***

5. DROEVE LIEDJES

Papa belde de volgende ochtend, en ik vertelde hem onmiddellijk dat Gisselle en ik van kamergenootjes gewisseld hadden. Giselle was nijdig omdat hij eerst mij te spreken had gevraagd. Ze zat mokkend in haar rolstoel in de gang en terwijl ik met hem sprak, dreigde ze dat ze niet aan de telefoon wilde komen.

'Gaat dat wel?' vroeg hij verbaasd. 'Dat een ander een kamer deelt met Gisselle, bedoel ik?'

'Samantha is haar nieuwe kamergenote. Weet je nog wie dat is?' Hij zei ja. 'Ze is erg gesteld geraakt op Gisselle,' legde ik uit.

'Ik kan zelf mijn woordje wel doen,' raasde Gisselle. 'Geef me de telefoon.' Ze reed naar me toe en ik overhandigde haar de hoorn.

'Papa,' snauwde ze in de telefoon, 'ik vind het hier vreselijk, maar in ieder geval heb ik een kamergenote die me niet voortdurend aan mijn kop zeurt,' zei ze, naar mij kijkend. 'Ja,' ging ze plotseling poeslief verder, 'ik heb een goede start gemaakt met mijn werk op school. Ik heb een 10 voor wiskunde en gisteren een 9 voor Engels. En zonder Ruby's hulp,' voegde ze eraan toe. 'Maar dat betekent niet dat ik het hier naar mijn zin heb. Zeg dat maar tegen Daphne,' eindigde ze, en duwde met een bruusk gebaar de telefoon weer in mijn handen.

'Hallo, papa.'

'Moet ik komen?' vroeg hij. Hij maakte een erg vermoeide indruk, zijn stem klonk zacht en ijl.

'Nee. Het komt allemaal wel goed. Vandaag drinken we thee bij mevrouw Clairborne.'

'O, nou, dat klinkt niet slecht. Ik wil je niet te zwaar belasten, Ruby,' zei hij, 'maar...'

'Het geeft niet, papa. Gisselle krijgt het hier na een tijdje wel naar haar zin,' zei ik. 'Dat weet ik zeker.'

'Hebben jullie nog iets nodig?'

'Nee, we hebben alles. Gaat het met jou goed?'

ik ben wat verkouden. Niets ernstigs. Misschien moet ik een week of zo weg, maar ik zal proberen je te bellen, waar ik ook ben. En als je me nodig hebt... bel dan het kantoor,' eindigde hij snel. Ik wist dat hij bedoelde dat ik Daphne beter niet kon bellen.

is alles goed thuis, papa?'

'Oké,' zei hij.

'Hoe gaat het met Nina, Edgar en Wendy?'

Hij aarzelde even. 'We hebben Wendy vervangen,' antwoordde hij.

'Vervangen? Waarom?'

'Daphne was niet helemaal tevreden over haar werk. Ik heb haar een goed getuigschrift gegeven en een paar aanbevelingen. We hebben nu een oudere vrouw. Daphne heeft haar persoonlijk uitgezocht op het plaatsingsbureau. Ze heet Martha Woods.'

'Ik vind het heel erg voor Wendy.'

'Ze komt wel op haar pootjes terecht,' zei hij snel. 'Prettig weekend. Ik hou van je,' zei hij.

'En wij houden van jou, papa,' antwoordde ik.

Gisselle lachte sarcastisch. 'Wat is er met Wendy?' vroeg ze.

'Daphne heeft haar ontslagen.'

'Mooi zo. Ze was een arrogant nest,' zei Gisselle.

'Dat is niet waar. Ze heeft veel van jou verdragen, Gisselle. Ik weet zeker dat het nieuwe dienstmeisje dat niet zal doen.'

'O, jawel, anders vliegt zij er ook uit,' verzekerde Gisselle lachend. Toen reed ze met een nijdig gezicht terug naar haar kamer. Ik wist zeker dat ze iets zou doen om ons in diskrediet te brengen als we naar mevrouw Clairborne gingen, misschien door zich uit louter kwaadaardigheid op ongepaste wijze te kleden, maar ik stond verbaasd toen ze in een mooie lichtblauwe jurk verscheen met bijpassende schoenen. Ze had Samantha haar haar laten borstelen en aan de zijkanten vaststeken. Mevrouw Penny had ons verteld dat mevrouw Clairborne niet van make-up hield, maar dat een tikje lippenstift was toegestaan. Ik dacht dat Gisselle uitdagend haar oogleden en wangen zou opmaken, maar alweer verraste ze me door zich heel bescheiden op te maken.

Om tien voor twee reed Samantha haar naar de grote hal, waar Abby en ik stonden te wachten.

'Bolle vroeg me een paar pralines voor haar te gappen,' vertelde ze. 'Als een van jullie de kans krijgt, stop er dan een paar in mijn tas.'

'Kate kan die extra calorieën best missen,' zei ik.

'Als het haar niet kan schelen, waar maak jij je dan druk om?'

'Goede vriendinnen proberen elkaar te helpen, niet eikaars zwakheden te versterken,' antwoordde ik.

'Wie zegt dat we goede vriendinnen zijn?' Ze lachte vals. Abby en ik keken elkaar hoofdschuddend aan. Een ogenblik later kwam mevrouw Penny tevoorschijn in een gebloemde katoenen jurk met een brede roze sjerp om haar middel. Op haar rechterborst had ze een corsage gespeld en ze droeg

een zonnehoed en een bijpassende rieten tas met een geborduurde roos aan beide kanten.

'Wel heb ik ooit,' zei Gisselle. 'Scarlett O'Hara!' Samantha lachte en holde weg om de anderen te vertellen wat Gisselle gezegd had.

