7


Ergens rond dat ogenblik nam ik een besluit. Ik besloot dat ‡ls Zirk en ik werkelijk tot die uiterste grens gingen, tot de dood, ik het aan Zirk zou overlaten om mij te doden. Het was een rationele beslissing, hetgeen ergens een lachertje was, aangezien ik altijd emotioneel en impulsief van aard was geweest. Ik kan best strikt logisch denken, maar als het erop aan komt, dan ben ik weer net zo hard in het wilde weg bezig als altijd. Maar nu dat geval met Zirk; als er iemand het stempel 'moordenaar' opgedrukt moest krijgen dan ik zeker niet. Zirk had tot nu toe een smetteloos Jang-bestaan geleid - een overmaat aan zelfmoorden en lichaamswisselingen, een portie sabotage aan de koepel, een zenuw-instortinkje of wat - maar dat was allemaal volkomen normaal wat de Commissie betrof. Ik daarentegen... 0, nee, ik nam geen enkel risico.
Maar ik werd tegengewerkt, door iets waar ik nooit aan gedacht zou hebben.
Ik was vergeten dat ik, sinds die laatste verplichte lichaamswisseling, twaalf wreks geleden, die het gevolg was van mijn historische flauwte, geen enkele keer meer zelfmoord had gepleegd. Dat was op zich al vrij ongebruikelijk, vooral omdat ik daarvoor een van de ergste overtreders was geweest; ik verdronk mezelf aan de lopende band om een nieuw uiterlijk te krijgen. Maar zelfmoord stond me helemaal niet meer aan na die traumatische periode; ik wachtte nu de voorgeschreven dertig et met een wisseling, en wisselde trouwens toch al bijna niet meer. Wat was dat nou? Had ik midden in onze veilige steden zomaar ineens een antieke, ouderwetse angst voor de dood opgedaan? Of was het eerder zo, dat ik op een of andere manier, ergens op het stenige pad van mijn trieste Jang-schap, ondanks alles een wens tot leven had ontwikkeld?
En we mogen ook niet vergeten dat ik ongeveer een wrek lang min of meer regelmatig had geoefend in schermen in het Paleis van Avontuur. Waarschijnlijk had Zirk ook wel les genomen maar heus, bij zijn model paste een energiebijl veel beter dan een slank dichterlijk zwaard, het wapen van romantisch uitgeteerde prinsen en dromers.
De dageraad vindt elke et op dezelfde mum plaats, en wordt altijd aangekondigd door dezelfde strepen roze en vuurrood en het gelijkvormige zingen van mechanische, lichtgevoelige vogels die hier en daar in parken en tuinen zijn neergepoot. Ge•mporteerde echte vogels uit BOE negeren de koepeldageraad met hooghartig misprijzen en nu ik zelf een paar zonsopgangen heb gezien in de woestijn kan ik het ze niet kwalijk nemen.
De jaden blaadjes van de jadebomen in het Hulstpark glommen en blikkerden onder de roze hemel. Lange zwartgroene schaduwen kropen over de glooiingen, en een paar slierten kunstmatige grondnevel - reuze artistiek - dampten in kunstgrotten en boomgroepen.
Toen ik echter de westhoek naderde hoorde ik het geroezemoes al. Ik zal niet beweren dat m'n hart me in de schoenen zonk. Daar zat het al uren, vanaf het begin van m'n depressie, die was opgekomen vanwege het idee dat ik me aan het zwaard moest laten rijgen door die zwakzinnige van een Zirk. Maar een cryogeen gevoelen sloop mijn buik binnen als een koude slang die een eindje om is. Natuurlijk kon je er gif op innemen dat er een menigte was, gezien Zirks publieke openbaarmaking van onze plannen. Maar het leek wel of de halve stad opeengepakt zat in het park, en ik had echt geen zin om een schouwspel te zijn ten overstaan van veertig miljoen sensatiezuchtige twalldraps.
Ik sloeg de met zorg gebeeldhouwde laan in die naar de westhoek leidde en had de zon nu in de rug. En op dat moment kwam Doval, Zirks Jang-vriend van buiten de kring, tussen de bomen uit gewipt, blakend van enthousiasme en zelfverheerlijking.
`Attlevey,' teemde hij. 'Heb je je zwager?'
`M'n zwaard. Jazeker.'
