22. VERWEZENLIJKTE DROMEN
In het jaar waarin ik tweeëntwintig werd, op een mooie dag eind juni, toen alle bloemen bloeiden, ontving ik mijn diploma. Tony en Jillian waren er allebei, maar hoe ik ook zocht onder het publiek, Troy was er niet. In mijn hart had ik gehoopt dat hij er zou zijn en voor me zou applaudisseren. Maar ik zag wel Jane en Keith met hun ouders, niet ver van de plaats waar Jillian en Tony zaten... Tom was er niet, en Fanny ook niet, al had ik ze allebei een uitnodiging gestuurd.
'Wees verstandig en doe al het mogelijke om Fanny uit je leven te weren,' had Tom me in zijn laatste brief gewaarschuwd. 'Ik zou komen als ik kon, echt waar, maar ik zit tot over mijn oren in het werk. Ik moet hard studeren om mijn examens te halen, en ik moet pa helpen.'
Na het graduation-bal reden we terug naar Farthinggale Manor. Voor de voordeur stond een witte Jaguar geparkeerd, die Tony speciaal voor mij had laten maken. 'Die is voor de dag waarop je teruggaat naar Win- nerrow. Als je kleren en juwelen geen indruk maken, dan zal deze wagen het beslist wel doen.'
Het was een fabelachtig mooie auto; alle cadeaus die ik kreeg omdat ik geslaagd was, waren schitterend. Maar nu ik niet meer hoefde te studeren, wist ik geen raad met mijn tijd. Ik had mijn doel bereikt. Als ik dat wilde, kon ik een tweede juffrouw Marianne Deale worden. Maar nu was ik er niet zo zeker meer van dat ik dat wilde. Ik was erg rusteloos die zomer, een onrust die me 's nachts wakker hield en me geprikkeld maakte. 'Rijd in je eentje ergens heen,' adviseerde Tony. 'Dat deed ik ook altijd toen ik zo oud was als jij, en geen rust kon vinden.'
Maar zelfs een rit naar de kust van Maine, waar ik tien dagen in een vissersdorp bleef, maakte geen eind aan mijn onrust. Ik moest iets doen. Iets belangrijks.
Toen ik terugkwam van mijn vakantie en door het indrukwekkende hek van Farthinggale Manor reed, zag ik alles weer met nieuwe ogen: de lange, bochtige weg, die naar dat betoverende huis leidde.
Het was nog steeds hetzelfde. Even indrukwekkend, angstaanjagend, en mooi. En ik had weer zestien kunnen zijn, zo weinig was er veranderd. Want mijn intuïtie zei me dat Troy er was. Tony had gezegd dat hij niet eeuwig weg kon blijven.
Mijn hart ging sneller kloppen; mijn ziel leek te ontwaken en zich uit te rekken, en toen diep adem te halen en te reiken naar de liefde die hij in dit huis had gevonden. Ik kon Troy bijna zien, voelen; ik wist dat hij in de buurt was. Lange tijd bleef ik zitten en ademde de van bloemengeuren bezwangerde lucht in van Farthinggale Manor, voor ik uitstapte en naar het hoge portiek liep.
Curtis deed open toen ik ongeduldig op de deurbel drukte en glimlachte stralend toen hij zag wie het was. 'Ik ben blij u weer te zien, juffrouw Heaven,' zei hij met zijn lage, beschaafde stem. 'Meneer Tatterton maakt een strandwandeling, maar uw grootmoeder is in haar suite.'
Jillian had zich opgesloten in haar kamers in dat prachtige huis, waar weer een doodse stilte heerste.
Ze zat zoals ik haar vaak had zien zitten als ze niet gelukkig was met zichzelf: met gekruiste benen op haar ivoorkleurige sofa, in een wijd ivoorkleurig gewaad, afgezet met perzikkleurige kant.
De zachte, klikkende geluiden van het open- en dichtgaan van de deur scheen haar te wekken uit een diepe meditatie. De patiencekaarten lagen keurig uitgespreid voor haar, de kaarten die ze in haar hand hield leken vergeten. Haar blauwe ogen keken me star aan. Ze leek bijna angstig, en ik glimlachte geruststellend. Als mijn verschijning haar een schok had gegeven, schokte haar uiterlijk mij nog veel meer.
Haar huid leek nu op gebarsten porselein en zag ongezond wit. En toen ze me aanstaarde schrok ik van de verwarring in haar ogen, haar verkrampte, bleke handen, en het haar dat om haar gezicht hing, vuil en onverzorgd.
