niet verteld heb toen ik er achter kwam. O, tjeempie.'

'Zeg maar dat ik stiekem naar buiten ben geslopen,' zei ik snel. 'Zeg maar dat u het niet wist. Ik zal het bevestigen als ze het me vraagt.'

ik hou niet van liegen. Het ene bedrog leidt tot het andere.'

'U hebt niet gelogen.'

ik heb niet gedaan wat ik had moeten doen.' Als verdoofd liep ze weg.

Pas later op de avond, toen ik de kans kreeg Gisselle alleen in haar kamer te spreken, drong het tot me door wat er werkelijk gebeurd was.

'Je haat het hier nu, hè?' vroeg ze, zodra ik haar had verteld over mijn gesprek met mevrouw Ironwood. 'Nu wil je misschien tegen papa zeggen dat we hier weg moeten, terug naar onze oude school,' ging ze verder met een sluwe, boosaardige glimlach. 'Ik wil hier weg, ook al vindt de IJzeren Dame mij aardiger dan jou. Ha, we zijn bijna vriendinnen.'

En toen drong het tot me door: waarom ze zich als een brave leerlinge had gedragen, waarom er niets op haar gedrag viel aan te merken. Ze had een wit voetje willen halen bij mevrouw Ironwood en toen had ze het verteld van mij en juffrouw Stevens.

'Jij hebt de boel verraden, hè, Gisselle? Jij hebt mij en juffrouw Stevens in diskrediet gebracht.'

'Waarom zou ik?' vroeg ze, terwijl ze haar ogen afwendde.

'Opdat ik gestraft zou worden en me ongelukkig zou voelen en jij me onder dwang kon zetten papa te vragen ons hier weg te halen. En omdat je altijd jaloers op me bent.'

'Ik? Jaloers op jou?' Ze lachte. 'Had je gedroomd! Ook al zit ik in een rolstoel, toch steek ik met hoofd en schouders boven jou uit. Jij moet jaren en jaren moerasleven zien te overwinnen. Jij en je Cajun-familie,' zei ze verachtelijk. 'En, ga je papa bellen of niet?'

'Nee,' zei ik. 'Ik ben niet van plan hem verdriet te doen en Daphne weer een nieuwe overwinning te schenken.'

'O, jij, en je stomme competitie met Daphne. Waarom wil je niet terug naar onze eigen school, waar geen IJzeren Dame is, waar we ons niet aan die stomme regels hoeven te houden, waar we vrienden en plezier hebben?' jammerde ze.

Ik kon me niet bedwingen en viel uit: 'Voorzover ik het kan beoordelen, heb je hier elke dag een hoop plezier - en meestal ten koste van mij of iemand anders.'

Samantha kwam binnen, maar aarzelde toen ze mijn gezicht zag en mijn luide stem hoorde.

'O, sorry. Willen jullie liever alleen zijn?'

'Nou, nee,' zei ik. Mijn gezicht gloeide of het in brand stond. 'En als ik jou was, en dat geldt ook voor je vriendinnen, zou ik voortaan maar heel goed oppassen op wat je hier zegt en doet.'

'Waarom?' vroeg Samantha.

Ik keek woedend naar mijn tweelingzusje. 'Je hebt grote kans dat het mevrouw Ironwood ter ore komt.' Met die woorden draaide ik me met een ruk om en liep de kamer uit.

Maar Gisselle had bijna de overwinning die ze verlangde toen Beau die avond belde. Hij was erg opgewonden over zijn bezoek aan Greenwood aanstaande zaterdag. Door alle problemen had ik er niet bij stilgestaan. Mijn hart brak; de tranen stroomden over mijn wangen toen ik het hem vertelde.

'O, Beau, je kunt dit weekend niet komen. Ik kan je niet ontvangen. Ik heb straf en huisarrest.'

'Wat? Waarom?'

Bevend, tussen mijn snikken door, vertelde ik hem wat er gebeurd was.

'O, nee!' zei hij. 'Volgende week hebben we een uitwedstrijd. Ik zal minstens twee weken daarna niet kunnen komen.'

'Het spijt me, Beau. Je hebt alle recht mij te vergeten en een ander te zoeken,' zei ik.