`En je secondanten?'
Ik keek hem zuur aan. Zirk had er echt op gestudeerd. `Nee.'
`Nou, maar je moet secondanten hebben,' zei Doval. 'Zirk heeft ze wel.'
`Mag ik raden?' zei ik. 'Jij en Hergal.'
`Kley en Hergal,' verklaarde Doval verwaand.
`Vrouwelijke secondanten zijn over het algemeen niet eens toegestaan,' zei ik. 'Niet als Zirk de oude gebruiken echt nauwkeurig wil volgen. Of is Kley soms gewisseld?'
`Nee,' zei Doval. `Ze staat gewoon te kwijlen om jou te zien opensnijden.'
Wat is ze toch lief,' zei ik.
We liepen samen de laan door, terwijl Doval mijn scherpgeslepen zilverstalen zwaard bekeek met een minachting die zijn belangstelling maar gebrekkig verheelde. De huisrobots, die met een beetje herprogrammeren hier en daar reuze veelzijdig zijn, hadden het gisteren voor me vervaardigd. Ze maakten al wreks lang mijn kleren en de rest van mijn uitrusting.
`Is Danor er niet bij?' informeerde Doval.
`Heb je wat aan je ogen, Doval?'
Danor was zo bleek en gespannen geweest dat ik gisteravond een licht slaapmiddel in haar goud-op-sneeuw had gedaan en haar slapend had achtergelaten. De zwaan zat stevig aan het bed verankerd met zijn snavel centimeters diep in een bord met zwane-eten.
Het lawaai van de menigte was intussen erg indrukwekkend geworden en toen we tussen de bomen uit kwamen, de open plek op, die Zirk had uitgekozen voor ons duel, zag ik mijn angstigste voorgevoelens bewaarheid.
Het grootste deel van de toeschouwers was Jang. Giechelend en glinsterend, duwend en trekkend en pillen slikkend, wat een bekoorlijke aanblik! De lucht wemelde van hun bijen die spiegels aandroegen en sigaren en wijn en maaltijden en troeteldieren. En om de zoveel tijd ramden twee bijen elkaar en regende het Zaligheid en schelblauwe trappelende troeteldieren op de menigte beneden. Zirk, Hergal, Doval en Kley hadden hun bijen opgetrommeld om samen een tijdelijke omheining op te trekken, die de menigte van de open plek moest weghouden. Aan de noord- en oostkant lagen een paar terrassen, zodat ze het allemaal heel goed zouden kunnen zien; verdomme.
Zirk zelf zat op een grote platina zetel, tot aan het middel ontkleed. Kennelijk was hij ergens het rechte spoor bijster geraakt in zijn geschiedenisstudie, want hij droeg een nogal eigenaardige helm, en bronzen beenplaten en zo. Moet ik nog zeggen dat hij er magnifiek uitzag? Want dat was wel zo. En volslagen idioot op de koop toe. Kley, in goud met stekels en met vergulde drakenkoppen over haar tepels geplakt, stond hoogstpersoonlijk Zirks zwaard te slijpen, dat de vonken er afsprongen. Hergal lag loom in de schaduw, aantrekkelijk verveeld. Ik zag dat hij al die omhaal nu al betreurde - was ik zoveel moeite wel waard? De rest van de kring was er ook. Thinta in lichtgroene doorkijk met een stuk of wat poezen ; Mirri, voor de verandering nu eens mannelijk, zeer nadrukkelijk getrouwd met Thinta opdat ik het maar goed zou zien. Ik bespeurde zelfs Hatta, in een logge scharlakenrode beweging tussen de glazen sierheesters.
Doval liep opschepperig naar Zirk toe en zei iets. Zirk grinnikte. Hergal geeuwde. De kring dromde samen en wierp vanuit hun knusse samenzijn blikken op mij. Toen maakte Mirri zich uit het groepje los en kwam op me af.
`Ik heb toegezegd secondant te zijn voor je, aangezien je er geen hebt, twalldrap.'
Hatta, die op zijn drie benen aan kwam gedriehinkt, zei: 'En ik ook. Je kunt ons nog nodig hebben.'
`Ik?'
`Zirk snijdt je aan reepjes,' zei Mirri terwijl hij zijn snor speels opdraaide. 'Dat wordt dus een pijnlijk poosje voor je in Limbo bent.'
