10. Een schuilplaats tegen de storm
Ik holde het huis uit de duisternis in. Donkere, dreigende wolken kwamen uit het noordwesten aangedreven, verborgen de sterren en de maan, sloten alle licht en helderheid buiten. Ik had gehoopt Cary voor het huis of op de weg te vinden, maar hij was nergens te zien. Toen ik om het huis heen liep, naar het strand en de duinen, kon ik niet ver voor me uit zien. Hij had elke willekeurige richting kunnen nemen, besefte ik, en ik kreunde van teleurstelling. Ik liep over het zand en hield mijn handen als een megafoon voor mijn mond.
'Cary !' riep ik, maar de wind blies mijn wanhopige kreet terug in mijn gezicht. Misschien was hij naar de zee, dacht ik, en ik bleef doorlopen. Mijn ogen raakten gewend aan het donker, maar de wind was zo krachtig dat ik de grootste moeite had om vooruit te komen. Mijn voeten gleden uit in het zachte zand dat onder mijn voeten wegzakte. Ik trok mijn schoenen uit, omdat ik gemakkelijker op blote voeten kon lopen. Nu en dan schreeuwde ik Cary's naam, maar de branding van de bulderende oceaan werd wilder bij het naderende onweer, de golven sloegen op het strand en de wind huilde om me heen. Ik besefte dat hij vlakbij moest zijn, wilde hij me kunnen horen.
Mijn sari fladderde rond mijn benen. Het zand vloog zo vaak in mijn gezicht dat ik mijn ogen dicht moest houden en mijn handen voor mijn gezicht moest slaan om het te beschermen. Mijn haar woei rond mijn voorhoofd en slapen, en toen voelde ik de eerste regendruppels, koud, scherp en hard. Toch worstelde ik verder over het duin en keek naar de steiger. En juist toen ik besloot terug te gaan, zag ik een zwak licht op de kreeftenboot. Ik boog mijn hoofd om mijn gezicht te beschermen en holde zo hard ik kon naar de steiger. De regen werd heviger, zo krachtig dat elke druppel een glassplinter leek. Mijn haar was in enkele seconden kletsnat en mijn jurk was doorweekt: de stof kleefde aan mijn natte huid.
Ik kwam bij de steiger en stapte haastig op de boot. Hij schommelde hevig in het water, maar ik wist bij de deur van de kajuit te komen en die te openen. Een windvlaag duwde me praktisch het vertrek in. Ik deed mijn best om de deur dicht te doen en draaide me toen om. Cary zat met gebogen hoofd op de bank. Er brandde een kleine lantaarn. Ik leunde tegen de gesloten deur en haalde hijgend adem.
'Cary, gaat het goed met je?' vroeg ik. Hoe kon hij zo in gedachten verdiept zijn dat hij het lawaai niet had gehoord toen ik binnenkwam? Langzaam hief hij zijn hoofd op. Zijn ogen glinsterden in het licht van de lantaarn.
'Waarom ben je me gevolgd?'
'Het was allemaal mijn schuld.' zei ik. 'Het spijt me. Het was niet mijn bedoeling je in moeilijkheden te brengen.'
'Het was niet jouw schuld,' zei hij bitter, ik doe niets wat ik niet wíl doen. Je had gelijk met watje tegen hem zei. Hij is bekrompen en dom en wreed.'
'Je bent nu gewoon erg kwaad, Cary. Dat meen je niet echt. Hij is toch je vader,' zei ik, al wist ik heel goed dat fk die dingen wel degelijk meende.
'Hoe kun je me vragen hem te vergeven? Hij noemde je praktisch de eigen dochter van de duivel.'
'Het doet er niet toe hoe hij me noemt of hoe hij over me denkt,' zei ik. 'Hij is niet mijn vader. Hij is jóuw vader.'
Cary schudde verward zijn hoofd. Hij zag eruit als een kleine jongen, overweldigd door de gebeurtenissen die zich om hem heen afspeelden.
'Ik blijf niet eeuwig in zijn huis wonen, Cary. Ik heb zijn zegen of zijn goedkeuring niet nodig. Maak je over mij geen zorgen.'
'Nou, hij heeft er niet het recht toe. Hij kan een ander niet slecht noemen. Hij is niets beter dan een ander omdat hij de bijbel leest aan tafel en voortdurend over zonde en boete praat. Ik wil hem niet vergeven en ik ga niet meer met hem werken. Het kan me niet schelen. Ik ga weg en zoek een baan bij een andere visser. Of misschien kan ik een baan bij een botenbouwer krijgen.'
'Je bent gewoon van streek, Cary. Je kunt je familie niet in de steek laten. Ze hebben je nu meer dan ooit nodig, vooral je moeder en May.'
Hij schudde zijn hoofd en sloeg zijn ogen neer. Ik liep naar hem toe en ging naast hem op de bank zitten. Toen ik mijn hand op zijn schouder legde hief hij langzaam zijn hoofd op en draaide zich naar me om. In zijn ogen las ik pijn en droefheid.
'En jij? Jij hebt me niet langer nodig, nu je voor Kenneth werkt en je een nieuwe vriendin hebt?'
'Natuurlijk wel,' zei ik. 'Ik heb je heel hard nodig.'
'Echt waar?'
'Ik help Kenneth alleen met zijn belangrijkste kunstwerk. Méér is het niet. En wat vrienden betreft, jij bent de beste vriend die ik heb.'
Zijn ogen werden warm en zijn lippen verzachtten.
'Meen je dat?'
'Ja, ik meen het,' zei ik vastberaden. Zijn glimlach werd breder. Hij staarde me even aan en keek toen heel bezorgd.
