***

9. EEN VRIENDIN IN NOOD

'Ik raad je aan terug te gaan naar het feest,' waarschuwde mevrouw Ironwood. Ze was dichterbij gekomen en stond nu achter me als een havik die op het punt staat zich op zijn prooi te storten. De lucht was stormachtig en dreigend geworden in de verte, en kondigde regen en wind aan. Even bleef ik naar de donkere weg staren, in de hoop Abby weer te zien, maar ik zag niets. Ik stond er als een eiland, omgeven door een woelige zee, ellendig

en ongelukkig. 'Heb je gehoord wat ik zei?' snauwde ze.

Met gebogen hoofd liep ik terug naar het gebouw, langs mevrouw Ironwood, die ik geen blik waardig keurde.

'Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt,' ging ze verder, terwijl ze me volgde. 'Nooit. Nooit. Nooit heeft een van mijn meisjes de school zo in het openbaar te schande gezet.'

'Hoe kan een intelligente, mooie en aardige leerlinge als Abby ooit een schande zijn? Ik hoop dat ze trots zal zijn op haar afkomst, zoals ik ben op mijn Cajun-verleden,' snauwde ik terug. Ze trok haar schouders op en keek me strak aan met haar ijskoude ogen. Afgetekend tegen de steeds dreigender wordende lucht, was ze even onheilspellend en duister als een van Nina's voodoo-geesten.

'Als mensen komen waar ze niet horen, veroorzaken ze alleen maar problemen voor zichzelf.' Ze gebruikte haar woorden als messen waarmee ze mijn klachten wegsneed. 'Je hoort je te bekommeren om jezelf en je eigen gedrag. Ik dacht dat ik dat heel duidelijk had gemaakt toen we elkaar de laatste keer spraken.'

Ik staarde haar even aan, terwijl een verschrikkelijke woede zich van me meester maakte. Grootmama Catherine had me geleerd respect te hebben voor oudere mensen, maar ze zou beslist nooit van me verlangd hebben dat ik een vrouw als mevrouw Ironwood respect betoonde. Haar leeftijd en positie maakten haar niet immuun voor rechtvaardige kritiek, vond ik, zelfs al kwam die van iemand die zo jong was als ik. Maar ik beet op mijn lip om mijn scherpe opmerkingen binnen te houden.

De IJzeren Dame scheen te genieten van mijn verwoede pogingen om me te beheersen. Ze keek me woedend aan, wachtend, hopend dat ik in opstand zou komen, zodat ze reden zou hebben om me een strenge straf op te leggen, me misschien zelfs van school te sturen. Dan zou ik Louis nooit meer zien, en dat, vermoedde ik, was de ware reden geworden.

Ik slikte mijn tranen en mijn woede in, draaide me met een ruk om en liep terug naar de zaal, waar de laatste dans aan de gang was. De meeste meisjes draaiden zich belangstellend naar me om, sommigen met een spottende glimlach. Ze mompelden iets tegen hun partners, en ze lachten. Het maakte me misselijk, al die opgewektheid na wat er met Abby gebeurd was.

Bij de tafels had Gisselle haar hofhouding om zich heen verzameld; er waren nog meer volgelingen en bewonderaars bijgekomen, onder wie Jonathan Peck. Ze lachte zo schril dat het boven de muziek uit te horen was.

'Ik durf te wedden dat het de eerste keer is dat een meisje de Greenwood- danstrofee heeft geweigerd,' zei ze, toen ik dichterbij kwam, meer voor mij bestemd dan voor iemand anders. Er werd nog harder gelachen. 'O, daar is mijn zus. Vertel eens, Ruby. Waar is de quadrone naartoe?'

'Ze heet Abby,' snauwde ik. 'En dankzij jou is ze vertrokken.'

'Wat bedoel je, dankzij mij? Ik heb alleen maar de uitslag van de stemming voorgelezen, en waarom zou iemand weglopen als ze gewonnen heeft?' vroeg Gisselle met een volkomen onschuldig gezicht. De anderen knikten en wachtten gniffelend op mijn reactie.

'Je weet heel goed waarom, Gisselle. Je hebt iets heel gemeens gedaan vanavond.'

'Vertel me niet dat je de aanwezigheid van gemengd bloed in Greenwood goedkeurt,' merkte Jonathan op. Hij trok zijn schouders naar achteren en streek het haar langs zijn slapen glad met zijn palmen, alsof hij voor een spiegel stond in plaats van een tiental bewonderende meisjes. Ik draaide me met een ruk naar hem om.

'Wat ik niet goedkeur is de aanwezigheid van wrede en boosaardige mensen in Greenwood, en evenmin keur ik de aanwezigheid goed van snobs en arrogante jongens, die zichzelf als een godsgeschenk beschouwen, terwijl ze in werkelijkheid meer verliefd zijn op zichzelf dan ze ooit op een ander kunnen zijn,' antwoordde ik.

Jonathans gezicht werd rood. 'Goed, ik zie wat jouw standpunt is als het gaat om de omgang met mensen van een lagere klasse. Misschien ben jij ook wel op de verkeerde plaats,' zei hij, kijkend naar de jongens en meisjes om ons heen, om steun te zoeken. Bijna allemaal knikten ze instemmend.