Iedereen leek er zo van overtuigd te zijn dat Zirk me af zou maken, dat ik me nu toch wel met een tevreden zucht had mogen ontspannen om de loop der gebeurtenissen over me te laten komen. Maar ik hela. nooit zo van pijn gehouden - om je de waarheid te zeggen ben ik een gierende lafaard wat dat betreft - en ik zag me al langzaam en martelend doodbloeden op het zijdegras, terwijl Kley of zo de robotbestuurde reddingsvliegtuigjes om de tuin leidde om te zorgen dat ik het maximaal voor m'n kiezen kreeg. Je kon ze natuurlijk nooit echt bedotten, en uiteindelijk zouden ze me wel komen redden; dat gebeurt altijd. Maar voor iemand die al naar de medicijnautomaat rent om zalf voor een nijnagel was het vooruitzicht niet erg aangenaam.
Wat ben je bleek,' zei Mirri. 'Bang?'
`Hou je kop,' zei Hatta. 'Als je zijn secondant bent, word je verondersteld achter hem te staan.'
Ik wil niet zeggen dat ik geroerd was door Hatta's trouw, maar zijn degelijke gevoel voor rechtvaardigheid gaf heel 't droemdik tafereel een vleugje humor mee.
Intussen was het Jang-volk aan het brullen en jouwen geslagen, dat we moesten beginnen. Zirk stond op en liet luidruchtig zijn spierbundels wippen. Doval, die ge•nstrueerd was over alle formaliteiten, kwam naar me toe en bood me wijn aan, die ik weigerde. Zirk spoelde zijn mond ermee en spuwde het vol brute kracht uit op de kwartsbloemen. Toen marcheerde hij naar het midden van de open plek en Kley bracht hem het zwaard. Het was een soort beenhouwer met hier en daar een hapje eruit dat eerdere (nooit gevochten) tweekampen suggereerde. Zirk had zich bepaald ingeleefd.
Met mijn bescheiden zwaard in mijn hand voegde ik me bij hem.
`Goed,' zei Zirk. 'Tot de dood dan. Akkoord?'
Hij was werkelijk bijna twee keer zo groot als ik en een paar mums lang wenste ik dat ik gedaan had wat hij had voorgesteld, en een nieuw hero•sch lichaam had laten maken in Limbo. Zijn zwaard zag er puur gemeen uit en de bloeddorst straalde uit zijn ogen. En daar stond mijn beminde kring te wachten en te hopen op mijn overlijden. Mijn ingewanden maakten een duikeling en ijskoud zweet bedreigde mijn voorhoofd. Maar ik knikte en glimlachte in geijkt theatrale trant.
`Ik ben gereed, fleup.'
En zwaard klonk op zwaard, zoals dat heet. Eveneens trouwens op lucht en boomstronken - Zirks zwaard wel te verstaan. Ik was even vergeten hoeveel leniger de slanke po‘tische ik wel was, ten opzichte van deze met spieren dichtgegroeide afwijking.
Bovendien had ik de kunst zo'n beetje onder de knie, terwijl hij kennelijk meende dat hij alleen maar stevig naar me hoefde uit te halen om me na verloop van tijd van hoofd tot voeten te klieven. Hetgeen hij waarschijnlijk uiteindelijk ook wel voor elkaar gekregen zou hebben, als het aan hem had gelegen. Maar het lag niet alleen aan hem; niet helemaal. Er waren twee dingen gebeurd. De vaardigheid die ik had verworven in wrekslange schermoefeningen kwam automatisch weer boven. Ik merkte dat ik heel handig in alle richtingen pareerde en riposteerde in een zuivere reflex. En daarbij was mijn ongeëvenaarde lafheid omgeslagen in een vuurrood gevoel van kwaadheid, dat steeds hoger laaide naarmate ik langer tegen hem streed. Het leek helemaal niet op de nobele tweegevechtdromen die ik vroeger voor mezelf had geprogrammeerd. Ik beefde en grauwde gewoon van woede om hun kleingeestigheid, om de manier waarop ze hun kleinzielige gifzakjes over me hadden uitgeknepen. En misschien was ook iets van die oude woede over me gekomen, de razernij over heel onze levenswijze, onze zeden en onze oppervlakkige gedragscodes.
