***

12. DONKERE WOLKEN

Ondanks alles wat Gisselle de vorige dag in de salon had gezien en gehoord, wist ze toch mij de schuld te geven, met de bewering dat ik niet genoeg mijn best had gedaan om Daphne over te halen ons thuis te laten blijven en weer naar onze school in New Orleans te laten gaan.

'Jij hebt er in ieder geval iets om je op te verheugen,' jammerde ze, toen we de avond ervoor naar bed gingen. 'Jij hebt je geliefde juffrouw Stevens en je schilderkunst om je bezig te houden, en je kunt naar het huis van de Clairbornes om die blinde kleinzoon van mevrouw Clairborne op te vrijen, maar ik heb alleen dat groepje stomme, onvolwassen meiden om me mee te amuseren.'

'Ik vrij Louis niet op.' zei ik. 'Ik heb medelijden met hem. Hij heeft emotioneel erg geleden.'

'En ik dan? Heb ik emotioneel niet geleden? Ik was bijna dood. Ik ben gehandicapt. We zijn zusjes. Waarom heb je geen medelijden met mij?' riep ze uit.

'Dat heb ik,' zei ik, maar het was een halve leugen. Ook al was Gisselle tot een rolstoel veroordeeld, ik vond het steeds moeilijker medeleven te tonen. Meestal slaagde Gisselle erin hoe dan ook haar zin te krijgen, gewoonlijk ten koste van een ander.

'Dat heb je niet! En nu moet ik terug naar die... die hel,' kermde ze.

Ze kreeg een woedeaanval en reed rond in haar kamer, mikte dingen van de ladenkast en strooide haar kleren in het rond. De arme Martha moest binnenkomen om alles te ordenen voordat Daphne zou ontdekken wat Gisselle had gedaan.

De volgende ochtend zat ze stram in haar rolstoel, zo stijf of ze verkalkt was, zonder zich te verroeren, waardoor ze het een stuk moeilijker maakte om haar over te brengen van de ene stoel naar de andere en naar de auto. Ze weigerde een hap te eten aan het ontbijt en hield haar lippen zo stevig op elkaar geklemd dat ze bijna dichtgenaaid leken. Hoewel Gisselle het deed om onze stiefmoeder te ergeren, was Daphne geen getuige van haar boze bui. Ze stuurde alleen bevelen naar beneden voor Edgar, Nina en de chauffeur, en waarschuwingen voor ons. Bruce Bristow arriveerde vlak voordat we weg zouden gaan om ervoor te zorgen dat ons vertrek vlot en op tijd zou plaatshebben. Het was de enige keer dat Gisselle haar mond opendeed.

'Wat ben je nu?' sarde ze, 'Daphnes loopjongen? Bruce, doe dit; Bruce, doe dat.' Ze lachte om haar eigen spottende commentaar. Bruce kreeg een kleur, maar glimlachte slechts en wijdde zijn aandacht aan de bagage. Gefrustreerd en woedend gaf Gisselle het op en leunde met gesloten ogen achterover. Ze leek op een van de patiënten in een dwangbuis in het instituut van oom Jean.

De rit terug naar Greenwood was bijna even droefgeestig als de tocht naar huis voor papa's begrafenis. Het weer was nog somberder. De donkere lucht volgde ons de hele weg, en regendruppels spetterden op de voorruit, zodat het monotone getik van de ruitenwissers voortdurend te horen was. Gisselle was zo gesloten als een pot achterin de auto en keek niet één keer uit het raam toen we buiten New Orleans waren. Nu en dan wierp ze een nijdige blik op mij.

Wat mij betrof verheugde ik me inderdaad op wat Gisselle had gezegd: mijn werk met juffrouw Stevens en het besteden van al mijn energie en aandacht aan de ontwikkeling van mijn talent. Na dagen te hebben doorgebracht onder Daphnes duim en boosaardige blikken, was ik zelfs blij toen ik Greenwood terugzag en de meisjes, die na de klas buiten rondliepen, lachend, giechelend en pratend met een geanimeerdheid die ik nu benijdde. Zelfs Gisselle keek een klein beetje opgewekter. Ik wist dat ze haar verslagenheid en teleurstelling zou verbergen voor haar discipelen.

Toen ze eenmaal terug was in ons verblijf, verviel ze in feite onmiddellijk in haar vroegere gedrag, weigerde de betuigingen van medeleven te accepteren en stelde zich aan of papa's overlijden en begrafenis alleen maar een afschuwelijk ongemak waren geweest. Ze was nog geen twee minuten in haar kamer voor ze het vuur opende op haar nieuwe zondebok, haar kamergenote Samantha, en tegen haar tekeerging omdat ze het gewaagd had tijdens haar afwezigheid een paar van haar spullen te verplaatsen. Iedereen hoorde de opschudding en kwam naar buiten om te zien wat er aan de hand was. Samantha stond huilend in de deuropening, waar Gisselle haar tijdens haar tirade naartoe had gedreven.

'Hoe dürf je aan mijn make-up te komen? En je hebt ook van mijn parfum gestolen, hè? Ja toch?' dramde ze door. 'Ik weet dat er meer in die fles zat.'