'Misschien wel,' zei ik, terwijl de tranen in mijn ogen prikten, ik ben liever in een moeras, omringd door alligators, dan hier met mensen die op anderen neerkijken vanwege hun afkomst.'

'O, wees toch niet zo'n brave hendrik,' klaagde Gisselle. 'Ze komt er heus wel overheen.'

Ik liep dichter naar haar toe, met ogen zo vol woede dat de meisjes om haar heen uiteenweken om de weg vrij te maken. Ik stond over haar stoel heen gebogen, met over elkaar geslagen armen, en vuurde mijn vraag op haar af.

'Wat heb je gedaan, Gisselle? Aan de deur geluisterd?'

'Denk je soms dat jouw privé-gesprekken me interesseren? Denk je dat er iets is dat je hebt gedaan wat ik niet heb gelezen of gezien?' antwoordde ze, blozend bij de beschuldiging, ik hoef niet aan de deur te luisteren om te weten wat er gebeurd is tussen jou en je quadrone-vriendin. Maar,' zei ze glimlachend, 'als je wilt bekennen, beschrijven hoe het was om naast haar te slapen...'

'Hou je mond!' schreeuwde ik, niet in staat mijn emoties nog langer te bedwingen. 'Hou je smerige mond, of ik

'Hoor je hoe ze haar gehandicapte zusje bedreigt,' riep Gisselle uit, met een dramatisch gebaar. 'Jullie zien hoe hulpeloos ik ben, hoe hulpeloos ik geweest ben. Nu weten jullie precies wat het is om een gehandicapte tweelingzus te zijn en dag in, dag uit te moeten aanzien hoe je zuster zich amuseert, kan gaan en staan waar ze wil, doen wat ze wil.'

Gisselle sloeg haar handen voor haar ogen en begon te snikken. Iedereen keek me woedend aan.

'O, wat heeft het voor zin?' kreunde ik, en draaide me om, precies op het moment waarop de muziek stopte.Mevrouw Ironwood liep onmiddellijk naar de microfoon. 'Het ziet ernaar uit dat er storm op komst is,' zei ze. 'De jongens moeten meteen naar de bussen en de meisjes moeten onmiddellijk terug naar hun kamers.'

Iedereen begaf zich naar de uitgang, maar juffrouw Stevens kwam haastig naast me lopen.

'Arme Abby. Vreselijk, wat ze haar hebben aangedaan. Waar is ze naartoe?' vroeg ze.

'Ik weet het niet, juffrouw Stevens. Ze is de over de oprit naar de weg gelopen. Ik maak me ongerust, maar ik mocht haar van mevrouw Ironwood niet achterna.'

'Ik zal proberen of ik haar met de jeep kan vinden,' beloofde juffrouw Stevens. 'Ga jij maar terug naar jullie verblijf en wacht daar op me.'

'Dank u. Er is echt een zware storm op komst, en ze kan er middenin terechtkomen. Als u haar vindt, zeg haar dan alstublieft dat ik niets te maken had met wat Gisselle vanavond heeft gedaan. Zeg het haar alstublieft.'

'Ik weet zeker dat ze dat niet denkt,' zei juffrouw Stevens met een troostende glimlach. We zagen dat mevrouw Ironwood aan de zijkant naar ons stond te kijken, toen we met de anderen de zaal uitliepen.

Een bliksemflits maakte een witte scheur in de donkere, dreigende lucht. Sommige meisjes krijsten van opwinding. Sommige jongens zoenden stiekem bij het afscheid, voor ze in de bussen stapten. Jonathan Peck had een groepje van minstens zes meisjes om zich heen, die vol verering naar hem opkeken en hoopten dat hij zijn aanbeden lippen op hun mond, of tenminste op hun wang, zou drukken.

Een nieuwe donderslag veroorzaakte nog meer geschreeuw en gehol. Ik zag juffrouw Stevens haastig naar haar jeep lopen, en ik keek hoopvol de oprijlaan af of ik Abby zag, voor ik me omdraaide en snel terugliep naar ons verblijf. Misschien was ze omgelopen en uit zichzelf teruggegaan, dacht ik; maar toen ik bij onze kamer kwam, zag ik dat die leeg was. Ik ging terug naar de grote hal om op juffrouw Stevens te wachten. Alle andere meisjes kwamen binnen, overborrelend van opwinding over het bal en de jongens die ze hadden ontmoet. Ik negeerde hen, en voor het merendeeel negeerden ze mij.

Het onweer was algauw boven de campus en er woei een harde wind van de rivier. De wind deed de takken van de grote eiken zwiepen. De wereld buiten werd steeds donkerder en de regen stroomde neer, kletterde tegen de ramen en op de paden. De balustrade rond de galerie droop van een aanhoudende stroom regen, en de bliksem bleef flitsen in het donker, verlichtte de school en het terrein gedurende een onderdeel van een seconde met spierwit licht, waarna alles weer in duisternis was gehuld. Als juffrouw Stevens Abby eens niet zou vinden? Ik stelde me haar doodsbang voor onder een boom ergens op de weg naar Greenwood. Misschien had ze beschutting gezocht in een van die mooie huizen aan de kant van de weg en waren de bewoners zo vriendelijk geweest haar binnen te laten tot het onweer voorbij was.