Het was vrij warm intussen en ik kon vaag het geschreeuw en gekrijs van de Jang-meisjes achter de afscheiding horen - maar alles scheen van kilometers verweg te komen.
En op dat moment houwde het scherp van Zirks slagersmes me diagonaal over m'n borst. Het beet door mijn hemd van fluweel en satijnstaal, en door mijn vlees.
Een ogenblik voelde ik geen pijn alsof mijn lichaam nog niet besefte wat ermee gebeurd is. En toen kwam de pijn, en hoe; een witte stekende zinderende pijn van mijn schouder tot onder aan mijn ribben. Het voelde alsof hij vlees en botten had blootgelegd, maar ik had gelukkig de kans niet dat ik keek. Bloed, mijn bloed, stroomde uitgelaten uit de wond, alsof het daar een eeuwigheid had zitten wachten op een kans om eens uit de omwikkeling van huid te breken, en nu blij gorgelend ervandoor ging, als kinderen op hypnoschool wanneer het middagpauze is.
Ik wist er genoeg van, om te vrezen dat hoe meer ik bloedde, des te minder kans ik had om Zirk te grazen te nemen. Nou, en dat was toch prachtig, dat was toch precies wat ik wilde?
Toen zag ik Zirks gezicht.
Het was strak getrokken, verkrampt. Het droeg een uitdrukking van schrik, van angst zelfs. Hij was een spiegel. Ik wist wat er met mij gebeurd was door naar hem te kijken. En ik begreep op dat moment dat ik hem zou doden. Wat ik ook deed, ik was niet meer te houden.
Ik weet niet hoe lang het nog geduurd heeft. Niet lang, denk ik. Vanaf het ogenblik dat ik mezelf m'n verlangen bekende scheen ik open te bloeien en vlam te vatten. Ik was me van geen gevaar meer bewust. Ik merkte naderhand dat hij me nog een keer of twee moet hebben geraakt, maar dat haalde het niet bij de eerste keer. Ik was nu bezig hem achteruit te drijven, zoals je een talmende huishoudmachine de muur in dwingt, terug, terug...
Plotseling botste hij tegen een boom aan. Hij maaide met zijn armen, haalde in het wilde weg uit, en miste, terwijl ik onder zijn arm doorglipte en zijn dijbeen doorstak. Hij schreeuwde het uit van pijn, een diepe brullende schreeuw die paste bij zijn omvang. Het leek een kreet uit de prehistorie, werkelijk, die heel de stad het zwijgen scheen op te leggen, laat staan de menigte in het Hulstpark. Ik had het erbij moeten laten, ik had hem daar kunnen laten doodbloeden, zoals hij naar ik vermoedde met mij zou hebben laten gebeuren. Maar het instinct dat me in zijn macht had was te grondig, te proper. Terwijl hij viel met rollende ogen en zijn mond strak weggetrokken van zijn tanden, stootte ik hem in het hart. Hij slaakte geen geluid meer, stortte slechts neer in het zijdegras als een kolos en zijn gewicht rukte me het zwaard uit de hand. Ik had zijn hart nooit kunnen bereiken als hij niet al op weg was geweest naar de grond. Hij was veel te groot.
Ze stoven ogenblikkelijk op me af, met hun allen.
Wat een gevecht,' zei Mirri terwijl hij me in mijn arm kneep, en ik zag zijn mannenogen zich al verkneukelen op de volgende vrouwelijke periode die hij met me van plan was.
Thinta en haar katten stonden te mauwen in mijn oren - die al duf begonnen te gonzen - van: `Oema, is alles goed?'
`Hij is fantastisch,' zei Kley. 'Die logge kneuter had geen schijn van kans.'
Zelfs Doval stond te slijmen: '0, wat was dat goed.'
Alleen Hergal was er niet, die zag groen en had zich teruggetrokken achter een boom. Ik kon me voorstellen hoe hij zich voelde. Ik had geen gevoel van triomf, alleen een akelige klamme beklemming, die verhoogd werd door de abnormale houding van mijn vrienden, laat staan het publiek, waarvan het grootste deel bezig was hysterisch, misselijk of in de wolken te geraken. Het bloedverlies kwam nu ook stevig aan, en ik kon elke mum mijn befaamde prestatie van twaalf wreks geleden herhalen door aan hun lovertjesvoeten in katzwijm te vallen.