'Dat heb ik niet gedaan.'

'Wel waar. En je hebt ook een paar van mijn kleren aangepast.' Ze draaide zich om in haar stoel en keek woedend naar mij. 'Nu zie je wat ik allemaal moet verdragen sinds je me gedwongen hebt een kamer met haar te delen!' gilde Gisselle.

Ik barstte bijna in lachen uit bij die leugen. 'Ik? Ik heb gezegd dat je moest verhuizen? Jij was degene die dat wilde, Gisselle. Jij was degene die met alle geweld weg wilde,' zei ik. Vicki, Kate en Jackie keken me vol sympathie aan, want ze wisten dat het waar was. Maar niemand was bereid me te verdedigen en Gisselles woede te riskeren.

'Dat wilde ik niet!' gilde Gisselle. Haar gezicht zag zo rood van woede en frustratie, dat het leek of haar hoofd elk moment uit elkaar kon springen.

Ze sloeg met haar vuisten op de armleuningen van haar rolstoel en schudde zo hevig met haar lichaam, dat ik dacht dat ze om zou vallen. 'Je wilde zó graag bij die quadrone zijn, dat je mij de deur uitstuurde.' Ze draaide haar ogen weg en het schuim stond op haar lippen. Ze kokhalsde en stikte bijna. Iedereen dacht dat ze een toeval zou krijgen, maar ik had haar al vaak zo meegemaakt.

'Goed, Gisselle,' zei ik berustend. 'Bedaar. Wat wil je?'

'Ze moet mijn kamer uit!' Ze stak haar wijsvinger uit naar Samantha, die verward en angstig keek als een jong vogeltje dat het nest uit wordt gejaagd.

'Wil je weer bij mij intrekken? Is dat je bedoeling?' vroeg ik, mijn ogen langzaam sluitend en weer openend.

'Nee. Ik wil op mezelf zijn en voor mezelf zorgen,' beweerde ze, terwijl ze haar armen over elkaar sloeg en achterover leunde in haar stoel. 'Zolang zij maar verdwijnt.'

'Je kunt mensen niet in en uit je kamer zetten of het speelgoeddieren zijn, Gisselle,' berispte ik haar. Ze draaide langzaam haar hoofd om en keek strak naar de kleine Samantha, boorde haar felle blik in het nietige blondje, dat een stap achteruitdeed.

'Ik gooi haar er niet uit. Ze wil zelf weg, nietwaar, Samantha?'

Samantha draaide zich hulpeloos om en keek naar mij.

'Je kunt bij mij intrekken, Samantha,' zei ik, 'als mijn zuster zo zeker weet dat ze het alleen kan redden.'

Nu Daphne ons gedwongen had terug te gaan naar Greenwood, wist ik dat Gisselle erop uit was iedereen het leven zuur te maken.

'O, natuurlijk,' jammerde ze, 'kies jij maar partij voor de ander, zoals altijd. We zijn tweelingzusjes, maar gedraag je je ooit zo? Hè?'

Ik sloot mijn ogen en telde tot tien.

'Goed. Wat wil je, Gisselle? Wil je dat Samantha je kamer uitgaat of niet?'

'Natuurlijk wil ik dat! Ze is een zielige, kleine... maagd!' blèrde ze. Toen vertrok ze haar lippen in een spottende glimlach en ging verder: 'Die droomt van een nachtje met Jonathan Peck.' Ze reed naar haar toe. 'Dat heb je me toch verteld, nietwaar, Samantha? Vraag je je niet af hoe het zou zijn als Jonathan die kostelijke borstjes van je aanraakte en je onder je navel zoende? En met de punt van zijn tong -'

'Hou je mond, Gisselle!' schreeuwde ik. Ze glimlachte naar Samantha, wie de tranen over de wangen rolden. Ze wist niet hoe ze moest reageren, hoe ze dit verraad moest verwerken.

'Pak je spullen, Samantha,' zei ik. 'En breng ze naar mijn kamer.'

'En ik wil dat alles wat daar nog van mij is naar mijn kamer wordt gebracht,' beval Gisselle. 'Kate zal wel helpen, hè, Kate?' vroeg ze, naar haar glimlachend.

'Wat? O, ja, natuurlijk.'

Gisselle lachte nog vriendelijker, wierp een woedende blik op Samantha, draaide haar rolstoel en keerde terug naar haar kamer, luid mompelend dat ze nu al haar bezittingen moest controleren om te zien wat Samantha nog meer had gestolen of gebruikt.

'Ik heb niets van haar weggenomen, echt niet,' zei Samantha weer.

'Verhuis nu gewoon maar, Samantha, en probeer niets uit te leggen of jezelf te verdedigen,' adviseerde ik.

Ik vond het niet erg om een nieuwe kamergenote te hebben en ik vond dat het Gisselles verdiende loon was om eens een tijdje voor zichzelf te moeten zorgen. Misschien zou ze dan de hulp die ze van iedereen kreeg eens op prijs weten te stellen. Maar of het nu was om te treiteren of om mij uit te dagen, tot mijn verbazing pakte ze haar eigen spullen uit en trok een andere jurk en schoenen aan voor het diner, en deed haar eigen haar. Kate kreeg het voorrecht haar rond te rijden nu Samantha persona non grata was. Althans voorlopig leek het erop dat alles wat rustiger zou worden.