'Je bent doornat. Moet je eens zien.'
Zodra hij het gezegd had, voelde ik de kou en huiverde. Toen moest ik lachen om mijn uiterlijk: mijn haar plakte aan elkaar, de sari zat vol zand.
'Ik ben geloof ik niet gekleed op dit weer,' zei ik. De regen kletterde nu op het dak van de kajuit en de boot bleef schommelen. 'Zal het een erge onweersbui worden?'
'Nee, maar deze bui duurt nog wel een tijdje,' zei hij, en stak haastig de oliekachel aan. Toen maakte hij de kast open en haalde er een paar handdoeken uit. 'Misschien blijft het de hele nacht wel zo. Er is hier niet veel op het gebied van kleding,' zei hij, 'maar ik heb een regenjas.'
'Ik herinner me dat ik die heb aangetrokken toen je me uit de klauwen van Adam Jackson redde,' zei ik lachend.
'Ja.'
'En nu red je me weer,' zei ik.
'Je had terug moeten gaan toen het zo begon te stortregenen.'
'Ik maakte me ongerust over je,' zei ik. We staarden elkaar even aan.
'Je sari is er slecht aan toe,' zei hij glimlachend. Ik lachte en stond op. Ik begon hem los te wikkelen, maar stopte plotseling toen ik besefte dat ik Holly's advies had opgevolgd en er niets onder aan had. Cary staarde me aan. Er lag zoveel liefde en verlangen in zijn ogen, dat mijn hart begon te bonzen. Ik hield mijn blik strak op hem gericht en bleef de sari loswikke- len tot ik naakt was. De lantaarn wierp flakkerende schaduwen over me heen. Cary hield even zijn adem in en wierp me toen een handdoek toe.
'Droog je af, voor je longontsteking krijgt,' raadde hij me aan.
Ik wreef mijn buik en benen en de rest van mijn lichaam droog, terwijl Cary de kachel hoger zette. Hij pakte de sari op.
'Die zal niet zo gauw drogen,' zei hij. 'Hij is klets- en kletsnat en zit onder de modder.' Hij legde hem naast de kachel en keek weer naar mij.
Ik had de handdoek om me heengeslagen, maar huiverde nog steeds. Cary gooide haastig de regenjas over me heen en haalde toen een opgerolde dunne matras te voorschijn, maakte die los en spreidde hem uit op de grond naast de kachel. De regen bleef een roffel slaan op de zijkanten van de boot en het dak. De druppels dropen zigzag langs de ramen. Alleen het geluid al bracht me aan het rillen. Cary trok zijn hemd uit.
'Hier,' zei hij. 'Trek dit ook aan.'
'Maar krijg jij het dan niet te koud?' vroeg ik.
'Weet je dat niet meer? Ik krijg het niet koud,' zei hij glimlachend. Ik trok het hemd aan. Toen ging ik op de matras zitten en wreef mijn handen warm bij de kachel. Nu ik droog was, begon ik me wat behaaglijker te voelen en het huiveren hield op. Cary stond naar me te kijken; het licht van de lantaarn glinsterde op zijn borst en schouders.
'Ik begon dat mediteren net door te krijgen,' zei hij, terwijl hij op zijn knieën naast me kwam zitten. Hij glimlachte stralend.
Ik lachte en hij reikte langs me heen om een paar lege zakken uit een kast naast de bank te pakken. Hij vouwde ze op om als een soort kussen voor ons te dienen. Hij klopte erop en leunde achterover, zijn handen achter zijn hoofd, starend naar de zoldering. De regen kletterde, maar de wind leek wat te gaan liggen, zodat de boot wat minder schommelde.
'Misschien kunnen jij en ik een boot krijgen als deze en daarop gaan wonen,' zei hij.
'O, natuurlijk. Ik zal morgen mijn spaarvarken openbreken,' zei ik, en ging naast hem liggen.
'Nee, ik meen het,' zei hij. 'Waarom doen we dat niet? Ik kan een baan zoeken en voldoende geld verdienen om een boot af te betalen. Hij hoeft niet zeewaardig te zijn. Alleen maar bewoonbaar.'
'Cary, ik ben wettelijk nog niet zelfstandig,' merkte ik op. 'Denk je heus dat grootma Olivia ons zo zou laten leven in haar geliefde wereldje? Of je vader?'
'Kan me niet schelen. We trotseren ze allemaal. We lopen gewoon weg en gaan trouwen.'
'Wat?' Ik begon te lachen, maar ik zag dat hij het ernstig meende. 'Ik ben niet van plan mijn leven te beginnen zoals mijn moeder heeft gedaan,' zei ik. 'Ik wil niet impulsief handelen, om er elke dag weer spijt van te hebben en het leven van alle anderen te verzuren.'
'Heeft zij dat gedaan?'
'Ja. Ze maakte dat mijn stiefvader zichzelf en zijn familie ging haten, haatte wat hij deed. Hoe ongelukkiger zij was, hoe ongelukkiger hij werd. En dan hadden we er allemaal onder te lijden.'
'Ik zou mezelf uit de naad werken om jou gelukkig te maken, Melody,' zei hij. Zijn groene ogen stonden teder en glansden in het schemerige licht van de kleine lantaarn.
'Soms kun je er niets aan doen wat er om je heen gebeurt, en dan voel je je alleen maar schuldig en ga je jezelf haten, Cary. Laten we niet dom zijn. Laten we slimmer zijn dan onze ouders. Oké?'
Hij knikte.
'Als je me belooft dat je er niet vandoor zult gaan en met de eerste de beste rijke man trouwt die je een aanzoek doet,' zei hij.