In de lucht hoorde ik heel zwakjes het janken van robotsirenes van de reddingsploeg die op Zirk afstormde. De sirenes leken mijn longen vol te proppen en ze door mijn slapen naar buiten te willen persen. Toen zette een stevige massa zich tussen mij en de zwarte afgrond waar ik achterwaarts in dreigde te vallen. Een sterke hand greep me beet en door de rondsuizende zwarte sterretjes die bezit namen van mijn ogen werd ik een scharlakenrode aanwezigheid gewaar aan mijn linkerhand.
`Hou je maar vast aan mij,' zei Hatta met een stem zo vol samenzweerderigheid dat een zwak lachje door mijn geschokte lichaam voer. 'Of wil je liever mee worden gesleurd naar Limbo, samen met Zirks laatste lichaam?'
`Nee, dank je. Hatta, je bent wonderbaarlijk.'
Hatta wist me om te draaien en we begonnen ons een weg te banen naar de bomenlaan, bij de open plek vandaan. Zelfs Thinta probeerde blijkbaar niet om ons tegen te houden; misschien waren ze te zeer geboeid door het naderende Limbo-team. Ik was te ver heen om er iets van te zien of me iets aan te trekken.
Hatta, driebenig monster dat hij was, wist me redelijk overeind te houden, maar ergens in de bomenlaan ben ik denkelijk ter plekke neergestort, want het volgende ogenblik merkte ik dat ik over een onrustige ballonschouder bengelde, terwijl we met een stevig vaartje voortdraafden.
`Hatta,' mompelde ik, 'moet je nou zo hard lopen? Met twee benen is het al erg genoeg.'
`Je weet kennelijk niet,' zei Hatta, 'wat je zojuist hebt gedaan, wel?'
`Jawel, geloof ik.'
`Nou, als je het dan weet, dan begrijp je ook waarom ik zo hard loop.'
Het duizelde me van het hotsen dat onze wilde galop veroorzaakte. Ik voelde de wond van Zirks zwaard helemaal niet meer. Ik heb er waarschijnlijk iets over gezegd, want Hatta hijgde: 'Ik heb er wat opgesmeerd natuurlijk. En hou je nou stil.'
En de stilte kwam, zwart als de bergen van de woestijn, zacht als Danors haar.
Ik werd wakker en de zwaan zat op mijn buik en zong lieflijk: `Jij bent de heerlijke zon van mijn hemel.' Eerst vatte ik het op als een sentimentele uiting van bezorgdheid om mijn welbevinden van de kant van de zwaan, en was diep geroerd, tot ik me herinnerde dat dit deuntje zijn manier scheen te zijn om om hulp te roepen. Ik hees me overeind en ontdekte inderdaad dat hij met zijn leiband, die weer was stukgetrokken, in de poten van het bed verward was geraakt en nu bezig was langzaam te stikken Ik maakte hem met enige moeite weer los en hij beende ervandoor op zoek naar Danor of eten, of allebei.
De ramen waren bewolkt. Ik zette ze op helder. Buiten was het nacht, en de hemel blaakte van de sterren en de flitssignalen.
Ik voelde me weer bijna normaal, en door Hatta's snelwerkende zalf was mijn zwaardhouw volkomen genezen. Het kon dus achteraf niet meer dan een vleeswond zijn geweest, zij het een erge. Hatta had me kennelijk ook thuisgebracht. Een nobele daad, of misschien was hij alleen maar nieuwsgierig en/of op Danor uit. Ze waren geen van twee‘n ergens te bekennen, maar na een mum of wat, waarin ik opgedrongen robotborden met etenswaar afsloeg en zag dat de heremietschakelaar stevig was omgedraaid, hoorde ik hun stemmen buiten in de tuin.
Om een of andere reden - of misschien omdat het voor de hand lag - vermoedde ik dat ze het over mij hadden, dus sloop ik naar de deur en bleef daar tegen de post staan geleund.
Het was een vreemd gezicht, een azuren engel in gesprek met een rode ballon, en daar tussenin de zwaan die naar de koepelhemel staarde op een nevelige maar toch ook creatieve manier, alsof hij de geheimen van het universum trachtte te doorgronden.
`Het is toch raar,' zei Danor heftig. 'Zo stom, zo raar; net als alles trouwens.'