Er was bijna een uur voorbijgegaan toen ik door de ramen van de hal keek en de koplampen zag van een auto. De jeep van juffrouw Stevens stopte voor ons verblijf en ze stapte uit, met haar regenjas over haar hoofd getrokken. Ze holde naar de deur, waar ik op haar wachtte.

'Is ze terug?' vroeg ze, en mijn hart zonk in mijn schoenen.

'Nee.'

'Nee?'

Ze schudde het water uit haar haar. 'Ik ben de hele weg op en neer gereden. Ik ben dertig kilometer verder gereden dan ze mogelijkerwijs had kunnen lopen, zelfs al had ze de hele weg gehold, maar ik heb haar niet gezien. Ik hoopte dat ze uit zichzelf was teruggekomen.'

'Wat kan er met haar gebeurd zijn?'

'Misschien heeft iemand haar een lift gegeven.'

'Maar waar moet ze naartoe, juffrouw Stevens? Ze kent niemand in Baton Rouge.'

Ze schudde ongerust haar hoofd; beiden dachten we aan dezelfde afschuwelijke dingen die een mooi jong meisje kunnen overkomen als ze in haar eentje op een donkere avond in een onweersbui op een stille weg loopt.

'Misschien heeft ze ergens beschutting gevonden en wacht ze tot het onweer voorbij is,' opperde ze.

Mevrouw Penny kwam naast ons staan, handenwringend en bezorgd.

'Ik kreeg net een telefoontje van mevrouw Ironwood, die wilde weten of Abby al terug was. Waar is ze naartoe, Ruby?'

ik weet het niet, mevrouw Penny.'

'Ze heeft het terrein verlaten, 's avonds nog wel!... Middenin een onweer!'

'Het was niet iets wat ze graag wilde, mevrouw Penny.'

'O, tjeempie,' kreunde ze. 'Tjeempie. We hebben nog nooit zulk soort problemen in Greenwood gehad. Het is altijd zo'n heerlijke baan geweest. Zo'n verrukkelijke ervaring.'

'Ik weet zeker dat alles op zijn pootjes terecht zal komen,' zei juffrouw Stevens. 'Doe in ieder geval niet de voordeur op slot.'

'Maar ik doe de voordeur altijd op slot na de avondklok. Ik moet ook aan al die andere meisjes denken. Wat moet ik doen?'

'Maakt u zich maar niet bezorgd over de deur, mevrouw Penny. Ik blijf hier wachten tot Abby terugkomt,' zei ik, terwijl ik plaatsnam op de bank in de hal.

'O, tjeempie,' zei ze. 'En die dansavonden waren altijd zo gezellig.'

'Als je me nodig hebt, roep me dan,' zei juffrouw Stevens zachtjes, ik wil graag weten of alles in orde is.'

'Dank u, juffrouw Stevens,' zei ik, nadat ze me haar telefoonnummer had gegeven. Ik volgde haar naar de deur om haar uitgeleide te doen. Ze nam mijn hand tussen haar beide handen.

'Het komt heus wel in orde. Je zult het zien,' beloofde ze, om me moed in te spreken. Ik forceerde een glimlach en zag hoe ze haar jas weer over

haar hoofd trok en zich gereedmaakte om naar haar jeep te hollen. De regen viel nog steeds met bakken uit de hemel. Ik wachtte bij de deur tot ze was weggereden. Een paar ogenblikken later kwam mevrouw Penny achter me staan en deed de deur op slot.

'Ik moet mevrouw Ironwood bellen,' zei ze. 'Ze zal erg kwaad zijn. Laat het me gauw weten als ze terug is, wil je?'

Ik knikte, ging terug naar de bank, staarde naar de grond en luisterde naar de regendruppels, die even hard op mijn hart leken te kletteren als tegen de muren en het dak van ons verblijf. Ik viel met tussenpozen in slaap, en werd een paar keer abrupt wakker toen ik iemand bij de deur meende te horen, maar het bleek alleen de wind te zijn. Uitgeput door zorgen en vermoeidheid, stond ik ten slotte op en ging naar onze kamer. Ik kleedde me niet eens uit, maar liet me zo op mijn bed vallen, huilde een tijdje om Abby en viel ten slotte in een diepe slaap. Ik werd pas wakker toen ik de meisjes door de lounge hoorde lopen om te gaan ontbijten. Ik draaide me snel om en keek naar Abby's bed, diep ontmoedigd toen ik zag dat het leeg en onaangeroerd was.

Ik wreef de slaap uit mijn ogen, ging overeind zitten en dacht even na. Toen ging ik naar de badkamer en bette ijskoud water op mijn gezicht. Ik hoorde Gisselle lachen en deed de deur open op het moment dat ze voorbijgereden werd.

'Goeiemorgen, zusjelief,' zei ze, lachend naar me opkijkend. Ze zag er fris en vrolijk uit en straalde van voldoening. 'Je ziet eruit of je Iaat bent opgebleven. Is je... vriendin terug?'

'Nee, Gisselle. Ze is niet terugkomen.'

