18. GEEF AAN MIJ OVER
De tijd speelde me parten. Ik zag een oude vrouw die me deed denken aan oma. Ze baadde me, en voerde me, en praatte er voortdurend over wat een bof het was dat haar huis zo dichtbij was, nu de bruggen waren weggeslagen en er geen dokter uit het dorp kon komen. Telkens weer zag ik Logan, als ik overdag wakker werd, als ik in het donker wakker werd, altijd was hij er. In mijn delirium zag ik Troy, die steeds weer mijn naam riep. 'Kom terug, kom terug,' zei hij voortdurend. 'Red me, red me, red me.' En de regen bleef maar stromen, en telkens als ik mijn ogen opende en ik min of meer bij bewustzijn was, dacht ik dat ik ergens in het vagevuur gevangen zat, niet in de hemel, maar bijna in de hel. Toen kwam eindelijk de dag waarop mijn geest niet verward en beneveld was door de koorts, en ik om me heen keek in de kamer en tot mijn verbijstering besefte waar ik was. Ik lag in een groot bed in de slaapkamer boven in die nieuwe berghut, bleek en verzwakt, na de ergste ziekte van mijn leven te hebben doorgemaakt. Mijn gezondheid was gelukkig beter dan die van Onze Jane; ik had zelden ook maar een dag in bed moeten blijven.
Hulpeloos in bed liggen, te zwak om zelfs mijn hand maar op te tillen of mijn hoofd om te draaien, was een angstige ervaring. Zo angstig dat ik mijn ogen dichtdeed en weer in slaap viel. De volgende keer werd ik 's nachts wakker en zag vaag dat Logan zich over me heen boog. Hij was ongeschoren; hij zag er moe en bezorgd uit, en volkomen afgemat. Later, toen de zon al op was, werd ik weer wakker toen hij mijn gezicht waste. Vernederd probeerde ik zijn zorgende handen van me af te duwen.
'Nee,' probeerde ik te fluisteren, maar ik kreeg een hoestbui, die zelfs fluisteren onmogelijk maakte.
'Het spijt me, maar Shellie Burl is uitgegleden en heeft haar enkel verstuikt, en kan vandaag niet komen. Je zult het met mij moeten stellen,' zei Logan met een diepe, norse stem en een ernstig gezicht.
Ontsteld staarde ik hem aan. 'Maar ik moet naar het toilet,' fluisterde ik met een verlegen blos. 'Vraag of opa komt, zodat ik op hem kan steunen.'
'Je opa kan de trap niet opkomen zonder piepen en hijgen, en hij heeft al de grootste moeite om zelf overeind te blijven.' En zonder verdere plichtplegingen hielp Logan me uit bed. Mijn hoofd tolde, en ik zou gevallen zijn als hij zijn armen niet stevig om me heen had gehouden. Langzaam, stap voor stap, me ondersteunend of ik een klein kind was, hielp hij me naar de badkamer. Ik klampte me vast aan een handdoekenrek, tot hij de deur dicht deed, en toen viel ik neer op de zitting, op het randje van flauwvallen.
Ik leerde alles over nederigheid in de volgende paar dagen, toen Logan me heen en terug naar de badkamer moest helpen. Ik leerde mijn trots inslikken en tolereren dat hij me waste en afsponste, zo decent mogelijk, alles behalve de huid die hij waste, onder een flanellen laken houdend. Soms lag ik kinderachtig te jammeren en te huilen en probeerde hem van me af te slaan, maar die inspanning maakte me zo moe dat ik niets anders kon doen dan me overgeven. Toen besefte ik hoe zinloos mijn verzet was. Ik had zijn verzorging en verpleging nodig. En vanaf dat moment bleef ik stil liggen, zonder te klagen en te kreunen.
Ik wist dat ik in mijn ijlkoortsen om Troy had geroepen. Ik smeekte Logan telkens opnieuw hem te bellen en uit te leggen waarom ik niet was teruggekomen om met hem te trouwen. Ik had Logan zien knikken, en horen zeggen dat hij zou proberen Troy te bereiken. Maar ik geloofde hem niet. Als ik de kracht kon opbrengen, sloeg ik uit naar zijn handen als hij probeerde me mijn medicijnen te voeren. Twee keer kroop ik uit bed in een zwakke, onsuccesvolle poging om Troy zelf te bellen - maar beide keren was ik te zwak om te kunnen staan en zakte ik in elkaar op de grond, zodat Logan, die op een matras aan het voeteneinde van mijn bed sliep, overeind moest springen om me terug te dragen naar mijn bed.