Na het diner die avond, toen Vicki me hielp de lessen in te halen die ik gemist had en die we samen volgden, verscheen Jackie in de deuropening om me te vertellen dat er telefoon voor me was. Ik liep haastig naar buiten, denkend dat het Beau of Paul was, maar het bleek Louis te zijn.

'Ik heb van mevrouw Penny gehoord over je vader,' zei hij. 'Ik had je in New Orleans willen bellen, maar mijn nicht weigerde me het telefoonnummer te geven. Ze zei dat het niet gepast was. In ieder geval, het spijt me. Ik vind het heel erg voor je.'

'Dank je, Louis.'

'Ik weet wat het betekent om een van je ouders te verliezen,' ging hij verder. Hij zweeg even en ging toen op andere toon verder. 'Mijn ogen gaan heel langzaam maar definitief vooruit,' zei hij. 'Ik kan de omtrekken al beter en duidelijker onderscheiden. Over alles ligt nog een grauw waas, maar mijn dokters zijn heel optimistisch.'

'Ik ben zo blij voor je, Louis.'

'Kan ik je gauw zien? Het klinkt zo fantastisch om te zeggen "je zien". Kan het?'

'Ja, natuurlijk.'

'Kom morgenavond eten,' zei hij opgewonden. 'Ik zal de kok een garnalengumbo laten maken.'

'Nee, ik kan niet komen eten. Ik heb serveercorvee, en het zou niet netjes zijn om iemand anders te vragen voor me in te vallen.'

'Kom dan na het eten.'

'Ik zal waarschijnlijk hopen huiswerk in te halen hebben. Het gaat echt niet,' zei ik.

'O.' Er klonk een intense teleurstelling in zijn stem.

'Geef me even tijd om alles in te halen,' zei ik smekend.

'Natuurlijk. Ik wil je alleen graag laten zien hoe goed ik vooruitga. Een vooruitgang,' ging hij zachtjes verder, 'die is begonnen nadat ik jou heb leren kennen.'

'Het is aardig van je om dat te zeggen, Louis. Maar ik zou niet weten wat ik ermee te maken kan hebben.'

'Ik wel,' zei hij raadselachtig. 'Ik waarschuw je. Ik laat je niet met rust tot je me bezocht hebt,' plaagde hij.

'Goed dan,' zei ik lachend, ik kom zondag na het eten.'

'Mooi. Misschien ben ik dan nog meer vooruitgegaan en zal ik je verbaasd doen staan door je te vertellen wat de kleur van je haar en van je ogen is.'

ik hoop het,' zei ik, maar toen ik had opgehangen kroop een ongerust gevoel van mijn maag naar mijn hart, waar het bleef hangen als een doffe pijn. Het was prettig dat Louis dacht dat ik hem hielp, en het was vleiend om te denken dat ik zo'n indrukwekkende invloed kon hebben op zo'n serieus probleem als blindheid, maar ik wist dat hij er te veel belang aan hechtte en zich te afhankelijk begon te voelen van mijn gezelschap. Ik was bang dat hij zich zou verbeelden dat hij verliefd op me werd en dat hij misschien zelfs hoopte dat ik verliefd op hem werd. Heel binnenkort, nam ik me voor, zou ik hem vertellen over Beau. Maar ik was bang dat het op dit ogenblik de lichte verbetering in zijn toestand zou kunnen verstoren, en dan zouden zijn grootmoeder en zijn nicht, mevrouw Ironwood, me alleen nog maar meer verwijten voor de voeten gooien.

Ik keerde terug naar mijn kamer en mijn werk en verdiepte me in mijn leerboeken en aantekeningen; ik studeerde hard, om niet te hoeven denken aan alle trieste dingen die waren voorgevallen en de zware last die op me rustte. De volgende dag waren alle docenten vol medeleven en begrip, en de hartelijkste was natuurlijk juffrouw Stevens. Terugkomen in haar klas was of ik uit een duister zomers onweer in de heldere zonneschijn kwam. Ik ging terug naar mijn half voltooide schilderijen en we maakten een voorlopige afspraak om naar het meer op het schoolterrein te gaan om aan wat nieuw werk te beginnen.

De volgende dagen bleef Gisselle mij en de anderen verbazen met haar nieuwe onafhankelijkheid. Behalve dat Kate haar bij tijd en wijle rondreed, zorgde ze voor zichzelf. Ze hield de deur van haar kamer gesloten als ze daar was. Samantha daarentegen zag er droevig en verloren uit. Als Gisselle in gezelschap van Kate en Jackie was, negeerde het drietal haar. Ze sjouwde achter ze aan als een jong hondje dat is getrapt en geslagen en uit huis gejaagd, maar niet wist waar het heen moest. Blijkbaar op bevel van Gisselle, volgden Jackie en Kate haar voorbeeld, lieten haar links liggen en weigerden met haar te praten. Ze deden of ze onzichtbaar was.