'Dat zal ik nooit doen, Ruby,' beloofde hij. 'Jouw foto zit in de zak van mijn hemd, vlak bij mijn hart. Op school haal ik hem tevoorschijn en kijk er nu en dan naar. Soms,' bekende hij, 'praat ik zelfs met je via je foto.'

'O, Beau, ik mis je zo!'

'Misschien kun je stiekem naar buiten gaan als ik kom en -'

'Nee, dat is precies wat ze wil, Beau. Bovendien zou Gisselle het maar al te graag verklappen, zelfs als niemand anders het zou weten, alleen om te zorgen dat ik weggestuurd word.'

'Ik sta achter Gisselle.'

'Ik weet het, maar het zou het hart van mijn vader breken en thuis allerlei problemen veroorzaken. Op de een of andere manier zou Daphne het nog erger weten te maken voor Gisselle en mij. En dat zou vreselijk zijn, ook al verdient Gisselle het!' eindigde ik kwaad.

Beau lachte. 'Goed,' zei hij. 'Ik zal je opbellen en ik zal Vadertje Tijd smeken een beetje haast te maken.'

Toen ik had opgehangen, bleef ik staan snikken. Mevrouw Penny zag me en liep haastig de gang door naar me toe.

'Wat is er, Ruby?' vroeg ze.

'O, van alles, mevrouw Penny.' Ik wreef de tranen uit mijn ogen en zuchtte. 'Voornamelijk mijn vriend. Hij wilde me dit weekend komen

opzoeken en ik moest hem vertellen dat het niet kan.'

'O, o!' zei ze, terwijl ze haar ogen opensperde. 'Heb je hem aan de telefoon gesproken?'

'Ja. Waarom?'

Ze keek de gang af en schudde haar hoofd.

'Dat mag niet, Ruby. Je mag een week lang geen privé-gesprekken voeren. Mevrouw Ironwood heeft dat duidelijk gezegd.'

'Wat? Mag ik niet eens telefoneren?'

'Niet voor persoonlijke gesprekken. Het spijt me. Er hoeft nog maar één ding te gebeuren om mevrouw Ironwood kwaad te maken, en ik krijg mijn ontslag,' zei ze verslagen, ik zal de restrictie op het mededelingenbord prikken, zodat alle andere meisjes weten dat ze je niet aan de telefoon mogen roepen. Het spijt me. Als je een privé-gesprek krijgt, zal ik de persoon in kwestie te woord moeten staan en het uitleggen. Maar ik mag geen boodschappen doorgeven.'

Ik liet mijn hoofd zakken. Misschien had Gisselle gelijk. Misschien was het beter als we Greenwood ontvluchtten en een kans waagden met Daphne. Ik voelde me verscheurd. De ene helft van me huilde om papa en wat er zou kunnen gebeuren, en de andere helft huilde om Beau en wat er was gebeurd.

Ik ging terug naar mijn kamer en smoorde mijn snikken in mijn kussen en deed wat Beau had gezegd dat hij zou doen: bidden tot Vadertje Tijd en hem vragen de minuten, uren, dagen, snel voorbij te laten gaan.

Met moeite kwam ik de rest van de week door en bereidde me voor op een weekend huisarrest, toen de tweede onverwachte gebeurtenis zich voordeed. Vrijdagavond na het eten, toen de meeste andere meisjes naar de aula waren om een film te zien, kwam mevrouw Penny naar mijn kamer. Abby en ik amuseerden ons met een spelletje Scrabble en luisterden naar muziek. Er werd zachtjes op de deur geklopt en ik sloeg mijn ogen op. Onze huismoeder stond nogal verward en verontrust op de drempel.

'Er was telefoon voor je,' kondigde ze aan. Ik dacht dat het Beau weer was geweest. Toen mevrouw Penny verder niets zei, maar vertwijfeld in haar handen wreef en op haar lip beet, keek ik vragend naar Abby en toen weer naar haar.

'Ja?'

'Het was mevrouw Clairbornes kleinzoon, Louis.'

'Louis! Wat wilde hij?'

'Hij wilde je spreken. Ik vertelde hem waarom je niet aan de telefoon kon komen en hij werd erg...'