'Waarom kun je me niet vertrouwen?' vroeg hij, toen hij dacht dat ik sliep. Zijn stem klonk teder, zijn handen waren zacht en vriendelijk toen hij de vochtige pony van mijn voorhoofd streek. 'Ik zag je met Cal Den- nison, en ik had hem door de muur heen willen duwen. Ik heb je één keer gezien met die Troy om wie je steeds maar blijft roepen, en ik haatte hem. Ik ben een stommeling geweest, Heaven, een verdomde idioot, en nu heb ik je verloren. Maar waarom moest je altijd bij een ander zoeken wat ik je zo graag had willen geven? Je gaf me nooit de kans om meer te zijn dan een vriend. Je hield me op een afstand, verzette je tegen mijn kussen en mijn pogingen je minnaar te zijn.'
Ik deed mijn ogen open en zag hem met gebogen hoofd op de rand van mijn bed zitten, ik weet nu dat het stom van me was om zoveel consideratie met je te hebben - want je houdt van me. Ik weet dat je van me houdt!'
'Troy,' kreunde ik zachtjes. Ik zag Logan vaag, met Troy in de schaduw achter hem, zijn gezicht in het duister, ik moet Troy redden...'
Hij keerde zich om, hief zijn hoofd op en mompelde: 'Ga slapen en lig niet te piekeren over die man. Die komt heus wel op zijn pootjes terecht. Je hebt veel over hem gepraat, maar ik weet één ding: niemand sterft aan de liefde.'
'Maar... maar je kent Troy niet.. .je kent hem niet... zoals ik.'
Logan draaide zich met een ruk om. Zijn geduld was bijna ten einde. 'Heaven, alsjeblieft! Je kunt niet beter worden als je niet ophoudt je te verzetten tegen alles wat ik probeer voor je te doen. Ik ben geen dokter, maar ik weet een hele hoop over medicamenten. Ik probeer mijn best voor je te doen. Een paar weken geleden heb ik voor je opa een flinke voorraad medicijnen gekocht tegen kou en griep, niet wetend dat jij die nodig zou hebben. Alle wegen naar het dorp zijn overstroomd. Het heeft vijf dagen achter elkaar geregend. Ik kan niet weg, omdat alle paden onder water staan. Drie keer heb ik de wagen moeten uitgraven, omdat hij tot aan de wieldoppen in de modder was weggezakt.'
Ik onderwierp me aan zijn zorgen, omdat ik niet anders kon. Nachtmerrieachtige dromen brachten me bij Troy. Hij reed altijd op een paard bij mij vandaan, en als ik hem riep ging hij nog sneller rijden. In de nacht, in het duister, draafde ik achter hem aan.
Een paar keer kwam opa vaag in mijn gezichtsveld. Zijn adem kwam hijgend en piepend, zijn gerimpelde oude gezicht was angstig over me heengebogen, met zwakke, trillende vingers streek hij het lange, vochtige haar uit mijn gezicht.
'Je ziet er slecht uit, Heaven, heel zwak en bleek. Annie zal wat voor je klaarmaken om je beter te maken... haar kruidenthee. En ze heeft wat soep voor je gekookt. Eet nu...'
Eindelijk kwam de dag waarop de koorts verdween. Mijn gedachten werden weer helder. Voor het eerst drong het tot me door in welke afschuwelijke situatie ik me bevond. Ik was weer in de Willies, terug op de plaats waar vroeger de hut had gestaan, ver van Troy, die wanhopig ongerust moest zijn.
Ik staarde verzwakt naar Logan, die schone lakens haalde uit de kleine linnenkast in de kleedruimte. Hij kwam glimlachend naar me toe. Zijn baard deed hem ouder lijken, en hij zag er ontzettend moe uit.
Als jong meisje had ik vaak gehoopt ziek te zijn, alleen maar om pa op de proef te stellen en te zien of hij voor mij even liefdevol zou zorgen als eens voor Fanny. Maar natuurlijk zou hij niet de moeite hebben genomen me zelfs maar een glas water te geven.
'Ga weg!' snikte ik, toen Logan me weer een capsule gaf, weer een glas water. 'Het maakt me verlegen wat je allemaal hebt gedaan!' Ik kromp ineen bij zijn aanraking. 'Waarom heb je geen verpleegster laten komen toen mevrouw Burl haar enkel had verstuikt? Je had niet het recht dit te doen!'
Als een doofstomme lette hij niet op wat ik zei. Hij rolde me om, legde een flanellen laken over de matras, en ging weg, om even later terug te komen met een kom warm water en een paar handdoeken, plus een washandje en een stuk zeep. Ik klampte me vast aan de dekens, trok ze hoog op onder mijn kin. 'Nee!'
Hij doopte het washandje in het water, zeepte het in en gaf het aan mij. 'Wasje eigen gezicht dan. De telefoonverbinding was als eerste verbroken. Op de avond dat we hier kwamen. Ik hoorde net het weerbericht op de draagbare radio. Vanavond zal de regen ophouden. Het zal een paar dagen duren voor de wegen droog zijn, en tegen die tijd zul je wel sterk genoeg zijn om te kunnen reizen.'