'O, nee? Wat moeten we dan met de trofee doen?' vroeg ze zich hardop af, en keek naar Jackie, Kate en Samantha, die even naar haar lachten. Maar hun lach verdween snel toen ze naar mij keken. In ieder geval toonden zij iets van berouw. Samantha zag er zelfs bedrukt uit.

'Het is niet leuk meer, Gisselle. Er kan haar iets verschrikkelijks zijn overkomen gisteravond. Waar moet ze naartoe? Wat moet ze in vredesnaam beginnen?'

'Misschien heeft ze onderdak gevonden in de hut van een dagloner. Wie weet?' zei ze schouderophalend. 'Misschien is het wel een van haar bloedverwanten.' Ze lachte hysterisch. 'Laten we gaan,' beval ze Samantha. 'Ik rammel van de honger vanmorgen.'

Beschaamd en walgend van het feit dat dit mijn zus was, boog ik mijn hoofd en ging terug naar mijn kamer. Ik had niet veel honger en verheugde me er niet erg op met de andere meisjes te moeten ontbijten, die alleen maar zouden willen horen en zien wat ik zou doen en zeggen. Niettemin verkleedde ik me. Juist toen ik naar de eetzaal wilde gaan, kwam mevrouw Penny. Eén blik op haar gezicht zei me dat ze iets wist over Abby. De vingers van haar handen waren zo stijf ineengestrengeld dat het leek of haar leven ervan afhing.

'Goedemorgen, kindlief,' zei ze.

'Wat is er gebeurd, mevrouw Penny? Waar is Abby?'

'Mevrouw Ironwood belde om te zeggen dat haar ouders later op de dag langskomen om haar spullen op te halen,' zei ze in één adem, en zuchtte.

'Dus alles is goed met haar? Ze hebben haar gevonden?'

'Blijkbaar is ze gisteravond naar de stad gegaan en heeft ze hen gebeld. Nu gaat ze van school af. Ze zou toch van school zijn gestuurd omdat ze middenin de nacht van het terrein af is gegaan,' voegde ze eraan toe.

'O, ja, ze zou van school zijn gestuurd, mevrouw Penny, maar niet omdat ze is weggelopen,' zei ik hoofdschuddend en met een kwade blik op onze huisbewaarster. 'Dat zou niet de ware reden zijn geweest.'

Mevrouw Penny sloeg haar ogen neer en schudde bedroefd haar hoofd. 'We hebben nog nooit zulke problemen gehad,' mompelde ze. 'Het is zo verontrustend.' Ze keek op en toen snel om zich heen in de kamer. 'Nou ja, ik weet hoe jullie altijd je spullen door elkaar gooien. Je moet zo snel mogelijk alles uitzoeken wat van haar is. Dit zal voor niemand aangenaam zijn, vooral niet voor Abby en haar ouders.'

'Dat lijkt me ook niet, nee. Goed, ik zorg ervoor,' beloofde ik. Ik begon alles te sorteren, pakte Abby's spulletjes in koffers en dozen, om het haar ouders makkelijker te maken, terwijl de tranen over mijn wangen rolden.

Toen de meisjes terugkwamen van het ontbijt, had ik bijna alles uitgezocht en ingepakt en zat als versuft op de rand van mijn bed naar de grond te staren. Gisselle stopte bij de deur, Samantha vlak achter haar.

'Wat is er aan de hand?' vroeg ze, naar de koffers en dozen kijkend. 'Mevrouw Penny wilde niets zeggen.'

Ik hief mijn hoofd langzaam op. Mijn ogen waren bloeddoorlopen.

'Abby's ouders komen haar spullen halen. Ze vertrekt uit Greenwood. Ben je nu tevreden?' vroeg ik op scherpe toon. Samantha beet op haar lip en wendde snel haar blik af.

'Het is voor iedereen beter,' zei Gisselle. 'Het zou uiteindelijk toch zijn gebeurd.'

'Maar dan alleen omdat ze het zelf wilde, niet omdat ze door jou en je aanhang in bijzijn van alle leerlingen voor schut is gezet,' zei ik.

'Dat is het risico dat iemand neemt als ze probeert een van ons te zijn,' antwoordde Gisselle, zonder enig berouw in haar stem. Ze klonk zo zelfvoldaan, zo zelfverzekerd, dat het me misselijk maakte.

'Ik wil er niet meer over praten,' zei ik, en draaide me om.

'Mij best,' zei ze, en liet zich door Samantha naar haar kamer brengen.

Maar vroeg in de middag, vlak voordat Abby's ouders arriveerden, kwam Samantha alleen mijn kamer binnen. Ze had Gisselle in de hal bij de anderen achtergelaten en kwam iets voor haar halen.

'Wat wil je?' vroeg ik scherp.

'Gisselle wilde een plaat uit de doos die ze in Abby's kast had geborgen,' zei ze gedwee. 'Ze leent hem aan een van de meisjes van de B-afdeling.'

Ik draaide haar mijn rug toe toen ze binnenkwam en neerknielde om in de dozen op de grond van de kast te zoeken. Ze had snel gevonden wat ze zocht en liep de deur uit. Toen bleef ze op de drempel staan en draaide zich naar me om.

'Het spijt me van Abby,' zei ze. 'Ik had niet gedacht dat er zoiets zou gebeuren.'