Pas toen ik me omdraaide, zodat ze de ontzetting in mijn ogen niet zou zien, zag ik in een hock van de kamer een vrouw zitten in een wit verpleegstersuniform, die rustig zat te haken. Ze keek glimlachend op. 'Mijn naam is Martha Goodman,' zei ze. 'Het doet me genoegen u te leren kennen, juffrouw Casteel. Meneer Tatterton vertelde me dat u elke dag kon terugkomen.'
'Waar is meneer Tatterton?' vroeg ik, mijn vraag tot haar richtend.
'Hij wandelt langs het strand,' zei ze met zachte, ijle stem, alsof ze niet Jillians aandacht wilde vestigen op haar aanwezigheid in de kamer. Ze wees me de juiste richting, en ik draaide me om, wilde weggaan.
.Till sprong op haar blote voeten overeind en draaide rond, zodat haar wijde gewaad om haar heen fladderde. 'Leigh,' zei ze met een zangerig, kinderlijk stemmetje, 'doe Cleave de groeten van me als je hem ziet! Zeg hem dat net me soms spijt dat ik hem heb verlaten voor Tony. Tony houdt niet van me. Niemand heeft ooit van me gehouden, niet genoeg. Zelfs jij niet. Jij houdt meer van Cleave, dat heb je altijd gedaan... maar ik vind het niet erg. Ik vind het echt niet erg. Je lijkt zoveel op hem, je lijkt helemaal niets op mij, behalve uiterlijk. Leigh, waarom staar je me zo aan? Waarom neem je de dingen toch altijd zo verdomd serieus!'
Mijn borst ging hijgend op en neer. Ik deinsde achteruit; haar waanzinnige lach achtervolgde me. Toen ik eindelijk bij de deur was, kon ik de verleiding niet weerstaan nog één keer achterom te kijken. Ik zag haar afgetekend tegen de grote erkerramen. Het zonlicht scheen op haar haar, toonde haar slanke gestalte door de doorzichtige stof van haar wijde gewaad. Ze was oud, en paradoxaal genoeg was ze ook jong; ze was mooi en ze was grotesk; maar meer dan iets anders was ze waanzinnig, en meelijwekkend.
En ik ging weg met het vaste voornemen haar nooit meer terug te zien.
Ik wandelde over de rotsachtige kust, waar Troy nooit naast me had willen lopen, omdat hij bang was voor de zee. Er lagen rotsen en keien die bijna een meter hoger waren dan ik, en het lopen hier was niet eenvoudig. Ik was toen ook bang geweest voor de zee met zijn meedogenloze, bulderende branding, de huizenhoge golven die stuksloegen op de kust.
Ik kreeg kiezelsteentjes in mijn schoenen, en ik trok ze uit, holde om Tony in te halen. Ik was van plan niet langer dan een uur te blijven. Want ik had nu een bestemming in mijn hoofd.
Toen ik een bocht omliep zag ik hem plotseling staan op een hoge stapel keien, starend naar de zee. Met moeite klom ik omhoog en kwam naast hem staan. Ik vertelde wat mijn plan was.
'Dus je gaat terug naar Winnerrow,' zei hij dof, zonder zijn hoofd om te draaien. 'Ik heb altijd geweten datje terug zou gaan naar die godverlaten bergen, die je zo zou moeten haten dat je ze nooit meer wilde zien.'
'Ze zijn een deel van me,' antwoordde ik. Ik sloeg het stof van mijn voeten en benen, ik was altijd van plan daar terug te gaan en les te geven, in dezelfde school waar juffrouw Deale Tom en mij heeft onderwezen. Er zijn niet veel leraressen die in die armoedige streek les willen geven, dus zullen ze me aannemen, en ik zal de kans krijgen de traditie voort te zetten die juffrouw Deale is begonnen. Mijn opa Toby verwacht dat ik bij hem kom wonen als ik les geef. En als jij me nog wilt zien, zal ik hier wat tijd doorbrengen met jou. Maar ik wil Jillian niet meer zien, nooit meer.'
'Heaven,' begon Tony. Toen zweeg hij en keek me aan met een intens verdriet in zijn ogen. Ik probeerde het medelijden te onderdrukken dat ik voelde toen ik de kringen en de donkere schaduwen onder zijn ogen zag. Hij was magerder, minder elegant gekleed. Zijn altijd zo perfecte broek had geen enkele vouw. Het was duidelijk dat Townsend Anthony Tatterton zijn beste jaren had gehad.