Ik rukte het washandje uit zijn handen en keek hem woedend aan, tot hij de kamer uitging. Hij smeet de deur achter zich dicht, en nijdig begon ik me te wassen. Ik trok een schoon nachthemd aan, een van de vele die ik opa had gestuurd, deze keer zonder Logans hulp.
Die dag dwong ik mezelf te eten toen Logan binnenkwam met soep en sandwiches. Hij wilde me niet in de ogen kijken, en ik hem evenmin.
'De wegen...?' bracht ik er met moeite uit, toen hij op het punt stond met het blad de kamer uit te gaan.
'Worden beter. De zon schijnt. De telefoonlijnen en de elektriciteitskabels worden binnenkort gerepareerd. Zodra ik hulp voor je kan krijgen, ga ik weg. Daar zul je ongetwijfeld heel blij om zijn. Je zult me nooit meer hoeven te zien.'
'Nu heb je medelijden met me, hè?' riep ik uit. 'Nu ik ziek en hulpbehoevend ben, kun je me aardig vinden, maar als ik dat niet ben, wil je niets van me weten! Ik heb jouw soort medelijden niet nodig, Logan Stonewall! Ik ben verloofd met een van de meest fantastische mannen ter wereld. Ik zal nooit meer arm zijn! En ik hou van hem, ik hou zoveel van hem dat het me pijn doet van binnen, omdat ik niet bij hém ben in plaats van bij jou!'
Daar, ik had het gezegd, zo cru mogelijk! Hij bleef staan in een straal zonlicht, en zijn gezicht werd doodsbleek. Toen draaide hij zich met een ruk om en liep de deur uit.
Toen hij weg was huilde ik. Huilde een heel lange tijd. Huilde om alles wat vroeger geweest was, en alle onvervulde dromen. Maar het gaf niet. Ik had Troy. Hij had geen medelijden met me. Hij hield van me, hij had me nodig, hij zou sterven zonder mij.
Het duurde langer dan ik dacht voor ik weer was aangesterkt. Zoals het ook langer duurde dan Logan had voorspeld voor het water van de wegen verdwenen was, en hij vertrok niet op hetzelfde moment waarop de modder begon te drogen. Hij wachtte geduldig beneden, tot op een dag de postbode arriveerde en hem vertelde dat alle wegen naar Winner- row nu begaanbaar waren, als hij het niet erg vond zijn wagen zo nu en dan uit de modder te graven. Diezelfde dag om een uur of vier uur 's middags, toen Logan op de bank in de zitkamer lag te slapen, kwam ik in m'n eentje de trap af, en maakte in de keuken een simpele maaltijd klaar. Opa leek heel tevreden. Logan zei niets toen ik hem aan tafel riep, al voelde ik dat zijn ogen al mijn bewegingen volgden.
Ik was nog zwak en beverig toen Logan me afzette voor Winnerrows hotel. In mijn kamer trok ik schone kleren aan voor ik Troy belde. Troy nam niet op in zijn bungalow. Ik voelde me zenuwachtig en duizelig terwijl ik wachtte tot hij zou antwoorden. Ik hing op en draaide een ander nummer. Deze keer antwoordde een van de bedienden in Farthinggale Manor.
'Ja, juffrouw Casteel, ik zal tegen meneer Troy zeggen dat u hebt gebeld. Hij is de hele dag de deur uit.'
Onrustig en verward, omdat Troy niet was waar hij hoorde te zijn, ging ik met de lift naar beneden, waar Logan in de hal op me wachtte. Hij stond beleefd op toen ik naar hem toe kwam, maar glimlachte niet.
'Wat kan ik nog voor je doen?'
Ik legde mijn hand tegen mijn voorhoofd. Ik had nog vier uur voor mijn vliegtuig naar Boston vertrok.
'Dominee Wise, ik moet hem spreken. Maar ik kan er alleen wel komen.' Ik sloeg mijn ogen neer toen ik aan mijn verontschuldiging begon. 'Het spijt me dat ik me zo lelijk heb gedragen. Ik dank je datje me geholpen hebt, Logan. Ik wens je al het mogelijke geluk. Je hoeft niets meer voor me te doen. Van nu af aan zal ik voor mezelf zorgen.'
Lange tijd voelde ik zijn blik op me gericht, alsof hij probeerde mijn gedachten te lezen. Toen nam hij me zonder iets te zeggen bij de arm en bracht me naar zijn geparkeerde auto, en terwijl we langzaam wegreden, trachtte hij zo goed mogelijk mijn vragen te beantwoorden.