'Waarom probeer je geen nieuwe vriendinnen te vinden, Samantha,' zei ik tegen haar. 'Misschien is het beter als je naar mevrouw Penny gaat en haar vraagt je naar een andere afdeling te verplaatsen.'

Ze schudde heftig het hoofd. De gedachte aan zo'n ingrijpende breuk,

zelfs onder deze omstandigheden, maakte het verlegen, onzekere meisje doodsbenauwd.

'Nee, het geeft niet. Het komt allemaal wel in orde,' zei ze.

Maar toen ik donderdagavond met Vicki terugkwam uit de bibliotheek zag ,ik dat Samantha opgerold op bed zachtjes lag te huilen. Ik deed de deur dicht en liep haastig naar haar toe.

'Wat is er, Samantha? Wat heeft mijn zus nu weer gedaan?' vroeg ik vermoeid.

'Niets,' jammerde ze. 'Alles is in orde. We... we zijn weer vriendinnen. Ze heeft me vergeven.'

'Wat? Waar heb je het over? Jou vergeven?'

Ze knikte, maar bleef met haar rug naar me toe liggen, de dekens stevig om zich heen getrokken. Iets in haar gedrag wekte mijn achterdocht. Mijn hart begon sneller te kloppen toen ik mijn hand op haar schouder legde en ze opsprong alsof mijn vingers haar brandden. 'Samantha, wat is er gebeurd terwijl ik weg was?' vroeg ik. Ze huilde nog harder. 'Samantha?'

'Ik moest het doen,' kermde ze. 'Ze hebben me er allemaal toe gedwongen. Ze zeiden allemaal dat ik het moest doen.'

'Wat doen, Samantha? Samantha?' Ik schudde haar heen en weer. 'Wat doen?'

Plotseling draaide ze zich om en verborg haar gezicht tegen mijn buik, terwijl ze haar armen om me heen sloeg. Haar lichaam schokte van het huilen.

ik schaam me zo,' riep ze uit.

'Ik geloof je, Samantha. Wat is er gebeurd?'

Samantha deed haar ogen dicht en slikte.

'Samantha?'

'Ik moest mijn kleren uittrekken en in bed gaan liggen,' flapte ze eruit.

Ik hield mijn adem in: ik wist tot wat voor smerige dingen Gisselle in staat was. 'Ga door,' fluisterde ik.

'Ik schaam me zo.'

'Wat heeft ze je laten doen, Samantha?'

'Ze deden het allemaal,' riep ze uit. 'Ze plaagden en bespotten me net zo lang tot ik het deed.'

'Wat deed?'

ik moest een kussen pakken en net doen of het... Jonathan Peck was. Ze dwongen me om het te strelen en te zoenen en...'

'O, nee, Samantha.' Ze beefde over haar hele lichaam.

Ik streek over haar haar. 'Mijn zus is een ziek mens. Het spijt me. Je had niet naar haar moeten luisteren.'

'Ze haatten me allemaal,' riep ze om zich te verdedigen. 'Zelfs de andere meisjes in het studentenhuis en in onze klas. Niemand wilde met me praten in het toilet of in de kleedkamer, en iemand heeft vandaag een fles inkt over mijn maatschappijleerschrift gegooid en alle pagina's beklad.' Ze begon nog harder te huilen.

'Stil maar, Samantha,' zei ik. Ik wiegde haar tot het gesnik verminderde. Toen stond ik op. 'Mijn zus en ik zullen eens een hartig gesprek samen hebben.'

'NEE!' zei Samantha, mijn hand grijpend. 'Niet doen.' Ze sperde angstig haar ogen open. 'Als je haar kwaad maakt, stookt ze de andere meisjes weer tegen me op. Alsjeblieft,' smeekte ze. 'Beloof me dat je niets zult zeggen. Ze liet me beloven dat ik jou niet zou vertellen wat ze me hadden laten doen en ze zal me er alleen maar weer van beschuldigen dat ik haar verraden heb.'

'Dat liet ze je beloven omdat ze heel goed weet dat ik meteen naar binnen zou gaan en haar het raam uit mikken,' zei ik. Samantha beet op haar lip en keek geschrokken op. 'Goed, maak je maar niet ongerust. Ik zal niets doen, maar, Samantha, gaat het nu wat beter met je?'

'Met mij gaat het goed,' zei ze, snel haar gezicht afvegend. 'Zo erg was het niet, en het is nu voorbij. We zijn allemaal weer vrienden.'

'Met zulke vrienden heb je geen vijanden nodig,' zei ik. 'Mijn grootmama Catherine zei altijd dat, ook al zouden we in een wereld leven zonder ellende en ziekte, zonder onweer en orkanen, droogte en pestilentie, we toch wel een manier zouden vinden om de duivel welkom te heten in ons hart.'

'Wat?' vroeg Samantha.

'Niets. Trek je weer bij haar in?'

'Nee. Ze wil nog steeds alleen wonen,' zei Samantha. 'Is het goed als ik bij jou blijf?'

'Natuurlijk. Het verbaast me alleen,' mompelde ik, me afvragend wat voor plannen Gisselle smeedde om het leven voor iedereen, speciaal voor mij, nog ondraaglijker te maken.

