15. De schade is aangericht
De rest van de dag waren Kenneth en ik zo verdiept in ons werk, dat we de tijd uit het oog verloren. Nu begreep ik waarom Kenneth zijn leven wijdde aan de kunst. Het was feitelijk een vlucht voor de zware last en het tumult dat zo vaak op ons afkwam. Als we samen werkten, ontwikkelden hij en ik een ritme dat ons verraste en volledig in beslag nam. We waren ons bewust van eikaars aanwezigheid, maar we zeiden geen woord en keken zelden naar elkaar. Het was bijna een religieuze ervaring als Kenneths handen vormen begonnen te scheppen en zijn visie uit het blok marmer te voorschijn toverde.
We waren zo verdiept in ons werk dat we allebei verbaasd opkeken toen we Holly op de deur hoorden kloppen, gevolgd door haar klaaglijke geroep dat we even boven water moesten komen om lucht te happen.
'Ik heb in m'n eentje geluncht. Ik heb gemediteerd, heb twee persoonlijke horoscopen getrokken, ben met Ulysses gaan wandelen tot hij om genade smeekte. Worden jullie nooit moe?'
Kenneth en ik keken elkaar aan.
'Hoe laat is het?' vroeg hij.
'Twintig over vijf,' antwoordde ze.
'O, nee!' zei ik. 'Ik had beloofd dat ik vroeg thuis zou zijn om te helpen voor oom Jacob te zorgen.'
'Twintig over vijf?' herhaalde Kenneth. Hij keek verbijsterd naar mij. 'Hebben we geluncht?'
Ik schudde mijn hoofd, verbaasd dat mijn maag me er niet aan had herinnerd of geprotesteerd.
'Fanatiekelingen,' zei Holly beschuldigend.
Ik bekeek mezelf, vol stof, mijn haar bijna grijs, mijn gezicht vuil. Ook Kenneth leek op een geest, de splinters en het stof kleurden zijn baard praktisch wit.
'Iemand moet me onmiddellijk naar huis brengen,' jammerde ik.
'Dat doe ik wel, al was het alleen maar om even menselijk gezelschap te hebben,' zei Holly, met een kwade blik naar Kenneth. Hij schudde haar berispende blik van zich af met die jongensachtige glimlach die de meest boze heks kon charmeren.
Ik borstelde me snel af en liep toen haastig naar Holly's auto.
'Die man is gevaarlijk, een slechte invloed,' zei ze toen we wegreden. 'Als je lang genoeg om hem heen blijft hangen, word je net als hij. Misschien krijgt je dan zelfs een baard!' bromde ze. 'Heb je enig idee hoe lang jullie je daar opgesloten hebben?'
'Gek,' zei ik. 'Ik voel me helemaal niet moe. Dat zou eigenlijk wel moeten na zo'n lange tijd, maar het is...'
'Stimulerend?' opperde ze.
'Ja.'
'Nou ja, ik veronderstel dat het voor Kenneth, en misschien nu ook voor jou, zo'n diepe betrokkenheid is dat het op mediteren lijkt, of je op een hoger bewustzijnsplan komt, de moeilijke wereld vol rampspoed achterlaat,' zei ze glimlachend. 'Je ziet er inderdaad een stuk gelukkiger uit dan vanmorgen.'
Ze staarde me weer aan en kneep haar ogen achterdochtig samen.
'Je glimlacht quasi-verlegen, Melody Logan. Er is iets aan de hand.'
'Misschien,' zei ik lachend. 'Misschien.'
'Wat het ook is, ik ben blij voor je.' We reden een tijdje zwijgend door en toen draaide ze zich bezorgd naar me om. 'Wanneer kom ik het te weten, of is het iets zo geheimzinnigs, dat ik het misschien nooit zal weten?'
'Je komt het binnenkort te weten,' zei ik.
Ze knikte.
'Ik zag het in je horoscooop, maar ik heb niets gezegd.'
'Wat?'
'Een grote verandering, iets heel dramatisch dat te maken heeft met de familie.'
Ik trok mijn wenkbrauwen op.
'Ben ik warm?' vroeg ze.
'Gloeiendheet,' zei ik, en we lachten allebei. Ik had me lange tijd niet zo opgewekt gevoeld. Een zonnestraal was door de donkere, dreigende wolken heengedrongen. Maar mijn luchthartige, blijde stemming verdween toen we bij het huis kwamen. Iets aan het huis veroorzaakte een hard, zwaar gevoel in mijn borst. Misschien zat het allemaal in mijn binnenste, in mijn verwarring en verwachting, of misschien was iets van Holly's kracht op mij overgegaan en kon ik de negatieve energie voelen nog voordat hij zijn lelijke kop opstak.
'Gaat het goed met je?' vroeg ze, toen we voor de deur stopten. Ik had me niet gerealiseerd dat ik zo diep en luid had gezucht.
'Ja, goed. Bedankt voor het wegbrengen.'
'Dat is oké.' Ze dacht even na en zei toen: 'Als Kenneth vanavond na het eten weer naar zijn studio gaat en daar de hele avond blijft, denk ik dat ik maar eens terugga naar New York.'
'Echt waar?' Ik was oprecht teleurgesteld.
'Het is gewoon niet het juiste moment om hem te bezoeken, maar ik kom terug,' beloofde ze lachend.
'Wanneer ga je?'
'Ik zie wel. Morgen nog niet in ieder geval. Ik moet nog iets langer mijn batterijen opladen. Dag.'