'Komt pa opa vaak bezoeken?'
'Ik geloof dat hij komt wanneer hij kan.'
Logan zei verder geen woord, tot hij me afzette voor de pastorie in Main Street, waar dominee Wayland Wise woonde met zijn vrouw en dochtertje.
'Nogmaals bedankt,' zei ik stijf. 'Maar je hoeft niet te wachten.'
'Wie moet je koffers dragen en in de auto zetten... als je die huurauto tenminste nog hebt?' vroeg hij ironisch.
Dus wachtte hij. Hij stond erop, en ik deed mijn best om niet te struikelen of te wankelen toen ik over het tuinpad liep, dat kort geleden was schoongeveegd van al het puin dat de storm daar had achtergelaten. Toen ik bij het hoge portiek kwam, draaide ik me om. Logan zat geduldig te wachten, zijn hoofd enigszins gebogen, of hij achter het stuur in slaap was gevallen van vermoeidheid, na dag en nacht voor me te hebben gezorgd.
En terwijl hij daar stond en wachtte tot iemand open zou doen, kwam er plotseling een hevige woede bij me op, die nieuwe kracht gaf.
De dominee en zijn vrouw hadden niet het recht Fanny's baby te stelen! Hij had Fanny verleid toen ze niet meer dan een kind was, een minderjarige! Veertien jaar. Verkrachting van een minderjarige!
Ja, ik kwam hier om tenminste één kind terug te brengen in de schoot van de familie, als vervanging van de twee die ik had verloren. Al betwijfelde ik of Fanny de geschikte persoon was om het kind groot te brengen.
Rosalynn Wise deed zelf open, toen ik twee keer hard geklopt had. Ze fronste haar voorhoofd toen ze me zag, al keek ze niet verbaasd. Het was of ze na mijn bezoek aan de kerk acht dagen geleden had geweten dat ik vroeg of laat zou opdagen. Zoals gewoonlijk droeg ze een donkere, onflatteuze jurk, die er voortreffelijk in slaagde haar het uiterlijk te geven van een aangeklede bezemsteel.
'We hebben je niets te zeggen,' zei ze ter begroeting. 'Wees zo vriendelijk om weg te gaan en nooit meer terug te komen.'
En zoals Fanny vroeger had gedaan, stond ze op het punt de deur voor mijn gezicht dicht te slaan, maar deze keer was ik erop voorbereid. Ik deed een stap naar voren, schoof haar opzij en liep naar binnen. 'U hebt heel wat uit te leggen,' zei ik zo koel en hard mogelijk. (Ik had in Boston
heel wat geleerd over autoritair optreden.) 'Breng me bij uw man.'
'Hij is niet thuis.'
'Ze maakte een beweging, om me te beletten verder binnen te komen. 'Ga weg! Jij en je zuster hebben genoeg moeilijkheden veroorzaakt!' Haar lange, magere gezicht kreeg de vrome uitdrukking van iemand die in aanraking komt met vuil.
'O, dus nu geeft u toe dat Fanny mijn zuster is. Wat interessant. Wat is er gebeurd met Louisa Wise?'
'Wie was er aan de deur?' riep de dominee, met de alledaagse stem die hij kennelijk reserveerde voor huiselijk gebruik.
Zijn stem leidde me naar zijn studeerkamer, waar de deur gedeeltelijk openstond, en ik liep naar binnen, ondanks alle pogingen van zijn vrouw om het te beletten. Nu ik tegenover de invloedrijkste man van Winner- row stond, wenste ik dat ik sterker en gezonder was, dat ik alle woorden bij de hand had die ik had voordat de koorts ze uit mijn geheugen wiste.
Hij stond half op van zijn stoel. 'Waysie' Wise glimlachte vriendelijk, en dat bracht me van mijn stuk. Ik was gekomen in de verwachting ze allebei te overrompelen. Het was nog geen tien uur. Maar zij was aangekleed, en hij ook. De enige concessie die hij deed aan huiselijk comfort was een paar zwartfluwelen pantoffels, die met rood satijn waren gevoerd. Om de een of andere merkwaardige reden brachten die pantoffels me van de wijs.
'Aha!' zei hij, zijn palmen tegen elkaar wrijvend, een nietszeggende, minzame uitdrukking op zijn knappe, ronde gezicht. 'Ik geloof dat het een van mijn schapen is die eindelijk in de kudde wil worden opgenomen.' Hij had geen betere woorden kunnen vinden om mijn strijdlust te wekken. Alsof ik naar deze dag had toegeleefd, voelde ik een gerechtvaardigde voldoening in me opkomen omdat ik nu een goede reden had om hem eens precies te vertellen hoe ik over hem dacht. Hij ging weer zitten in zijn comfortabele stoel bij de open haard, waarin een boeket kunstbloemen stond. Zorgvuldig koos hij een sigaar uit een koperen, met cederhout beklede doos; hij knipte het puntje eraf, bekeek hem aandachtig, en stak hem toen pas op. En al die tijd liet hij me staan.