'Wat dacht je dan dat er zou gebeuren als iemand zo belachelijk wordt gemaakt waar iedereen bij is? En waarom? Wat heeft ze jou of een van de andere meisjes ooit gedaan om dat te verdienen?'

Samantha sloeg haar ogen neer.

'Hoe heeft mijn zus het ontdekt van haar?' vroeg ik na een ogenblik. 'Heeft ze aan de deur naar onze gesprekken geluisterd?' Samantha schudde haar hoofd. 'Nou, hoe dan?'

Samantha keek eerst naar rechts voordat ze antwoord gaf.

'Toen ze hier kwam om iets te halen dat ze in Abby's kast bewaarde, heeft ze de brieven van haar ouders gelezen,' onthulde Samantha. 'Maar zeg alsjeblieft niet dat ik het gezegd heb. Alsjeblieft,' zei ze, met oprechte angst in haar ogen.

'Waarom? Wat kan ze over jou vertellen?' vroeg ik scherp. Samantha was zo bang, dat ze haar ogen opensperde; haar anders zo blozende wangen verbleekten.

'Je had haar niets over jezelf moeten vertellen waarvan je niet wilde dat iemand het zou weten,' berispte ik haar.

Samantha knikte. Die goede raad kwam te laat. 'In ieder geval,' zei ze, 'het spijt me van Abby.'

Ik was niet in een vergevensgezinde stemming, maar ik zag dat ze het eerlijk meende, dus knikte ik. Ze bleef nog een paar ogenblikken staan en ging toen haastig weg.

Kort daarna kwamen Abby's ouders.

'Mevrouw Tyler,' riep ik, overeind springend toen zij en haar man in de deuropening stonden. 'Hoe gaat het met Abby?'

'Goed,' zei mevrouw Tyler, met een vastberaden gezicht en strakke lippen. 'Mijn dochter heeft meer lef dan alle andere meisjes in deze mooie school,' ging ze op verbitterde toon verder. Abby's vader wendde snel zijn blik af.

'Ik moet haar spreken, mevrouw Tyler. Ze moet weten dat ik niets te maken had met dat afschuwelijke incident.'

Mevrouw Tyler trok haar wenkbrauwen op. 'Ik heb begrepen dat het je tweelingzus was die het vuile werk heeft gedaan.'

'Ja, maar we hebben een totaal verschillend karakter, ook al zijn we een tweeling, mevrouw Tyler. Dat weet Abby.'

Aan de manier waarop ze naar haar man keek, zag ik dat Abby dat ook had gezegd.

'Waar zijn haar spullen?' vroeg mevrouw Tyler.

'Alles staat apart. Ik heb alles van haar ingepakt.' Ik wees naar de plaats waar ik Abby's spullen had neergezet. Haar vader keek me met een dankbare blik aan. 'Hoe kan ik haar spreken? Wanneer kan ik haar zien?'

'Ze zit buiten in de auto,' vertelde meneer Tyler.

'Abby is hier?'

'Ze wilde niet met ons naar binnen,' zei haar moeder.

'Dat kan ik haar niet kwalijk nemen,' zei ik, en liep haastig langs hen heen naar buiten. In de hal hielden de meisjes hun commentaar voor zich zolang Abby's ouders in het gebouw waren. Zelfs Gisselles stem klonk gedempt. Ik bleef niet staan om naar hen te kijken, maar holde de deur uit. Ik zag Abby in de auto van haar ouders zitten en rende de trap af. Ze draaide het raampje omlaag toen ik bij haar kwam.

'Hoi,' zei ik.

'Hoi. Het spijt me dat ik gisteravond voor je ben weggehold, maar ik kon niet meer stoppen toen ik eenmaal op gang was. Ik wilde alleen maar weg.'

'Dat weet ik, maar ik maakte me zo ongerust over je. Juffrouw Stevens heeft je met de jeep gezocht, maar ik mocht het terrein niet af van mevrouw Ironwood.'

Ze meesmuilde en mompelde: 'De IJzeren Dame.'

'Waar was je?'

'Ik heb een tijdje geschuild tot de regen wat minderde en toen ben ik naar de stad gelift; daar heb ik mijn ouders gebeld.'

'O, Abby, het spijt me zo. Het is zo onrechtvaardig. Mijn zus is erger dan ik me ooit heb kunnen voorstellen. Ik heb ontdekt dat ze in jouw spullen heeft gesnuffeld en een paar brieven van je ouders heeft gelezen.'

'Dat verbaast me niets. Bovendien denk ik niet dat zij de enige schuldige is,' zei Abby. 'Al schijnt ze wel van haar rol erin genoten te hebben, hè?' ging ze verder. Ik knikte. Ze lachte naar me en stapte uit de auto. 'Laten we een eindje gaan lopen.'

'Wat ga je nu doen?' vroeg ik.

'Me inschrijven bij een openbare school. In zekere zin is het goed dat dit gebeurd is. Mijn ouders hebben besloten te stoppen met hun pogingen om te negeren wie ik ben en wie zij zijn. Niet meer voortdurend verhuizen, niet meer net doen of ik iemand ben die ik niet ben.' Ze keek om zich heen in de campus. 'Geen chique scholen meer.'

