***
10. WEER EEN WEESKIND
Papa's begrafenis begon voor ons met de rit terug naar New Orleans. Zelfs Gisselle werd somber en stil vlak voordat we vertrokken, haar gebruikelijke
litanie van klachten was beperkt tot een paar irritaties over de snelheid waarmee ze had moeten pakken en de manier waarop ze van haar rolstoel in de limousine werd geholpen, die Daphne gestuurd had. De chauffeur wist niet dat een van zijn passagiers gehandicapt was, en was er totaal niet op voorbereid. Hij wist niet hoe hij de stoel in moest klappen en die samen met onze bagage in de kofferbak bergen. Gelukkig kwam Buck Dardar langs om een handje te helpen, wat mijn zusje onmiddellijk opvrolijkte en even een flirtende blik in haar ogen bracht.
'Goddank dat je Mr. Mud langskwam,' verklaarde ze luid genoeg dat Buck het kon horen terwijl hij hielp met het inklappen van de rolstoel. 'Anders zou die arme papa al een week begraven zijn voordat we hier zelfs maar weg waren.'
Ik keek haar verontwaardigd aan, maar ze negeerde het met een van haar achteloze lachjes, stak haar hoofd uit het raampje en knipperde met haar ogen naar Buck, hem uitvoerig bedankend voor zijn hulp.
'Ik kan je nu niet naar behoren bedanken,' zei ze. 'We moeten meteen weg, maar als we terugkomen...'
Buck keek even naar mij en ging toen haastig terug naar zijn tractor om weer aan het werk te gaan. De chauffeur stapte in en we reden weg. Alle andere leerlingen waren op school. Gisselle had haar kliek verteld over papa, en hun condoleanties en medeleven in ontvangst genomen. Juffrouw Stevens was de enige aan wie ik het verteld had. Ze was erg van streek en haar ogen vulden zich met tranen toen ze naar mijn wanhopige gezicht keek.
'Nu ben ik echt een weeskind, net als u,' zei ik.
'Maar je hebt je stiefmoeder en je zusje nog.'
'Dat is hetzelfde of ik een weeskind ben,' antwoordde ik.
Ze beet op haar lip en knikte, zonder op mijn opmerking in te gaan. 'Je zult hier altijd familie hebben,' zei ze, terwijl ze me omhelsde. 'Wees sterk.'
Ik bedankte haar en ging terug naar mijn kamer om mijn spullen te pakken.
De limousine voerde ons mee op een tocht die meer op een nachtmerrie leek. Het was een reis door een, althans in mijn ogen, eindeloze, donkere tunnel, met wanden die waren gemaakt van mijn grootste angsten, vooral dat ik alleen zou zijn. Vanaf het moment dat ik oud genoeg was om te begrijpen dat mijn moeder was gestorven en mijn vader me, zoals me verteld was, in de steek had gelaten, had ik die diepe leegte in mijn hart gevoeld, dat angstige gevoel dat ik slechts met een dun touwtje met de kust verbonden was. Meer dan één nacht werd ik wakker door een nachtmerrieachtig visioen dat ik rondgeslingerd werd terwijl ik op de bodem van mijn kano lag te slapen. De storm die door de bayou joeg, rukte aan het dunne touw tot het doormidden brak en ik meegesleurd werd naar de duisternis en het onbekende.
Natuurlijk stelden grootmama Catherines geruststellende omhelzingen en sussende woorden me op mijn gemak. Zij was mijn dunne touw, zij gaf me als enige een gevoel van veiligheid; en toen ze stierf, zou ik me verloren hebben gevoeld, ten prooi aan die afgrijselijke wind van het noodlot, als ze me vlak voor haar dood geen nieuwe hoop had gegeven door me de naam van mijn vader te vertellen en me aan te sporen naar hem toe te gaan. Als een zwerver, die op zoek is naar een beetje liefde, klopte ik op zijn deur, maar ik voelde me gelukkig door de spontane, liefdevolle manier waarop hij me had geaccepteerd en welkom had geheten in zijn huis en zijn hart. Weer voelde ik me veilig, en mijn dromen dat ik losgeslagen was in een razende storm waren bijna verdwenen.
En nu was papa ook weg. Die profetische schilderijen die ik als jong meisje had gemaakt, de schilderijen waarop ik mijn geheimzinnige vader liet wegdrijven, waren helaas uitgekomen. De donkere schaduwen kwamen terug, de wind begon te huilen. Tot in het diepst van mijn ziel getroffen, zat ik als verdoofd in de limousine en staarde naar het grauwe landschap dat voorbijvloog en me het gevoel gaf dat de sombere wereld achter ons wegzakte en we straks in de lege ruimte zouden bungelen.
Eindelijk kon Gisselle niet langer haar mond houden en uitte een nieuwe stroom van klachten.
'Daphne zal nu helemaal de baas over ons spelen,' klaagde ze. 'Alles wat we geërfd hebben zal in een trust worden ondergebracht. We zullen moeten doen wat zij zegt, wat zij wil.' Ze wachtte tot ik haar zou bijvallen met mijn eigen reeks grieven, maar ik bleef zwijgen, staarde naar buiten, luisterde naar haar woorden, maar reageerde niet. 'Heb je niet gehoord wat ik zei?'
'Het kan me niet schelen, Gisselle. Dat is nu niet belangrijk,' mompelde
ik.
'Niet belangrijk?' Ze lachte. 'Wacht maar tot we thuiskomen en je ontdekt hoe gelijk ik heb. Dan zullen we eens zien hoe belangrijk het is,' verklaarde ze. 'Hoe kon hij nou doodgaan,' krijste ze, niet omdat ze bedroefd was over de dood van onze vader, maar omdat ze kwaad op hem was dat hij zich eraan had overgegeven. 'Waarom besefte hij niet dat hij niet gezond was? Waarom raadpleegde hij geen arts? Waarom was hij niet gezond? Hij was nog niet oud.'
'Hij had meer verdriet te verwerken dan een man die twee keer zo oud was,' zei ik op scherpe toon.
'O, en wat wil je daarmee zeggen, Ruby? Hè? Wat bedoelt ons brave juffertje?'