Blijkbaar waren ze niet van plan me een stoel aan te bieden. Ik liep naar voren, koos eenzelfde stoel als waar hij in zat, en ging zitten. Ik sloeg mijn benen over elkaar en keek naar zijn ogen, die over mijn benen gleden, waarvan Tony me vaak genoeg had verteld dat ze heel goedgevormd waren. Mijn schoenen waren splinternieuw.
Loom namen de amandelvormige ogen van de dominee me op. Diep in die ogen lag een smeulende belangstelling, die langzaam opkwam en zich uitte in een ontwapenende glimlach. Een glimlach, die zo innemend was, dat het geen wonder was dat een zo naïef meisje als Fanny zich daardoor had laten verleiden. Zelfs van dichtbij was hij een heel knappe man. Hij had goede, krachtige gelaatstrekken en zijn blozende gezicht straalde gezondheid uit. De extra ponden wezen op het naderen van de middelbare leeftijd, al vermoedde ik dat hij later van een beginnend buikje onmiddellijk zou overgaan op zwaarlijvigheid.
'Jaaa... ik geloof dat ik jou al eens eerder heb gezien,' zei hij met een hese, aantrekkelijke stem. 'Al is het niets voor mij om de naam te vergeten van zo'n mooi meisje, absoluut niets voor mij.'
Toen ik hier kwam, had ik geen flauw idee hoe ik hem moest benaderen, maar zijn woorden gaven me het duwtje dat ik nodig had. Hij was bang. Hij wilde zich verschuilen achter een masker van onschuld.
'U bent mijn naam niet vergeten,' zei ik vriendelijk, zwaaiend met mijn voet, of mijn hoge hak een dreigend wapen was. 'Niemand vergeet ooit mijn naam. Heaven Leigh heeft een bepaalde distinctie, vindt u ook niet?'
En al dat gehoest had iets gedaan voor mijn keel, iets dat mijn stem anders maakte, enigszins hees, en de tijd die ik in Boston had doorgebracht had aan mijn stem iets sensueels gegeven dat mij zelf verbaasde. 'Met Fanny gaat het heel goed, aardig dat u het vraagt, dominee Wise. Ik moet u de groeten van haar doen.'
Ik glimlachte, voelde me machtig worden, omdat ik kon merken dat hij onder de indruk was van mijn jeugd en mijn schoonheid. Ik vermoedde dat hij een gemakkelijke prooi was geweest voor Fanny's verleidingskunsten, ook al was hij een man van de kerk. 'Fanny stelt het erg op prijs dat u en uw vrouw zo goed voor haar dochtertje hebben gezorgd, maar nu ze de gedachte aan een toneelcarrière heeft opgegeven en binnenkort gaat trouwen, wil ze haar kind terug.'
Hij verbleekte niet en knipperde niet met zijn ogen, al hoorde ik achter me zijn vrouw even hijgen, en toen snikken.
'Waarom is Louisa niet zelf hier om het te vragen?' vroeg hij poeslief.
Ik zocht naar de juiste woorden. 'Fanny vertrouwt op mij om te zeggen wat zij zelf niet kan zeggen zonder te huilen. Ze heeft spijt van haar overhaaste besluit om haar ongeboren kind te verkopen. Ze weet nu dat een vrouw nooit meer hetzelfde kan zijn als ze eenmaal een kind heeft gebaard. Ze wil haar dochtertje in haar armen houden. En u hoeft geen groot verlies te lijden, want ik ben bereid u de tienduizend dollar terug te betalen.' Zijn glimlach bleef op zijn gezicht geplakt. Hij slaagde er zelfs in te praten terwijl hij bleef glimlachen. 'Ik begrijp niet wat je bedoelt. Welke tienduizend? Wat hebben mijn vrouw en ik te maken met Fanny's baby? We weten natuurlijk dat de lieve Louisa royaal was met haar seksuele gunsten, want ze is in de bergen geboren en getogen, en zo wild als een krolse kat, en we vinden het erg jammer als ze haar baby heeft verkocht en daar nu spijt van heeft...'
Ik stond op en pakte een ingelijste foto op van een kind van ongeveer vier maanden. De baby glimlachte naar de camera met de donkere ogen van Fanny, echte Indiaanse Casteel-ogen. Het haar van het kleine meisje was niet grof en steil zoals dat van Fanny, maar zacht en krullend, zoals het haar van de dommee moest zijn geweest toen hij nog een baby was. En, o, ze was zo beeldig, die baby, die Fanny zo achteloos had verkocht. Mollige handjes met kuiltjes, een smal ringetje aan een van haar vingertjes. Een snoezig wit jurkje met kant en borduursel. Een gekoesterd, verwend, geliefd dochtertje.