De rest van de week ging snel en zonder incidenten voorbij. Ik wist niet of het lag aan het feit dat ze alleen woonde en voor zichzelf moest zorgen, dat ze uitgeput raakte, maar elke ochtend, als Kate haar naar de ontbijttafel reed, zag Gisselle er als verdoofd uit. Ze zat met half geloken ogen aan tafel en knabbelde op het een of ander, nauwelijks lettend op de gesprekken om haar heen. Meestal was zij de eerste om iemand in de rede te vallen of belachelijk te maken.

Toen kwam Vicki vrijdag na de natuurkundeles in de gang naar me toe om me te vertellen dat ze had gehoord dat Gisselle in de klas in slaap was gevallen. Ik dacht dat Gisselle te koppig was om toe te geven dat het voor zichzelf zorgen al haar energie uitputte. Tegen het eind van de dag hield ik haar in de gang staande.

'Wat is er?' snauwde ze. De vermoeidheid maakte haar nog geprikkelder dan gewoonlijk.

'Je kunt zo niet doorgaan, Gisselle. Je zit te suffen in de klas, tijdens de lunch, in je stoel. Je hebt hulp nodig. Neem Samantha bij je terug of kom weer bij mij wonen,' zei ik.

Het voorstel bracht kleur op haar wangen en pepte haar weer wat op.

'Dat zou je wel willen, hè?' zei ze luid genoeg dat iedereen in de buurt het kon horen. 'Je wilt dat ik afhankelijk ben, dat ik moet schreeuwen om hulp als ik mijn haar wil borstelen of mijn tanden poetsen. Nou, ik heb jou of die lieve Samantha niet nodig om rond te rijden op school. Ik heb niemand nodig,' ging ze verder, en duwde hard aan de wielen van haar stoel om weg te rijden. Zelfs Kate bleef met open mond staan.

'Nou ja,' zei ik schouderophalend. 'Ik ben blij dat ze probeert onafhankelijk te zijn. Maar laat het me weten als ze ziek lijkt te worden,' zei ik tegen Kate, die knikte en toen achter Gisselle aan holde. Ik ging naar mijn schilderles.

Die avond belde Beau. Ik had de hele week vol spanning op zijn telefoontje gewacht.

'Ik had er morgen stiekem tussenuit willen knijpen en naar Baton Rouge gaan om je op te zoeken, maar mijn vader heeft paal en perk gesteld aan mijn gebruik van de auto sinds Daphne met hem en mijn moeder heeft gesproken. Ze heeft verteld dat ik je naar het instituut heb gebracht.'

'En daarom waren ze zo kwaad?'

'Ze zei dat we Jean zo van streek hadden gemaakt dat ze hem shockbehandelingen moesten geven.'

'O, nee, ik hoop dat ze dat gelogen heeft,' riep ik uit.

'Mijn vader was woedend, en toen ze vertelde dat ik in jouw kamer was tijdens de wake... ik denk dat ze flink heeft overdreven wat we aan het doen waren.'

'Hoe kan ze zo onmenselijk zijn?'

'Mijn vader was razend. Misschien krijgt ze er onderricht in,' schertste Beau. 'In ieder geval denk ik dat de restricties met de vakantie wel opgeheven zullen worden. Dat is nog maar tien dagen.'

'Ja, maar zul je van je ouders nog met me om mogen gaan?' vroeg ik me hardop af.

'Dat lukt ons wel. Niemand kan me beletten je te zien als je hier bent,' beloofde hij.

Hij informeerde naar school, en ik vertelde hem over Gisselle en dat ze het leven van iedereen zo miserabel mogelijk maakte.

'Je hebt je handen vol aan haar! Het is niet eerlijk.'

'Ik heb het mijn vader beloofd,' zei ik. ik moet het proberen.'

'Ik hoorde mijn vader gisteravond met mijn moeder praten over Daphne,' zei Beau. 'Zij en Bruce Bristow hebben een paar drastische maatregelen genomen, een paar zaken en pachters failliet laten verklaren om beslag te kunnen leggen op hun bezit. Mijn vader zei dat Pierre nooit zo hardvochtig zou zijn geweest, ook al is het zakelijk gezien verstandig.'

'Ik weet zeker dat ze ervan geniet. Er stroomt ijswater door haar aderen,' zei ik. Beau lachte en vertelde me weer hoe erg hij me miste, hoeveel hij van me hield, en hoe hij zich erop verheugde me terug te zien. Ik kon zijn lippen bijna op de mijne voelen toen hij me door de telefoon een kus toezond.

Toen ik terugkeerde naar mijn kamer verwachtte ik half en half dat Gisselle in de lounge op me zou wachten om me uit te horen over het telefoontje, maar de deur van haar kamer was gesloten. Kate vertelde me dat Gisselle besloten had vroeg te gaan slapen. Ik wilde even kijken hoe het met haar ging en wilde naar binnen gaan, maar merkte dat ze haar deur op slot had gedaan. Verbaasd klopte ik zachtjes aan.

'Gisselle?'

Ze gaf geen antwoord. Ze sliep al of ze deed net alsof.

'Gaat het goed met je?'