'Niets,' zei ik met een zucht. 'Laten we vandaag geen ruzie maken. Alsjeblieft, Gisselle.'
'Ik maak geen ruzie. Ik wil alleen weten wat je bedoelt, dat is alles. Bedoelde je soms dat het allemaal mijn schuld is, want dan...'
'Nee, dat bedoelde ik niet. Papa had heel wat meer aan zijn hoofd dan alleen jou en mij. Die arme oom Jean en Daphne en zijn zakelijke problemen...'
'Dat is waar,' zei ze. Mijn uitleg beviel haar. 'Maar toch had hij beter voor zichzelf moeten zorgen. Kijk eens hoe hij ons heeft achtergelaten. Ik ben gehandicapt en ik heb geen vader meer. Denk je dat Daphne mij zal geven wat ik wil, wanneer ik dat wil? Vergeet het maar! Je hebt haar gehoord toen we weggingen. Ze gelooft dat papa ons verwende, mij verwende!'
'Laten we geen overhaaste conclusies trekken,' zei ik zacht en vermoeid. 'Daphne moet ook erg bedroefd zijn. Misschien... misschien is ze nu anders. Misschien zal ze ons meer nodig hebben en meer van ons gaan houden.'
Gisselle kneep haar ogen samen terwijl ze nadacht over wat ik had gezegd. Ik wist dat ze alleen maar probeerde te bedenken hoe ze van de situatie zou kunnen profiteren als het waar was wat ik zei, hoe ze misbruik kon maken van Daphnes verdriet en haar manipuleren om haar zin te krijgen. Ze leunde achterover om er wat langer over na te denken, en de rest van onze rit verliep rustig, ook al leek hij twee keer zo lang te duren. Ik viel een tijdje in slaap en toen ik wakker werd zag ik het Pontchartrainmeer voor ons liggen. Even later kwam de skyline van New Orleans in zicht en reden we door de straten van de stad.
Alles leek anders. Het was of papa's dood de wereld had veranderd. De pittoreske smalle straten, de gebouwen met hun smeedijzeren balkons, de kleine tuintjes in de achteraf gelegen buurten, de cafés, het verkeer, en de mensen, alles en iedereen leek vreemd. Het was of de ziel van de stad gelijk met papa's ziel was weggevlogen.
Gisselle had niet dezelfde reactie. Zodra we in het Garden District kwamen, vroeg ze zich hardop af hoe gauw ze haar oude vrienden weer zou zien.
'Ik weet zeker dat ze het allemaal gehoord hebben van papa. Ze komen ons natuurlijk opzoeken. Ik popel van ongeduld,' zei ze. 'Dan hoor ik eindelijk weer de laatste nieuwtjes.' Ze lachte stralend.
Hoe kon ze zo egoïstisch zijn? dacht ik. Hoe was het mogelijk dat haar hoofd en haar hart niet vervuld waren van droefheid? Hoe was het mogelijk dat ze niet dacht aan papa's glimlach, papa's stem, papa's omhelzingen? En ze niet gebukt ging onder een verdriet dat haar botten versteende en haar bloed verkilde? Zou ik zo zijn geworden als ik als eerste geboren was en aan de familie Dumas was gegeven? Had die snode daad haar kleine hartje verhard tot een stuk steenkool en zich in al haar gedachten en gevoelens gedrongen? Zou mij dat ook zijn overkomen?
Alsof hij urenlang daar had gestaan, stond Edgar bij de deur te wachten toen we aankwamen. Hij zag er jaren ouder uit, zijn schouders waren gebogen, zijn gezicht zag bleek. Haastig kwam hij naar ons toe om ons te helpen met onze bagage.
'Hallo, Edgar,' zei ik.
Zijn lippen trilden alsof hij probeerde me te begroeten, maar alleen al het uitspreken van zijn naam, een naam die papa zo graag had geroepen, bracht tranen in zijn ogen, en hij kon even geen woord uitbrengen.
'Haal me hier onmiddellijk uit!' schreeuwde Gisselle. De chauffeur liep haastig naar de kofferbak, en Edgar ging hem helpen met Gisselles rolstoel. 'Edgar!'
'Oui, mademoiselle, ik kom,' antwoordde hij, en strompelde om de auto heen.
'Ja, Kerstmis ook.'
Ze klapten de rolstoel uit en zetten Gisselle erin. Zodra we het huis binnenkwamen, voelde ik de kilte die tot in de muren drong. Alle lichten waren gedimd, de gordijnen dichtgetrokken. Een lange, magere man in een zwart pak en zwarte das kwam uit de salon tevoorschijn. Hij had een smal gezicht, met een puntige neus en kin. Hij deed me denken aan een pelikaan. Zijn kale hoofd was vlekkerig, maar glimmend, met twee toefjes lichtbruin haar vlak boven zijn oren. Hij sloop naar voren, leek over de vloer te glijden, bewoog zich vrijwel geluidloos.
'Madame wilde dat de dodenwake hier wordt gehouden,' waarschuwde Edgar ons. 'Dit is monsieur Boche, de begrafenisondernemer.'
De glimlach van monsieur Boche was van een weerzinwekkende gladde vriendelijkheid. Zijn lippen werden omhooggetrokken van zijn grijze tanden alsof zijn mond een gordijn was dat aan de hoeken was opgehangen. Hij drukte zijn lange handen tegen elkaar en gleed met zijn rechterpalm over zijn linkerhand, wat de indruk wekte dat hij hem eerst moest drogen voor hij ons een hand gaf.
'Mademoiselles,' zei hij. 'Mijn oprechte condoleanties. Ik ben monsieur Boche en ik zal ervoor zorgen dat aan al uw behoeften als diepbedroefde achtergeblevenen wordt voldaan. Als u iets mocht wensen -'
'Waar is mijn papa?' vroeg ik, autoritairder dan mijn bedoeling was. Zelfs Gisselle sperde haar ogen open.
'Deze kant op, mademoiselle,' zei hij, met één soepele beweging buigend en zich omdraaiend.
'Bah,' zei Gisselle. ik wil hem nu niet zien.'
Ik draaide me met een ruk naar haar om. 'Hij was je vader. Je zult hem nooit meer zien.'