Mevrouw Penny bloosde. 'Jullie zien er allemaal zo mooi uit,' zei ze. 'Mevrouw Clairborne zal heel tevreden zijn. Hierheen, meisjes. Buck staat voor de deur met de stationwagon.'

'Buck?' zei Abby. Ze keek naar mij en we begonnen te lachen.

'Wie is Buck?' vroeg Gisselle.

'De jongeman die voor bijna alles hier zorgt,' zei mevrouw Penny. Maar Gisselle keek achterdochtig naar Abby en mij, toen ik haar naar de auto reed.

Van dichtbij leek Buck in het heldere daglicht nog jonger dan bij het botenhuis of op de tractor. Zijn haar was bijna even zwart als dat van Abby, maar zijn ogen waren donkerbruin. Hij had de donkere teint van een Indiaan. Zelfs in zijn geruite hemd konden we zien hoe sterk hij was. Hij leek ook langer, en slanker, met een smal middel, smalle heupen en lange benen. Toen hij ons zag glimlachte hij even, wat Gisselle niet ontging.

'Hallo, Mr. Mud,' zei Abby schertsend. Hij lachte en keek verbaasd en belangstellend op toen hij zag dat Gisselle mijn tweelingzusje was.

'Vertel me niet dat er twee van jullie zijn,' zei hij plagend. Ik lachte alleen maar.

'Hoe ken je hem?' vroeg Gisselle. Abby en ik gaven geen antwoord.

'Kom, ik zal je helpen,' zei hij tegen Gisselle. Hij legde zijn linkerarm om haar middel en zijn rechter onder haar benen en tilde haar zo behoedzaam en gemakkelijk uit haar stoel of ze niet meer dan een veertje woog. Ze glimlachte, haar gezicht was zo dicht bij het zijne dat haar lippen zijn wang bijna raakten. Hij zette haar neer in de auto en vouwde de rolstoel zo handig op, dat ik vermoedde dat hij dat vaker had gedaan.

We stapten allemaal in, mevrouw Penny voorin.

'Wie heeft al die jasmijn op?' vroeg Gisselle toen we in de stationwagon zaten.

'O, dat ben ik, kindlief,' zei mevrouw Penny. 'Het is mevrouw Clairbornes lievelingsparfum.'

'Nou, niet van mij,' merkte Gisselle op. 'Bovendien hoort u op te doen wat u lekker vindt en niet wat in de smaak valt van een of andere rijke, oude dame.'

'Gisselle!' zei ik, mijn ogen opensperrend. Kon ze zich dan nooit gedragen?

'Ik hou zelf van die geur,' zei mevrouw Penny. 'Maak je alsjeblieft geen zorgen. Ik zal je onderweg een en ander vertellen over het huis van de Clairbornes. Mevrouw Clairborne vindt het prettig als een meisje de geschiedenis ervan kent. Eigenlijk verwacht ze niet anders,' voegde ze eraan toe.

'Worden we straks overhoord?' vroeg Gisselle spottend.

'Overhoord? O, nee, kind,' zei mevrouw Penny lachend, en toen zweeg ze en dacht even na. 'Wees alleen maar eerbiedig, en vergeet niet dat Greenwood afhankelijk is van haar edelmoedigheid.'

'Die haar nicht een mooie baan bezorgt,' mompelde Gisselle. Zelfs ik moest daar even om lachen, maar mevrouw Penny negeerde zoals gebruikelijk alles wat onaangenaam was en begon met haar les.

'Dit huis was heel recent, nog geen tien jaar geleden, een belangrijke suikerplantage.'

'Is dat recent?' vroeg Gisselle.

Mevrouw Penny glimlachte alsof Gisselle iets heel doms had gezegd, iets dat geen antwoord vereiste.

'De oorspronkelijke, uit vier kamers bestaande woning werd in de jaren 1790 gebouwd en is nu met het grote huis verbonden door een overkoepelde weg, die bij slecht weer als hoofdingang dient. In de bloeitijd van de suikerplantage waren er vier suikerfabrieken, elk met een apart beplantingsterrein en een eigen groep slaven.'

'Mijn vader zegt dat de Burgeroorlog geen eind heeft gemaakt aan de slavernij, maar alleen de arbeidslonen heeft verhoogd van nihil tot het minimumloon,' zei Gisselle spottend.

Ik zag dat Buck glimlachte.

'O, tjeempie,' zei mevrouw Penny. 'Zeg zoiets alsjeblieft niet tegen mevrouw Clairborne. En wat je ook doet, praat niet over de Burgeroorlog.'

'Ik zal wel zien,' antwoordde Gisselle, die genoot van de macht die ze uitoefende over de huisbewaarster.

'In ieder geval,' ging mevrouw Penny verder, toen ze weer op adem was gekomen, 'veel meubelstukken, de klerenkasten bijvoorbeeld, dateren van vóór de Burgeroorlog. De tuinen, zoals je zult zien, zijn aangelegd in de Franse stijl van de zeventiende eeuw, met marmeren beelden die uit Italië zijn geïmporteerd.'

Een paar minuten later kwamen we bij de ingang van het landgoed, en mevrouw Penny zette haar rol van reisleidster voort.

'Kijk eens naar die magnolia's en die oude eiken,' merkte ze op. 'Daar, achter die schuur, is de begraafplaats van de familie. Zie je dat smeedijzeren hek, dat overschaduwd wordt door de oude eiken?

'Alle boekenkasten binnen zijn met de hand in Frankrijk gemaakt. Je ziet dat voor de meeste ramen brokaten overgordijnen hangen en kanten vitrage en met de hand beschilderde linnen zonweringen. We drinken thee in een van de mooie zitkamers. Misschien krijg je de kans om de balzaal te zien.'