`Kan zijn,' zei Hatta, 'maar het feit blijft dat het een bevel is van de Commissie.'
`Het moet toch wel eens eerder zijn gebeurd,' zei Danor. 'Ooit eens.'
`Nooit, zeggen ze. Tenminste niet in de geschiedenis van de stad. Het begrip misdaad is al rorls geleden afgeschaft, dus nou weten ze niet wat ze ermee moeten. En dat betekent dat ze van alles gaan bedenken en dat betekent een onvoorstelbare stront.'
Versteld van Hatta's inzicht, rancune en kleurig woordgebruik, verscheen ik op het marmeren terras, waarop Danor schuldig opschrok.
Wat voor bevel van de Commissie?' informeerde ik.
Maar ze barstten allebei tegelijk los. Danor: 'Hoe kon je, om me zo achter te laten?'
En Hatta: 'Hoe lang sta je daar al?'
Ik zei: `Je was er genoeg in betrokken, Danor. Ongeveer één mum, Hatta. Ik herhaal - wat voor bevel van de Commissie?'
`Een bodebij van de Commissie kwam langs terwijl jij lag te slapen,' zei Danor. `Ze willen jou en ons allemaal morgenochtend vroeg in het Commissiehuis hebben, in de eerste Sector.'
Wat een verrassing,' zei ik. Het klonk me maar al te bekend in de oren. 'En hoe is het met Zirk?'
`Ze hebben hem gehouden in Limbo, ter observatie,' zei Danor. `Enig voor ze.'
`Je moet het serieuzer opvatten,' zei Hatta.
`Waar is dat dan goed voor?'
We staarden zwijgend naar het zwembad.
De zwaan wankelde op de rand af, maar Hatta joeg hem terug met zijn bizarre armen.
`Ik, eh, ik sta achter je hoor,' zei Hatta.
`Alsjeblieft, zeg,' zei ik. 'Ik heb al genoeg ellende aan m'n kop.' `0, oema...' zei Danor.
`Niks te o oema. Als hij morgen achter me staat in het Commissiehuis terwijl hij er zo uitziet, dan bestempelen ze hem meteen al als Eerste Klas Onaangepasterik, en wat heb ik daar aan, als ik vragen mag?'
`Klootzak,' zei Hatta, waardoor hij me opnieuw even van mijn stuk bracht want krachttermen, al zijn ze nog zo verouderd, zijn gewoonlijk niets voor hem.
`Niet van nature, Hatta, denk eraan. Heb je soms ook in de Geschiedenistoren gezeten?'
`Ik ben zowat overal geweest waar jij bent geweest, en je weet best waarom,' zei Hatta.
Ja, ik wist waarom. Hatta hield van me en op een keer, toen ik helemaal in de vernieling lag, en hij op m'n stoep arriveerde met haren als honing en een lichaam zo mooi als de morgenstond... ik hoefde de metaalband met de geschiedenis van twaalf wreks geleden maar op te zoeken, en ik wist heel dat trieste verhaal weer.
`Hatta, ga weg!' zei ik. En Hatta ging, zoals gewoonlijk.
`Je bent heel onaardig tegen hem,' zei Danor.
`Kam zou het zeker heel anders hebben aangepakt?'
Ze keek me aan.
`Ja, Kam wel.'
`Maar Kam was geen Jang,' zei ik. `lang, Jang, verrekte Jang.'
We zaten zwijgend een tijdje in de tuin en de zwaan zwalkte tussen de bloemen rond en viel van tijd om of zong: `De wild-witte bekoring van je haar, de warmpaarse bekoring van je ogen, ik word zo zaradann.'

Ik vroeg me af of ik mijn oude QR met het watertapijt nog zou zien, de arme ziel die me door mijn successieve ambities had heengeholpen - de anti-Jang wisseling, het zoeken naar werk, en mijn laatste plan om een kind te maken, dat in zulke verschrikking en ellende was ge‘indigd. Maar hij was nergens te bekennen. Misschien hadden ze hem moeten ontmantelen nadat hij zich met mij had beziggehouden - de belasting was waarschijnlijk aanzienlijk. Of misschien ontliep hij me gewoon - om dezelfde reden. Danor kwam met me mee, en dat had voor mij ook niet gehoeven. Ik verwachtte een grimmig halfuurtje.