'Dag! En bedankt,' zei ik en stapte uit.
Het was onheilspellend stil in huis toen ik binnenkwam. Ik deed de deur zachtjes dicht en liep praktisch op mijn tenen. Er brandde geen licht in de zitkamer en er klonk geen geluid uit de keuken. Niemand leek me te begroeten. Terwijl ik van de ene kamer naar de andere liep, vroeg ik me af of er wel iemand thuis was.
O, nee, dacht ik. Ik hoop niet dat Cary weer pech heeft gehad met de boot. Of misschien had oom Jacob een terugval gehad.
Juist toen ik de trap op wilde lopen, hoorde ik iemand snikken. Ik liep de gang door naar de eetkamer en tuurde naar binnen. Tante Sara zat daar met haar hoofd op haar gevouwen armen en met schokkende schouders.
'Tante Sara,' riep ik en holde naar haar toe. 'Wat is er? Is er iets met Cary gebeurd? Met oom Jacob?'
Ze hief langzaam haar hoofd op en glimlachte door haar tranen heen.
'O, Melody, lieverd. Je bent thuis. Fijn.'
'Waarom huilt u?'
'O, het is niets,' zei ze snel, en droogde haar tranen met de zoom van haar schort. 'Ik ben alleen maar een beetje moe, denk ik.'
'Het spijt me dat ik niet eerder thuis was, maar ik besefte niet hoe laat het al was.'
'Dat geeft niet, lieverd.' Ze glimlachte zwakjes en haalde diep adem. Het was of ze een loodzwaar gewicht aan een ketting rond haar hals droeg.
'Waar is iedereen? Waar zijn Cary en May?'
'May is boven in haar kamer. Cary is net weg naar de supermarkt. Ik heb gehakt gemaakt, maar ik vergat jullie te vragen bier te halen. Dat drinkt hij graag bij mijn gehakt.'
'Moest hij dat per se vanavond hebben?'
Ze staarde me aan.
'Daarom huilt u, hè? Hij was van streek, dus toen raakte u ook van streek? En Cary moest meteen weghollen zodra hij van zijn werk kwam, hè?' vroeg ik. Het hele scenario flitste door me heen.
'Het is niets. Ik had eraan moeten denken.' Ze zuchtte. 'Meestal doe ik dat ook.'
'Ik durf te wedden dat hij het niet eens mag hebben van de dokter,' riep ik uit. 'En na alles wat u voor hem gedaan hebt, maakt hij een scène en -'
'Het geeft niet, lieverd. Cary is gauw genoeg terug. Ik zal het gas laag- draaien onder het gehakt en -
'Daar gaat het niet om, tante Sara. Als hij u zo opjaagt dat u ook ziek wordt, wat moeten we dan?'
'O, dat gebeurt niet,' zei ze. 'Maar ik had vanavond vroeg willen eten. Olivia en Samuel waren er vandaag. We hadden een gezellige lunch en hun bezoek vrolijkte Jacob op. Maar voor ze weggingen zei Olivia dat ik tegen jou moest zeggen dat ze je om een uur of zeven door Raymond laat halen.'
'Wat?'
'Ze zei dat ze je wilde spreken en -'
'Nou, misschien wil ik haar niet spreken,' snauwde ik.
Tante Sara keek geschokt. Ze schudde haar hoofd, alsof ze de woorden wilde ontkennen.
'Haar niet wil spreken?'
'Wie is ze? De koningin? Die haar eisen stelt? Ik ben moe en ik had me erop verheugd me vanavond te kunnen ontspannen. Er zijn veel dingen waarover ik na moet denken,' voegde ik eraan toe, maar tante Sara hoorde het niet. Haar grote ogen staarden me ontsteld aan. 'O, vergeet het maar, tante Sara. Vergeet maar dat ik iets gezegd heb. Ik ga dat marmerstof afwassen en dan kom ik beneden om u te helpen met het eten of wat u maar wilt.'
Ik draaide me om en liet haar achter, een zeilboot die ronddreef op een windstille zee. Ze was lief en aardig, altijd bereid haar eigen geluk en comfort te offeren voor een ander, vooral voor oom Jacob. Maar nu was ze de meest droeve en tragische vrouw die ik kende. Ik wou dat Holly erbij was. Dan zou ik haar vragen wat er mis was met tante Sara's sterren. Waar stonden de zon en de maan toen tante Sara werd geboren?
May zat op me te wachten in mijn kamer. Ze zat met opgetrokken knieën op de grond te tekenen op haar tekenblok, haar rug tegen de rand van het bed. Ze zag mijn voeten en keek snel op.
Ik vroeg haar waarom ze in mijn kamer wachtte en ze gebaarde snel terug dat ze zich ongerust maakte over Cary. Hij was uitgeput thuisgekomen, met hangend hoofd, zijn hemd uitgetrokken en over zijn schouder, zich verheugend op een douche en een goed maal. Maar tante Sara had hem bij de deur begroet en hem verteld wat oom Jacob verlangde. May zei dat Cary zelfs geen voet in huis had gezet. Hij had zich omgedraaid en was in zijn truck gesprongen. May was hem achterna gegaan om te proberen hem over te halen nog even te wachten. Ze had mee willen gaan, maar hij reed zo kwaad en zo snel weg, dat hij bijna in de bocht geslipt was! May vertelde me dat ze later naar mijn kamer was gegaan, omdat ze echt geschrokken was van dit alles. Ze had gehoopt dat ik gauw thuis zou komen om haar te troosten.