'Wordt die weieens gebruikt?' vroeg Gisselle.

'Nee, nu niet meer, kindlief.'

'Wat een verspilling,' zei ze, maar zelfs zij was onder de indruk van het enorme huis.

Het gebouw van twee verdiepingen had grote Dorische pilaren met een veranda langs de bovenverdieping die om het hele huis liep. Bovenop de eerste verdieping was een belvédère met grote ramen. De westkant van het huis leek donkerder, waarschijnlijk door de reusachtige wilgen, waarvan de takken omlaaghingen of ze verzwaard waren, en die lange, donkere schaduwen wierpen over de bepleisterde bakstenen muren en de dakkapel. Zodra we kwamen aanrijden werd de voordeur geopend, en een lange, magere, zwarte man met sneeuwwit haar verscheen op de drempel. Hij stond voorovergebogen, zodat zijn hoofd onflatteus naar voren stak, en het leek of hij bezig was een helling te beklimmen in plaats van in een deuropening te staan.

'Dat is Otis, de butler van mevrouw Clairborne,' zei mevrouw Penny snel. 'Hij is al langer dan vijftig jaar bij de Clairbornes in dienst.'

'Hij ziet eruit of hij er al meer dan honderd jaar is,' zei Gisselle hatelijk. We stapten uit en Buck liep snel om de auto heen om Gisselles stoel te pakken. Ze bleef afwachtend zitten tot hij haar uit de auto tilde en haar zachtjes in de stoel zette. Gelukkig waren er maar een paar treden naar het portiek, die Buck gemakkelijk wist te nemen. Toen hij Gisselle in haar stoel bij de voordeur had afgezet, keerde hij terug naar de auto.

'Waarom kan Buck niet mee naar binnen?' vroeg Gisselle.

'O, nee, kindlief,' zei mevrouw Penny hoofdschuddend en glimlachend, alsof Gisselle iets heel geks had voorgesteld. 'Deze thee is vandaag alleen voor nieuwe meisjes. Mevrouw Clairborne ontvangt jullie de hele maand door in kleine groepjes.'

'Mr. Mud,' mompelde Gisselle tegen mij. 'Je móet me vertellen hoe je hem kent.'

Ik deed net of ik haar niet hoorde terwijl ik de stoel naar binnen reed. Otis knikte en begroette mevrouw Penny. Toen we binnen waren liet mevrouw Penny haar stem tot een gefluister dalen, alsof we in een kerk of een beroemd museum liepen.

'Alle kamers zijn gemeubileerd met Frans antiek, en zoals je zult zien hebben ze allemaal brede paarse banken met een notehouten ombouw met krulwerk.'

De marmeren vloeren glommen als glas. Trouwens, alles glom, van de antieke tafels en stoelen tot de beelden en wanden. Als hier ook maar een paar stofjes waren, dan waren die verborgen onder de tapijten, dacht ik, maar ik zag dat degene die verantwoordelijk was voor het opwinden van de staande klok naast de ingang zijn of haar taak had verwaarloosd, want hij was blijven staan op vijf over twee.

De ruime, lichte kamers op de benedenverdieping kwamen allemaal uit op de centrale hal. Mevrouw Penny legde uit dat de keuken zich achterin het huis bevond. Ongeveer halverwege de hal was een sierlijk gebogen trap met een glanzend gewreven mahoniehouten leuning en marmeren treden. Boven ons in de hal brandden grote kroonluchters, die fonkelden als ijspegels. Trouwens, ondanks de gobelins, de schilderijen, de zware gordijnen en met velours beklede meubels, had het huis iets kils. Hoewel de Clairbornes hier al heel lang hadden gewoond, ontbraken de warmte en persoonlijkheid die mensen gewoonlijk aan een huis verlenen. Het voelde aan als een koud museum. De meubels leken gemaakt voor verzamelaars, uitsluitend bijeengebracht voor hun waarde, en de glans en onberispelijke conditie van alles om ons heen wekte de indruk dat het ongebruikte dingen waren, die er voor de show stonden, een toonzaal, maar geen thuis waar mensen leefden en liefhadden.

We werden naar een zitkamer aan de rechterkant gebracht, waar een fluwelen sofa en een bijpassende zitbank tegenover een blauwfluwelen stoel stonden die met gouddraad geborduurd was en gebeeldhouwde notehouten armleuningen en poten had. Hij leek op een troon die op een groot Perzisch tapijt stond. De rest van de vloer was licht parket zonder kleden. Tussen de stoel en de zitbanken en sofa's stond een lange notehouten tafel.

Toen Abby en ik op de zitbank hadden plaatsgenomen en Gisselle naast ons was gereden, had ik even tijd om naar het met landschappen beschilderde behang te kijken en de schilderijen met diverse afbeeldingen van de suikerplantage. Op de schoorsteen stond weer een klok die stil was blijven staan op vijf over twee. Daarboven hing een olieverfportret van een gedistingeerd uitziende man, die enigszins afgewend en omlaagkijkend was afgebeeld, wat de indruk wekte dat hij een of andere vorst was.

Plotseling hoorden we het getik van een stok op de marmeren vloer van de hal. Mevrouw Penny, die bij de deur was blijven staan, herinnerde zich plotseling iets en kwam haastig naar ons toe.

ik vergat jullie nog te vertellen, meisjes, dat jullie moeten opstaan als mevrouw Clairborne binnenkomt,' zei ze.

'En hoe wilt u dat ik dat doe?' snauwde Gisselle.