We togen op de gebruikelijke manier door het Commissiehuis - ritjes door tunnels, vliegende vloeren, wachtruimtes - en kwamen ten slotte in een ronde, stugge, koude ruimte met oplopende rijen stoelen, die voornamelijk leeg waren, en een podium in het midden dat bijna vol was. QR's met treurig strenge gezichten zaten er opeengepakt, terwijl ongetwijfeld hun geheugeneenheden, en wat niet al, er op los ratelden en rammelden en snorden in hun gewrichten. De mensen op de stoelen waren allemaal Ouder, en hadden kennelijk een of andere wazige status bij het beleid van de Stadscommissie - ongetwijfeld alleen in naam dan. Langs de randen van het podium zat, als een opzichtig bloembed, zowat elke Jang in Vier BIJ die ik van gezicht kende. Om van mijn eigen kring maar niet te spreken. Kley - als vrouw, Mirri, als vrouw - had ze snel gedaan, waarschijnlijk weer een overdosering maal-tijdinjecties; Thinta, natuurlijk als vrouw, maar zonder katten - Hergal zelfs, als man, en neurotisch omdat hij hier moest zijn, wat hij probeerde te verbergen door er uitdagend nonchalant bij te gaan zitten; en, helemaal achteraan, een klein breekbaar parmantig schepseltje met tinkelend kristal en bleekroze satijnen lotusknopjes in haar haar die dezelfde exquise tint hadden als de uiteinden van haar melkklieren. Zirk!
Toen ik het zag barstte ik in rauw gelach uit, opgedraaid als ik was, zodat ze me moesten vasthouden. Danor trok me aan mijn arm, bijen suisden toe, QR's werden nerveus en Oudere Personen mompelden misprijzend. Een mannelijke Jang verscheen aan mijn zijde.
`Probeer jezelf in de hand te houden,' zei hij.
`Hou jij je graks in je hand,' voegde ik hem toe. Hij was niets bijzonders, grijs en plomp, een verbeeldingsloze willekeurige lichaamskeuze, maar tenminste zonder veelvoudige ledematen of hoofden, en niet vuurrood; het was Hatta, die was teruggekomen om mijn Steun en Toeverlaat te zijn.
`Dat is Hatta,' zei Danor.
`Dat weet ik. Wie zou het anders moeten zijn? Hoe kon je zo gauw wisselen, Hatta? Je dertig et waren toch nog niet om?'
`Ja, laat dat nou maar,' zei Hatta, gegeneerd door zijn onbaatzuchtige handeling; hij had een hekel aan zelfmoord. 'Ik vond het wel zinnig, wat je gisteravond zei.'
We hadden het podium nu bereikt, en werden van elkaar gescheiden. Ik bevond me pardoes in het midden - van alles, de zaal, de QR's, de Jang, iedereen. Geen benijdenswaardige positie.
Ik probeerde me te ontspannen, maar dat was moeilijk. Mijn spieren stonden strak en mijn huid trilde onder mijn omkringde dichtersogen.
Iedereen zat te gebaren en te fluisteren. Niemand dorst er iets hardop te zeggen. Ik keek ze eens aan en wierp toen een stralende welwillende blik om me heen. Wat leuk, hé?' zei ik met luider stem.
Daar keken de QR's van op, hetgeen ik ook wel gedacht had. Eentje in het midden, een belangrijk uitziend figuur in goud uitgevoerd, klopte op het tafeltje dat voor hem stond.
`Gelieve geen luchthartigheid ten toon te spreiden. Dit is een zeer ernstige situatie.'
`0 ja, afschuwelijk,' beaamde ik. 'Die arme Zirk, neergemaaid in de bloei van zijn leven, en vijf mums later weer terug, als opgevroren zijdebloem.'
Zirk sprong overeind en begon kwaadaardig tegen me te piepen, terwijl grote kristallijnen tranen opwelden in haar zwarte ogen. Andere Jang bemoeiden zich ermee en de gouden QR klopte maar en klopte maar tot er ergens een gong luidde en iedereen van verbazing ophield met schreeuwen.
`Dit onderzoek zal op fatsoenlijke wijze worden uitgevoerd,' donderde de QR enigszins optimistisch. Hij wendde zich tot mij.