Het maakte me woedend, maar mijn woede was minder gericht tegen oom Jacob dan tegen de hele situatie. Hoe kon ik later naar beneden gaan en tante Sara vertellen dat ik bij Kenneth Childs ging wonen? Hoe kon ik haar en May en Cary op dit moment in de steek laten? Tante Sara dacht nog steeds dat ik gezonden was om het gat te vullen dat Laura's dood in haar hart had geslagen. Cary en May hadden me meer dan ooit nodig. Ik voelde me gefrustreerd, verpletterd. Niet tante Sara was de-zeilboot op een windstille zee, maar ik. Ik was degene die weinig of niets te zeggen had over mijn bestemming. Een grillig lot blies in mijn zeilen of liet me achter in een toestand van treurige kalmte, naar het uitkwam.
Ik verzekerde May dat alles in orde kwam. Ik beloofde haar dat ik tante Sara zou helpen en dat we het oom Jacob weer gemakkelijk en naar de zin zouden maken. Toen ging ik naar de badkamer en nam een vlugge douche. Ik had het gevoel of ik een homp brooddeeg had ingeslikt, die me zwaar op de borst lag. Toen ik mijn haar droogde hoorde ik roepen in de gang en liep haastig naar mijn deur.
Wat was er nu weer aan de hand?
Cary stond voor de deur van zijn vaders slaapkamer, met zijn hoofd zo diep gebogen dat zijn kin op zijn borst rustte, terwijl hij luisterde naar oom Jacob, die lag te tieren en te razen.
'We hebben nog nooit zo'n slechte vangst gehad! Wat deed Roy in godsnaam? Ik wed dat hij er met de pet naar gooit nu ik er niet ben om hem in de gaten te houden. Is dat het? De man werkt voor je. Je kunt hem niet behandelen als een vriend. Je behandelt hem als een werknemer, anders profiteert hij van je.'
'Het was zijn schuld niet, pa, en de mijne ook niet. We deden alles wat we altijd doen.'
'Twee kreeften! Twee kreeften! En allebei net een pond?'
'Ik heb je gezegd dat we de kreeftenvisserij eraan moeten geven, pa,' zei Cary zachtjes.
'Hou op met die nonsens. Ik zie al dat ik eerder uit bed zal moeten
komen. Zeg tegen je moeder dat ik nu wil eten,' snauwde hij.
Cary knikte en draaide zich om. Hij zag me in een badlaken gewikkeld in de deuropening staan. Zijn ogen begonnen even te glanzen en werden weer dof toen hij besefte dat ik daar had gestaan terwijl oom Jacob hem ervan langs gaf.
'Hoi,' zei ik.
'Hoi. Ik dacht dat je eerder thuis zou zijn dan ik,' ging hij verder, terwijl hij met me door de gang liep.
'We raakten zo verdiept in het werk dat we geen idee hadden van de tijd totdat Holly op de deur van het atelier klopte.'
Cary lachte meesmuilend om mijn excuus.
'Ik moet naar beneden om te zeggen dat ma zijn eten boven moet brengen.'
'Hij wordt een monster,' verklaarde ik, woedend naar oom Jacobs deur kijkend.
'Hij is alleen maar gefrustreerd,' mompelde Cary, terwijl hij de trap afliep.
'Je moeder zat te huilen toen ik thuiskwam, Cary.'
Hij bleef staan en keek naar me.
'Ze staat zelf ook op het punt van instorten,' waarschuwde ik.
'Ik doe wat ik kan!' riep hij uit, met tranen in zijn ogen.
'Ik bedoelde niet - ik verweet jou niets, Cary.'
Hij draaide zich met een ruk om en liep zo hard stampend de trap af, dat ik dacht dat er een tree zou barsten. Het laatste wat ik gewild had was hem van streek brengen. De uitdrukking op zijn gezicht brak mijn hart.
Het is de schuld van oom Jacob, tierde ik inwendig. Verdomme! Zonder aarzelen liep ik door de gang naar de deur van zijn kamer. Hij zat rechtop tegen zijn kussens, in verwachting van zijn blad met eten. Hij zag eruit als een verwend lid van het koningshuis, die dacht dat alle anderen alleen maar bestonden om hem van dienst te zijn.
'Oom Jacob,' zei ik, hem zo streng als een leraar toesprekend.
Loom opende hij zijn ogen, maar toen hij mij zag sperde hij ze snel wijdopen. Hij nam me van het hoofd tot de voeten op. Heel even dacht ik dat hij tevreden keek, maar het leek of het besef daarvan zijn woede nog deed toenemen.
'Hoe durf je zo gekleed hier binnen te komen?'
'Vergeet hoe ik gekleed ben. Het kan me niet schelen. U bent onredelijk. U gaat tekeer als een klein kind, terwijl iedereen zijn best doet het u naar de zin te maken en u te helpen beter te worden. Maar als u niet ophoudt met schreeuwen en eisen stellen, maakt u tante Sara ook ziek!'
Zijn mond ging open en dicht zonder dat er een woord uit kwam. Toen zwaaide hij met zijn vuist naar me.
'Ga weg! Verdwijn uit mijn ogen, dochter der verleiding.'
De aderen in zijn hals spanden zich en hij liet zich met een rood gezicht achterover tegen zijn kussen vallen.