'Erg wat, mevrouw Penny?'

'Onaangenaam,' zei ze, duidelijk verbluft, ik probeerde hem uit te leggen dat ik er niets aan kon doen, maar hij...'

'Wat?'

'Hij begon tegen me te schreeuwen en me te beschuldigen dat ik meedeed aan een samenzwering van mevrouw Ironwood. Eerlijk,' ging ze hoofschud dend verder, 'ik heb nog nooit zoiets gehoord. Toen smeet hij de hoorn neer. Ik ben er helemaal zenuwachtig van.' Ze sloeg haar armen om zich heen.

'Ik zou me er maar geen zorgen over maken, mevrouw Penny. Zoals u ui zei, u hebt er niets in te zeggen.'

'Natuurlijk heb ik zijn stem nooit eerder gehoord. Ik...'

"Vergeet het maar, mevrouw Penny. Als mijn straf voorbij is, zal ik proberen hem te bereiken om hem te vragen wat hij wilde.'

'Ja,' zei ze knikkend. 'Ja. Zo kwaad. Ik voel me... geschokt,' eindigde ze, en liep weg.

'Wat denk je dat hij van je wilde?' vroeg Abby.

Ik schudde mijn hoofd. 'Ik kan begrijpen waarom hij denkt dat het een samenzwering is. Zijn grootmoeder en de IJzeren Dame regelen elk moment van zijn leven, vooral wie hij ontmoet. Mevrouw Ironwood maakte het duidelijk dat het haar niet beviel dat ik daar heb gegeten,' zei ik.

Maar de controle die mevrouw Clairborne en mevrouw Ironwood op Louis uitoefenden leek te verzwakken, want de volgende ochtend vroeg kwam mevrouw Penny terug in mijn kamer om een nieuwe wending in de gebeurtenissen aan te kondigen. Ze was kennelijk erg onder de indruk en opgewonden. Abby en ik hadden ons nog maar net aangekleed voor het ontbijt toen ze al voor de deur stond.

'Goedemorgen,' zei ze. 'Ik moest meteen komen om het je te vertellen.'

'Me wat vertellen, mevrouw Penny?'

'Mevrouw Ironwood heeft me rechtstreeks gebeld om te zeggen dat je vanmorgen twee uur naar buiten mag.'

'Naar buiten? Waarheen?' vroeg ik.

'Naar het Clairborne Plantation House,' zei ze met wijd opengesperde ogen.

'Ze laat me naar buiten om naar het Clairborne House te gaan?' Ik keek naar Abby, die even verbijsterd leek als ik. 'Maar waarom?'

'Louis,' antwoordde mevrouw Penny. 'Ik vermoed dat hij erop heeft gestaan je vandaag te spreken.'

'Maar misschien wil ik hem helemaal niet spreken,' zei ik. Mevrouw Penny's mond viel open. ik kon geen toestemming krijgen om mijn vriend te zien, die hier nu twee weken lang niet kan komen, en die uren moet rijden hierheen, maar ik mag wèl naar het Clairborne House. Die Clairbornes gaan wel erg gemakkelijk om met de gevoelens van anderen - ze pakken mensen op en zetten ze weer neer of we schaakstukken zijn,' klaagde ik, en liet me op bed vallen.

Mevrouw Penny wreef in haar handen en schudde haar hoofd. 'Maar... maar dit moet heel belangrijk zijn als mevrouw Ironwood bereid is de straf te verzachten. Waarom zou je niet gaan? Ik weet zeker dat dat iedereen alleen nog maar kwader zou maken,' dreigde ze. 'Misschien geven ze mij zelfs wel de schuld.'

'O, mevrouw Penny, ze kunnen u niet de schuld geven.'

'Dat kunnen ze wèl. Ik ben de enige die hun niet verteld heeft dat je de campus had verlaten, weet je nog wel? Zo is het allemaal begonnen,' jammerde ze.

Ik walgde van die angst waaronder iedereen in Greenwood leefde. 'Goed dan,' gaf ik toe. 'Wanneer word ik geacht te gaan?'

'Na het ontbijt,' zei ze opgelucht. 'Buck staat met de auto bij de voordeur.'