Hij zuchtte, en vroeg toen: 'Heb je het niet gelezen in de krant?'
'Wat gelezen?'
Hij zuchtte diep en lang, staarde naar de zee. 'Zoals je weet heeft Troy lange tijd in de wereld rondgezworven. Verleden week kwam hij thuis. Hij scheen te weten datje weg was.'
Mijn hart sprong op. 'Hij is hier? Troy is hier?' Ik zou hem terugzien! Troy, o, Troy!
Tony glimlachte triest. Het soort glimlach dat mijn hart ineen deed krimpen.
Hij trok zijn schouders op en bleef naar de zee staren, dwong me die richting uil te kijken, om te ontdekken waar hij naar keek. En met enige moeite zag ik een krans van bloemen op en neer dansen op de golven, ver in zee. De gouden schitteringen van de zon op het saffierkleurige water maakten het ontroerend mooi. De bloemenkrans was maar een kleine, heldere plek. Mijn hart ging sneller kloppen. De zee, de zee had altijd jacht gemaakt op Troy. Ik voelde plotseling een loodzwaar gewicht in mijn borst.
Tony zuchtte in de koele wind die altijd van de zee kwam. 'Troy kwam heel gedeprimeerd thuis. Hij was blij te horen dat jij en Jane en Keith elkaar weer gevonden hebben. Maar hij naderde zijn achtentwintigste verjaardag. Verjaardagen deprimeerden hem altijd. Hij geloofde in alle oprechtheid dat zijn dertigste verjaardag zijn einde zou betekenen. "Ik hoop maar dat het geen pijnlijke ziekte is," zei hij een paar keer, alsof dat hem het meest verontrustte. "Het is niet dat ik bang ben om te sterven, het is alleen de weg naar de dood die me angst aanjaagt, want die kan soms zo lang zijn." Je hebt nog twee jaar, zei ik voortdurend, als je voorgevoel uitkomt. En als het dat niet doet, heb je er vijftig, zestig of zeventig. Hij keek me aan of ik er niets van begreep. Ik bleef dicht bij hem, om hem er doorheen te helpen. Ik was bang dat er iets zou gebeuren. We zaten in zijn kamer en praatten over jou, en dat je zo sterk was toen je voor je broers en zusters zorgde toen je stiefmoeder en je... je vader weggingen. Hij vertelde me dat hij in het laatste semester vaak naar je universiteit ging en zich verdekt opstelde op de campus, om jou te kunnen zien.'
Weer dwaalde zijn blik af naar de zee. De krans was verdwenen, en ik was bang, zo verschrikkelijk bang.
'Ik zal je mijn verhaal vertellen, omdat ik weet dat je nog van hem houdt. Heb geduld met me, Heaven. Om Troys gedachten af te leiden van die gevreesde verjaardag, plande ik een party, die het hele weekend zou duren. Ik liet iedereen beloven hem geen seconde alleen te laten. Er was een meisje met wie hij een of twee keer was uit geweest. Ze was getrouwd en gescheiden. Het soort lachende, opgewekte en vrolijke meisje, waarvan ik hoopte dat ze hem een beetje zou kunnen opbeuren, en hem misschien helpen niet meer aan jou te denken. Ze had duizend-en-één verhalen, over de beroemdheden die ze had ontmoet, en de kleren die ze had gekocht, en het enorme huis dat ze ging bouwen op haar eigen Zuid- zee-eiland ... als ze maar de juiste man kon vinden om het met haar te bewonen. En daarbij keek ze naar Troy. Hij scheen haar niet te zien of te horen. Geen enkele vrouw vindt het prettig op die manier genegeerd te worden, en dat was het einde van haar gevoel voor humor. Ze werd spottend, hatelijk. Tenslotte kon Troy haar hatelijke opmerkingen niet langer verdragen, en hij sprong overeind en liep het huis uit. Ik zag hem naar de stallen lopen. Ik wilde niet dat hij daarheen ging, en als die idiote meid niet naar buiten was gehold om me te volgen, had ik hem gemakkelijk kunnen inhalen om te beletten wat hij deed. Maar ze hield me vast en plaagde me dat ik mijn broeders hoeder was.