'Ik zegje dit voor je eigen bestwil en voor dat van ieder ander,' eindigde hij.
Hij kneep zijn ogen dicht, alsof hij mijn beeld moest uitwissen. Het is zinloos, dacht ik. De man is te egoïstisch. Ik ging terug naar mijn kamer en kleedde me aan. Ik was net klaar toen ik Cary de trap op hoorde komen. Hij droeg het blad met eten en tante Sara kwam achter hem aan. Elke stap kostte haar enorme inspanning. Cary en ik keken elkaar even aan toen hij door de gang liep, maar tante Sara bleef staan.
'Alles is klaar beneden, lieverd. May zit aan tafel. Je hoeft alleen maar het eten op tafel te zetten. Ik moet bij Jacob blijven om hem te helpen met eten.'
'Wanneer eet u, tante Sara?'
'Ik heb al meer gehad dan ik nodig heb. Zorg er alsjeblieft voor dat May goed eet.'
'Oké, tante Sara. Maakt u zich maar niet ongerust. Ik zorg wel voor haar.'
'Vergeet niet dat Raymond je om zeven uur komt halen,' zei ze.
Cary keek achterom, met nieuwsgierig opgetrokken wenkbrauwen.
'Ik weet zeker dat grootma Olivia me niet zou toestaan het te vergeten,' mompelde ik, en ging naar beneden.
'Wat wil grootma Olivia?' vroeg Cary, terwijl hij bij May en mij kwam staan.
'Ik weet het niet. Het enige wat ik weet is dat ik in het paleis ontboden ben. Maar er kon haar weieens een verrassing te wachten staan,' zei ik en ging naar de keuken om het gehakt te halen. May had de tafel al gedekt en bracht het brood en een kan ijswater.
'Wat voor verrassing?' vroeg Cary toen ik ging zitten. Hij zat weer op de stoel van zijn vader, de bijbel opengeslagen.
In plaats van antwoord te geven staarde ik naar mijn bord en hield mijn hoofd gebogen.
'Wat voor verrassing, Melody?' vroeg hij.
'Het vlees wordt koud, Cary.'
Met tegenzin pakte hij de bijbel op. Ik keek naar May en zag dat er een angstige blik in haar ogen lag. Het verbaasde me dat ze ondanks haar doofheid toch de toon van een gesprek kon volgen. Jaren van stilte hadden haar gevoelig gemaakt voor de houding van een hoofd, een flikkering in de ogen, een trekken van de lippen. Ze was ontvankelijker voor de stemming van mensen dan de meeste mensen die goed konden horen.
'Lucas, hoofdstuk 6,' begon Cary. Er lag een boekenlegger op de plaats die zijn vader voorgelezen wilde hebben. Cary begon op de toon van zijn vader: "Immers, er is geen goede boom die slechte vrucht voortbrengt, noch ook een slechte boom die goede vrucht voortbrengt.
'Want elke boom wordt aan zijn eigen vrucht gekend...'"
Hij las tot het eind van het hoofdstuk en legde toen zonder iets te zeggen de bijbel weer neer. Ik begon het gehakt op te scheppen, en bedacht dat oom Jacob altijd bij ons aan tafel zou zitten zolang hij de bijbelteksten koos die voorgelezen moesten worden.
'Heb je een nieuw geheim?' vroeg Cary, toen hij de eerste hap naar binnen had. Toen ik geen antwoord gaf, ging hij verder. 'Ik dacht dat wij geen geheimen voor elkaar zouden hebben.'
'Het is geen geheim, Cary,' zei ik, met een blik op May. Ook zij keek me met vraagtekens in haar ogen aan. Ik richtte me tot Cary. 'Ik heb je al verteld wat rechter Childs me heeft verteld.'
'Dus?'
'Dus, daar rechter Childs in werkelijkheid mijn grootvader is, is Kenneth mijn echte oom.'
'Wat wil dat zeggen?'
'Dat wil zeggen dat hij mijn voogd kan worden,' flapte ik eruit.
Cary staarde me aan, zijn vork verstard in de lucht. Toen drong het tot hem door en zijn ogen versomberden.
'Je bedoelt dat je erover denkt bij hem te gaan wonen?'
'Misschien,' zei ik. 'Op het ogenblik is hij mijn echte naaste familielid,' voegde ik eraan toe.
Hij bleef me aanstaren in plaats van te eten.
'Je eten wordt koud, Cary.'
'Ik heb geen honger.'
'Misschien is het voorlopig wel de beste oplossing, gezien de conditie van je vader.'
'Hoe zou dat de beste oplossing kunnen zijn?'
'Hij wil me hier niet. Het irriteert hem alleen maar en hij moet beter worden.'
'Doe wat je wilt,' snauwde Cary en schoof zijn bord weg. 'Iedereen moet gewoon doen wat hij wil!' riep hij uit en stond op van tafel.
'Cary!'
Hij liep de eetkamer en het huis uit. Ik hoorde de voordeur dichtslaan.
May's handen bewogen als vogels die elkaar achterna zitten.
'Hij is van streek door je vader,' gebaarde ik, 'en je moeder. Hij trekt wel bij. Kun jij de tafel afruimen als je klaar bent? Ik ga achter hem aan.'