Nog steeds geërgerd ging ik me verkleden en met Abby ontbijten. Toen Gisselle hoorde waar ik na het ontbijt naartoe ging, kreeg ze weer een van haar woedeaanvallen aan tafel, maakte elke conversatie onmogelijk en richtte ieders aandacht op ons.

'Waar je ook naartoe gaat of wat je ook doet, je bent Linie Miss Special. Zelfs de IJzeren Dame heeft speciale regels voor jou en niet voor de anderen,' klaagde ze.

'Ik denk niet dat mevrouw Ironwood iets voor mij doet, of dat ze het leuk vindt,' antwoordde ik. Maar Gisselle zag maar één ding: ik kon me aan mijn gevangenisstraf onttrekken.

'Nou, als één van ons gestraft wordt, zullen we haar hier aan herinneren,' dreigde ze, en keek woedend om zich heen.

Na het ontbijt ging ik naar buiten, en stapte in de auto. Buck zei heel weinig, behalve dat hij nu en dan mopperde dat zijn reparatiewerk voortdurend in de war werd gestuurd. Blijkbaar was niemand erg gelukkig met mijn verplichte optreden in het huis van de Clairbornes. Mevrouw Clairborne liet zich zelfs niet zien om me te begroeten. Otis bracht me door de lange gang naar de muziekkamer, waar Louis aan de piano zat te wachten.

'Mademoiselle Dumas,' kondigde de butler aan, en liet ons alleen.

Louis, in een grijszijden smokingjasje, met een witkatoenen hemd en donkergrijze flanellen broek, hief zijn hoofd op. 'Kom binnen alsjeblieft,' zei hij, toen hij besefte dat ik nog steeds in de deuropening stond.

'Wat is er, Louis?' vroeg ik, zonder moeite te doen de ergernis in mijn stem te onderdrukken. 'Waarom wilde je me hier laten komen?'

'Ik weet dat je kwaad op me bent,' zei hij. 'Ik heb je nogal onheus behandeld en je hebt al het recht om kwaad te zijn. Ik heb je in verlegenheid gebracht en ben je toen ontlopen. Ik wilde dat je hier kwam, zodat ik je persoonlijk mijn excuses kon aanbieden. Ook al kan ik je niet zien,' voegde hij er met een vage glimlach aan toe.

'Dat is in orde. Ik was niet kwaad op je.'

'Dat weet ik. Je had medelijden met me, en ik denk dat ik dat ook verdien. Ik ben een zielig geval. Nee,' zei hij, toen ik wilde protesteren. 'Laat maar. Ik begrijp het en ik accepteer het. Ik ben iemand om medelijden mee te hebben. Ik blijf hier, wentel me in zelfmedelijden, dus waarom zou iemand me niet zielig vinden en me links laten liggen?

'Het is alleen dat... iets in jou trok me naar je toe, maakte me minder bang dat je me zou uitlachen of bespotten - iets wat de meeste meisjes van jouw leeftijd zouden doen, vooral grootmoeders geliefde Greenwood- meisjes.'

'Ze zouden je niet uitlachen, Louis. Zelfs de crème de la crème, de rechtstreekse afstammelingen van de Filles a la Cassette niet,' zei ik spottend. Zijn grijns werd breder.

'Dat bedoel ik nou,' zei hij. 'Jij denkt net als ik. Jij bent anders. Ik voel dat ik je kan vertrouwen. Het spijt me dat ik je het gevoel heb gegeven dat je bevel kreeg je opwachting aan het hof te maken,' ging hij snel verder.

'Nou ja, dat is het niet, want ik was gestraft en...'

'Ja. Waarom ben je gestraft? Ik hoop dat het iets heel ondeugends is.'

ik vrees van niet.' Ik vertelde hem over mijn schilderdagje buiten de campus, en hij meesmuilde.

'Is dat alles?'

Ik wilde hem meer vertellen - dat zijn nicht, mevrouw Ironwood, het op me voorzien had omdat ik hem ontmoet had - maar ik besloot geen olie op het vuur te gooien. Hij keek opgelucht.