'Hij is dood,' klaagde Gisselle. 'Wie wil er nu in een kist kijken?'
'Wil je geen afscheid nemen?' vroeg ik.
ik heb afscheid genomen. Edgar, breng me naar mijn kamer,' beval ze.
'Heel goed, mademoiselle.' Hij keek even naar mij en reed Gisselle toen naar de trap. Ik volgde monsieur Boche naar de salon, waar papa in zijn open kist lag. Erop en eromheen lagen tientallen en tientallen rozen in allerlei kleuren. De hele kamer rook ernaar. Naast de kist flakkerden grote kaarsen. Het zien ervan bracht een brok in mijn keel. Het was waar, het was geen droom.
Ik draaide me om, want ik voelde Daphnes ogen op me gericht. Ze zat in een stoel met hoge rug. In het zwart gekleed met een zwarte sluier voor haar gezicht, zat ze erbij als een koningin-weduwe, verlangend dat ik aan haar voeten zou knielen en haar hand zou kussen. Ze zag er niet zo bleek en intens verdrietig uit als ik had verwacht. Ze had geen rouge op haar wangen gedaan, maar wel haar lippen geschminkt met haar favoriete kleur lippenstift en haar ogen omrand met eyeliner. Haar haar was naar achteren gekamd en vastgestoken met parelmoeren kammen. Ze zag er zo elegant uit dat het intimiderend was.
'Waar is Gisselle?' vroeg ze.
'Ze wilde naar haar kamer,' antwoordde ik.
'Onzin,' zei ze, en stond op uit haar stoel. 'Ze moet onmiddellijk hier komen.' Ze liep de kamer uit en ik ging naar de kist. Ik hoorde Daphne tegen Edgar schreeuwen dat hij Gisselle onmiddellijk weer naar beneden moest brengen.
Mijn hart bonsde, mijn knieën knikten. Ik staarde naar papa. Hij was gekleed in zijn zwarte smoking, en behalve zijn lijkwitte teint leek het of hij lag te slapen. Monsieur Boche kwam zo stilletjes naast me staan, dat ik bijna een luchtsprong maakte toen hij in mijn oor fluisterde.
'Hij ziet er goed uit, hè? Een van mijn beste prestaties,' schepte hij op. Ik keek hem zo woedend aan, dat hij slechts een lichte buiging maakte en zich snel terugtrok, onhoorbaar wegsluipend. Toen boog ik me voorover en pakte papa's rechterhand. Die voelde niet meer aan als een hand, maar ik dwong mezelf de koude, harde werkelijkheid van me af te zetten en hem weer te zien als een warm en liefdevol mens.
'Vaarwel, papa,' zei ik. 'Het spijt me dat ik er niet was toen je me het hardst nodig had. Het spijt me dat ik je niet bij me had toen ik opgroeide. Het spijt me dat we maar zo weinig tijd samen hebben gehad. Ik weet dat mijn moeder heel veel van je gehouden heeft en ik weet dat je van haar hebt gehouden. Ik geloof dat ik het beste van die liefde heb geërfd. Ik zal je altijd blijven missen. Ik hoop datje bij mammie bent en je vrede hebt gesloten en dat jullie samen gelukkig zijn, voortdrijvend in een kano ergens in de bayou van de hemel.'
Ik kuste hem op zijn wang, wanhopig het besef negerend dat ik een koud gezicht kuste. Toen knielde ik en zei ik een kort gebed. Ik deed een stap achteruit toen Gisselle luid klagend werd binnengereden.
'Ik ben moe. Het was een lange, vervelende rit. Waarom moet ik hier naartoe?'
'Hou je mond,' beval Daphne. Ze knikte naar Edgar, wat betekende dat hij de kamer uit moest gaan, en keerde toen terug naar haar stoel. Gisselle keek met een woedende blik naar mij en toen naar haar en trok een pruillip. 'Breng haar dichterbij,' beval Daphne op ijzige toon. Ik liep naar Gisselles stoel en reed hem naar Daphne. 'Ga zitten,' zei ze, knikkend naar de stoel tegenover haar. Ik gehoorzaamde snel.
'Waarom kunnen we niet eerst wat rusten?' jammerde Gisselle.
'Stil!' snauwde Daphne. Zelfs Gisselle schrok van haar scherpe toon. Met open mond leunde ze achterover. Daphne keek haar strak aan, met ogen die in haar gedachten leken door te dringen. 'Ik heb lange tijd je gejammer en gejank en gekerm moeten verdragen. Dat is nu voorbij, heb je me goed gehoord? Kijk,' zei ze, met een knikje naar papa. 'Je ziet wat er gebeurt als je je druk maakt over de problemen van anderen, over hun behoeften, wat ze willen en niet willen. Je sterft jong, dat is je beloning.
'Dat zal mij niet gebeuren. Er komen een paar serieuze veranderingen hier in huis, en dat dien je heel goed te begrijpen. Ik ben nog een jonge vrouw. Ik zal me door deze gebeurtenissen niet oud en ziek laten maken, en dat is precies wat het geval zal zijn als we op de oude voet doorgaan.'
'Gebeurtenissen?' vroeg ik.
'Ja, gebeurtenissen. Alles is een gebeurtenis.' Ze vertrok haar lippen in een grimmig lachje. 'O, begin niet met je aanstellerij, Ruby. Ik ken je beter dan je denkt.' Haar glimlach verdween en maakte plaats voor een nijdige blik. 'Je bent hier gekomen uit het moeras en je hebt je een plaats veroverd in het hart van je vader, door te intrigeren, hem te herinneren aan zijn romance in de bayou, zodat je je deel van de erfenis zou kunnen opstrijken. Ik weet zeker dat die grootmoeder van je je daartoe heeft aangezet.'
Het bloed steeg naar mijn wangen, maar voor ik iets kon zeggen, ging ze verder.
'Maak je geen zorgen, ik neem het jou niet kwalijk,' zei ze. ik zou in jouw plaats waarschijnlijk hetzelfde hebben gedaan. Goed, gedane zaken nemen geen keer. Je staat in het testament van je vader en je krijgt je deel. Jullie allebei,' voegde ze eraan toe, zich tot Gisselle wendend. 'En jullie krijgen het als jullie eenentwintig zijn. Tot die tijd blijft de hele erfenis in een trust, waarvan ik de beheerder ben. Ik beslis wat je krijgt en niet krijgt. Ik beslis waar je naartoe gaat en wat je doet.'