'Dat zou ik nooit doen. Ik wil veel meer dan een grote bankrekening.'
Hij lachte en keek toen weer ernstig. In zijn ogen lag zoveel liefde dat de stilte tussen ons zwaar was van sensualiteit. Hij gaf me een zoen op mijn rechterwang en vervolgens op mijn linkerwang. Toen legde hij zijn handen om mijn hoofd zodat hij het schuin kon houden en me op mijn mond kon zoenen. Hij kuste me zo hartstochtelijk dat het me ademloos maakte.
Hij boog zich over me heen en drukte zijn lippen op mijn natte haar.
'Melody,' fluisterde hij, alsof mijn naam een gebed was. Hij legde zijn lippen op mijn oor. 'Melody.'
Hij deed precies wat ik droomde dat Kenneth zou doen. Maar hij was Kenneth niet. Het was Cary die van me hield. Cary die mijn lichaam zo snel deed reageren.
Het tintelen in mijn lichaam ging over in lange, overspoelende golven van een intense hartstocht, die mijn dijen vulde en me zacht deed kreunen. Hij ving mijn adem op tussen zijn lippen en kuste me opnieuw. Zijn handen zochten mijn borsten, zijn duimen streelden mijn tepels.
Boven ons daverde een donderslag en door het raam zag ik het weerlichten. De handdoek die ik om mijn middel had gewonden viel open. Ik sloot mijn ogen en ging achterover liggen, terwijl zijn mond over mijn lippen, mijn kin en mijn hals omlaaggleed naar mijn borsten. Ik hoorde hem worstelen met zijn broek.
'Cary -'
'Deze keer ben ik goed voorbereid,' fluisterde hij. 'Je hoeft niet bang te zijn dat je zwanger wordt.'
Ik sperde mijn ogen open.
'Cary, nee.'
'Ik hou van je, Melody, met heel mijn hart.'
Ging het echt gebeuren? Zou ik het laten gebeuren?
De sombere stem van mijn geweten begon me te waarschuwen, maar ik kon alleen maar oom Jacobs afkeurende gezicht zien, uitgesmeerd tot een reusachtige klodder met grote, vijandige ogen. Het was of hij de stem van mijn geweten was, en dat was een stem die ik wilde uitdagen, verachten.
Ik ben niet slecht. Ik ben niet de dochter van de duivel. Er is niets slechts in mijn bloed en de zonden van mijn moeder zijn niet mijn zonden, antwoordde ik in gedachten.
Cary en ik deden precies wat oom Jacob had verboden, maar wie verbeeldde hij zich wel dat hij was om iets te verbieden? Wat Cary en ik op dit moment voor elkaar voelden was zuiver en goed, dacht ik. Ik wil me niet schuldig voelen omdat ik van hem hou.
Ik voelde hem kloppend tegen me aan liggen. Hij tilde me voorzichtig een eindje op, kuste me met lippen die zo heet waren dat hij elke gedachte aan kilte verdreef. En toen kwam hij in me. De scherpe, korte pijn die ik voelde maakte me even bang en toen ging dat voorbij en kwam er een gewaarwording voor in de plaats die zo opwindend was dat het door mijn hele lichaam vibreerde. Het duurde niet lang of we klampten ons aan elkaar vast en dat voerde me terug naar de grens tussen bewustheid en onbewustheid. Ik ging omhoog en omlaag met de golven die de boot optilden. De storm die binnenin me had gewoed ging liggen en werd vervangen door een stralende zon in mijn hart. We lagen bevend tegen elkaar aan, terwijl we beiden tot een climax kwamen. Seks verzoette onze lippen.
'Ik wil één zijn met jou, voor eeuwig en altijd,' zwoer hij, toen onze lichamen zich ontspanden en we in eikaars armen lagen. Onze ademhaling ging nog zwaar, onze harten bonsden nog. We lagen te wachten tot het over was. Ik hield mijn ogen gesloten en na een paar minuten hoorde ik dat hij zich bewoog en zich begon aan te kleden.
Toen ik mijn ogen opendeed, had ik het gevoel of ik ontwaakte uit een droom. Cary stond met zijn rug naar me toe. Ik keek even naar hem voor ik de handdoek weer om me heen sloeg en me ineenrolde op de matras. Hij pakte de regenjas en legde die over me heen bij wijze van deken. Hij zoende me zacht op mijn wang, ging toen naar de deur en keek naar buiten.
'Het regent nog steeds hard,' zei hij.
'We moeten terug. Ze zullen zich afvragen waar we zijn.'
'Kan me niet schelen. Ze doen maar. Hij doet maar,' verbeterde hij zich. Hij deed de deur dicht en liep weer naar me toe. Hij streek mijn haar naar achteren en keek op me neer. ik hou van je, Melody. Ik voel me echt vrij als ik bij jou ben. Ik ben niet bang om iets te zeggen, je iets te vertellen, je iets te onthullen.'
'Daar ben ik blij om, Cary. Vertrouwen is het belangrijkste van de liefde voor een ander.'
'Dus jij houdt ook van mij?' vroeg hij.
'Ja,' zei ik, overtuigd dat het waar was. 'Ja.'
Hij glimlachte.
'Dan is niets wat er gebeurt belangrijk. Niets wat hij kan zeggen, niets wat iemand kan zeggen is belangrijk. Ik kan de nachtmerries, de treurige dagen en treurige eenzame nachten vaarwel zeggen. We blijven nu altijd bij elkaar, hè?' vroeg hij.
Ik begon ja te knikken, maar stopte toen plotseling. Na alles wat ik had doorgemaakt, was ik bang om te veel zon in mijn hart te laten schijnen.