'Ik heb mijn buik ook vol van chique scholen.'

'O, nee, jij doet het hier heel goed, Ruby. Alle docenten vinden je aardig en je kunt uitstekend opschieten met juffrouw Stevens. Je zult iets heel goeds bereiken met je schilderwerk. Profiteer van de kansen die je krijgt, en negeer de rest.'

'Ik vind het vreselijk om ergens te zijn waar zoveel huichelachtigheid is. Grootmama Catherine zou niet willen dat ik hier bleef.'

Abby lachte. 'Zoals je haar mij beschreven hebt, denk ik dat ze tegen je zou zeggen dat je je als een mossel in moet graven, je als een oester afsluiten van de schijnheiligen en je als een alligator vastklemmen aan wat je wilt bereiken. Bovendien,' fluisterde Abby, 'weetje hoe je de slechte gris- gris moet weren. Mijn fout gisteravond was dat ik niet de blauwe rok droeg met de goede gris-gris erin genaaid.' Ze knipoogde en we lachten allebei. Het deed me goed, alleen drong het nu pas goed tot me door dat ik haar lach niet meer zou horen; dat we niet meer onze gezellige babbels zouden hebben, en elkaar onze dromen en angsten niet meer konden toevertrouwen. Gisselle had gelijk dat ze jaloers was geweest; Abby was het zusje geweest dat ik nooit had gehad, het zusje dat Gisselle, ondanks ons identieke uiterlijk, nooit zou zijn.

'Ik wou dat ik wat meer voor je kon doen,' kermde ik.

'Je hebt al zoveel gedaan. Je bent een goede vriendin geweest, en we kunnen nog steeds goede vriendinnen blijven. We zullen elkaar schrijven. Tenzij mevrouw Ironwood je post laat controleren.'

'Dat zou me niets verbazen.'

'Ik zal je zeggen wat je voor me kunt doen,' zei Abby, plotseling geanimeerd. 'De volgende keer dat je bij mevrouw Ironwood wordt geroepen, moet je proberen of je op haar bureau of op de grond een van haar haren kunt vinden. Stop die in een envelop, dan zal ik ze aan een momma geven om een pop te maken waarin ik naalden kan prikken.'

We lachten, maar Abby maakte niet helemaal gekheid. Achter ons waren haar ouders bezig met het inladen van de auto. We bleven staan en keken even naar hen.

'Ik moet weg,' zei ze.

'Ik ben blij dat ik je even kon spreken.'

'Dat is de enige reden waarom ik ben meegegaan,' bekende ze. 'Dag, Ruby.'

'O, Abby.'

'Geen tranen, anders maak je me aan het huilen en geef je Gisselle en haar clan precies wat ze willen,' zei ze uitdagend. 'Waarschijnlijk staan ze nu allemaal met hun neus tegen het raam gedrukt naar ons te kijken.'

Ik keek achterom naar ons verblijf. Ik slikte mijn tranen snel weg en knikte. 'Waarschijnlijk wel, ja,' zei ik.

'Raak niet te veel betrokken bij Louis,' waarschuwde ze, met een peinzende blik in haar ogen. 'Ik weet datje medelijden met hem hebt, maar er zwerven heel wat familiespoken door de dromen van de familie Clairborne.'

'Ik weet het. Ik zal het niet doen.'

'Goed...'

We omhelsden elkaar snel, en ze liep naar de auto.

'Hé,' riep ze achterom. "Vergeet niet Mr. Mud goedendag te zeggen van me.'

Ik lachte. 'Ik zal het doen.'

'Ik zal je schrijven zo gauw ik kan,' beloofde ze.

Haar vader sloeg de klep van de kofferbak dicht en haar moeder stapte in de auto. Abby stapte ook in, en haar vader ging achter het stuur zitten. Toen startte hij de motor en reed weg. Toen ze langsreden draaide Abby zich om en zwaaide. Ik zwaaide terug tot de auto uit het gezicht verdwenen was. Toen, met een hart dat zo zwaar woog dat het met cement gevuld leek, ging ik terug naar mijn half leeggehaalde kamer.

De rest van de dag leek het of ik in de rouw was. Het onweer van de vorige avond was gepasseerd, maar had dikke, donkere wolken achtergelaten, wolken die dreigend tot diep in de avond boven Baton Rouge en omgeving hingen. Ik ging 's avonds hoofdzakelijk naar het diner omdat ik de hele dag nog niets gegeten had. De meisjes waren uitbundig en luidruchtig; sommigen hadden het nog over Abby, maar de meesten praatten over andere dingen, alsof Abby nooit bestaan had. Gisselle zeker. Ze ging maar door over jongens die ze gekend had en die zo knap waren dat Jonathan Peck bij hen vergeleken op het monster van Frankenstein leek. Als je haar hoorde, had ze met praktisch elke adonis in Amerika een afspraakje gehad.

Vol afkeer en emotioneel uitgeput, trok ik me terug van tafel zodra ik daartoe in staat was en bleef alleen in mijn kamer. Ik besloot een brief aan Paul te schrijven. Hij werd pagina's lang, waarin ik alles vertelde wat er gebeurd was, alles wat Gisselle had gedaan.