Gisselle grijnsde. 'Je hebt altijd de baas willen zijn, moeder,' zei ze, met een hoofdknikje.
'Dat ben ik altijd geweest, idioot. Dacht je heus dat het je vader was die de zaak leidde? Hij had geen zakelijk inzicht. Hij hield er niet van. Hij kon nooit de harde besluiten nemen, als het erop aankwam iemand iets af te nemen of uit te schakelen. Hij was te weekhartig om een zakenman te zijn. Zonder mij zouden we niet de helft hebben van wat we bezitten, en nu zullen jullie tweeën daar een groot stuk van erven. Te veel, als je het mij vraagt, maar zo staan de zaken nu eenmaal.
'Ik verwacht niet dat jullie me dankbaar zullen zijn, maar ik verwacht wèl dat jullie gehoorzaam zullen zijn en meewerken,' ging ze verder. 'De begrafenis is over twee dagen.' Ze ging rechtop zitten. 'Daarna gaan jullie terug naar Greenwood.'
'O, moeder,' jammerde Gisselle.
'Ja,' zei Daphne op besliste toon. 'Ik kan op het ogenblik de kracht noch het geduld opbrengen voor jullie problemen. Ik wil dat jullie teruggaan, je best doet, alle regels gehoorzaamt en je geen enkele moeilijkheid op de hals haalt, begrepen? Ik waarschuw jullie: als jullie ook maar enige ergernis veroorzaken, stuur ik jullie naar een nog strengere school, is dat duidelijk? Als jullie me werkelijk ergeren, zal ik ervoor zorgen dat jullie erfenis ongeldig wordt verklaard, begrepen? Dan stoppen ze jou in een tehuis voor invaliden, en zul je werkelijk reden hebben om te jammeren. En jij,' zei ze, haar woede op mij richtend, 'wordt teruggestuurd naar de bayou om te leven met de Cajun-familie die je nog over hebt.'
Gisselle boog haar hoofd en maakte een grimas. Ik staarde Daphne alleen maar aan. Ze was de ijskoningin. IJskoud water stroomde door haar aderen. Ik wist zeker dat als ik haar zou aanraken, ze kouder zou aanvoelen dan papa nu. Ik had moeten weten dat ze zo zou zijn. Gisselle had gelijk: Daphne haatte ons meer dan ze van papa had gehouden.
'Breng je zuster nu boven en bereid je voor op het begroeten van de talloze rouwenden die straks zullen komen om de dode eer te bewijzen. Zorg ervoor dat je je behoorlijk aankleedt en je behoorlijk gedraagt.'
'Weet oom Jean het van papa?' vroeg ik.
'Natuurlijk niet,' antwoordde ze. 'Wat heeft dat voor zin?'
'Hij heeft het recht het te weten. Het is zijn broer.'
'Alsjeblieft, die man weet niet eens wat voor dag het is, of waar hij is; hij kent zijn eigen naam niet meer.'
'Maar...'
Ze stond op en torende hoog boven ons uit. Haar schoonheid verhardde, zodat ze eruitzag als een standbeeld.
'Doe wat ik je zeg en bekommer je alleen om jezelf. Het lijkt me,' ging ze verder, van mij naar Gisselle en toen weer naar mij kijkend, 'dat jullie genoeg hebben om je zorgen over te maken.' Met haar ijskoude glimlach draaide ze zich om en liep weg.
Gisselle schudde kreunend haar hoofd.
'Ik heb het je wel gezegd! Ja toch?' klaagde ze. 'Nu stuurt ze ons terug naar Greenwood. Ik kreeg niet eens de kans om haar te zeggen waarom ze dat niet moet doen. Misschien kan jij later wat zeggen. Ze luistert meer naar jou. Dat weet ik zeker.'
'Ik wil hier niet blijven,' zei ik woedend. 'Al is het nog zo erg in Greenwood, ik ben liever daar dan hier met haar.'
'O, verdorie, jij bent zo stom. Na een tijdje laat ze ons heus wel met rust. Ze gaat haar eigen gang en laat ons aan ons lot over. Hier zijn we beter af, en bovendien ben je dan bij Beau.'
'Daar wil ik nu niet aan denken. Ik wil alleen aan papa denken,' zei ik en duwde haar naar buiten.
'Papa is dood. Hij kan ons niet meer helpen. Hij kan zichzelf niet meer helpen!'
Edgar stond aan de voet van de trap te wachten om te helpen met Gisselle.
'Waar is Nina?' vroeg ik hem.
'In haar kamer. Daar brengt ze nu het grootste deel van haar tijd door,' zei hij, en wendde zijn ogen af, om me duidelijk te maken dat Nina troost en bescherming zocht bij haar voodoo. We hoorden iemand op de trap en toen we opkeken zagen we de nieuwe dienstbode, Martha Woods, een gezette, oudere vrouw met grijs haar dat bij de oren was afgeknipt, donkerbruine ogen en een grote mond met een dikke onderlip. Ze was vergeten een paar krullende haren uit te trekken.
'O, jullie zijn mademoiselle Gisselle en mademoiselle Ruby,' zei ze, in haar handen klappend. 'Het spijt me dat ik er niet was om jullie te begroeten toen jullie aankwamen, maar ik heb jullie kamers op orde gebracht. Alles blinkt en is opgeruimd. En madame staat erop dat we het allemaal zo houden.'
'O, nee,' jammerde Gisselle. 'Breng me naar mijn kamer, Edgar.'
ik help wel,' zei Martha.
'Edgar kan het wel alleen,' snauwde Gisselle. 'Ga maar ergens een toilet schoonmaken.'
Martha onderdrukte een kreet en keek naar mij.
ik ga naar Nina,' mompelde ik, en liep haastig weg. Ik vond haar in haar fauteuil, omringd door brandende blauwe kaarsen. Ze droeg de rode tignon in haar haar, met alle zeven knopen recht omhoog. Toen ze mij zag, scheen er wat licht in haar ogen en ze glimlachte. Ze stond op om me te omhelzen.
