Proloog
Als klein meisje zat ik uren uit het raam van onze caravan te kijken, dromend over het leven dat ik zou krijgen als ik opgroeide. Ik droomde van alle vrienden die ik zou hebben, de party's waar ik naartoe zou gaan, de speciale vriendjes die ik mee naar huis zou nemen om ze voor te stellen aan mama en papa. O, had ik maar geweten dat de komende jaren meer verdriet en pijn zouden brengen dan ik me ooit had kunnen voorstellen. Had ik maar vuriger gewenst, langer gedroomd, misschien zou mijn leven dan anders zijn, misschien zou ik dan nu niet zo eenzaam en verward op het strand zitten.
In plaats van party's en vrienden om mijn tijd te vullen, bracht ik veel van mijn tijd hier door, starend naar de zee, denkend aan mamma en mijn stiefpappa, die nu weg zijn, dood en begraven. Ik was alleen achtergebleven, een weeskind. Natuurlijk ben ik niet helemaal alleen. Ik heb mijn nieuwe familie, de Logans: grootma Olivia, grootpa Samuel, grootmama Belinda, oom Jacob, tante Sara, en ook Cary, maar ze hebben allemaal hun eigen reden om mij me ongewenst te laten voelen. Per slot hadden ze me niet gevraagd bij hen te komen wonen. In al mijn zestien jaar hadden ze nooit om me gevraagd.
Toen mama me voor het eerst naar Provincetown bracht, toen mijn stiefpapa gestorven was, kon ik niet geloven dat ze me bij vreemden zou achterlaten. Ik kende hen niet, en familie of niet, ze maakten het heel duidelijk dat ze mij niet wilden kennen. Ze konden niet om het feit heen dat ik Haille's kind was, en de Logans haatten en minachtten mijn moeder. Ik smeekte mama me met haar mee te nemen, me niet in mijn eentje te laten treuren. Ik had zojuist de enige papa verloren die ik ooit had gekend, en nu liet zij me ook in de steek! Maar wat ik ook deed of zei, ze bleef niet; ze was vastbesloten een beroemd actrice of model te worden en ze zei dat ik haar alleen maar in de weg zou staan.
Aanvankelijk geloofde ik dat mama me zou komen halen. Zij zou mij zeker net zo erg missen als ik haar. Huilde zij zich niet elke avond in slaap zoals ik? Miste ze papa niet, ons oude leven in Sewell, West-Virginia?
Maar nee, mama ging veel te veel in zichzelf op om me te missen of er zelfs maar aan te denken me op te bellen als ze beloofde dat te doen. Het drong eindelijk tot me door dat ik voorgoed in Provincetown vastzat. O, wat haatte ik mama, die zo egoïstisch was om er met haar minnaar Archie Marlin vandoor te gaan en mij achter te laten bij deze familie die mij haatte, haar haatte, en wilde dat ik iemand was die ik niet was. De enige manier om in het leven van de Logans te passen leek te zijn om de plaats in te nemen van mijn nichtje Laura, Cary's tweelingzus, die bij een bootongeluk om het leven was gekomen.
Maar ik wilde Laura niet zijn, ik wilde mezelf zijn! Maar wie ben ik? Toen papa stierf en ik hoorde dat hij feitelijk mijn stiefpapa was, bleef ik achter met een miljoen vragen. Wie was mijn echte vader? Dacht hij aan me? Wist hij zelfs wel dat ik bestond? Ik dacht dat ik een paar antwoorden zou kunnen krijgen van de Logans, maar ze weigerden over mijn vader te spreken en werden bij elke vraag meer gesloten. Cary was de enige die me wilde helpen, en samen ontdekten we dat Kenneth Childs, een plaatselijke kunstschilder en vriend van de familie, vroeger verliefd was geweest op mama, en misschien mijn vader kon zijn.
Ik had niet lang de tijd om me over het nieuws te verheugen. We kregen bericht dat mama om het leven was gekomen bij een auto-ongeluk in Californië. Zou ik dan nooit meer gelukkig worden? Het leek of telkens als me iets goeds overkwam, dat gevolgd werd door een afschuwelijke tragedie. Wat kon er erger zijn dan mama verliezen? Ik dacht dat een deel van me gestorven was met papa, maar pas toen mama ook was heengegaan, besefte ik hoe volkomen alleen ik was. Als ik mijn echte vader maar kon vinden. Ik wist dat hij mijn leven zou veranderen. Beter zou maken. Ik zou een heel nieuw leven met hem beginnen, een leven waarin ik geliefd was en verzorgd werd, een leven zoals ik me dat herinnerde uit West-Virginia. Kenneth Childs moest mijn vader zijn. Dat móest.