'Dus ben ik op mijn strepen gaan staan. Nou, en? Mijn nicht komt er wel «verheen. Ik heb haar nog nooit iets gevraagd. Grootmoeder was er niet erg blij mee natuurlijk.'

'Ik denk dat je wel wat meer hebt gedaan dan op je strepen staan,' zei ik, terwijl ik naar de piano liep. 'Ik denk dat je een kleine woedeaanval hebt geënsceneerd.'

Hij lachte. 'Zoiets.' Hij zweeg even en gaf me toen een paar pagina's met noten. 'Hier,' zei hij. 'Jouw liedje.'

Bovenaan de pagina stond de titel 'Ruby'.

'O, dank je.' Ik stopte ze in mijn tas.

'Heb je zin in een wandeling door de tuin?' vroeg hij. 'Of, laat ik liever zeggen, wil je mij meenemen voor een wandeling?'

'Ja, graag.'

Hij stond op en gaf me zijn hand.

'Door de patiodeuren naar rechts,' zei hij. Hij gaf me een arm en ik leidde hem. Het was een warme, gedeeltelijk bewolkte ochtend, met slechts een zachte bries. Met verbijsterende nauwkeurigheid beschreef hij de fonteinen, de hangende varens en philodendrons, de eiken en bamboebomen en het latwerk met een weelde van paarse wisteria. Hij kon alles identificeren aan de geur, of het nu camelia's of magnolia's waren. Hij had de omgeving in zijn hoofd geprent aan de hand van de geuren en wist precies wanneer we bij de deur van een patio waren aan de westkant van het huis, die, zoals hij zei, toegang gaf tot zijn kamer.

'Sinds mijn ouders zijn gestorven, zijn alleen de dienstmeisjes, Otis en mijn grootmoeder in mijn kamer geweest,' zei hij. 'Ik wil graag dat jij de eerste buitenstaander bent, als je dat wilt.'

'Ja,' zei ik. Hij deed de deur van de patio open en we kwamen in een vrij grote slaapkamer, waarin een ladenkast, een klerenkast en een mahoniehouten bed stonden. Alles was keurig schoon en gepoetst, alsof het dienstmeisje net weg was. Een portret van een knappe blonde vrouw hing boven de ladenkast.

is dat een portret van je moeder?' vroeg ik.

'Ja.'

'Ze was heel mooi.'

'Ja, dat was ze,' zei hij weemoedig.

Er hingen geen portretten van zijn vader of van zijn vader en moeder samen. De beide andere schilderijen aan de muur waren riviergezichten. Op de ladenkast stonden ook geen ingelijste foto's. Had hij alle foto's van zijn vader weg laten halen?

Ik keek naar de gesloten deur tussen zijn kamer en de kamer die de slaapkamer van zijn ouders moest zijn geweest, de kamer waarin ik hem die avond psychisch zo gekweld had gezien.

'Wat vind je van mijn zelfopgelegde gevangeniscel?' vroeg hij.

'Het is een mooie kamer. De meubels zien er splinternieuw uit. Je bent erg netjes.' Hij lachte.

Toen werd hij weer serieus. Hij liet mijn arm los en liep naar zijn bed. Hij gleed met zijn hand over het voeteneinde en de beddestijl. ik heb sinds mijn derdejaar in dit bed geslapen. Deze deur,' zei hij, zich omdraaiend, 'is de verbindingsdeur met de slaapkamer van mijn ouders. Mijn grootmoeder houdt die even schoon en glimmend als alle slaapkamers die nog in gebruik zijn.'

'Het moet een fijn huis zijn geweest om in op te groeien,' zei ik. Mijn hart begon sneller te kloppen alsof het iets voelde dat mijn ogen ontgaan was.

'Ja en nee,' zei hij. Zijn lippen vertrokken alsof hij vocht met zijn herinneringen. Hij liep naar de deur en legde zijn palm ertegen. 'Jarenlang is deze deur nooit op slot geweest,' zei hij. 'Mijn moeder en ik... we waren altijd erg intiem met elkaar.'