Ik wachtte, maar er kwam geen antwoord. Als ze het zo wilde, dacht ik, kon ze het zo krijgen. Ik ging naar mijn eigen kamer om te lezen en een brief aan Paul te schrijven voor ik ging slapen. Juffrouw Stevens en ik hadden afgesproken de volgende dag na het ontbijt bij het meer te gaan schilderen, en ik kon me eindelijk weer op iets verheugen toen ik mijn ogen dichtdeed.

Zaterdagochtend was het prachtig weer. De decemberlucht was helderblauw, zelfs de wolken leken van glanzend albast. Juffrouw Stevens was al bij het meer en zette onze ezels op. Ik zag dat ze een plaid had uitgespreid en een picknickmand had meegebracht. Het meer zelf glansde zilverblauw. Hoewel de zon scheen, was de lucht koel en stimulerend. Juffrouw Stevens zag me aankomen en zwaaide.

'Het zal een hele uitdaging worden om de verf zo te mengen dat we deze kleur krijgen,' zei ze, naar het water kijkend. 'Hoe gaat het?'

'Uitstekend,' zei ik, en we begonnen. Toen we eenmaal aan de gang waren, verdiepten we ons in ons werk en dachten een tijdlang aan niets anders meer. Vaak verbeeldde ik me dat ik een van de dieren was die ik op mijn doeken schilderde, en zag ik de wereld met de ogen van een stern of een pelikaan, of zelfs een alligator.

Onze concentratie werd verbroken omdat we hoorden timmeren. Toen we naar het botenhuis keken, zagen we Buck Dardar op het blad van een grasmaaier hameren. Hij hield even op, alsof hij onze blik voelde, en ging toen weer verder.

Juffrouw Stevens lachte. 'Ik was even vergeten waar ik was.'

'Ik ook.'

'Wil je wat kouds drinken? IJsthee of appelsap?'

'IJsthee, graag,' antwoordde ik. 'Dank je.'

Ze vroeg me hoe Gisselle het maakte sinds papa's overlijden, en ik beschreef haar gedrag. Ze luisterde aandachtig en knikte toen peinzend.

'Laat haar maar een tijdje met rust,' adviseerde ze. 'Ze moet leren onafhankelijk te zijn. Dat zal haar sterker, gelukkiger maken. Ze weet datje er voor haar bent als en wanneer ze je nodig heeft,' voegde ze eraan toe.

Ik voelde me weer wat beter, we schilderden en stopten toen voor de picknick die ze had klaargemaakt. Toen we op de plaid zaten te eten en te praten, kwamen er andere leerlingen langs; sommigen zwaaiden, sommigen bekeken ons nieuwsgierig. Ik zag veel docenten en zelfs mevrouw Ironside, die even naar ons bleef staan kijken voor ze de campus overstak.

'Louis had gelijk wat dit meer betreft,' zei ik, toen we weer aan het werk gingen. 'Het heeft iets magisch. Naarmate de dag verstrijkt, lijkt het van karakter, van kleur en zelfs van vorm te veranderen.'

'Ik hou van landschappen met water erin. Een dezer dagen ga ik naar de bayou. Misschien wil je mee als mijn moerasgids,' stelde ze voor.

'O, ik zou niets liever willen,' antwoordde ik. Ze lachte vriendelijk naar me, en ik had het gevoel dat ik een grote zus had. Het was een van de mooiste dagen die ik in Greenwood had gekend.

Die avond was er een pyjamafeest in ons huis. Meisjes uit de andere verblijven kwamen luisteren naar muziek, popcorn eten en dansen in de lounge. Later bleven ze slapen; sommigen deelden een bed met elkaar, anderen sliepen op dekens op de grond, 's Nachts werden er grappen uitgehaald. Sommige meisjes van Afdeling B kwamen boven en klopten op een deur. Toen de meisjes opendeden, gooiden ze emmers koud water over ze heen en holden weg. Natuurlijk moest er wraak genomen worden. Op de een of andere manier hadden ze een paar kikkers weten te vangen en gooiden die beneden in de lounge, waarop de meisjes gillend van de ene kant van het huis naar het andere holden.

Tot mijn verbazing vond Gisselle dat alles onvolwassen en stom, en in plaats van mee te doen en dingen te bedenken voor haar groepje, trok ze zich weer terug in haar kamer en deed de deur op slot. Ik begon me af te vragen of ze niet in een diepe depressie was vervallen en of dat niet gedeeltelijk de oorzaak was van haar moeheid 's ochtends.

Zondag haalde ik al mijn huiswerk in, leerde samen met Vicki mijn Engelse en wiskunderepetitie, deed mijn corvee in de eetzaal en kleedde me toen aan om bij Louis op bezoek te gaan. Ik zei dat hij Buck niet moest lastig vallen. Ik ging liever lopen. Het was een mooie avond met een prachtige sterrenhemel; de Grote en de Kleine Beer had ik zelden zo duidelijk gezien. Ik voelde een paar ogen op me gericht tijdens het lopen en toen ik naar rechts keek, zag ik een uil. Ik vermoedde dat een mens die 's avonds door zijn domein liep een grotere curiositeit voor hem was dan hij voor mij. Het deed me denken aan mijn leven in de bayou en het gevoel dat ik daar had dat de dieren aan me gewend waren. De herten waren niet bang om dichterbij te komen. Kikkers sprongen over mijn voeten; eenden en ganzen vlogen laag over me heen; ik kon de wind van hun wiekslagen door mijn haar voelen. Ik maakte deel uit van de wereld waarin ik leefde. Misschien voelde de uil hier een verwante geest in me. Hij kraste niet, hij vloog niet weg. Hij tilde alleen zachtjes zijn vleugels op, alsof hij me wilde begroeten, en bleef als een standbeeld op een tak naar me zitten kijken.