Ze knikte en ik liep haastig de gang door naar buiten. Hij was niet ver weg. Hij leunde met over elkaar geslagen armen en gebogen hoofd tegen de truck. De lucht was nu donkerpaars, doorstreept met een rode kleur die eruitzag als vers bloed. De zee had een inktzwarte glans. Ik zag geen boten, en zonder verkeer op de weg en andere mensen in de omtrek, voelde ik me kleiner, alleen, alsof wij tweeën de laatste mensen op aarde waren.
Ik legde mijn hand op zijn schouder. Hij keek niet op.
'Eerst Laura, en nu jij,' zei hij.
'Als ik bij mijn oom ga wonen, laat ik jou niet voorgoed in de steek, Cary. Ik blijf in Provincetown. We zullen elkaar nog steeds kunnen zien wanneer we maar willen.'
'O, ja?'
Hij hief zijn hoofd op. Zijn groene ogen waren donkerder en er lag een vreemd gekwelde blik in.
'Ja,' zei ik nadrukkelijk. Hij glimlachte alsof ik iets heel doms had gezegd. 'Ik beloof het je,' voegde ik eraan toe.
'Beloftes,' mompelde hij, starend naar de zee. 'Jij hoort toch zeker te weten dat ze net ballons zijn. Als je ze pas krijgt, zijn ze fris en helder en vol, en dan verstrijkt de tijd en ze verliezen lucht of ze springen uit elkaar.'
'Ik ben Laura niet, Cary. Dat is nooit mijn bedoeling geweest. Ik ben je zus niet. Ik ben -'
Hij keek me vol verwachting aan.
'Ja?'
'Ik ben je vriendinnetje. Tenminste, dat hoop ik.'
'Heus?'
'Ik zou het niet zeggen als ik het niet meende, Cary. Je weet hoe ik over leugens denk.'
Hij lachte.
'Ja, dat weet ik,' zei hij, knikkend. Hij haalde diep adem en keek omhoog naar de ramen van de tweede verdieping. 'Ik zal het hem nooit naar de zin kunnen maken, weet je.'
'Dat ligt aan hem, Cary, niet aan jou.'
'Dat is niet belangrijk. Ik ben mijn leven lang al met hem samen. Sinds ik oud genoeg was om met hem naar de steiger te lopen. Hij is een goede zeeman - de beste. Ik voelde me altijd veilig als ik met hem op zee was.' 'Dat is goed,' zei ik. 'Zo hoort een zoon zich te voelen bij zijn vader.'
Hij schudde zijn hoofd. En toen sloot hij zijn ogen, alsof hij zo'n verschrikkelijk visioen had dat het als een mes door zijn brein leek te snijden.
'Wat is er, Cary?'
'Ik heb ma niet alles verteld,' zei hij na een korte pauze en weer een diepe zucht.
'Hoe bedoel je?'
'De dokter denkt niet dat hij ooit nog de oude zal worden. Hij wil dat hij een arbeidsongeschiktheidsuitkering aanvraagt en ophoudt met werken. Zijn hart heeft te veel schade geleden.'
'O.' Ik leunde hulpeloos naast hem tegen de truck. Ik voelde me plotseling schuldig omdat ik op oom Jacob had staan schelden. 'Weet hij het niet?'
'Hij weet het, maar hij wil het niet accepteren,' zei Cary. 'Toen ik hem thuisbracht, zei hij: "Ik wil niet op het land sterven. Ik sterf op mijn boot.'"
Ik dacht aan tante Sara en hoe zij als een sneeuwpop die verrast wordt door de voorjaarszon zou ophouden te bestaan.
'Je móet het hem aan zijn verstand brengen, Cary.'
'Het hem aan zijn verstand brengen? Ik kan net zo goed tegen de wind schreeuwen of op het strand gaan staan en proberen het getij te verjagen. De zee zit in zijn bloed. Bijna elke dag van zijn leven is hij opgestaan en uitgevaren.' Hij glimlachte even. 'Hij zegt dat hij waggelt als hij op droog land loopt. Hij zegt dat hij landziek wordt, zoals de meeste mensen zeeziek worden.
'En hij zal zich ongerust maken over het gezin, over het inkomen. Hij was van plan de veenbessenkwekerij uit te breiden, zie je.'
'Dat kun jij toch doen, Cary.'
'Dat vindt hij niet hetzelfde. Pa is geen man die de rest van zijn leven in een schommelstoel kan doorbrengen, wachtend tot ik thuiskom om verslag te doen.'
'Wat is dan de oplossing?'
'Er is geen oplossing. We zullen gewoon doen wat we moeten doen wannéér we het moeten doen, denk ik.' Hij haalde diep adem en keek naar het huis. 'Laten we teruggaan voordat ma beneden komt en merkt dat we haar maaltijd in de steek hebben gelaten.'
Ik gaf hem een arm en hij keek naar me met zijn sombere, groene ogen.
'Ik zal je helpen wanneer ik maar kan, Cary.'
Zijn ogen verhelderden en hij zag er weer jong uit, jong en sterk en hoopvol. Toen boog hij zich naar me toe en we zoenden elkaar. Het was
een zachte, tedere kus, maar een belofte, en geen belofte die zou barsten als een ballon.
Tenminste, dat geloofde ik met heel mijn hart.
Raymond kwam prompt om zeven uur. Tante Sara kwam uit de kamer van oom Jacob te voorschijn om zich ervan te overtuigen dat ik klaar was en zou gaan. Waarom ze het zo belangrijk vond om grootma Olivia te behagen zou ik nooit begrijpen. Maar het was zo. Het was of grootma Olivia haar schaduw op de muren hier achterliet en tante Sara die schaduw altijd boven of achter zich voelde, gereed om op haar af te springen en alles wat ze zei of deed goed- of afkeurde.