'O, jij bent natuurlijk geëxcuseerd, kindlief,' zei ze. Voor Gisselle nog iets kon zeggen richtten alle ogen zich op de deur, wachtend op de binnenkomst van mevrouw Clairborne, en toen stonden Abby en ik op.

Ze bleef even in de deuropening staan, alsof ze wachtte tot er een foto werd genomen, en keek aandachtig van Abby naar mij en toen naar Gisselle. Mevrouw Clairborne was langer en gezetter dan op de portretten die in de school hingen. En op geen enkel portret was het blauw in haar grijze haar te zien, dat nu dunner en korter leek, en nauwelijks tot het midden van haar oren reikte. Ze droeg een tot aan de hals dichtgeknoopte jurk van donkerblauwe zijde, met een brede kraag. Aan een zilveren ketting hing een horloge in zilveren kast, waarvan de wijzertjes stilstonden op vijf over twee.

Ik vroeg me af of Abby of Gisselle dat merkwaardige aspect van de klokken was opgevallen.

Ik keek naar de grote diamanten hangers in haar oren. De mouwen van haar jurk hadden manchetten met kanten ruches die op de onderkant van haar palmen vielen. Om haar linkerpols droeg ze een gouden armband met diamanten. Aan de lange, benige vingers van beide handen droeg ze ringen met kostbare edelstenen, sommige in platina gezet, andere in goud en weer andere in zilver.

Zelfs op haar portretten had mevrouw Clairborne een smal gezicht dat niet leek te passen bij haar gezette lichaam; alleen werd die indruk nog sterker als je haar in levenden lijve zag. Door de manier waarop haar lange, dunne neus naar voren stak, leken haar donkere ogen nog diepliggender dan ze al waren. Ze had een brede, smalle mond; zo smal dat hij, als ze haar lippen opeengeklemd hield, op een potloodstreep leek die van het binnenste van de ene wang naar het binnenste van de andere wang liep. Haar huid, zonder enige make-up, was krijtwit, met levervlekken op haar voorhoofd en wangen.

Ik kwam tot de conclusie dat de schilders die haar portret hadden gemaakt zich meer hadden laten inspireren door hun fantasie dan door het levende model.

Ze deed een stap naar voren en leunde op haar stok.

'Welkom, meisjes,' zei ze. 'Ga zitten alsjeblieft.'

Abby en ik gehoorzaamden snel, en mevrouw Clairborne liep naar haar stoel, bij elke stap met haar stok tikkend. Ze knikte naar mevrouw Penny, die op de andere zitbank zat, en toen nam mevrouw Clairborne plaats en haakte haar stok over de rechterleuning van de stoel voor ze even naar Gisselle keek en toen naar Abby en mij.

'Ik heb graag een persoonlijke relatie met elk van mijn Greenwood- meisjes,' begon ze. 'Onze school onderscheidt zich doordat wij niet, zoals de meeste openbare scholen geneigd zijn, de leerlingen behandelen of ze nummers, statistieken zijn. En dus zou ik graag willen dat jullie je aan me voorstellen en iets over jezelf vertellen. En dan zal ik jullie vertellen waarom ik lang geleden heb besloten ervoor te zorgen dat Greenwood kan blijven bestaan, en wat ik hoop dat daar nu en in de komende jaren bereikt zal worden.' Ze had een zelfverzekerde, harde stem,.soms zo laag als die van een man. 'Daarna,' ging ze verder, 'zal de thee worden geserveerd.'

Eindelijk verzachtte haar gezicht, al vond ik het meer een grimas dan een echte, hartelijke glimlach.

'Wie wil beginnen?' vroeg ze. Niemand zei iets. Ze richtte haar blik op mij. 'Goed, als we dan allemaal zo verlegen zijn, zullen we beginnen met de tweeling, opdat we ons niet vergissen in wie wie is.'

ik ben de gehandicapte,' verklaarde Gisselle met een zelfgenoegzaam lachje. Er volgde een onhoorbaar hijgen, alsof alle zuurstof uit de kamer werd gezogen. Mevrouw Clairborne draaide zich langzaam naar haar om.

'Alleen lichamelijk hoop ik,' zei ze.

Gisselles gezicht werd rood en haar mond viel open. Toen ik naar mevrouw Penny keek, zag ik een voldane uitdrukking op haar gezicht. In haar ogen was mevrouw Clairborne een heldin, die niet uit haar evenwicht te brengen was. Ik vermoedde dat veel slimmere meisjes dan Gisselle het hadden geprobeerd en zich net als zij op hun nummer gezet voelden.

ik ben Ruby Dumas en dit is mijn zusje, Gisselle,' begon ik snel, om de pijnlijke stilte te overbruggen. 'We zijn zeventien en we komen uit New Orleans. We wonen in wat het Garden District wordt genoemd. Onze vader is onroerend-goed-makelaar.'

Mevrouw Clairborne kneep haar ogen samen. Ze knikte langzaam, maar nam me zo scherp op dat ik me voelde of ik op een moerasheuvel zat en langzaam wegzonk.

'Ik ben goed bekend met het Garden District, een heel mooie wijk van de stad. Vroeger,' zei ze een beetje weemoedig, 'ging ik vaak naar New Orleans.' Ze zuchtte en keek naar Abby, die beschreef waar zij en haar familie nu woonden en haar vaders werk als accountant.

'Dus je hebt geen broers of zusters?'

'Nee, madame.'

'Zo.' Ze zuchtte weer diep. 'Hebben jullie het naar je zin in je kamers?'

'Ze zijn zo klein,' klaagde Gisselle.

'Vind je ze niet gezellig?'

'Nee, alleen maar klein,' hield Gisselle vol.