Plotseling werd de foto uit mijn handen gerukt.
'Ga weg!' schreeuwde Rosalynn Wise. 'Wayland, waarom blijf je met haar zitten praten. Gooi haar de deur uit!'
'Ik ben hier gekomen om voor Fanny's baby te betalen,' zei ik koel. 'Ik ben bereid u twintigduizend dollar te geven. Als u dat niet accepteert, bel ik de politie en vertel ze wat u hebt gedaan toen u naar onze hut reed en mijn vader vijfhonderd dollar betaalde voor Fanny. Ik zal het gemeentebestuur vertellen dat u Fanny thuis als werkster gebruikte. Ik zal ze vertellen dat hun brave dominee een veertienjarig meisje heeft verkracht en seksueel misbruikt, en haar dwong zijn kind te baren, omdat zijn vrouw onvruchtbaar was...'
De dominee stond op.
Hij torende hoog boven me uit, zijn ogen waren wreed en leken op donkere stenen. 'Er ligt een dreiging in je stem, meisje, en daar houd ik niet van. Een ordinaire hillbilly kan mij niet dreigen, niet met jouw stem, niet met jouw felle blik en belachelijke woorden. Ik weet alles van jou en jouw soort.' Zijn zelfverzekerde glimlach kwam terug toen hij probeerde me te intimideren. 'Louisa heeft ons niet gebeld of geschreven na alles wat we hebben gedaan om haar gelukkig te maken. Maar zo gaat het vaak met Gods uitverkorenen... ze trachten de goede Samaritaan te zijn, maar krijgen slechts ondank van degenen die dankbaar horen te zijn.'
Hij zei nog meer, toepasselijke citaten uit de Bijbel, alsof ik in geen miljoen jaren zijn evenwicht zou kunnen verstoren.
'Stop!' gilde ik. 'U hebt mijn zuster van mijn vader gekocht.' Ik noemde de dag en het jaar. 'En mijn broer Tom en ik waren erbij als getuigen, om te zweren dat het waar gebeurd is.' Ik zweeg, zag hoe hij zijn grote voeten uit de fluwelen pantoffels haalde en in de brede mocassins stak, voor hij zwaarwichtig achter zijn immense bureau ging zitten, dat uitzonderlijk netjes was. Toen hij achterover leunde in zijn stoel, wipte hij hem achterover, vouwde toen zijn vingers onder zijn kin. Hij hield zijn handen heel hoog, zodat zijn mond verborgen was. Toen pas merkte ik hoe goed de combinatie van de lippen met de ogen iemands gedachten kon verbergen. Nu had ik alleen zijn ogen, en die waren ondoorgrondelijk.
'Je kunt hier niet komen om eisen te stellen, meisje. Je mag diamanten dragen en dure kleren, maar je blijft een Casteel. Het is jouw woord tegen het mijne... en wie denk je dat ze zullen geloven?'
'Darcy lijkt op Fanny!'
Zijn glimlach werd zalvend en boosaardig. 'Laten we niet discussiëren over een bewezen feit. We hebben papieren om te bewijzen dat mijn vrouw een meisje ter wereld heeft gebracht op de derde dag in februari van dit jaar. Wat voor wettelijk bewijs heb je dat Fanny zelfs maar een baby heeft gehad?'
Ik aarzelde een onderdeel van een seconde, zei toen zelfverzekerd: 'Zwangerschapsstrepen. Heeft uw vrouw die? Vingerafdrukken. Voetafdrukken. De Casteels zijn niet helemaal zo dom als u graag wilt geloven. Fanny heeft een kopie gestolen van het geboortebewijs van haar dochtertje. Op dat certificaat staat zij vermeld als de moeder, niet uw vrouw. U hebt een vals geboortebewijs laten maken - hoe zullen de autoriteiten dat vinden?'
Achter me hoorde ik Rosalynn Wise kreunen.
De dominee knipperde een paar keer met zijn ogen. Ik wist dat ik ze de baas was! En ik had gelogen! Voor zover ik wist had Fanny geen enkel bewijs. Niets.
'Geen enkele man zou ooit enige moeite hoeven te doen om je zuster te verleiden!' gilde Rosalynn Wise. Met een doodsbleek gezicht deinsde ze achteruit naar de deur.