'Nina heeft de hele dag aan je gedacht,' zei ze. Ze keek angstig om zich heen. 'Dit huis wordt bewoond door boze geesten die door alle spleten kruipen sinds monsieur Dumas is overleden. Nina heeft dit voor je klaarliggen.' Ze pakte een bot uit een schaal op de kleine tafel. 'Dit is de mojo, de poot van een kat die precies om middernacht is gestorven. Sterke gris-gris. Leg dit in je kamer.'
'Dank je, Nina,' zei ik, en nam het aan.
iemand moet een kaars hebben gebrand tegen de arme monsieur Dumas. De boze geesten zijn het huis binnengedrongen toen Nina op een nacht lag te slapen, en ze hebben hun tanden in hem gezet.' Ze keek schuldbewust.
'O, Nina, het was niet jouw schuld. Mijn vader had te veel aan zijn hoofd en hij lette niet op zijn gezondheid. Hij zou de laatste zijn om het je kwalijk te nemen, Nina.'
'Nina heeft haar best gedaan. Ik heb gebeden tot de maagd Maria. Ik ben naar het kerkhof gegaan en ben de vier hoeken afgelopen; bij elke hoek ben ik blijven staan om te bidden dat Monsieur Dumas weer gezond wordt. Ik heb gebeden voor het beeld van St. Expedite, maar de slechte gris-gris is ontvangen,' zei ze met toegeknepen ogen. Ze knikte. 'De deur moet openblijven.'
'Daphne,' zei ik.
'Nina spreekt geen kwaad over madame.'
Ik lachte. 'Ik heb je gemist, Nina. Ik had wel een paar van je kaarsen en poeders in Greenwood kunnen gebruiken.'
Ze glimlachte terug, ik heb de hele dag gekookt om eten te maken voor de dodenwake. Zorg ervoor dat je eet. Je zult al je kracht nodig hebben.'
'Dank je, Nina.' We omhelsden elkaar weer, en toen ging ik naar mijn kamer om Beau te bellen en hem te laten weten dat ik thuis was en hem dringend nodig had.
'Het spijt me dat dit de reden is waarom je thuis bent gekomen,' zei Beau, 'maar ik verlang ernaar je te zien.'
'Ik verlang ook naar jou,' zei ik.
'Mijn ouders en ik komen condoleren. Ik ben er gauw,' verzekerde hij me.
Toen ik met Beau gesproken had, ging ik me verkleden in iets passends voor de wake en ging toen naar de andere kamer om te zien of Gisselle hetzelfde had gedaan. Ze was nog niet eens begonnen; ze zat nog te telefoneren, om de laatste nieuwtjes te horen van haar oude vrienden.
'Daphne wil dat we beneden komen om de bezoekers te ontvangen,' zei ik. Ze trok een lelijk gezicht en bleef doorbabbelen alsof ik niet in de kamer was. 'Gisselle!'
'O, wacht even, Collette.' Ze legde haar hand op het mondstuk en draaide zich ruw naar me om. 'Wat wil je?'
'Je moet je aankleden en beneden komen. De mensen beginnen al te komen.'
'Nou en? Ik snap niet waarom ik me zo zou moeten haasten. Dit is erger dan... dan Greenwood,' zei ze en ging verder met haar telefonade. Mijn geduld was uitgeput. Ik draaide me om en liep de kamer uit. Gisselle was Daphnes probleem, hield ik me voor. Zij was degene die haar had opgevoed, die haar deze waarden had meegegeven en haar had geleerd egocentrisch te zijn. Ze waren aan elkaar gewaagd.
De mensen begonnen binnen te komen: buren, zakenrelaties, werknemers en natuurlijk Daphnes societyvrienden. De meesten gingen naar papa's kist, knielden en zeiden een kort gebed, waarna ze naar Daphne liepen, die de mensen begroette met een rustige elegantie die haar inderdaad op iemand met koninklijk bloed deed lijken. Ik merkte dat Bruce Bristow, papa's commercieel manager, voortdurend naar Daphne bleef staren en op haar wenken vloog. Nu en dan zag ik dat ze zich naar hem toeboog en hem iets in het oor fluisterde. Soms glimlachte hij en soms knikte hij en liep weg of ging naar een van de vooraanstaande bezoekers, om hem een hand te geven en naar Daphne te brengen.
Bruce was niet veel ouder dan mijn papa, als hij al ouder was. Hij was langer en wat gezetter, en had donkerbruin haar en bakkebaarden. Ik had hem maar twee of drie keer ontmoet, en me altijd een beetje onbehaaglijk gevoeld door de manier waarop hij me observeerde met die bruine ogen, heimelijk glimlachend als hij zijn blik op mijn borsten richtte, en dan verder omlaag liet gaan tot mijn voeten, waarna hij zijn ogen weer heel langzaam omhoog liet gaan. Ik voelde me nooit op mijn gemak in zijn aanwezigheid, alsof hij me in gedachten uitkleedde en ik poedelnaakt voor hem stond.
Ook had hij vanaf de allereerste keer dat hij me zag een bijnaam voor me verzonnen. Hij noemde me La Ruby, alsof ik de robijn was waarnaar ik genoemd was. En als hij mijn hand kuste, bleven zijn lippen een seconde langer rusten dan noodzakelijk was, wat een nerveuze tinteling door mijn arm liet gaan.
Toen Daphne even alleen stond en niemand tegen haar praatte, kwam ze naar mij toe.
'Waar is je zuster? Waarom is ze niet beneden?' vroeg ze, met haar
handen op haar heupen.
ik weet het niet, moeder,' zei ik. 'Ik heb haar gezegd dat ze zich moet aankleden, maar ze blijft aan de telefoon hangen.'
'Ga naar boven en zorg dat ze onmiddellijk beneden komt,' beval ze.
'Maar...'
ik weet,' zei ze met een scheef lachje, 'dat je alleen maar zit te wachten tot je geliefde vriendje Beau komt met zijn ouders.' Haar glimlach verdween. 'Als je niet zorgt dat Gisselle beneden komt, zal ik ervoor zorgen dat je geen moment alleen met hem bent. Nu niet en nooit.'