'Dat komt misschien door je onfortuinlijke toestand. Ik weet zeker dat mevrouw Penny haar uiterste best zal doen het je zo comfortabel mogelijk te maken zolang je op Greenwood bent,' zei mevrouw Clairborne, met een blik op mevrouw Penny, die knikte.

'En ik weet zeker dat je Greenwood zult waarderen als een uitstekende school voor je ontwikkeling. Ik zeg altijd dat onze leerlingen hier komen als kleine meisjes en vertrekken als jonge vrouwen, niet alleen goed ontwikkeld, maar moreel gesterkt.

'Ik geloof,' ging ze peinzend verder, 'dat Greenwood een van de laatste bastions is van de morele kracht die vroeger van het zuiden het middelpunt maakte van voornaamheid en elegantie. Hier krijgen jullie gevoel voor je traditie, je erfgoed. Op andere plaatsen, vooral in het noordoosten en het westen, dringen radicalen elk aspect van onze cultuur binnen, hollen die uit, verdunnen wat eens zuivere room was tot magere melk.'

Ze zuchtte.

'Er is zoveel zedeloosheid en zo'n gebrek aan eerbied voor wat eens heilig was in ons leven. Dat kan alleen als we vergeten wie en wat we zijn, waaruit we voortkomen. Begrijpen jullie dat?'

Niemand zei iets. Gisselle leek overweldigd. Ik keek even naar Abby, die mijn blik snel en veelbetekenend beantwoordde.

'Maar genoeg van dit serieuze, filosofische gebabbel,' zei mevrouw Clairborne en knikte naar de deuropening, waar twee dienstmeisjes stonden te wachten op het signaal om de thee, cakejes en bonbons binnen te brengen. Het gesprek werd luchthartiger. Na enig aandringen vertelde Gisselle het verhaal van haar ongeluk, waarbij ze de schuld op gebrekkige remmen schoof. Ik vertelde over mijn liefde voor de schilderkunst, en mevrouw Clairborne stelde voor dat ik een paar schilderijen in de hal zou bekijken. Abby was natuurlijk het meest terughoudend over zichzelf, en ik zag dat mevrouw Clairborne het merkte, maar ze ging er niet op in.

Ongeveer halverwege de middag verzocht ik me even te excuseren om naar het toilet te gaan, en Otis bracht me naar het dichtstbijzijnde toilet, aan de westkant van het huis. Toen ik weer buiten kwam, hoorde ik pianomuziek in een kamer verderop in de gang. De muziek klonk zo mooi dat ik me

erdoor aangetrokken voelde. Ik keek door de open deur en zag een mooie zitkamer, met een patio erachter, die toegang gaf tot de tuin. Rechts van de deur van de patio stond een vleugel: de klep stond open, zodat ik niet veel kon zien van de jongeman die zat te spelen. Ik deed een stap naar binnen en naar rechts om meer te kunnen zien, en luisterde.

Een slanke jongeman in een witkatoenen hemd met een button-down boord en met donkerbruin haar, waarvan de lokken langs zijn hoofd en over zijn voorhoofd, voor zijn ogen vielen. Maar het scheen hem niet te hinderen - of misschien merkte hij het niet. Hij ging zo op in zijn muziek, dat zijn handen als onafhankelijke wezens over de toetsen vlogen. Hij luisterde even scherp als ik.

Plotseling hield hij op met spelen en draaide zijn kruk rond naar mij. Maar hij richtte zijn blik rechts van me, alsof hij niet naar mij keek, maar naar iemand achter me. Ik moest me zelf omdraaien om me ervan te overtuigen dat ik niet gevolgd was.

'Wie is daar?' vroeg hij, en ik besefte dat hij blind was.

'O, het spijt me. Ik wilde niet storen.'

'Wie is daar?' vroeg hij weer.

'Ik heet Ruby. Ik ben bij mevrouw Clairborne op de thee.'

'O. Een van de groentjes,' zei hij minachtend, terwijl hij zijn mondhoeken omlaagtrok. Hij had een sterke, gevoelige mond, een volmaakt rechte neus en een glad voorhoofd dat nauwelijks rimpelde, zelfs niet toen hij een beetje spottend lachte.

'Ik ben niet een van de groentjes,' protesteerde ik. 'Ik ben Ruby Dumas, een nieuwe leerlinge.'

Hij lachte, sloeg zijn armen over elkaar en leunde achterover.

'Ik begrijp het. Je bent een individu.'

'Precies.'

'Nou, mijn grootmoeder en mijn nicht, Margaret, die jij kent als mevrouw Ironwood, zullen er wel voor zorgen dat je die onafhankelijke geest snel verliest en een fatsoenlijke dochter van het Zuiden wordt, alleen gaat waar je hoort te gaan, alleen zegt wat je hoort te zeggen - en dat heel keurig - en,' ging hij lachend verder, 'alleen denkt wat je hoort te denken.'

'Niemand vertelt me wat ik moet zeggen en denken,' antwoordde ik uitdagend. Deze keer lachte hij niet, glimlachte nog wel even, en werd toen ernstig.

ik hoor een ander geluid in je stem, een accent. Waar kom je vandaan?'

'New Orleans,' zei ik, maar hij schudde zijn hoofd.

'Nee, daarvóór. Kom nou, ik hoor scherper en duidelijker dan anderen. Die medeklinkers... Laat me even denken... Je komt uit de bayou, hè?'

Ik hield hoorbaar mijn adem in, verbluft door zijn scherpe gehoor. Hij stak zijn hand op.

'Wacht... ik ben een expert in regionale intonaties...'

'Ik kom uit Houma,' bekende ik.

Hij knikte. 'Een Cajun. Kent mijn grootmoeder je ware achtergrond?' 'Misschien. Mevrouw Ironwood weet het.'