'Laten we bij de dag leven, Cary. Als beloften te groot zijn, hebben ze de gewoonte in een grote teleurstelling te veranderen.'
'Ik ben niet bang voor een grote belofte,' zei hij glimlachend. Hij kwam naast me liggen en legde zijn arm onder mijn hoofd, dat in de zachte welving ervan bleef rusten. Hij streelde mijn haar en we zwegen allebei lange tijd. De schommelingen van de boot werden zachter, wie- gender, hypnotiserend. Ik had het gevoel of ik in een grote schommel- wieg lag.
'Hou half zoveel van mij als ik van jou en alles gaat goed,' hoorde ik Cary zeggen.
Het was het laatste wat ik hoorde voor ik in slaap viel.
We boften dat het zondag was, want we werden geen van beiden wakker toen het ochtend werd, tot de zon door de ramen scheen en dromen en slaap verjoeg. Als het een doordeweekse dag was geweest, zou oom Jacob binnen zijn gekomen voordat we onze ogen geopend hadden en zou hij ons in eikaars armen hebben ontdekt, slapend, ik nog halfnaakt met alleen een handdoek en Cary's hemd om me te bedekken.
Ik bewoog me het eerst en toen knipperde Cary met zijn ogen, sloot ze weer, wreef de slaap eruit en ging rechtop zitten met een verwarde uitdrukking op zijn gezicht. We keken elkaar aan.
'Het is ochtend,' zei hij, alsof hij een ontzagwekkende ontdekking had gedaan. Zijn verbijsterde blik verdween bij het zien van mijn angstige gezicht. Hij schoot overeind, keek even om zich heen en pakte toen mijn sari op. 'Hij is nog niet helemaal droog.'
'Geeft niet. Ik moet iets aantrekken,' zei ik.
Hij gaf hem aan me en ik wikkelde de sari snel om me heen, terwijl hij zijn hemd aantrok en de kajuit opruimde. Ik trok mijn schoenen aan, en hij volgde mijn voorbeeld. Toen hij de deur opendeed knipperden we allebei met onze ogen tegen de glinstering van de zon op het zand.
'Wat moeten we ze vertellen, Cary?' vroeg ik.
'De waarheid. We werden overvallen door het onweer en hebben op de boot geslapen,' antwoordde hij. 'En als hij één gemene opmerking maakt, ga ik voorgoed weg,' zwoer hij.
Terwijl we door de duinen naar huis liepen bonsde mijn hart als de trage trommelslag van een militaire begrafenismars. Ik hoopte alleen maar dat oom Jacob niet bij de deur zou staan wachten. Toen we aankwamen, bleven we even staan, keken elkaar aan, en toen draaide Cary de knop om. Tot onze verbazing was hij op slot.
'Waarom zou hij dat hebben gedaan?' vroeg ik.
'Hij wilde dat we zouden aanbellen, zodat hij precies zou weten hoe laat we terugkwamen,' zei Cary. 'Op die manier zou ma ook wakker worden.' Hij schudde zijn hoofd en lachte toen. 'Kom mee,' zei hij. We liepen om het huis heen naar de plaats waar een ladder tegen de muur lag. Cary pakte hem voorzichtig op en zette hem tegen het huis vlak onder het raam van mijn slaapkamer.
'Als hij de ramen ook eens op slot heeft gedaan, Cary?'
'Het raam in Laura's kamer kan niet op slot,' zei hij. 'Dat is allang geleden kapot gegaan en we hebben het nooit gerepareerd. Ik ga eerst naar boven en zal het openmaken.' Hij klom de ladder op. Toen hij bij het raam kwam, maakte hij het behoedzaam open, keek glimlachend omlaag en klom weer naar beneden.
'Waarom ging je niet naar binnen?'
'Jij eerst. Ik wil zeker weten datje veilig boven komt,' zei hij, en deed een stap achteruit.
Ik keek om me heen. Het was nog heel vroeg, dus er waren geen andere mensen. Ze zouden kunnen denken dat we inbrekers waren, als ze ons zagen, dacht ik. Ik keek langs de ladder omhoog naar het open raam en schudde verbaasd mijn hoofd.
'Ik kan gewoon niet geloven dat dit nodig is,' zei ik, maar ik klom langzaam de ladder op. Ik beefde een paar keer, maar ik haalde de vensterbank en klom naar binnen. Cary kwam vlak achter me aan. Hij deed het raam zachtjes dicht en beduidde dat we stil moesten zijn. Toen ging hij naar de deur en keek naar buiten.
'Ze slapen nog,' fluisterde hij. Hij boog zich naar voren, gaf me een zoen en verdween uit mijn kamer.
Toen ik mijn natte sari had uitgetrokken en een nachthemd aan had, kroop ik in bed en viel weer in slaap. Ik werd pas wakker toen ik oom Jacob hoorde roepen in de gang, jammerend dat we door een raam binnen waren gekomen. Blijkbaar was hij naar buiten gegaan en had hij de ladder nog tegen het huis zien staan.
'Als ordinaire dieven, Sara. Ze hebben de ladder gebruikt om in te breken. Als dieven in de nacht!'
'Sst, Jacob. Laat ze slapen,' hoorde ik haar zeggen.
'Ze laten slapen? Waar waren ze? Hoe durven ze via een ladder het huis binnen te komen?'
'Jij had ze buitengesloten, Jacob,' bracht ze hem in herinnering. 'En wees nu stil,' zei ze scherp.
Ik hoorde hem luid mompelen en toen luidruchtig de trap afstommelen. Nog geen tien minuten later werd er zachtjes op mijn deur geklopt, en tante Sara kwam binnen.
'Melody,' zei ze, 'slaapje nog?'