Ik hief mijn hoofd op. 'Dat doet niets terzake. Waar het om gaat is dat dominee Wise misbruik heeft gemaakt van een veertienjarig meisje. Hij, een geestelijke, heeft Fanny's baby verwekt toen ze minderjarig was! Een baby waarvan de eerwaarde dominee nu aan iedereen vertelt dat ze is verwekt in de schoot van zijn vrouw! Het kan gemakkelijk worden bewezen door een medisch onderzoek dat uw vrouw nooit een kind heeft gehad. Fanny wil haar dochter terug. En ik wil dat ze die krijgt. Ik ben gekomen om Darcy mee te nemen naar haar moeder.'
Rosalynn Wise jammerde als een geslagen hond.
Maar de dominee had de strijd nog niet opgegeven.
Zijn ogen werden harder, kouder. 'Ik weet wie je bent. Je grootmoeder van moeders kant is in de Tatterton-clan getrouwd. En dus heb je nu miljoenen achter je, en denk je mij daarmee in je macht te hebben. Darcy is mijn dochter, en ik zal alles op alles zetten om te zorgen dat ze hier in mijn huis blijft en niet in het huis van een sloerie. Verdwijn dus en blijf weg!'
ik ga naar de politie!' schreeuwde ik. Mijn woede nam toe.
'Ga maar. Doe alles wat je zegt. Kijk maar of er iemand is die je gelooft. Er is niemand hier die niet weet wat Fanny Casteel is, en was, en altijd zal zijn. Mijn gemeente zal met mij sympathiseren. Ze zullen weten dat dat slechte, zondige meisje in mijn eigen huis in mijn bed kroop en me met haar wellustige, naakte lichaam verleidde, want ik ben ook maar een mens... een jammerlijk mens.'
Het was zijn minachtende, triomfantelijke grijns die me zonder enige aarzeling deed zeggen, ondanks zijn slimme pleidooi: 'Of u geeft me Darcy, zodat ik haar mee kan nemen naar Fanny, óf ik ga vanavond naar uw kerk en zal uw gemeente precies vertellen wat er is gebeurd toen u Fanny kocht voor uw eigen seksuele bevrediging! En ik denk dat ze geschokt en verontwaardigd zullen zijn. U had van haar af kunnen blijven! U hebt net toegegeven dat u wist wat Fanny was voor u haar in huis nam - en toch deed u het! U hebt met opzet de verleiding in uw huis gebracht, en u bent niet tegen die verleiding bestand geweest! In de zaak van de Duivel versus dominee Wayland Wise, heeft de Duivel gewonnen. En ik ken uw gemeente. Ze zullen u niet vergeven!'
De dominee keek me peinzend aan, alsof ik nog steeds niet meer was dan een witte pion op zijn schaakbord, en dat, als hij zijn zwarte koningin maar kon verplaatsen, hij nog een manier zou kunnen vinden om me te dwarsbomen.
'Ik heb gehoord dat je ziek bent geweest,' zei hij zacht en minzaam. 'Je ziet er slecht uit, meisje. En tussen haakjes, hoe vind je dat mooie huis waar je grootvader nu woont? Geloof je dat je armzalige giften zo'n mooie blokhut kunnen bouwen? Uit de goedheid van mijn hart heb ik uit mijn eigen zak het geld bijgelegd om de hut af te bouwen toen de fundamenten waren gelegd - opdat de overgrootvader van mijn dochtertje voldoende geld zou hebben voor een fatsoenlijk huis. Want ik ben maar een mens... een jammerlijk mens.'
Minuten gingen voorbij, vele minuten, en de dominee wendde geen seconde zijn blik van me af.
Ik hoorde de baby huilen, alsof ze plotseling wakker werd uit haar slaap. Ik draaide me om en zag Rosalynn Wise met Fanny's kind in haar armen. En toen ik haar betraande oogjes zag, haar pruilende lipjes, het donkere krullende haar en de zachte, blanke huid, was ik ontroerd door haar schoonheid. Ik was ook ontroerd door het kleine handje dat zich stevig klemde om de vingers van de enige moeder die ze kende. En toen ging de storm van mijn woede liggen, en ik besefte dat Fanny Darcy alleen maar gebruikte als middel om wraak te nemen. Wat deed ik hier, waarom wilde ik het leven verstoren van deze baby en haar moeder? En al die tijd dreunde de stem van de dominee verder, pompte mijn oren vol met dingen waaraan ik niet wilde denken.
'Ik had zo'n idee dat je op een goede dag achter me aan zou komen, Heaven Casteel. Je zat altijd op een van de achterste banken en staarde naar me met die heldere blauwe ogen van je, en je twijfelde aan elk woord dat over mijn lippen kwam. Ik kon aan je gezicht zien datje wilde geloven, moest geloven, en je uiterste best deed om te geloven, en toch kon ik de woorden nooit op de juiste wijze aaneenrijgen om je ervan te overtuigen dat er een God is, een liefhebbende, zorgende God. En zo begon ik al mijn preken te beoordelen naar jouw reactie daarop... en een heel enkele keer leek het of ik erin zou slagen tot je door te dringen. Toen kwam de dag waarop je oma stierf, en ik sprak aan haar graf, en aan het kleine graf van dat doodgeboren kind van je stiefmoeder; en ik voelde me een complete mislukking. Ik wist dat ik je nooit zou kunnen bereiken, want je wilt niet bereikt worden. Je probeert je lot in eigen hand te nemen, terwijl dat niet helemaal mogelijk is. Je wilt geen hulp van mensen, en niet van God.'