'En je mocht je toch inschrijven?' vroeg hij oprecht verbaasd.

'Ja. Waarom niet?'

'Dit is een school voor meisjes met zuiver bloed. Meestal, als je geen creool bent uit een van de beste creoolse families...'

'Maar dat ben ik óók,' zei ik.

'O? Interessant. Ruby Dumas, hè?'

'Ja. En wie ben jij?' Hij aarzelde. 'Je speelt prachtig,' zei ik haastig.

'Dank je, maar ik speel niet. Ik huil, ik schreeuw, ik lach via mijn vingers. De muziek is mijn woorden, de noten zijn mijn brieven.' Hij schudde zijn hoofd. 'Alleen een andere musicus, een dichter of een schilder, zou het begrijpen.'

'ïk begrijp het. Ik ben schilderes,' zei ik.

'O?'

'Ja. Ik heb zelfs al een paar schilderijen verkocht via een galerie in de Franse wijk,' schepte ik op. Dat was niets voor mij, maar iets in de neerbuigende, sceptische houding van deze jongeman maakte dat mijn trots de kop opstak. Ik had dan misschien niet het blauwe bloed om me acceptabel te maken in de ogen van mevrouw Clairborne en haar kleinzoon, maar ik was Catherine Landry's kleindochter, dacht ik.

'Heus?' Hij glimlachte en toonde een rij tanden die zo wit waren als de toetsen van zijn piano. 'Wat schilder je?'

'De meeste schilderijen heb ik gemaakt van landschappen toen ik nog in de bayou woonde.'

Hij knikte en keek nadenkend.

'Je zou het meer moeten schilderen in de schemering,' zei hij zachtjes. 'Dat was mijn lievelingsplek... als de ondergaande zon de kleuren verandert van de hyacinten, en van lavendel tot donkerpaars kleurt.' Hij sprak over kleuren of het lang verloren, dode vrienden waren.

'Je bent dus niet altijd blind geweest?'

'Nee,' zei hij triest. Na een ogenblik draaide hij zich weer om naar zijn piano. 'Ik zou maar teruggaan als ik jou was, voor ze je missen.'

'Je hebt me niet verteld hoe je heet,' zei ik.

'Louis,' antwoordde hij en begon onmiddellijk weer te spelen, maar nu harder, kwader. Ik bleef even naar hem kijken en ging toen in een melancholieke stemming weer terug. Abby merkte het onmiddellijk, maar voor ze me iets kon vragen, kondigde mevrouw Clairborne aan dat de thee was afgelopen.

'Ik ben blij dat jullie me zijn komen bezoeken,' verklaarde ze, en stond op. Leunend op haar stok ging ze verder. 'Het spijt me dat jullie weg moeten, maar ik weet dat jullie een en ander te doen hebben. Ik zal jullie waarschijnlijk gauw weer uitnodigen. Werk intussen hard en denk eraan dat je je onderscheidt van anderen door fatsoenlijke Greenwood-meisjes te zijn.' Ze liep naar de deur, met haar stok op het marmer tikkend, het stilstaande horloge bungelend om haar hals als een kleine, maar zware last die ze gedoemd was de rest van haar leven te dragen.

'Kom mee, meisjes,' zei mevrouw Penny. Ze keek heel tevreden. 'Het was een prettige middag, hè?'

ik kreeg bijna een hartaanval van opwinding,' zei Gisselle, maar ze keek achterdochtig naar mij, nieuwsgierig waar ik geweest was en waarom mijn stemming zo veranderd was. Ik reed haar naar buiten en Buck kwam haastig de trap op om haar naar de auto te dragen. Weer tilde hij haar voorzichtig uit haar stoel, maar deze keer zorgde ze er met opzet voor dat haar lippen zijn wangen raakten. Hij keek even naar Abby en mij, en vooral naar mevrouw Penny, om te zien of wij hadden gezien wat Gisselle had gedaan. We deden allebei of we niets hadden gezien, en mevrouw Penny was te onoplettend om het te hebben gemerkt. Hij keek opgelucht.

Toen we in de auto zaten, vroeg Abby me waar ik zo lang gebleven was.

'Ik heb een heel interessante, maar trieste jongen ontmoet,' antwoordde ik.

Mevrouw Penny slaakte een zachte kreet. 'Ben je aan de westkant van het huis geweest?'

'Ja, waarom?'

ik laat de meisjes daar nooit naartoe gaan. Tjeempie, als mevrouw Clairborne daar achter komt... Ik vergat je te vertellen dat je daar niet mag komen.'

'Waarom mogen we niet naar de westelijke vleugel?' vroeg Abby.

'Dat is het privé-gedeelte, waar zij en haar kleinzoon wonen,' antwoordde mevrouw Penny.

'Kleinzoon?' Gisselle keek naar mij. 'Heb je die ontmoet?'

'Ja.'

'Hoe oud is hij? Hoe ziet hij eruit? Hoe heet hij?' vroeg ze achter elkaar. 'Waarom is hij niet uitgenodigd voor de thee? Dat zou het tenminste wat interessanter hebben gemaakt. Tenzij hij net zo lelijk is als zij.'

'Hij heet Louis. Hij is blind, maar is dat niet altijd geweest. Wat is er met hem gebeurd, mevrouw Penny?'

'Tjeempie,' zei ze, in plaats van antwoord te geven. 'O, tjeempie.'

'O, hou op, vertel ons liever wat er gebeurd is,' beval Gisselle.

'Hij is blind geworden toen zijn ouders zijn gestorven,' zei ze snel. 'Hij is niet alleen blind, maar hij lijdt ook aan melancholie. Meestal praat hij tegen niemand. Hij is al zo sinds de dood van zijn ouders. Hij was toen pas veertien. Een grote tragedie.'