Haastig liep ik naar buiten en stapte in de auto. De volle maan scheen helder, met langgerekte donkere wolken voor zijn gezicht, die hem het ene ogenblik een onheilspellende en het volgende een vrolijk aanzien gaven. Het was of een stem in mijn oor fluisterde, dat ik voor alles op mijn hoede moest zijn, omdat niets zo was als het leek.
'We krijgen waarschijnlijk een paar regenbuien vanavond,' zei Raymond toen we wegreden.
Hij zal eens niet over het weer praten, dacht ik. En toen bedacht ik dat het misschien een geheimtaal was; misschien was het een alternatieve manier om duidelijk te maken wat er in je hart leefde.
'Zolang het maar geen onweer wordt,' antwoordde ik.
'O, nee. Gewoon een verfrissende regenbui na die ongewoon vochtige en warme lucht,' zei hij.
'En morgen schijnt de zon.'
'Dat denk ik wel.'
Ik glimlachte bij mezelf en we reden verder.
Het grote huis was verrassend donker toen we aankwamen. Raymond stapte snel uit en deed het portier open. Ik liep naar de voordeur en belde aan. Loretta deed open en keek me kwaad aan. Ze had me nog steeds niet vergeven dat ik de vorige dag was komen binnenvallen, besefte ik.
'Grootma Olivia wil me spreken,' zei ik scherp. Ze vertrok haar gezicht alsof ze buikpijn had.
'In de zitkamer,' zei ze, en deed een stap achteruit.
Er brandde maar één lamp in de gang en er kwam ook niet veel licht uit de zitkamer. Toen ik binnenkwam zag ik één enkele lamp branden op de tafel naast de stoel waarin grootma Olivia zat. Ze zat er als een buizerd, haar ogen half in de schaduw, de duisternis als een sluier voor haar gezicht. Ze droeg een heel simpele, donkerblauwe jurk, en minder juwelen dan ik van haar gewend was. Ze hield haar handen om de knobbelige uiteinden van de stoel geklemd, alsof ze bang was dat ze eruit zou worden geschud.
'U wilt me spreken?' vroeg ik. Haar doodse stilte beangstigde me en veel van het zelfvertrouwen en de woede die me een sterk en veilig gevoel hadden gegeven verdween. Er viel een lange, afschuwelijke stilte die mijn hart deed bonzen.
'Ga zitten!' zei ze scherp.
Ik deinsde achteruit naar de sofa, zonder mijn blik van haar af te wenden. Iedereen die me zou zien zou denken dat ik bang was haar de rug toe te keren. Ik vouwde mijn handen in mijn schoot en wachtte. Ze boog zich net genoeg naar voren om haar gezicht volledig uit de schaduw en in het licht te brengen. Zelfs zo zag ze eruit als een geest. Haar gezicht was zo bleek dat haar donkere ogen op me af leken te springen. Ik hijgde hoorbaar.
'Dus je bent hiervandaan naar het huis van Nelson gegaan en je hebt zijn pathetische verhaal gehoord,' reciteerde ze, alsof ze de laatste regel van een spookverhaal oplas.
'Ik wist dat mijn grootmoeder de waarheid vertelde,' zei ik. 'Ik geloofde u niet.'
'Mannen,' zei ze zo minachtend, dat het klonk of zij ze als de laagste levensvorm beschouwde. 'Ze zijn zo zwak, zo aan de genade van hun wellust overgeleverd. Elke man die ik gekend heb, mijn eigen vader, zijn vader, mijn kind van een echtgenoot, zelfs mijn zoons, zelfs Jacob, die met die vaatdoek is getrouwd die zwelgt in haar tranen. Ik heb hem gezegd dat ze niet sterk genoeg was om de vrouw van een Logan te zijn, maar hij luisterde niet naar me, zelfs Jacob niet,' klaagde ze. De toon van haar stem verbaasde me; even dacht ik dat ze zou gaan huilen.
'Tante Sara is een lieve vrouw, die meer dan haar deel van tragiek heeft gehad en -'
'O, hou op,' snauwde ze. 'Je hebt net zo min respect voor haar als ik. Je lijkt te veel op mij,' ging ze verder, met een zekere trots. Het klonk als een compliment, en het feit dat ze mij er een gaf, nam me de wind uit de zeilen.
'Ik respecteer haar,' zei ik, met minder overtuiging dan mijn bedoeling was.
'Je respecteert haar niet. Je hebt medelijden met haar. Zou jij zo willen zijn als zij?' vroeg ze met een sarcastisch lachje om haar smalle, samengeknepen lippen. 'Is zij het soort vrouw dat je jezelf ziet worden als je getrouwd bent?'
Teder mens is anders,' merkte ik op.
Ze lachte.
'Je zegt niet graag onprettige dingen, ook al geloof je ze in je hart.'
'Hoe weet u wat ik in mijn hart geloof?' antwoordde ik. Ik begon mijn zelfvertrouwen weer terug te krijgen.
'Ik weet het; zei ze knikkend. 'In veel opzichten doe je me aan mijzelf denken toen ik zo oud was als jij, en nog jonger.'
Dat verbaasde me. Ze bekende dat ze op mij had geleken?