Ik draaide me naar haar om.
'Nee, tante Sara. Het spijt me dat we via een ladder door een raam naar binnen zijn geklommen, maar we konden het huis niet in zonder iedereen wakker te maken.'
Ze knikte en keek heel triest.
'Waar ben je geweest?'
'We werden overvallen door het onweer en hebben de nacht op de kreeftenboot doorgebracht,' zei ik. Het was de waarheid, zij het niet de hele waarheid.
'Wat deden jullie gisteravond toen we terugkwamen van de Wilsons?'
Ik legde haar zo goed en zo kwaad als het ging uit wat meditatie was, en maakte mijn excuses voor de problemen die het had veroorzaakt. Ik legde er de nadruk op dat het niet Cary's schuld was.
'Laura deed nooit zoiets,' zei ze, weemoedig het hoofd schuddend.
'Misschien wél als ze lang genoeg geleefd had om meer over het leven te leren,' zei ik. Tante Sara knikte, tevreden met die gedachte.
'Ja, dat is waar. Dat had gekund,' zei ze. 'Misschien had ze zelfs wel een keer die jurk gedragen, gewoon voor de grap. Ja.' Haar gezicht klaarde op. 'Denk je dat je gauw op kunt staan? Vandaag geeft Olivia haar brunch.'
'Ik voel me er vanmorgen niet toe in staat, tante Sara. Verontschuldig me alstublieft bij grootma Olivia.'
'O, hemeltje, ik vind het vreselijk om dat te moeten doen. Olivia maakt zich zo van streek. Wat moet ik tegen Jacob zeggen? Hij zal nog nijdiger worden,' klaagde ze.
'Als hij het moet weten, zeg hem dan dat ik krampen heb.'
'Krampen?'
'Ik ben ongesteld geworden,' zei ik, maar wendde snel mijn ogen af, zodat ze niet zou zien dat ik loog.
'O.' Ze sloeg haar hand voor haar mond. 'Ik begrijp het. Denk je datje het alleen kunt redden?'
'Het gaat best, als ik maar even kan rusten, tante Sara.'
'Ja, ja, een vrouw kan er erg veel last van hebben,' zei ze. 'Ik zal het hem vertellen. Ik kom nog even bij je langs voor we weggaan.' Met die woorden ging ze weg.
Ik vond het afschuwelijk om te liegen, vooral tegen tante Sara, maar ik kon zien dat het deze keer de beste oplossing was. Het maakte het ook gemakkelijker voor haar.
Ik lag nog in bed toen Cary zachtjes op de deur klopte en door de open deur naar binnen keek.
'Hoi,' zei hij glimlachend.
'Hoi. Wat is er gebeurd?'
'Niets. Ik heb pa verteld dat we overvallen werden door het onweer. Ik denk dat jij dat al aan ma had verteld. Hij zei niets, maar hij was des duivels. Ik heb zijn gezicht nog nooit zo rood gezien en zijn ogen nog nooit zo zien uitpuilen. Blij dat je er niet bij was. Ga je niet naar de brunch?'
Ik schudde mijn hoofd.
'Ik hoorde ma tegen pa zeggen dat het een vrouwenkwaal was. De eerste keer dat ik ooit gewenst heb dat ik een meisje was,' voegde hij eraan toe. Ik lachte. 'Zie je later. Als ik nog leef.' Hij maakte een gebaar of hij een strop om zijn hals had en werd opgehangen.
'Hou op!' zei ik lachend. Hij blies me een kus toe en ging weg.
Tante Sara kwam bij me kijken, zoals ze beloofd had, en ik deed net of ik sliep. Ze bleef lange tijd naast het bed staan. Ik voelde haar hand op mijn voorhoofd en toen hoorde ik haar zuchten voor ze zich omdraaide en wegging.
Toen het doodstil in huis was, stond ik op, nam een douche en kleedde me aan, en ging toen naar beneden om wat warme chocola te maken. Even voor elf uur hoorde ik het gedempte getoeter van Holly Brooks' auto. De claxon van dat grappige autootje klonk meer als een gekreun.
Holly droeg een roze, blauwe, groene en witte tie-dyed jurk uit één stuk met een bijpassende hoofdband en ze reed met blote voeten. Ze droeg een snoer van kristallen om haar hals. Ik droeg de moldaviet, maar ik kon de sari niet aan, omdat die nog vochtig was en gewassen moest worden. Ik droeg een spijkerbroek en een sweatshirt met een paar lichtroze gymschoenen en geen sokken.
'Hoe ging het vanmorgen?' vroeg ze, toen ik instapte.
'Het had succes,' zei ik, en ze lachte.
'Dat heeft het altijd,' merkte ze op toen ze wegreed. 'Je had de sari moeten dragen vanmorgen.'
Ik legde uit hoe we door het onweer waren overvallen en dat de sari nog nat was en vol zand en vuil zat. Ik wilde haar niet vertellen waarom ik buiten in het onweer was, maar ze vroeg ernaar, en ik moest haar vertellen waarom Cary was weggevlucht en ik hem was gaan zoeken.
'Heidens? Duivel? Denkt je oom dat? Ik dacht dat ik in Provincetown was, niet in Salem. Je moet hier een moeilijke weg afleggen. Hoe ben je bij die familie terechtgekomen?' vroeg ze. Blijkbaar had Kenneth haar niet veel verteld over mijn verleden, wat ik vreemd vond.
Ik vertelde het haar zo kort mogelijk en toen ik uitgesproken was schudde ze haar hoofd.
'Ik word bijna bang om je horoscoop te trekken,' zei ze, en begon toen te lachen. 'Ik weet zeker dat alles nu anders gaat worden voor je. Je zult het zien.'