'Was de dochter van mevrouw Clairborne Louis' moeder?' vroeg Gisselle.

'Ja,' antwoordde mevrouw Penny.

'Wat is melancholie?' vroeg Gisselle verder. Mevrouw Penny gaf geen antwoord. 'Een ziekte of zo?'

'Het is een diepe depressie, een droefheid die bezit neemt van je lichaam. Mensen kunnen daadwerkelijk wegkwijnen,' zei Abby zacht.

Gisselle staarde haar even aan. ;Je bedoelt... doodgaan aan een gebroken hart?' 'Ja.'

'Dat is stom. Komt die jongen nooit buiten?' vroeg Gisselle aan mevrouw Penny.

'Hij is geen jongen. Hij zal nu een jaar of dertig zijn. Maar om antwoord te geven op je vraag, hij komt niet vaak buiten, nee. Mevrouw Clairborne zorgt voor hem en staat erop dat hij niet gestoord wordt. Maar alsjeblieft, alsjeblieft,' smeekte ze, 'laten we het hier niet meer over hebben. Mevrouw Clairborne wil niet dat erover gesproken wordt.'

'Misschien is dat wel de reden waarom hij zo triest is,' opperde Gisselle. 'Omdat hij bij haar moet wonen.' Mevrouw Penny hield haar adem in.

'Hou op, Gisselle,' zei ik. 'Plaag haar niet.'

'Ik plaag haar niet,' beweerde ze, maar ik zag haar vage glimlachje. 'Heeft hij je verteld hoe zijn ouders zijn gestorven?' vroeg ze aan mij.

'Nee. Ik wist niet dat ze gestorven waren. We hebben niet lang met elkaar gepraat.'

Gisselle richtte zich weer tot mevrouw Penny.

'Hoe zijn zijn ouders gestorven?' ging ze verder. Toen mevrouw Penny niets zei, drong ze aan op een antwoord. 'Kunt u ons niet vertellen hoe ze zijn gestorven?'

'Het is geen geschikt onderwerp om over te discussiëren,' snauwde mevrouw Penny met een vastberaden gezicht. Het was de eerste keer dat we haar zo onverbiddelijk zagen. Het was duidelijk dat ze geen antwoord zou

geven.

'Nou, waarom bent u er dan over begonnen,' zei Gisselle. 'Het is niet eerlijk om aan iets te beginnen en het niet af te maken.'

ik ben nergens over begonnen. Jij wilde met alle geweld weten waarom hij blind was. Tjeempie, dit is de eerste keer dat een van mijn meisjes is afgedwaald naar de westelijke vleugel.'

'Hij scheen het niet erg te vinden, mevrouw Penny,' zei ik.

'Dat is opmerkelijk,' zei ze. 'Hij heeft nog nooit met een van de Greenwood-meisjes gepraat.'

'Hij speelt prachtig piano.'

'Wat je ook doet, roddel niet met de andere meisjes over hem. Alsjeblieft.'

'Ik roddel niet, mevrouw Penny. Ik zou nooit iets doen om u in moeilijkheden te brengen.'

'Goed. Laten we het er niet meer over hebben. Alsjeblieft. Waren de koekjes lekker?'

'O, verdraaid,' zei Gisselle. ik heb vergeten er een paar voor Bolle mee te nemen.' Ze keek even naar mij en toen naar Abby, en knikte, ik wil jullie spreken zodra we alleen zijn,', beval ze. Toen keek ze strak naar Buck tot we bij ons studentenhuis waren.

Zodra mevrouw Penny ons binnen alleen liet, draaide Gissele zich om in haar stoel en wilde weten hoe we Buck hadden leren kennen. Ik vertelde haar over onze wandeling naar het botenhuis die eerste avond.

'Woont hij daar?'

'Blijkbaar.'

'En dat is alles? Dat is de enige keer dat jullie hem hebben gezien?' vroeg ze, kennelijk teleurgesteld.

'En één keer toen hij bezig was gras te maaien,' zei ik.

Ze dacht even na. 'Hij is leuk, maar hij is niet meer dan een knecht hier. Maar,' ging ze peinzend verder, 'hij is de enige prooi op het ogenblik.'

'Gisselle. Blijf uit zijn buurt en breng hem niet in moeilijkheden.'

'Ja, zusjelief. En nu moet je ons vertellen over die blinde kleinzoon en wat er werkelijk tussen jullie gebeurd is, anders zal ik het gerucht verspreiden en mevrouw Penny in moeilijkheden brengen,' dreigde ze.

Ik zuchtte en schudde mijn hoofd.

'Je bent onmogelijk, Gisselle. Ik heb je alles verteld. Ik hoorde de muziek, keek in de kamer en heb een paar minuten met hem gesproken. Dat was alles.'

'Heeft hij je verteld hoe zijn ouders zijn gestorven?'

'Nee.'

'Nou, wat denk je dan dat er gebeurd is?' vroeg ze.

'Dat weet ik niet, maar het moet iets vreselijks zijn geweest.'

Abby was het met me eens.

'Nou,' zei Gisselle met een brede grijns, 'in ieder geval hebben we iets te ontdekken, iets dat we mevrouw Penny boven het hoofd kunnen houden als ze durft te dreigen met een slechte aantekening.'

'Hou op, Gisselle. En begin ook niet iets met je fanclub,' zei ik, maar ik had net zo goed tegen de muur kunnen praten. Zodra de andere meisjes ons zagen, zou Gisselle alles vertellen, van Buck tot mevrouw Clairbornes kleinzoon.