'Je zult merken dat het een nadeel is, die behoefte om altijd vriendelijk te zijn en te doen wat Sara zo belachelijk predikt: "zeg niets over iemand als je niet iets aardigs weet te zeggen.'" Ze schudde haar hoofd op de manier van Sara. 'Zo praat ze toch altijd?'
'Ze is een heel lieve, attente vrouw, die denkt dat de zon op- en ondergaat met uw wensen,' zei ik. 'En als ze wist hoe u over haar dacht, zou ze dat verschrikkelijk vinden.'
'Ze is alleen maar bang voor me,' zei grootma Olivia, zwaaiend met haar hand. 'Ze kan ongeveer net zoveel liefde voor me opbrengen als jij, maar dat kan me niet schelen. Als je je tijd doorbrengt met piekeren over wie wel en wie niet van je houdt, dan eindig je - dan eindig je als Belinda.'
'Waarom hebt u me de waarheid niet verteld?' vroeg ik.
'Het was niet mijn waarheid om te vertellen,' zei ze met een gepijnigde zucht. 'En het is niet iets waar ik graag aan terugdenk.' De droefheid verdween uit haar gezicht en werd snel vervangen door de gebruikelijke heerszuchtige blik. 'Bovendien, wat voor goed doet die waarheid nu? Belinda is in een rusthuis. Je moeder is dood. Je natuurlijke vader blijft een mysterie. Je hebt alleen wat ik je kan geven. Nelson mag zijn jeugdzonde dan hebben opgebiecht, maar geloof me, hij heeft je niets meer te bieden dan pijn. Hij kwijnt weg in dat huis, leeft alleen, zijn andere kinderen zijn ver weg, zijn zoon Kenneth wil hem niet vergeven.'
'Kenneth heeft me alles verteld wat hij weet. Hij is mijn oom. Dat heb ik er in ieder geval mee gewonnen.'
Ze liet een zacht hinnikend geluid horen.
'Familie. Als je het mij vraagt, zijn ze alleen maar extra last. Bij je eigen problemen erf je hun zwakheden en problemen. Als een lid van je familie een misdaad heeft begaan, behandelen de mensen je alsof jij het hebt gedaan. Je bent besmet. De schande van mijn zuster te boven komen is een levenslange inspanning geweest,' zei ze. 'Ik heb het er goed afgebracht, en ik ben niet van plan een tegenslag te dulden,' ging ze verder. Ze boog zich naar voren en richtte haar staalharde ogen op mij.
'Wat wilt u daarmee zeggen?'
'Daarmee wil ik zeggen dat ik je vanavond hier heb laten komen nadat ik met Nelson heb gesproken en hem als een baby door de telefoon heb horen snotteren, omdat ik zeker wil weten, absoluut zeker dat wat hij je heeft verteld niet verder gaat. Ik ben te oud om tegen een nieuw schandaal opgewassen te zijn. Hij was een idioot om in te storten en het je op te biechten.'
'Ik had het recht om het te weten. Het is ook mijn leven,' protesteerde ik. 'Nu weet ik dat Kenneth Childs mijn oom is. Hij heeft me gevraagd bij hem in te trekken en hem toe te staan mijn voogd te worden.'
Ze week achteruit alsof ze door een bij gestoken was.
'Wat? Geen sprake van. Dat zou bijna hetzelfde zijn of je op de hoek van de straat ging staan en alles hardop verkondigde. Is hij gek geworden?'
'Hij hield van mijn moeder,' zei ik. 'U weet dat toen hij het hoorde over zijn vader en mijn grootmoeder, dat hun hoop de bodem insloeg om ooit man en vrouw te kunnen worden. Hij wil dit voor mij doen.'
'Ik zal het niet toestaan,' hield ze vol. Ze pakte een kleine bel op het tafeltje naast haar en schudde hem heen en weer. Loretta verscheen alsof ze boven de deur had gehangen. 'Bel Kenneth Childs voor me,' beval ze.
'Hij heeft geen telefoon,' bracht ik haar in herinnering.
'Stuur Raymond onmiddellijk naar zijn huis en zeg hem dat ik hem vanavond wil spreken.'
'Stop!' schreeuwde ik. Ze sperde haar ogen open tot twee kleine vuurballen, terwijl haar schouders omhooggingen. 'Hij is met iets heel belangrijks bezig. Hij mag niet gestoord worden.'
De felle woede in grootma Olivia's gezicht deed me schrikken, terwijl Loretta doodstil in de deuropening bleef staan, bang om een spier te vertrekken.
'Dat is voorlopig alles, Loretta.'
'Moet ik Raymond naar meneer Kenneth sturen?'
'Nee, op het ogenblik niet,' zei grootma Olivia. Ze leunde achterover toen Loretta weg was, en we namen elkaar behoedzaam op. Ze knikte bijna onmerkbaar, alsof ze tot een besluit was gekomen.
'Je woont niet graag bij mijn zoon. Ik denk dat hij extra moeilijk zal zijn nu hij zoveel thuis is,' voegde ze er als bij nader inzien aan toe.
'Dat is niet de enige reden waarom ik daar weg wil en bij mijn oom wil gaan wonen,' zei ik.
'Niettemin.' Ze verstijfde in haar stoel en zat erbij als een vorstin. Toen boog ze zich weer naar me toe en richtte haar harde, doordringende blik op mij.
'Je komt hier wonen,' verklaarde ze. 'Je blijft bij mij en Samuel gedu- rende je laatste schooljaar. Dan ga je naar een van de goede universiteiten en studeert wat je maar wilt.'