'Ik ben niet gekomen om naar een preek te luisteren over wat u denkt dat ik ben,' zei ik stijf. *U kent me niet.'
Hij kneep zijn ogen halfdicht, zodat ze twee flonkerende spleten leken in de schaduw van zijn oogleden. 'Je vergist je, Heaven Leigh Casteel. Ik ken je heel goed. Je bent het gevaarlijkste soort vrouw dat de wereld kent. Je draagt het zaad in je van je eigen ondergang, en de ondergang van iedereen die je liefheeft. En velen zullen je liefhebben om je mooie gezicht, om je verleidelijke lichaam; maar je zult ze allemaal in de steek laten, omdat je zult geloven dat ze jou eerst in de steek hebben gelaten. Je bent een idealiste van de meest verwoestende, tragische soort - de romantische idealiste. Geboren om zichzelf en anderen te vernietigen!'
Zijn plechtige, gehate, medelijdende ogen staarden me aan, schenen recht door me heen te staren en mijn gedachten te kunnen lezen.
'Nu is het tijd om het te hebben over mijn dochter, Darcy. In tegenstelling tot wat je zegt heb ik je zuster met uitsluitend goede bedoelingen in mijn huis gebracht, in de hoop te kunnen helpen door je vader een mond minder te voeden te geven in de tijd van zijn grote nood. Je weigert dat te geloven, ik zie het aan je gezicht. Rose en ik hebben gedaan wat we dachten dat God wilde dat we deden. We hebben het kind dat je zuster ter wereld heeft gebracht wettig geadopteerd (en we hebben de papieren die door je eigen zuster zijn ondertekend). En om je nu maar de volle waarheid te vertellen: als je vader ons zijn tweede dochter niet min of meer had opgedrongen, zou ik jou hebben gekozen! Hoor je dat? Jou! En vraag me nu maar waarom.' Toen ik hem alleen maar geschokt aanstaarde, gaf hij zelf al het antwoord, ik wilde van nabij je verzet tegen God onderzoeken..."
Hij keek me met ernstige, medelijdende ogen aan, met ogen die ervaren waren in het verbergen van dubbelhartigheid, en ik besefte dat ik geen partij was voor iemand die zo slim was als dominee Wayland Wise. Geen wonder dat hij de rijkste man in onze streek was! Zelfs al kende ik alle spelletjes die hij speelde om het respect te winnen van degenen die te ongeletterd waren om beter te weten, voelde ik me als een domme vlieg in het web verstrikt raken.
'Hou op met praten, hou op, alsjeblieft!'
Vol schuldbesef realiseerde ik me dat ik alles verloren had. Tom was al op weg naar zijn doel, en had me niet nodig. Keith en Onze Jane waren verstandig genoeg, ook al waren ze nog jong, om zich af te keren van een destructieve zuster. Opa, die woonde waar hij het liefste was, dicht bij zijn Annie, in een berghut die tien keer mooier was dan hij enig recht had om te verwachten, zou zijn huis kwijtraken. Ik was bezig ieders leven te verwoesten.
Mijn koorts leek terug te komen. Ik zakte onderuit in de stoel. Ik was op van de zenuwen. Fanny had deze baby niet nodig. Fanny had geweigerd ooit iets te doen voor Keith en Onze Jane, dus waarom had ik gedacht dat ze een goede moeder zou zijn voor haar eigen baby? Mijn hoofd bonsde en deed pijn. Wie was ik dat ik probeerde deze baby af te nemen van de enige moeder die ze ooit had gekend? Het was duidelijk dat het kind hier hoorde, bij de Wises, die van haar hielden en in staat waren haar het beste van alles te geven. Wat kon een Casteel een kind bieden in vergelijking met dit gelukkige thuis? Ik wilde hier zo snel mogelijk weg. Wankelend stond ik op en keek naar Rosalynn Wise. 'Ik zal Fanny niet helpen de baby van u af te nemen, mevrouw,' zei ik. 'Het spijt me dat ik hier ben gekomen. Ik zal u niet meer lastig vallen.' En terwijl de tranen over mijn wangen rolden, draaide ik me om en liep haastig naar de deur. Ik hoorde dat de dominee me achterna riep: 'God zal je hiervoor zegenen.'