Hij bleef naar de deur kijken en sprak alsof hij daar doorheen het verleden kon zien. 'Als mijn vader 's morgens was opgestaan om naar zijn werk te gaan, kwam ze binnen en kroop naast me in bed en hield me dicht tegen zich aan, zodat ik in haar armen wakker werd. En als ik weieens bang was, hoe laat of hoe vroeg het ook was, kwam ze bij me of mocht ik naar haar.' Hij draaide zich langzaam om. 'Ze was de enige vrouw naast wie ik ooit heb gelegen. Is dat niet droevig?'

'Je bent nog jong, Louis. Je vindt wel iemand die je kunt liefhebben,' zei

ik.

Hij lachte, een vreemde, ijle lach.

'Wie zou er nou van mij kunnen houden? Ik ben niet alleen blind... ik ben verwrongen, zo misvormd en afzichtelijk als de klokkeluider van de Notre Dame.'

'O, nee, dat ben je niet. Je bent knap en heel talentvol.'

'En rijk, vergeet dat niet.'

Hij liep terug naar het bed en hield zich vast aan de stijl. Toen streek hij zachtjes over de deken.

'Ik lag hier, in de hoop dat ze bij me zou komen, en als ze niet zelf

kwam, deed ik net of ik een nachtmerrie had gehad en bang was, alleen om haar naar me toe te lokken,' bekende hij. is dat zo erg?'

'Natuurlijk niet.'

'Mijn vader vond van wel,' zei hij kwaad. 'Hij foeterde altijd op haar dat ze me verwende en te veel aandacht aan me besteedde.'

Ik had nooit een moeder gehad en kon me niet voorstellen dat je te veel door haar verwend kon worden, maar het klonk als een sympathieke fout.

'Hij was jaloers op ons,' ging Louis verder.

'Een moeder en haar kind? Echt waar?'

Hij draaide zich om en keek naar het portret of hij het kon zien. 'Hij vond dat ik te oud was voor zoveel moederlijke aandacht. Ze kwam nog steeds bij me en ik bij haar toen ik acht... negen... tien was. Zelfs nog toen ik dertien was. Was dat verkeerd?' vroeg hij, zich met een ruk naar me omdraaiend. Toen ik aarzelde, vertrok zijn gezicht. 'Jij vindt van wel, hè?'

'Nee,' zei ik zachtjes.

'Ja, dat vind je wel.' Hij ging op het bed zitten. 'Ik dacht dat ik er met jou over zou kunnen praten. Ik dacht dat jij het zou begrijpen.'

'Ik begrijp het echt, Louis. Ik denk niet slecht over je. Het spijt me dat je vader dat wèl deed.'

Hij hief hoopvol zijn hoofd op. 'Je vindt het dus niet slecht van me?'

'Natuurlijk niet. Waarom zouden een moeder en zoon elkaar niet mogen troosten en liefhebben?'

'Zelfs als ik... net deed of ik troost nodig had, om haar naar me toe te lokken?'

'Ik denk het niet,' zei ik, het niet helemaal begrijpend.

'Ik deed de deur een klein eindje open,' zei hij, 'en dan ging ik terug naar mijn bed en bleef in elkaar gerold liggen. Kijk, zo.' Hij strekte zich uit en rolde zich op in foetuspositie. 'En dan begon ik zachtjes te jammeren.' Hij maakte zachte geluidjes om het voor te doen. 'Ga naar de deur,' zei hij. 'Toe dan. Alsjeblieft.'

Ik deed het. Mijn hart begon steeds harder en sneller te kloppen, naarmate zijn daden en woorden verwarrender werden.

'Doe hem open,' zei hij. 'Ik wil de scharnieren horen piepen.'

'Waarom?'

'Alsjeblieft,' smeekte hij, dus deed ik het. Hij keek zo blij. 'Dan hoorde ik haar zeggen: "Louis? Schat? Huil je, lieverd?"

"ia, mammie," antwoordde ik dan.

"'Je moet niet huilen, lieverd," zei ze dan.' Hij aarzelde en draaide zijn hoofd naar me toe. 'Wil jij dat tegen me zeggen? Alsjeblieft?' vroeg hij.

Ik zweeg.

'Alsjeblieft,' smeekte hij.