'En toen ik eindelijk weg kon komen, hoorde ik van een staljongen dat Troy Abdulla Bar had gezadeld, en te paard door de doolhof draafde, steeds maar weer door de doolhof. Dat is geen plaats voor een nerveus paard, en het duurde niet lang of hij sprong over de laatste heg, gek geworden door alle bochten van de doolhof waarin hij nog nooit geweest was - en draafde naar de kust!'
'Abdulla Bar...' herhaalde ik. Ik was de naam bijna vergeten.
'Ja, Jills favoriete hengst. Het paard dat niemand behalve zij kon berijden. Ik zadelde mijn eigen paard en reed hem achterna, maar er stond een hevige wind aan de kust. Ongeveer dertig meter voor me vloog een stuk papier in Abdulla Bars gezicht. Hij steigerde en hinnikte, of hij doodsbang was, en draaide om en rende regelrecht de zee in! Het was om gek te worden! Ik zat op mijn paard, dat weigerde tegen de wind in te lopen, en moest toezien hoe mijn broer vocht om dat krankzinnige paard terug te krijgen naar de kust! De zon stond rood en laag aan de horizon achter ons... en de zee kleurde bloedrood... en toen waren paard en ruiter plotseling verdwenen.'
Trillend legde ik mijn handen tegen mijn voorhoofd. 'Troy? O, nee, Tony!'
'We waarschuwden de Kustwacht. Alle mannelijke gasten gingen de zee op in de boten die ik heb, om hem te zoeken. Abdulla Bar zwom terug naar de kust met een leeg zadel, en tegen het ochtendgloren werd Troys lichaam gevonden. Hij was verdronken.'
Nee! Nee! Het kon niet waar zijn.
Hij sprak verder, met zijn arm om mijn schouders geslagen, dicht tegen me aan. 'Ik heb getracht je te bereiken in Maine, maar ik heb je niet kunnen vinden. Elke dag heb ik mijn eigen kleine afscheidsplechtigheid voor hem gehouden, in afwachting van je terugkomst, als je zelf afscheid van hem zou kunnen nemen.'
Ik dacht dat ik alle tranen vergoten had die ik had om mijn liefde voor Troy. Maar toen ik daar stond en over de zee staarde, wist ik dat ik in mijn leven nog veel tranen om hem zou schreien.
De tijd verstreek, terwijl ik met Tony stond te wachten tot de krans weer boven zou komen. O, Troy, jaren die we samen hadden kunnen hebben! Bijna vier jaar, die je liefde, en een normaal leven zouden hebben gegeven, en misschien zou je dan voldoende van het leven hebben gehouden om te willen blijven!
Ik was als verdoofd, verblind door tranen die ik niet met Tony wilde delen. Toen we terugliepen naar huis nam ik snel afscheid van Tony, al hield hij mijn beide handen vast en probeerde hij me de belofte af te dwingen dat ik terug zou komen.
'Alsjeblieft, Heaven, alsjeblieft! Je bent mijn dochter, mijn enige erfgename. Troy is dood, ik heb een erfgenaam nodig om zin en inhoud te geven aan mijn leven! Wat heeft alles dat we in de loop der eeuwen hebben verzameld voor zin, als ons geslacht nu uitsterft? Ga niet weg! Troy zou willen dat je bleef! Alles wat hij was is hier in dit huis en in zijn bungalow, die hij jou heeft nagelaten. Hij hield van je... alsjeblieft, laat me niet alleen met Jill. Blijf alsjeblieft, Heaven, alsjeblieft, terwille van mij en van Troy! Alles wat je om je heen ziet zal van jou zijn. Het is jouw erfenis. Neem het, al is het voor geen betere reden dan dat je het kunt doorgeven aan je kinderen.'
Ik rukte mijn handen los. 'Je kunt overal heen waar je wilt zonder Jill,' zei ik onverbiddelijk, terwijl ik in mijn fraaie auto stapte. 'Je kunt hulp aannemen om voor haar te zorgen en terugkomen als ze dood is. Jij hebt mij niet nodig, en ik jou niet, en het geld van de Tattertons ook niet. Je hebt nu precies wat je verdient - niets.'
De wind woei door mijn haar. Hij keek me na toen ik wegreed, de meest verslagen man die ik ooit had gezien. Maar het kon me niet schelen. Troy was dood en ik was afgestudeerd, en het leven zou doorgaan, ondanks Tony, die me nu nodig had, en Jillian, die nooit iets anders nodig had gehad dan jeugd en schoonheid.