'Ik wil jou niet met al mijn narigheid opzadelen, Paul,' schreef ik aan het eind.

Maar ook nu nog, als ik aan iemand denk wie ik mijn diepste gevoelens kan toevertrouwen, denk ik aan jou. Ik veronderstel dat ik aan Beau zou moeten denken, maar er zijn dingen die een meisje liever aan een broer vertelt dan aan haar vriend, denk ik. Ik weet het niet. Ik ben helemaal in de war. Gisselle krijgt uiteindelijk toch haar zin. Ik vind het hier nu afschuwelijk en ik sta op het punt papa te bellen en hem te vragen om te doen waar ze van begin af aan op aan heeft gestuurd - ons weghalen uit Greenwood. De enige die ik zal missen is juffrouw Stevens.

Aan de andere kant ben ik geneigd hier te blijven en door te zetten, zodat Gisselle niet haar zin krijgt. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik weet niet meer wat juist is en niet juist. De goeden lijden en de slechten veel minder; ik vraag me af of er niet meer slechte gris-gris in de wereld is dan goede. Ik mis grootmama Catherine zo; ik mis haar wijsheid en haar kracht. In ieder geval verheug ik me erop dat je ons in de kerstvakantie in New Orleans komt bezoeken, zoals je beloofd hebt. Ik heb het papa al verteld, en hij verheugt zich erop je te zien. Ik geloof dat alles en iedereen die hem aan onze moeder doet denken hem een innerlijk geluk en rust geeft, wat hij slechts met een glimlach toont.

Schrijf me gauw.

Liefs, Ruby

Pas toen ik de brief begon op te vouwen om hem in een envelop te stoppen, zag ik de vlekken van mijn tranen.

De volgende ochtend stond ik op, kleedde me aan, ontbeet zwijgend, en keek naar niemand behalve Vicki, die me vroeg of ik klaar was voor ons examen maatschappijleer. We praatten erover op weg naar het hoofdgebouw. De hele dag had ik het gevoel dat alle ogen op mij gericht waren. Het nieuws over Abby had zich als een lopend vuurtje verspreid, en het was niet meer dan logisch dat de andere meisjes nieuwsgierig waren en naar me keken, om te zien hoe ik reageerde en me gedroeg. Ik besloot niemand de voldoening te geven me ongelukkig te zien, iets wat me gemakkelijker afging toen ik in de klas van juffrouw Stevens kwam.

Ze gaf eerst de mondelinge les en toen begonnen we met ons werk. Toen de bel ging aan het eind van de les kwam ze naar me toe om over Abby te praten. Ik vertelde haar dat Abby opgelucht leek en zelfs gelukkiger nu het achter de rug was.

Ze knikte. 'Alles wat je niet te gronde richt, maakt je sterker. Moeilijkheden en ontberingen harden ons, als ze ons niet doden,' zei ze. 'Kijk maar naar jou en de moeilijkheden die je hebt moeten verdragen.' 'Ik ben niet hard, juffrouw Stevens.' 'Je bent harder dan je denkt.'

Ik staarde naar mijn lessenaar, ik dacht erover mijn vader te vragen Gisselle en mij uit Greenwood weg te halen,' zei ik.

'O, nee, ik zou je niet graag willen missen. Je bent de talentvolste leerlinge die ik heb en waarschijnlijk ooit zal krijgen. Het wordt heus wel beter. Dat moet wel,' beloofde ze. 'Probeer niet aan de slechte dingen te denken. Wijd je aan je kunst. Laatje leven draaien om de kunst,' adviseerde ze.

Ik knikte. 'Ik zal het proberen.'

'Goed. En denk eraan, als je me nodig hebt, dan ben ik er.' 'Dank u, juffrouw Stevens.'

Opgemonterd door ons gesprek, zette ik de sombere, nare gebeurtenissen van me af en verheugde me op papa's bezoek op woensdag en Beaus bezoek op zaterdag. De twee mensen van wie ik het meest ter wereld hield, zouden weldra bij me zijn en zonneschijn brengen in een wereld die grauw en treurig was geworden.

En toen ik terugkwam in ons verblijf vond ik een brief van Paul, nog voordat de mijne op de bus was gedaan. Zijn brief was heel optimistisch en vol blijde nieuwtjes: hoe goed het op school ging, hoeveel beter het ging met de zaak van zijn ouders, en dat zijn vader hem steeds meer verantwoordelijkheid gaf...

...Hoewel ik nog steeds tijd heb om met mijn kano door de bayou te varen om te vissen op mijn geheime plekjes. Gisteren lag ik gewoon achterover in de kano en zag de zon rood worden toen hij tussen de takken van de esdoorns wegzakte. Het verspreide licht deed het Spaanse mos op zijden lakens lijken. Toen begonnen de beverratten stoutmoediger tevoorschijn te komen. De libellen hielden hun rituele dansen boven het water, en de brasem en andere vissen sprongen op en neer in de kreken, alsof ik niet bestond met mijn hengel. Een witte reiger dook zo laag dat ik dacht dat hij op mijn schouder zou landen, voor hij weer opsteeg en verder vloog.

Ik draaide me om en zag dat een hert met witte staart zijn kop door het

struikgewas stak en een tijdje naar me staarde, voor het tussen de wilgen verdween.