Ik voelde me een beetje belachelijk en bevreesd, maar ik deed wat hij vroeg. 'Je moet niet huilen, lieverd.'

'Ik kan het niet helpen, mammie.' Hij stak zijn hand uit. 'Pak mijn hand,' smeekte hij. 'Pak hem dan.'

'Louis, wat...'

'Ik wil het je alleen voordoen. Ik wil dat je het weet en me zegt wat je ervan denkt.'

Ik pakte zijn hand en hij trok me naar zich toe.

'Blijf gewoon even naast me liggen. Even maar. Doe net of je mijn moeder bent. Ik ben je kleine Louis. Doe net alsof.'

'Maar waarom, Louis?'

'Alsjeblieft,' zei hij, terwijl hij mijn hand nog steviger vasthield. Ik ging op het bed zitten en hij trok me naar zich toe.

'Zo kwam ze naar me toe en ik streelde haar schouder en zij streek over mijn haar en kuste mijn gezicht, en dan mocht ik haar borsten strelen,' zei hij, terwijl hij met zijn hand over de mijne streek, 'zodat ik haar hart kon voelen kloppen en getroost was. Ze wilde dat ik dat deed. Ik deed alleen maar wat ze wilde dat ik deed! Was dat verkeerd? Ja?'

'Louis, hou op,' zei ik smekend. 'Je kwelt jezelf met die herinneringen.'

'Dan legde ze haar hand hier,' zei hij. Hij pakte mijn rechterpols en bracht die tussen zijn benen, waar hij al stijf was. Ik trok mijn hand weg alsof ik me gebrand had.

De tranen rolden over zijn wangen.

'En mijn vader... op een dag kwam hij binnen en werd heel kwaad op ons allebei, en toen deed hij de deur op slot, en als ik huilde of klaagde, kwam hij binnen en sloeg me met een leren riem. Eén keer sloeg hij zo hard, dat ik striemen had op mijn benen en rug, en mijn moeder moest mijn lichaam later insmeren met zalf, en toen probeerde ze me weer een goed gevoel te geven.

'Maar ik kon het niet, en zij voelde zich ook erg ongelukkig. Ze dacht dat ik niet meer van haar hield,' zei hij. Er kwam een woedende uitdrukking op zijn gezicht. Zijn lippen begonnen te trillen, terwijl hij zijn best deed de woorden te zeggen, de woorden die hem achtervolgden. In één adem flapte hij eruit: 'Dus probeerde ze van een andere jongen haar zoon te maken en mijn vader kwam er achter.'

Hij pakte mijn hand met zijn beide handen en legde hem tegen zijn lippen en zijn gezicht, en liefkoosde de rug van mijn hand met zijn wangen.

'Ik heb het nooit aan iemand verteld, zelfs niet aan mijn dokter, maar ik kan het niet langer allemaal in me opkroppen. Het is of er een bijenkorf in je buik en borst huist. Het spijt me dat ik je hier heb laten komen en je gedwongen heb ernaar te luisteren. Het spijt me.'

'Het is goed, Louis,' zei ik, met mijn andere hand over zijn haar strijkend. 'Het is goed.'

Hij snikte nog harder. Ik sloeg mijn armen om hem heen en drukte hem dicht tegen me aan terwijl hij huilde. Ten slotte kalmeerde hij en werd stil. Ik legde zijn hoofd op het kussen, maar toen ik zijn hand losliet, pakte hij die weer vast.

ik ben bang dat ik van dit bezoek ook een puinhoop heb gemaakt, maar blijf alsjeblieft nog even,' zei hij. 'Alsjeblieft.'

'Goed. Ik blijf nog.'

Hij ontspande zich. Zijn ademhaling werd zachter, regelmatiger. Zodra hij sliep, liet ik me van het bed glijden en liep op mijn tenen naar de patio. Snel liep ik door de tuin terug naar de muziekstudio. Toen ik haastig door de gang naar de voordeur liep, zag ik rechts van me een schaduw bewegen. Het was mevrouw Clairborne, die door een open deur keek. Ik bleef staan en wilde me naar haar omdraaien, maar ze deed de deur dicht. Ik aarzelde geen seconde langer en vluchtte uit het huis vol schaduwen en verdriet.