'Wat?' Mijn mond viel open.
'Natuurlijk zal ik een voorbeeldig gedrag van je verwachten. Van mijn kant zal ik in al je behoeften voorzien, voor een mooie garderobe zorgen die past bij een kleindochter van mij, en Raymond en de auto zullen tot je beschikking staan om je te brengen waar je heen wilt. We vertellen iedereen dat je in deze tijd, nu Jacob ziek is en zo, geen extra last wilde zijn voor Jacob en Sara. Eigenlijk is dat niet ver bezijden de waarheid. Ik neem aan dat jij en Jacob niet erg goed met elkaar overweg kunnen, en je constante aanwezigheid zal hem niet helpen bij zijn herstel.'
'U verwacht dat ik hier bij u kom wonen?' vroeg ik, nog steeds verbijsterd over haar voorstel.
'Het is de beste oplossing. Kenneth zal het er ook mee eens zijn, dat verzeker ik je,' zei ze met een walgelijke zelfverzekerdheid.
Ik staarde haar verbijsterd aan. Waar ik vroeger dakloos was en niemand had, kon ik nu kiezen uit drie huizen.
'Jij en ik hoeven geen liefde voor elkaar te koesteren,' ging ze verder, 'maar we kunnen respect voor elkaar hebben.'
'U, respect voor mij?' Ik moest bijna lachen.
'Je hebt enige vindingrijkheid aan de dag gelegd, die, zoals ik al zei, me doet denken aan mijzelf op jouw leeftijd. Ik heb een goede mensenkennis en ik denk dat je zelfs meer op me lijkt dan je wilt toegeven. Het is geen zonde om sterk te zijn, Melody. En God weet dat de vrouwen in deze familie sterk moeten zijn, omdat de mannen allemaal zwak zijn.'
'Cary is niet zwak,' flapte ik eruit.
'Wat Cary wel of niet is, valt nog te bezien. Hij was te veel aan zijn tweelingzusje gehecht om enige onafhankelijkheid aan de dag te leggen. Zelfs sinds haar dood heb ik nog niet veel ruggengraat bij Cary kunnen ontdekken. Er staat een groot vermogen op het spel en daar moet veel verantwoordelijkheid voor worden genomen.'
'En wilt u zeggen dat ik degene ben die die verantwoordelijkheid moet nemen?' vroeg ik, nog meer verbijsterd.
'We zullen zien. Laat ik alleen zeggen dat ik langzamerhand weinig goede kandidaten meer heb.' Ze leunde achterover. De staande klok sloeg het hele uur.
'Tante Sara zal diepbedroefd zijn,' mompelde ik, hardop denkend.
'En hoe zou ze zijn als je bij Kenneth Childs introk? Dol van vreugde? Kun je je de roddels voorstellen, Jacobs geraas en getier? O, ik weet hoe mijn zoon is. Dat hoef jij me niet te vertellen.'
'Ik heb altijd gedacht dat hij op u probeerde te lijken,' zei ik. Ze lachte.
'Gedraag ik me als een vrouw die verslaafd is aan de godsdienst? Ik heb geen valse bescheidenheid en evenmin pretendeer ik een bijzonder moreel mens te zijn, die laatdunkend neerkijkt op al diegenen die niet zoveel bidden. Ik ga nu en dan naar de kerk en vul haar geldkist. Mijn zoon Jacob is een morele snob. Kijk niet zo geshockeerd. Ik heb het hem vaak genoeg in zijn gezicht gezegd.
'Dus je ziet, m'n beste Melody, dat jij en ik meer met elkaar gemeen kunnen hebben dan je graag wilt toegeven. Je neemt hier onmiddellijk je intrek,' besloot ze, en wilde opstaan.
'Ik zal het eerst met Kenneth moeten bespreken,' zei ik.
'Ik zal niet dulden dat Nelsons sentimentele biecht een profane smet werpt op de goede naam van deze familie,' verklaarde ze met vorstelijke autoriteit. 'Niemand hoort te twijfelen aan mijn vastberadenheid, en aan de intensiteit en impact van mijn woede als ik gedwarsboomd zou worden.'
Haar woorden klonken als een kerkklok en vibreerden door mijn lichaam.
'Tref zo gauw mogelijk je maatregelen,' zei ze en liep de kamer uit.
Toen ze weg was bleef ik achter om over haar woorden na te denken, die nog in de kamer leken te weergalmen. Ik staarde om me heen in dit grote huis. Vroeger had mijn moeder hier gewoond en nu stelde grootma voor dat ik hetzelfde zou doen, beval het me, kon ik beter zeggen.
Ik zou veel liever bij Kenneth wonen, dacht ik. Ondanks grootma's dreigementen en ijzingwekkende voorspellingen, hield ik me aan mijn besluit dat hij mijn eerste keus zou zijn. Maar ik beefde bij de gedachte wat haar dreigementen konden doen. De laatste die ik wilde kwetsen was Kenneth.
Verward, angstig, met het gevoel of ik een blad was dat voortijdig van de tak was gerukt en door een grillige wind naar links en naar rechts werd geslingerd, verliet ik het huis. Raymond stond bij de auto en keek op toen ik naar hem toeliep. Hij bewoog zich nauwelijks. Alles leek doodstil. Het was of de wereld bevroren was en ik de enige was die op een kristallen bries door de lucht zweefde.
En ik had geen idee waar die me zou brengen.