Toen we alleen in onze kamer waren en we onze nette kleren hadden verwisseld voor spijkerbroek en sweatshirt, vertelde ik Abby meer over Louis. We lagen op onze buik naast elkaar op mijn bed.

'Hij heeft geen hoge pet op van Greenwood-meisjes,' vertelde ik. 'Hij vindt dat mevrouw Ironwood er zijn grootmoeder marionetten van ons maken.'

'Dan slaat hij de plank niet zo ver mis. Je hebt mevrouw Clairbornes toespraak gehoord over de tradities die we hoog moeten houden en over ons gedrag.'

'Heb je gezien dat alle klokken stilstonden, zelfs het horloge dat ze om haar hals droeg?'

'Nee,' zei Abby. 'Is dat zo?'

'Allemaal op vijf over twee.'

'Wat vreemd.'

'Ik had mevrouw Penny ernaar willen vragen, maar ze raakte zo opgewonden over mijn kleine excursie en mijn ontmoeting met Louis, dat ik besloot niet nog meer peper bij de gumbo te doen.'

Abby lachte.

'Wat?'

'Zo nu en dan kijkt je Cajun-achtergrond weer om de deur,' zei ze.

'Ik weet het. Louis hoorde mijn accent en wist onmiddellijk dat ik uit de bayou kwam. Hij was verbaasd dat ik me hier had mogen inschrijven, omdat ik geen echte blauwbloed ben.'

'Wat denk je dat er met mij gebeurt als ze de waarheid over mijn verleden ontdekken?' vroeg Abby.

'En wat voor waarheid is dat?' vroeg Gisselle.

We draaiden ons met een ruk om en hielden verschrikt onze adem in toen we haar in de deuropening zagen. We waren zo verdiept in ons gesprek dat we de deur niet hadden horen opengaan. Of, zoals ik haar kende, had ze hem met opzet zo zachtjes geopend om ons te kunnen bespioneren? Ze reed de kamer in, en ik ging overeind op bed zitten.

'Storten jullie je hart bij elkaar uit, meiden?' vroeg ze plagend.

'Je moet kloppen voor je binnenkomt, Gisselle. Ik weet zeker dat jij ook op je privacy gesteld bent.'

ik dacht dat je blij zou zijn als ik langskwam. Ik ben toevallig te weten gekomen wat er met die arme Louis gebeurd is,' zei ze met een mysterieus lachje. Ze deed me denken aan de muskusratten waar grootvader Jack op jaagde.

'En hoe is je dat gelukt?'

'Jackie wist het. Het blijkt niet zo'n groot geheim te zijn als mevrouw Penny deed voorkomen. Er zijn duistere geheimen in het leven van mevrouw Clairborne,' zei ze vrolijk.

'Wat voor geheimen?' vroeg Abby.

'Eerst jouw geheim.'

'Geheim?'

'Wat je niet wilt dat mevrouw Ironwood ontdekt. Toe dan, ik heb wel gehoord wat je zei.'

'Niets,' zei Abby blozend.

'Als het niets is, vertel het dan. Vertel het of ik... ik verzin wat.'

'Gisselle!'

'Nou, het is een eerlijke ruil. Ik zal jou vertellen wat ik weet, maar dan moet jij mij ook wat vertellen. Ik wist dat je je geheimen aan haar zou toevertrouwen en niet aan je tweelingzus. Je hebt haar waarschijnlijk ook dingen over ons verteld.'

'Nietwaar.' Ik keek naar Abby, die bedroefd terugkeek, zowel voor haarzelf als voor mij. 'Goed, we zullen het vertellen,' zei ik. Abby sperde haar ogen open. 'Gisselle kan een geheim bewaren. Ja toch?'

'Natuurlijk. Ik ken meer geheimen dan jij ooit zult kennen, vooral over de kinderen van onze oude school, zelfs geheimen over Beau,' zei ze vergenoegd.

Ik dacht even na en flapte er toen iets uit waarvan ik wist dat Gisselle het zou geloven.

'Abby is een keer van school gestuurd omdat ze met een jongen in het souterrain van de school was betrapt,' zei ik. Abby's verbazing was heel effectief, want het leek of ik haar had verraden. Gisselle keek even sceptisch van haar naar mij, en lachte toen.

'Het mocht wat,' zei ze. 'Tenzij,' ging ze verder, 'je naakt was toen je betrapt werd. Was je dat?'

Abby keek even naar mij en schudde toen haar hoofd. 'Nee, niet helemaal.'

'Niet helemaal? Hoeveel dan? Had je je blouse uitgetrokken?' Abby knikte. 'Je beha?' Abby knikte weer. Gisselle keek geïmponeerd. 'Wat nog meer?'

'Dat is alles,' zei Abby snel.

'Wel, wel, dus ons brave juffertje is niet zo braaf als ze zich voordoet.'

'Gisselle, denk eraan, je hebt het beloofd.'

'O, wat doet het ertoe? Dat interesseert immers toch geen hond?' Ze dacht even na en lachte toen. 'Nu wil je zeker dat ik jullie vertel waarom Louis blind is en wat er met zijn ouders gebeurd is.'

'Je hebt gezegd dat je dat zou doen,' antwoordde ik.

Ze aarzelde, genoot van haar macht over ons. 'Later misschien, als ik er zin in heb.' Met die woorden draaide ze haar stoel om en reed de kamer uit.

'Gisselle!' riep Abby.

'O, Iaat haar gaan, Abby,' zei ik. 'Ze blijft ons toch alleen maar plagen.'

Maar ik vroeg me heimelijk af waardoor die knappe jongen veranderd was in een blinde, melancholieke jongeman, die zijn gevoelens en gedachten slechts via zijn vingers prijsgaf aan de toetsen van een piano.