'Waarom moet ik verantwoordelijk zijn voor Gisselle? Ze -'
'Omdat jij haar lieve tweelingzus bent, gezond van lijf en leden, zonder handicap,' antwoordde ze. 'En het is voor jou een kans om een goede daad te doen. Ik wil dat al die mensen zien hoe goedje voor je ongelukkige zusje zorgt. Vooruit!' beval ze. Op dat moment kwamen Beau en zijn ouders de salon binnen. Toen ik hem zag leek het of er een ijskorst smolt om mijn hart. 'Eerst doen watje doen moet,' zei Daphne, met een blik op Beau. 'Ga Gisselle halen.'
'Heel goed, moeder,' zei ik, en stond op.
Beau keek even naar zijn ouders en kwam toen haastig naar me toe. 'Ruby,' zei hij. Hij pakte mijn hand en sprak luid en formeel genoeg om zijn ouders en degenen om hen heen tevreden te stellen. 'Het spijt me zo van Pierre. Mijn innigste medeleven.'
'Dank je, Beau. Ik moet even naar Gisselle om haar te helpen. Excuseer me alsjeblieft.'
'Natuurlijk,' zei hij, en deed een stap achteruit.
'Ik ben zo terug,' mimede ik, en ging haastig naar boven, waar ik mijn recalcitrante zuster aantrof die chocolaatjes at uit een doos op het nachtkastje naast het bed, terwijl ze met een van haar oude vriendjes zat te telefoneren.
'Gisselle!' riep ik woedend en gefrustreerd. Ze keerde zich verbaasd om. 'Je afwezigheid is pijnlijk voor moeder en voor mij, en voor papa's nagedachtenis.' Ik holde de kamer door en rukte de telefoon uit haar hand. Ze gaf een schreeuw van protest toen ik hem op de haak smeet. 'Je trekt nu onmiddellijk je zwarte jurk aan en gaat mee naar beneden.'
'Hoe durf je!'
'Nu!' gilde ik. Ik draaide haar ruw om in. haar stoel en reed haar naar de badkamer. 'Haal die make-up eraf terwijl ik je jurk haal, of ik zweer je dat ik je de trap af duw.'
Ze wierp één blik op mijn woedende gezicht en haalde bakzeil. Natuurlijk werkte ze zo min mogelijk mee en dwong ze me al het werk te doen. Ik trok de kleren die ze droeg uit en trok haar een passende jurk en schoenen aan, en eindelijk kon ik haar naar de trap rijden.
'Ik haat dit soort dingen,' mopperde ze. 'Wat moet ik daar doen, zitten janken?'
'Laat je condoleren en blijf rustig zitten. Als je honger krijgt, kun je wat eten.'
'Ik hèb honger,' zei ze. 'Ja. Dat is een goede reden om naar beneden te gaan.'
Edgar kwam boven en hielp me haar met de lift omlaag te brengen. We zetten haar in de rolstoel beneden en ik reed haar de salon binnen. Er waren nog veel meer bezoekers gekomen. Iedereen draaide zich naar ons om, sommige vrouwen met een vriendelijke en droevige glimlach. Degenen die hun kinderen hadden meegebracht, stuurden ze naar ons toe om hun medeleven te betuigen. Ten slotte kwam Beau naar ons toe en bukte zich om Gisselle te kussen.
'Het zal tijd worden,' zei ze tegen hem. 'En je hoeft me niet te zoenen of ik je ouwe oma ben.'
'Ik heb je een gepaste kus gegeven,' antwoordde hij en draaide zich met lachende ogen naar mij om.
'Ik wed dat je Ruby later wel een passender kus zal geven,' zei ze.
Ik zag dat Daphne met een tevreden knikje naar ons keek.
Na een tijdje raakte Gisselle in gesprek met een paar jongeren, en Beau en ik konden wegglippen. Buiten gekomen liepen we naar het prieel.
'Het is zo lang geleden sinds ik alleen met je ben geweest,' zei hij, 'dat ik me een beetje zenuwachtig voel.'
'Ik ook,' bekende ik.
'Ik kan bijna niet geloven dat Pierre dood is. Ik ben een tijdje niet hier geweest, dus had ik niet gezien hoe veranderd hij was, maar mijn vader zei dat hij wist dat hij er slecht aan toe was. Hij keek altijd zo vermoeid en zorgelijk en hij had alle opgewektheid verloren. Hij ging niet met zijn vrienden kaarten of naar het theater, zoals gewoonlijk. Hij werd zelden meer met Daphne in een van de goede restaurants gesignaleerd.'
'Waren we maar niet naar school gestuurd,' kermde ik. 'Ik had misschien gezien wat er aan de hand was en iets kunnen doen om het te voorkomen. De laatste keer dat hij me belde, klonk hij zo moe, maar hij beweerde bij hoog en bij laag dat het niets was.'
Beau knikte. 'Gaan jullie terug naar Greenwood?'
'Daphne staat erop.'
'Dat dacht ik wel. Maak je maar niet ongerust. Ik zal je nu vaak komen bezoeken. Het footballseizoen loopt ten einde.'
'Dat zal het in ieder geval wat draaglijker maken,' zei ik. 'En over een paar weken is het vakantie en gaan we naar huis.'
Hij knikte en pakte mijn hand vast. We zaten op de bank en keken naar de gedeeltelijk bewolkte lucht, waarin slechts een paar sterren te zien waren. 'Voor we weggaan, moet ik naar mijn oom Jean, Beau. Hij moet weten wat er met papa gebeurd is. Waarschijnlijk vraagt hij zich af waarom papa hem niet komt opzoeken. Het is niet eerlijk. Daphne kan het niets schelen of hij het weet of niet; ze zegt dat hij het niet zal begrijpen, maar ik heb hem gezien. Ik wéét dat hij het begrijpt.'
'Ik breng je erheen,' beloofde Beau.
'Heus?'
'Ja. Zeg maar wanneer,' zei hij vastberaden.
'En je ouders? Zullen die niet kwaad zijn?'
'Die hoeven het niet te weten. Wanneer?'