Het grote huis van de Clairbornes doemde voor me op, de lichten brandden helder op de veranda's, al waren veel ramen donker. Toen ik dichterbij kwam, kon ik de melodieuze klanken van Louis' piano horen. Ik liet de grote koperen klopper op de deur vallen en wachtte. Een paar ogenblikken later kwam Otis. Hij keek bezorgd toen hij me zag, maar boog en deed een stap achteruit.

'Hallo, Otis,' zei ik opgewekt. Hij keek schichtig naar rechts om zich ervan te overtuigen dat mevrouw Clairborne niet in een deuropening stond te kijken voor hij mijn groet beantwoordde.

'Goedenavond, mademoiselle. Monsieur Louis wacht op u in de muziekkamer. Deze kant op,' zei hij, en leidde me snel de lange gang door. Maar toen ik naar links keek zag ik nog net een deur dichtgaan en ving ik een glimp op van mevrouw Clairborne. Otis bracht me naar de deur van de studio voor hij knikte en wegliep. Ik ging naar binnen en keek even naar Louis, die door bleef spelen, tot het tot hem doordrong dat ik er was. Hij droeg een donkerblauw fluwelen sportjasje met een witzijden hemd en een blauwe broek. Met zijn keurig geborstelde haar zag hij er knap en aantrekkelijk uit. Toen hij zich omdraaide naar de deur, hield hij onmiddellijk op met spelen en sprong van zijn kruk. Ik zag het verschil in de manier waarop hij naar me keek en het zelfvertrouwen waarmee hij nu liep.

'Ruby!' Snel liep hij het vertrek door en pakte mijn hand. 'Ik kan je silhouet duidelijk onderscheiden,' verklaarde hij. 'Het is zo opwindend om de wereld, al is het maar in grijs en wit, te kunnen onderscheiden. Het is zo fantastisch om niet bang te zijn ergens tegenop te botsen. En wat nog mooier is, ik zie nu en dan een flits van kleur.' Hij stak zijn hand uit en raakte mijn haar aan. 'Misschien zie ik je mooie haar voordat de avond is afgelopen. Ik zal het proberen. Ik zal eraan denken en het proberen. Als ik me intens genoeg concentreer...

'O,' ging hij verder, terwijl hij een stap achteruitdeed, 'ik ratel maar door over mezelf en vraag niet eens hoe het met jou gaat.'

'Met mij gaat het goed, Louis.'

'Dat kan niet,' beweerde hij. 'Je hebt een afschuwelijke tijd achter de rug, een vreselijke tijd. Kom, ga op de bank zitten en vertel me alles,' zei hij. Hij hield nog steeds mijn hand vast, leidde me naar de bank en ging naast me zitten.

Zijn gezicht had een nieuwe en positievere uitstraling. Het was of hij terugkeerde in het leven met elke glimp licht die door het donkere gordijn dat voor zijn ogen was gevallen heendrong, of hij dichter en dichter kwam bij een wereld van hoop en vreugde, waar hij weer kon lachen en zingen en praten en kon liefhebben.

'Ik vind het niet erg dat je over je vooruitgang praat, Louis. Ik praat liever niet over de tragedie en wat ik heb doorgemaakt. Het is allemaal nog te vers en het doet nog te veel verdriet.'

'Natuurlijk,' zei hij. 'Ik wilde alleen maar een meelevende luisteraar zijn. Iemand op wiens schouder je kunt uithuilen. Per slot heb ik ook op de jouwe uitgehuild, niet?'

'Dank je. Het is aardig van je om dat aan te bieden, vooral omdat jij je eigen problemen hebt.'

'Het is beter om niet over je eigen problemen te piekeren, en om dat te kunnen, moet je je bekommeren om die van anderen,' zei hij. 'Verdraaid, ik lijk net een wijze oude man. Het spijt me, maar ik heb een hoop tijd gehad om te mediteren in de afgelopen paar jaar. In ieder geval,' hij ging rechtop zitten, 'heb ik besloten toe te geven en volgende maand naar de kliniek in Zwitserland te gaan. De artsen hebben me beloofd dat ik daar maar korte tijd hoef te blijven, en intussen kan ik naar het conservatorium om mijn muziekstudie voort te zetten.'

'O, Louis, dat is geweldig!'