Toen we bij Kenneth kwamen, zag ik dat zijn auto er niet stond. Ulysses kwam aangehold toen hij de motor hoorde. Ik kon me niet voorstellen dat Kenneth hem alleen zou laten. Dat deed hij nooit als ik er niet was, dacht ik.
'Waar is hij?'
'Hij moest naar Boston,' zei ze. 'Dus we zijn met z'n tweeën. Vind je het erg?'
'Nee,' zei ik, al was ik een beetje teleurgesteld. Ik had niet veel tijd ontspannen met Kenneth doorgebracht, en ik vroeg me af of hij anders zou zijn buiten zijn studio en zijn werk.
'Bovendien is het goed van tijd tot tijd alleen met vrouwelijke energie samen te zijn. Mannelijke energie brengt ons uit ons evenwicht. Te veel van de andere soort statica. Ik zal je wat comfortabelers lenen om op het strand aan te trekken.'
Ik volgde haar naar het huis en de slaapkamer waar ze haar kleren had uitgepakt en in Kenneths kast gehangen. Ze haalde een tie-dyed jurk met ruches eruit die veel op die van haarzelf leek.
'Trek deze voorlopig aan. Ik heb de picknick bijna klaar. Ik hoef er nog maar een paar laatste dingen bij te doen,' zei ze. Ze ging weg om de mand verder in te pakken, terwijl ik me verkleedde.
Ik zag dat het bed nog niet was opgemaakt, de deken lag verfrommeld op een hoop, de kussens lagen bijna bovenop elkaar. Holly's schaal met wierook stond op het nachtkastje, vol as. Net als Kenneth, hield Holly blijkbaar niet van schoonmaken, dacht ik.
'Zo is het beter,' zei ze, toen ik in de jurk naar buiten kwam. Ik liep ook op blote voeten. 'Wacht,' zei ze, en holde de slaapkamer weer in. Toen ze terugkwam had ze een roze met blauwe en witte hoofdband in haar hand. 'Hier, draag deze band in je haar.'
Ik gehoorzaamde, en ze klapte in haar handen.
'Nu ben je een echte goeroe.'
Ze liet me een van de manden dragen en we gingen op weg naar het strand.
ik heb een lievelingsplekje,' zei ze, en ze wees naar een plek niet ver van de plaats waar ik de pop had gevonden. Toen we er waren, spreidden we een plaid uit op de grond. Holly zette de bandrecorder aan en ging in de lotuspositie zitten. Ze zei dat ik hetzelfde moest doen.
'Er is oefening voor nodig om goed te leren mediteren,' legde ze uit. 'Op een dag zul je zover zijn dat er een hoop tumult om je heen kan woeden en je alleen maar je ogen dicht hoeft te doen om alles buiten te sluiten. Iedereen zal verbaasd staan en jaloers zijn op je macht,' beloofde ze. 'Mensen die je lastigvallen en je ergeren zullen onbelangrijk worden.'
Na wat er de vorige avond was gebeurd, klonk het prachtig wat ze beloofde. Ik luisterde naar haar instructies en deed wat ze zei. Het moet een merkwaardig gezicht zijn geweest, wij beiden in lotuspositie op het strand, starend naar de zee. Maar we waren zo ver van de toeristen vandaan, dat er weinig kans was dat iemand ons zou ontdekken. Ik begreep waarom ze zo graag hiernaartoe kwam.
'Sommige plaatsen in de wereld hebben meer spirituele energie dan andere,' zei ze, 'en het strand van Kenneth is er één van.'
Na onze meditatie pakte Holly haar sterrenkaarten en boeken en vroeg honderduit, te beginnen met alles wat ik wist over mijn geboortedatum. Toevallig was me het exacte tijdstip verteld waarop ik geboren was, wat betekende dat mijn horoscoop nog nauwkeuriger zou worden. Ze berekende de locatie, de stand van de zon en de maan in die tijd, en begon te werken aan mijn horoscoop.
'Het sterrenbeeld van de Tweeling bevindt zich in de constellatie van de planeet Mercurius, die een energie absorbeert die een samenstelsel is van alle andere planeten. Daarom staat hij bekend als de Boodschapper van God,' zei ze. Ze zocht in haar mand. 'Nu ik je beter heb leren kennen, wil ik je dit geven.'
Ze overhandigde me een zilveren ring met een smaragd.
'Wat is dat?'
'De smaragd, de mystieke edelsteen van de Tweeling, de talisman- steen.'
'O, ik kan niet nog meer van je aannemen.'
'Natuurlijk wel. Het is goed karma voor mij om jou iets spiritueels te geven. De smaragd,' ging ze verder, 'is een variatie van de beryl. Hij versterkt hart, lever, nieren, immuunsysteem en zenuwstelsel. Het is een tonicum voor lichaam, brein en ziel. Het verhoogt dromen en geeft een dieper spiritueel inzicht en meditatieve krachten.'
'Doet hij dat allemaal?' Ik staarde naar de ring aan mijn vinger.
'Ja,' zei ze ferm. Ze richtte haar aandacht weer op haar sterrenkaarten,
keek toen naar me op en begon aan mijn horoscoop.
'Je hebt een actief, gevoelig brein. Emotioneel ben je heel toegenegen, edelmoedig en impulsief. Je hebt een groot observatievermogen en je hebt de feiten sneller door dan de gemiddelde mens.
'Je bent een beetje een droomster, en als je dromen verstoord worden, ben je zwaar gedesillusioneerd en gekwetst. Je kunt te romantisch zijn. Je bent gevoelig en warmhartig in de liefde. Je verbeelding speelt een belangrijke rol in je liefdesleven.' Ze zweeg even en keek op. 'Klopt dat?'