'Morgen. We gaan zodra jij kunt.'
'Ik sla de training over. De coach zal het wel begrijpen. Ik kom je om drie uur halen,' zei hij.
'Daphne zal me vast niet laten gaan. Ik zie je wel bij het hek. Ik vind het afschuwelijk om iets stiekem te moeten doen, maar zij dwingt me ertoe.'
'Het is goed,' zei Beau, en sloeg zijn arm om mijn schouders. Het was zo goed om zijn armen om me heen te voelen. 'Het is niet erg om iets stiekem te doen als het voor een goed doel is.'
'O, Beau, ik ben nu helemaal alleen,' riep ik uit, iets wanhopiger dan ik had gewild.
Hij keek me bedroefd aan. 'Nee, dat ben je niet. Je hebt mij nog, Ruby. Ik zal er altijd voor je zijn,' zwoer hij.
'Beloof niets, Beau,' zei ik, met mijn wijsvinger op zijn lippen. 'Je kunt beter géén belofte doen dan een die je niet kunt houden.'
'Deze houd ik, Ruby,' zwoer hij. 'En ik zal hem bezegelen met een kus.'
Hij drukte zijn lippen op de mijne. Het deed me goed, maar ik voelde me schuldig dat ik van zijn kus genoot terwijl papa dood in salon lag. Mijn hoofd en hart hoorden alleen bij hem te zijn, dacht ik, en ik trok me terug.
'We moeten terug voor ze ons missen. Beau.'
'Oké. Morgen om drie uur,' herhaalde hij.
Hoewel het rouwbezoek betrekkelijk vroeg wegging, leek het mij erg laat. Ik had me niet gerealiseerd hoe uitputtend emotionele droefheid kon zijn. Beau en zijn ouders waren bij de laatsten die vertrokken. Hij knipoogde samenzweerderig naar me en gedroeg zich formeel en keurig toen we afscheid namen.
Toen iedereen weg was gingen Bruce Bristow en Daphne naar papa's kantoor om een paar zakelijke kwesties te bespreken, en Gisselle en ik gingen naar onze kamer. Ik kon haar tot laat op de avond nog horen praten met haar vrienden. Ik viel in een welkome slaap door het gedreun van haar stem en haar aanstellerige lach.
Daphne kwam niet beneden ontbijten, maar de priester kwam lunchen om de laatste details te bespreken van de begrafenis. Sommige vriendinnen van Gisselle kwamen haar bezoeken, meer uit nieuwsgierigheid dan uit trouw, dacht ik. Ik liet ze alleen en trok me terug in mijn vroegere schilderstudio. Ik herinnerde me hoe blij en opgewonden papa was toen hij me de studio voor het eerst had laten zien. En toen ik dacht aan de dag dat ik Beau naakt had geschilderd, begon mijn hart te bonzen van opwinding en kreeg ik een warm gevoel in mijn borsten. Zelfs nu nog voelde ik de extase bij het ontdekken van mijn eigen seksualiteit toen ik hem omhelsde en kuste en me aan hem overgaf. Ik was zo verdiept in mijn herinneringen, dat ik bijna onze afspraak vergat.
Haastig liep ik om drie uur naar de zij-ingang, de oprijlaan af naar het trottoir, om daar op hem te wachten. Hij was precies op tijd. Ik stapte snel in zijn auto en een paar ogenblikken later reden we naar het instituut waar de arme jongere broer van mijn vader wegkwijnde in een wereld van beklemming en geestelijke verwarring. Ik was zenuwachtig en bang. Beau wist dat Daphne eens had geprobeerd me te laten opsluiten in dezelfde inrichting, om me uit haar leven te bannen.
'Ik weet hoe angstaanjagend dat instituut voor je moet zijn. Weetje zeker dat je het aankunt?' vroeg hij.
'Nee,' zei ik. 'Maar ik weet dat ik het moet doen ter wille van papa. Hij zou het gewild hebben.'
Iets meer dan een halfuur later stopten we voor het grijze gebouw van vier verdiepingen met tralies voor de ramen. Ik stapte langzaam uit en met Beau naast me liep ik naar binnen. De verpleegster achter de glazen afscheiding recht voor ons keek pas op toen we al bijna bij haar bureau waren.
'Ik ben Ruby Dumas,' zei ik. 'Ik wil mijn oom Jean bezoeken.'
'Jean Dumas?' zei ze. 'O, ja. We hebben hem vanmorgen net naar zijn nieuwe afdeling verhuisd.'
'Nieuwe afdeling? Hij is toch nog hier?'
'Hij is hier, maar niet meer in een eigen kamer. Hij is nu in een zaal.'
'Maar... waarom?' vroeg ik.
Ze meesmuilde. 'Omdat de extra bijdrage is stopgezet. Hij heeft nu alleen nog de basisverzekering,' antwoordde ze.
Ik keek naar Beau. 'Ze heeft geen moment verloren laten gaan, hè?' zei ik. 'Mogen we mijn oom spreken, alstublieft?' vroeg ik aan de verpleegster.
'Ja. Een ogenblik.' Ze drukte op een knop en een paar ogenblikken later kwam een verpleger naar ons toe. 'Neem deze mensen mee naar zaal C voor Jean Dumas.'
'Lord Dumas,' zei hij glimlachend. 'Natuurlijk. Deze kant op.' We volgden hem naar een gang.
'Waarom noemt u hem Lord Dumas?' vroeg Beau.
'O, dat is een grapje onder het personeel. Ondanks zijn problemen is Jean erg gesteld op zijn kleren en heel precies op zijn uiterlijk. Tenminste, dat was hij.'
'Wat bedoelt u, "dat was hij"?' vroeg ik.
'Sinds hij verhuisd is, en al een tijdje daarvoor, bekommert hij zich er niet meer om. Meestal brengen we hem na de lunch naar de recreatiekamer, maar hij is de laatste tijd nogal gedeprimeerd, dus gaat hij terug naar de zaal.'
Ik keek even naar Beau. 'Hoe is die zaal?' vroeg ik me hardop af.