'Weet je,' ging hij op zachtere toon verder, terwijl hij mijn hand in de zijne nam. ik heb mijn dokter gevraagd hoe het komt dat mijn ogen plotseling weer actief zijn geworden, en hij heeft me gezegd dat het komt omdat ik iemand gevonden heb die ik kan vertrouwen.' Hij glimlachte. 'Mijn dokter is zo'n beetje watje een psychiater zou noemen,' zei hij snel. 'Zoals hij mijn toestand beschrijft, had mijn geest een zwart gordijn voor mijn ogen gevormd. Hij zei dat ik mijn genezing verhinderde omdat ik bang was weer te zien. Ik vond het veiliger in mijn eigen duistere wereld te blijven opgesloten en alleen uiting te geven aan mijn gevoelens en de toetsen van de piano.

'Toen ik jou beschreef en mijn gevoelens voor jou, was hij het met me eens dat je een voorname rol hebt gespeeld in het genezingsproces. Zolang jij bij mij in de buurt bent... zolang ik op jou kan vertrouwen datje tijd met me doorbrengt...'

'O, Louis, zoveel verantwoordelijkheid kan ik niet op me nemen!'

Hij lachte.

'Ik wist wel datje zoiets zou zeggen. Je bent veel te lief en onzelfzuchtig. Wees maar niet bang. De verantwoordelijkheid ligt volledig bij mij. Natuurlijk,' voegde hij er zachtjes aan toe, 'is mijn grootmoeder allesbehalve tevreden hierover. Ze was zo kwaad dat ze een andere dokter wilde nemen. Ze liet mijn nicht komen om met me te praten en te proberen me ervan te overtuigen dat ik er zo over dacht omdat ik zo kwetsbaar ben. Maar ik heb ze gezegd... ik heb ze gezegd dat jij onmogelijk het soort meisje kon zijn dat ze beschreven: iemand die intrigeert en profiteert.

'En toen vertelde ik ze...' Hij zweeg even en zijn gezicht kreeg een vastberaden uitdrukking. 'Nee, ik heb het ze niet verteld - ik heb het geëist - dat jij me mag bezoeken wanneer je maar kunt, in de tijd voor ik naar de kliniek ga. Ik heb ze in feite heel duidelijk gemaakt dat ik niet zou gaan als jij me niet mocht komen bezoeken zo vaak ik dat wilde, en... natuurlijk, zo vaak jij dat wilt.

'Maar je wilt me toch bezoeken, hè?' vroeg hij. Zijn stem klonk meer dan smekend.

'Louis, ik vind het niet erg om hier te komen zo vaak ik kan, maar...'

'O, geweldig. Dat is dus geregeld,' zei hij. 'Ik zal je zeggen wat ik zal doen: ik zal doorgaan met het schrijven van een volledige symfonie. Ik zal de hele maand eraan werken en ik zal haar opdragen aan jou.'

'Louis,' zei ik met tranen in mijn ogen, 'ik moet je iets vertellen...'

'Nee,' zei hij, 'ik heb het al besloten. Ik heb er zelfs al een deel van gecomponeerd. Dat was ik aan het spelen toen jij binnenkwam. Wil je het horen?'

'Natuurlijk, Louis, maar...'

Hij stond op en liep naar de piano, voor ik verder een woord kon zeggen en begon te spelen.

Ik voelde me ongerust. Op de een of andere manier was ik zo diep verstrengeld geraakt in Louis' wereld, dat het onmogelijk leek eruit te stappen zonder hem diep te kwetsen. Misschien als hij in de kliniek zijn volledige gezichtsvermogen terug had gekregen, zou ik hem duidelijk kunnen maken dat ik een romantische relatie had met iemand anders. Op dat moment zou hij de teleurstelling kunnen verdragen en doorgaan, dacht ik. Tot die tijd kon ik niets anders doen dan luisteren naar zijn mooie muziek en hem aanmoedigen te volharden in zijn pogingen zijn blindheid te genezen.

Zijn symfonie was prachtig. Zijn melodieën waren zo licht en zwevend dat ik me erdoor liet meeslepen. Ik ontspande me met gesloten ogen en liet me door zijn compositie terugvoeren in de tijd. Ik zag mezelf weer als klein meisje, hollend over het gras, hoorde grootmama Catherine weer lachen als ik verrukt jubelde over de vogels die boven het water scheerden en de brasem die in de vijvers omhoogsprong.

'Zo,' zei Louis, toen hij ophield met spelen, 'dat is alles wat ik tot dusver heb geschreven. Hoe vind je het?'

'Prachtig, Louis. En zo bijzonder. Je wordt een beroemd componist, dat weet ik zeker.'

Hij lachte weer.

'Kom,' zei hij, 'ik heb Otis gevraagd Cajun-koffie en beignets van het Café du Monde in New Orleans klaar te zetten in de glazen patio. Je moet me alles vertellen over je tweelingzus en de vreselijke dingen die ze heeft gedaan,' ging hij verder. Hij gaf me een arm en we liepen de studio uit. In de gang keek ik één keer achterom. Ik wist zeker dat ik mevrouw Clairborne in de schaduw achter ons naar ons zag staren. Zelfs op deze afstand kon ik haar ongenoegen voelen.

Maar pas de volgende dag op school zou ik merken hoe vastbesloten zij en haar nicht, mevrouw Ironwood, waren om mij uit Louis' leven te verwijderen.