Dat alles deed me aan jou denken en aan onze verrukkelijke middagen samen, en ik vroeg me af hoe jij het moest vinden nu ergens anders te wonen, buiten de bayou. Het maakte me bedroefd, tot ik me herinnerde hoe volledig jij alles in je opnam, om het dan met dat schitterende talent van je weer naar buiten te brengen en het een eeuwig leven te geven op het schildersdoek. De mensen die jouw schilderijen kopen zijn geluksvogels!

Ik verheug me erop je te zien, Paul

Zijn brief maakte me gelukkig, het soort geluk dat melancholie vermengt met vreugde, herinneringen met hoop. Ik voelde me afzijdig, boven het gekrakeel verheven. Die avond na het diner moet ik intens voldaan hebben gekeken. Ik zag dat Gisselle me gefrustreerd aanstaarde.

'Wat mankeert jou?' vroeg ze eindelijk. Alle meisjes om ons heen, die enthousiast hadden zitten praten, zwegen en keken op. 'Niets. Waarom?'

'Je ziet er belachelijk uit met die grijns op je gezicht, alsof jij iets weet dat wij niet weten,' zei ze.

Ik haalde mijn schouders op. 'Dat is niet zo,' zei ik. Toen dacht ik even na en legde mijn vork neer. Ik vouwde mijn handen en staarde ernaar. 'Behalve dat ik weet dat veel dingen die jullie allemaal zo belangrijk vinden, dingen als afkomst, familie en rijkdom, geen garantie zijn voor geluk.' 'O, nee?' zei Gisselle. 'Wat dan wel?'

'Van jezelf houden,' zei ik. 'Om wat je werkelijk bent en niet wat anderen willen dat je bent.' Toen stond ik op en ging terug naar mijn kamer.

Ik herlas Pauls brief, maakte een lijst van alles wat ik wilde doen voordat papa en Beau op bezoek kwamen, maakte mijn huiswerk en ging slapen. Ik lag met open ogen naar het donkere plafond te staren en verbeeldde me dat ik met Paul in de kano rondddreef. Ik dacht dat ik zelfs de eerste ster kon ontdekken.

De volgende ochtend werd ik wakker met allerlei plannen voor schilderijen die ik wilde maken onder leiding van juffrouw Stevens. Haar liefde voor de natuur was even groot als die van mij, en ik wist dat ze mijn visioenen zou weten te waarderen. Ik waste me en kleedde me enthousiast aan en was een van de eersten aan de ontbijttafel, nog iets dat Gisselle leek te ergeren. Ik zag dat ze ook steeds ongeduldiger en intoleranter werd ten opzichte van Samantha. Ze snauwde tegen haar als ze iets niet vlug genoeg deed naar haar zin.

Onze afdeling had weer schoonmaakcorvee. Gisselle was natuurlijk vrijgesteld, maar ze maakte het moeilijker voor mij en de anderen door aan tafel te blijven. We waren allemaal bijna te laat op school, en ik had een examen Engels.

Ik was goed op het examen voorbereid en wilde het graag doen, maar halverwege de proef kwam er een meisje binnen met een boodschap. Ze liep regelrecht naar meneer Rigel en fluisterde iets in zijn oor. Hij knikte, keek naar de klas en zei dat ik bij mevrouw Ironwood moest komen.

'Maar mijn examen...' protesteerde ik.

'Breng maar bij me watje af hebt,' zei hij.

'Maar...'

ik zou maar gauw gaan,' zei hij somber.

Wat zou ze nu weer willen? vroeg ik me af. Waar kon ze me deze keer in vredesnaam van beschuldigen?

Woedend en stampvoetend liep ik de gang door naar het kantoor van de directrice. Mevrouw Randle keek op van haar bureau, maar deze keer niet geërgerd of verontrust. Ze keek vol sympathie.

'Ga maar naar binnen,' zei ze. Mijn vingers beefden toen ik de knop van de deur omdraaide. Ik ging naar binnen en zag tot mijn verbazing Gisselle in haar rolstoel, haar zakdoek in haar hand geklemd, haar ogen met bloed doorlopen.

'Wat is er?' riep ik uit, en keek van haar naar mevrouw Ironwood, die voor het raam stond.

'Het is je vader,' antwoordde ze. 'Je stiefmoeder heeft me net gebeld.'

'Wat?'

'Papa is dood!' schreeuwde Gisselle. 'Hij heeft een hartaanval gehad!'

Ergens diep in me werd een schreeuw een gil, het soort gil dat boven het water blijft hangen, rond de bomen en struiken zweeft, de dag in de nacht verandert, de zonnige lucht grauw maakt, en regendruppels verandert in tranen.

Achter mijn oogleden, die ik dichtkneep om de gezichten en het ogenblik buiten te sluiten, herinnerde ik me een oude nachtmerrie die ik als kind vaak had gehad. Daarin holde ik over het moerasland, achter een kano aan, die steeds harder ging en om een bocht in de bayou verdween en de geheimzinnige man meevoerde die ik papa wilde noemen.

Het woord bleef steken in mijn keel, en een ogenblik later was de kano verdwenen.

En weer was ik alleen.