De verpleger zweeg even. 'Het is niet bepaald de Ritz,' zei hij. Dat was een understatement. De mannenzaal bestond uit twaalf bedden op een rij, elk met een metalen kast. Aan de ene kant waren drie ramen en aan de andere kant twee, allemaal met tralies. De vloer was van beton en de muren waren dofbruin. De zaal was slecht verlicht, maar aan het eind ervan zagen we oom Jean op de rand van zijn bed zitten. Een verpleegster had hem juist iets gegeven en kwam naar ons toe.
'Ik heb een paar bezoekers voor Jean,' zei de verpleger tegen haar.
'Hij is vandaag weer erg gedeprimeerd. Hij heeft bijna niets gegeten bij de lunch. Ik heb hem wat medicijnen moeten geven. Bent u familie?' vroeg ze ons.
ik ben zijn nichtje, Ruby.'
'O,' zei ze glimlachend. 'De Ruby die hem van tijd tot tijd schrijft?'
'Ja,' antwoordde ik, blij dat hij mijn brieven ontving.
'Hij koestert die brieven, al vraag ik me soms af of hij ze echt leest. Soms zit hij uren en uren met een van die brieven in de hand en staart er alleen maar naar. Toen hij in zijn eigen kamer was, las ik hem er geregeld een voor. Het waren heel aardige brieven.'
'Dank u. Gaat het hem slechter?'
'Ik vrees van wel. De verhuizing heeft hem ook niet veel goed gedaan. Hij was er altijd zo trots op dat hij zijn kamer zo netjes hield.'
ik weet het,' zei ik. 'Dat herinner ik me.'
'O, heb je hem daar bezocht?'
'Nee, nee, eigenlijk niet,' zei ik. Deze verpleegster had hier niet gewerkt tijdens mijn gedwongen verblijf, zodat ze het niet kon weten. Maar ik zag er geen heil in om dat allemaal weer op te rakelen.
Met Beau naast me liep ik naar oom Jean, die naar zijn handen zat te staren. Zijn goudblonde haar zat in de war, en hij droeg een gekreukte broek en een gekreukt wit hemd met een paar vetvlekken.
'Hallo, oom Jean,' zei ik, terwijl ik naast hem ging zitten. Ik nam zijn handen in de mijne, en hij draaide zich om. Hij keek eerst naar Beau en toen naar mij. Ik zag iets van herkenning in zijn blauwgroene ogen en er vormde zich een glimlachje om zijn mondhoeken.
'Herinnert u zich mij nog?... Ruby? Ik ben de andere dochter van Pierre. Ik ben degene die u al die brieven heeft gestuurd.' Zijn glimlach werd duidelijker. 'Ik ben thuisgekomen uit school omdat... omdat er een tragedie is gebeurd, oom Jean, en ik ben gekomen om het u te vertellen, omdat ik vind dat u er recht op hebt het te weten.' Ik keek naar Beau, of hij vond dat ik door moest gaan of niet. Hij knikte. Oom Jean staarde me nog steeds aan, zijn ogen gingen heen en weer terwijl hij mijn gezicht bestudeerde.
'Het is papa, oom Jean... hij is... zijn hart heeft het opgegeven en hij is... hij is dood,' zei ik. 'Daarom is hij je niet komen bezoeken, daarom bent u naar deze zaal verhuisd. Maar ik zal me beklagen bij Daphne en ervoor zorgen dat ze u weer terugbrengen naar uw kamer. Tenminste, ik zal het proberen.'
Langzamerhand verdween zijn glimlach en zijn lippen begonnen te trillen. Ik legde mijn hand op zijn schouder en wreef die zachtjes.
'Papa zou gewild hebben dat ik naar u toe ging, oom Jean. Ik weet het zeker. Hij was zo ongelukkig over wat er tussen u beiden is gebeurd, hij was
erg bedroefd over uw ziekte en wilde zo graag dat u beter zou worden. Hij hield heel veel van u. Echt waar,' zei ik.
Oom Jeans lippen begonnen nog heviger te trillen. Hij knipperde met zijn ogen en ik voelde zijn handen beven. Plotseling schudde hij zijn hoofd, eerst zachtjes, toen krachtiger.
'Oom Jean...'
Hij deed zijn mond open en dicht, schudde zijn hoofd nog harder. De verpleegster en verpleger kwamen dichterbij. Ik keek naar hen op toen oom Jean een onverstaanbaar geluid maakte.
'Aaaaaa...'
'Jean,' zei de verpleegster, haastig naar hem toelopend. 'Wat heb je tegen hem gezegd?' vroeg ze.
'Ik moest hem vertellen dat zijn broer - mijn vader - is overleden,' antwoordde ik.
'O, mijn God. Stil maar, Jean,' zei ze.
Zijn schouders schokten en hij deed zijn mond weer open en dicht en maakte weer dat afschuwelijke geluid.
'Jullie kunnen nu maar beter gaan,' zei de verpleegster.
'Het spijt me. Ik wilde geen moeilijkheden veroorzaken, maar ik vond dat hij het moest weten.'
'Het is goed. Het komt wel goed met hem,' verzekerde ze ons, maar ze wilde dat we weg zouden gaan.
Ik stond op, en oom Jean keek me wanhopig aan. Hij was even stil, en ik omhelsde hem.
'Ik kom een andere keer terug, oom Jean,' beloofde ik door mijn tranen heen en draaide me om. Beau volgde me naar de deur. We waren er bijna toen oom Jean schreeuwde.
'P-P-Pierre!'
Ik draaide me om en zag dat hij zijn hoofd verborgen hield in zijn handen. De verpleegster legde hem voorzichtig op bed en tilde zijn benen erop zodat hij rustig kon liggen.
'O, Beau,' zei ik. 'Ik had niet moeten komen. Daphne had gelijk. Ik had het hem niet moeten vertellen.'
'Natuurlijk moest je komen. Hij zou zich verlaten hebben gevoeld als Pierre niet meer kwam. In ieder geval begrijpt hij nu waarom en weet hij dat hij jou nog heeft,' zei Beau, terwijl hij zijn arm om me heen sloeg.
Ik liet mijn hoofd tegen zijn schouder rusten en me naar buiten en naar huis brengen, waar papa op het laatste afscheid lag te wachten.