Ik haalde mijn schouders op.
'Zal wel,' zei ik. Waarschijnlijk was ik wel een droomster. Ze keek weer naar haar kaart.
'Je hebt een eigen mening en verlangt naar onafhankelijkheid, dus wees voorzichtig in je keus van een minnaar en vooral met wie je wilt trouwen.'
'En als ik een andere Tweeling kies?' vroeg ik. Ze knikte glimlachend.
'Ik dacht wel datje dat zou vragen.' Ze bestudeerde haar kaarten, maakte een paar aantekeningen en keek op. Ik hield mijn adem in. 'Jullie zouden bij elkaar passen omdat jullie elkaar begrijpen. De seksuele verlangens en behoeften zouden wederzijds zijn. Ik moet de datum en tijd van zijn geboorte weten, en zo, want de enige uitzondering hierop is als de een of de ander de Schorpioen als rijzend teken heeft. Dat heb jij niet.'
'Wat zou er dan gebeuren?' vroeg ik ademloos.
'De eisen van de Schorpioen zouden teveel blijken te zijn voor de veranderlijke aard van de Tweeling. Jouw benadering van seks is spiritueler. De invloed van de Schorpioen is fysieker. Het zou gewoon niet gaan,' besloot ze.
'Ik geloof niet dat dat voor ons geldt,' zei ik snel, te snel. Ze sperde haar ogen open.
'O?'
Ik bloosde en wendde mijn hoofd af.
'Ik heb zo'n idee datje al weet dat jullie bij elkaar zouden kunnen passen, hè?'
Ik knikte.
'De eerste keer dat je gevrijd hebt?' vroeg ze, en ik knikte weer.
ik herinner me mijn eerste keer nog, al lijkt dat nu een van mijn vorige levens,' ging ze lachend verder. Ik keek belangstellend op. 'Alles is zo nieuw en verrassend datje verwacht dat het altijd zo zal blijven, maar vaak doet het dat niet,' waarschuwde ze. 'Ook niet met dezelfde man.'
'Hoeveel mannen heb jij -'
Ze lachte.
'Laten we het niet over mij hebben. Je denkt dat je smoorverliefd bent, hè?'
'Ja.'
'Misschien is dat zo, maar misschien ontdek je slechts de liefde zelf. Mededogen met elkaar is zo belangrijk,' ging ze verder. 'Daarom zei ik dat over de Schorpioen. Als één minnaar egocentrischer is dan de ander, als hij of zij alleen maar zichzelf wil bevredigen, wordt het soms moeilijk en leidt het algauw tot verdriet. Zoek een man die meer om jou geeft dan om zichzelf, en je hebt de liefde gevonden.
'Maar helaas,' ging ze verder, terwijl ze weer naar de zee staarde, 'kan die even moeilijk te vinden zijn als een druppel water nadat hij in de zee is gevallen.'
'Heb jij die nooit gevonden?' vroeg ik.
'Eén keer, maar helaas is hij jong gestorven. Zo hebben Kenneth en ik elkaar leren kennen. Hij en Brad, mijn minnaar, waren kamergenoten op de universiteit.'
'O. Dat heeft Kenneth me niet verteld. Eigenlijk heeft hij me nooit veel verteld over zijn verleden.'
Ze glimlachte.
'Laat je daardoor niet van de wijs brengen. Kenneth leeft in het moment, in zijn kunst. Ik heb zijn horoscoop getrokken. Hij zal nooit veranderen, Melody. Gebeurtenissen in zijn leven weerspiegelden de beweging van de zon en de maan en brachten de dramatische teleurstellingen voort. Ze zijn voorgoed verweven in zijn wezen en zijn toekomst.
'Daarom kunnen hij en ik zo goed met elkaar opschieten. Hij weet dat ik nooit eisen aan hem zal stellen. Nooit lang zal blijven. Ik kom en ga als... een wolk,' zei ze, starend naar de lucht.
'Zal hij nooit als een normaal mens kunnen leven?' vroeg ik. Ik kon nog steeds geen afstand doen van de droom dat Kenneth iets voor me zou voelen. Al wist ik diep in mijn hart dat, wat voor gevoelens hij ook had, die nooit te vergelijken zouden zijn met Cary's liefde voor mij.
'Kenneth? Kenneth Childs is een man die als de dood is om normaal te worden in de zin die jij bedoelt. Verantwoordelijkheid, verplichtingen, en het schuldbesef dat ze op de hielen volgt, zijn heel angstaanjagend voor een ware, pure artiest. God verhoede dat hij iets zou moeten doen voor het huis of het gezin op het moment dat hij aan zijn werk wil beginnen. Uiteindelijk zou hij zijn eigen vrouw en kinderen gaan haten. Hij wil niet betrokken zijn bij iets of iemand dat zou kunnen leiden tot iets permanents, iets dat zijn tijd en energie zou opeisen. Hij is uitsluitend zijn kunst toegewijd, omdat die veilig is. Als
hij daarin faalt, faalt hij alleen ten opzichte van zichzelf,' besloot ze.
Misschien is Kenneth dan toch mijn vader, dacht ik, en was wat Holly me over hem vertelde de reden waarom hij zou liegen of de waarheid ontkennen. Zou ik ooit echt de waarheid leren kennen?
'Wat bedoelde je met Kenneths dramatische teleurstellingen?' vroeg ik.
ik heb echt niet het recht daarover te praten, Melody,' zei Holly. 'Kenneths herinneringen aan geluk en verdriet zijn zijn eigen bezit. Hij moet degene zijn die dat met anderen deelt.'
'Het heeft te maken met mijn moeder,' zei ik. 'Ik weet het zeker.'
Ze behield haar vriendelijke glimlach.
'Soms kijk ik naar de sterren en zie ik dingen waarvan ik weet dat ik ze niet moet aanraken, niet moet verstoren, niet moet openbaren. Soms, Melody, kost het meer kracht om een ontdekking te laten waar je haar hebt gevonden.'
'Heeft Kenneth dat gedaan?' vroeg ik.
Haar glimlach vervaagde.
'Het is iets wat we allemaal doen, Melody, soms, op een gegeven moment in ons leven. Honger?' vroeg ze, van onderwerp veranderend.
'Ja,' zei ik. Per slot had ik het ontbijt overgeslagen.
Terwijl we aten vertelde Holly me meer over haar eigen verleden, over Kenneths kamergenoot op de universiteit, Brad, en hoeveel zij en Brad van elkaar gehouden hadden. Ze las me een paar van haar lievelingsgedichten voor en vertelde meer over de kracht van haar kristallen. We maakten een wandeling over het strand, zochten schelpen, en koesterden ons in de middagzon. Voor één dag althans had ik het gevoel dat ik een oudere zus had, die naar mijn diepste gedachten en angsten wilde luisteren en die niet bang was me iets over haarzelf te vertellen.
De zon begon naar de horizon te zinken en ik dacht dat ik nu gauw naar huis moest. De familie zou intussen wel terug zijn van het bezoek aan grootma Olivia. Ik trok mijn eigen kleren weer aan en Holly reed me naar huis. Ik zag de auto niet en de truck stond er nog. Het huis was donker.
'Ze schijnen nog niet terug te zijn,' zei Holly.
'Ze zouden nu toch thuis moeten zijn.'
'Misschien zijn ze ergens anders naartoe gegaan. Misschien is je oom een eindje met ze gaan rijden,' opperde Holly.
'Niet waarschijnlijk,' zei ik. 'Niet in de stemming waarin hij was.' Ik stapte uit. 'Bedankt voor een heerlijke dag. Ik zal je morgen wel zien als Kenneth me komt halen.'
'Oké. Kijk naar de zonsondergang. Je zult een hoop goede energie voelen,' zei ze, en reed weg. Toen ik naar binnen ging trof ik het huis leeg en donker aan. In de keuken stond mijn lege mok nog op dezelfde plaats waar ik hem had achtergelaten.
Ook boven was alles stil en verlaten. Waarom waren ze nog niet terug? Ik ging naar mijn kamer, nam een douche, deed lotion op mijn zongebruinde gezicht en schouders, en kleedde me weer aan. Ik hoorde nog steeds niemand in huis. Ik liep de trap af en dacht even na. Toen ging ik naar buiten en besloot te gaan zitten wachten en op de weg te letten. Er ging bijna weer een uur voorbij.
Eindelijk zag ik de auto van de Logans de bocht om komen en naar het huis rijden. Vol verwachting stond ik op, maar ik was stomverbaasd toen ik zag dat Cary achter het stuur zat. Tante Sara zat voorin naast hem en May zat op de achterbank. Waar was oom Jacob?
Ze reden naar de voordeur en stopten. Ik liep naar de auto. Cary stapte uit met een bezorgd en bedroefd gezicht.
'Wat is er? Waar is je vader?' vroeg ik.
'Hij... hij kreeg erge pijn in zijn borst bij grootma Olivia,' zei Cary, 'dus moesten we hem meteen naar het ziekenhuis brengen. De dokters zeiden dat hij een hartaanval had.'
'O, nee! Is hij -'
'Hij leeft nog, maar zijn toestand is kritiek,' zei Cary. 'We zijn er het grootste deel van de dag gebleven.'
Ik beet op mijn lip en hielp toen haastig tante Sara naar het huis.
'Het gaat wel,' zei ze. 'We moeten sterk blijven. Niemand heeft nog iets gegeten vandaag. Zorg voor May,' zei ze. 'Ik zal iets te eten klaarmaken.'
'O, nee, tante Sara, laat mij dat doen.'
'Nee, nee, dat moet ik doen. Zorg voor May.'
May leek een kleine, verwelkte bloem, haar gezichtje was bleek, haar ogen waren groot en angstig. Ik omhelsde haar en we gingen allemaal naar binnen. Bij de trap draaide Cary zich naar me om, met tranen in zijn ogen.
'Hij gaat dood,' zei hij. 'Ik weet dat hij doodgaat.'
'Nee, Cary, dat mag je niet zeggen.'
'Het is mijn schuld,' zei hij.
Ik schudde mijn hoofd.
'Ja, dat was het wél. Ik heb hem weggejaagd, zoals ik Laura heb weggejaagd, en allebei zijn ze heengegaan terwijl ze kwaad op me waren.'
'Nee,' hield ik vol, maar hij draaide zich om en liep de trap op naar zijn zolderkamer, met hangende schouders en gebogen hoofd, verdrinkend in zijn eigen schuldgevoelens.
May klampte zich nog steviger aan me vast. Haar handjes bewogen zich als kleine musjes, alsof ze een antwoord zochten. En het enige wat ik kon
doen was haar vertellen dat het allemaal goed zou komen. Alles zou goed komen.
Mijn handen trilden als lippen die leugens vertellen toen ik naar haar gebaarde.
Als er één plaats ter wereld was waar iets niet in orde zou komen, dan was het in dit huis, dacht ik. Ik nam haar mee naar de keuken om tante Sara te helpen een nacht van verdriet en eenzaamheid onder ogen te zien.