`Jij zult ons verslag doen van hetgeen nu precies heeft geleid tot deze ongelukkige gebeurtenis waarvan slechts weinigen onder jullie klaarblijkelijk de betekenis begrijpen.'
`Prima,' zei ik. 'Op een dag toen ik voor de Zilverberg stond kwam Zirk - toen nog mannelijk en zo groot als een middelmaat museum- en sloeg me tegen de grond, waarna hij me uitdaagde tot een duel. Dat is...'
`Ja,' zei de QR. 'We hebben "duel" opgezocht in onze dossiers en we weten wat het is.'
`Ik stemde toe in dat duel en we vochten in het Hulstpark waar ik, dankzij mijn grotere vaardigheid en ervaring, wist te winnen. Zirk is nu tevreden in een nieuw lichaam geinstalleerd en alles is nu weer derisann, zou ik denken.'
`Dat is niet zo,' zei hij. 'En ook is dit geen volledig verslag.' Er klonk hier en daar gelach, dat de QR negeerde.
`0, nou, neem me niet kwalijk, hoor. Ik dacht van wel. Ik vergat natuurlijk te zeggen dat het park te dien tijde het gebruikelijke onge•nspireerde jadegroen was, en dat de koepelzon op zijn gebruikelijke achterlijke manier bezig was op te komen, en dat de koolzuursneeuw heel aardig om ons heen nevelde. Is dat beter?'
`Je houdt je rustig,' zei de QR.
`Zou ik maar niet op rekenen.'
`Je houdt je rustig, of we leggen je het zwijgen op middels een hypno-verstuiver. Eén van tweeën.'
`Ik zal me wel rustig houden.'
`jang Zirk,' zei de QR, 'misschien wil je ons jouw versie vertellen.'
Zirk stond weer op, onvast balancerend op haar pietepeuterige voetjes in haar zilveren muiltjes. Ze bette haar ogen en zei, nu met omfloerste stem: 'Ik begrijp nu wel dat het reuze selt, eh, dom van me was. Maar ja ik, eh, ik raakte uit mijn hum.' Ze giechelde als een klokkenspel. Denk eens aan, Zirk die uit haar hummetje raakt! 0, wat malletjes toch!
`Ik verzoek het woord,' zei ik. Ze keken me aan. 'Als Zirk zo doorgaat, kots ik heel die mooie witte zaal van jullie zodadelijk onder.'
Ik had het niet moeten doen, maar ik was niet meer rationeel. Gegiechel klonk op, Zirk stampvoette en viel bijna om. De volgende seconde daalde een koele regen op me neer, afkomstig van een bodebij boven me, en werd ik slap en sprakeloos; alleen mijn ogen en oren en hersens bleven werken, iets waar ik best buiten had gekund.
En Zirk ging toch door.
`Het kwam gewoon omdat hij zo tegen ons gelogen had, en Danor had meegenomen. Ik bedoel, we wilden allemaal z— graag Danor verwelkomen! En dan nog niet trouwen ook! Het is toch schokkend als je je niet aan de Jang-gewoontes houdt. Nou, en toen werd ik toch z— kwaad,' - wimpers knipperden en het mondje pruilde - 'en toen ik hem tegenkwam kon ik me gewoon niet meer bedwingen. Jemineetje. En we zijn in het verleden toch zulke minnaars geweest, hij en ik. Ik weet niet hoe vaak dat we getrouwd zijn geweest en samen liefde hebben gedaan. 0, nou dwaal ik weer af. Hoe dan ook, ik wou alleen een vriendschappelijk vechtpartijtje. Maar hij werd zaradann - echt zaradann weet u. Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt.' Zirk sloeg haar rozenagelige handjes ineen en zuchtte van de schrik. 'En hij heeft me genadeloos neergestoken.'
Iedereen kwam aan de beurt, na Zirk.
Thinta zei dat ik altijd al labiel was geweest, maar dat dat mijn temperament was en dat ik het goed bedoelde. Ze hoopte dat de Commissie zou beseffen dat ze een goede invloed op me had uitgeoefend en dat ze altijd had geprobeerd te zorgen dat ik niet in moeilijkheden raakte.
Kley zei dat ik een pak slaag moest hebben en bood aan dat te verzorgen.
Mirri zei dat Zirk me had verwond en dat ik heel eerlijk had gevochten. Ze zei dat ik gek was maar dat het haar niet kon schelen. Ze zei dat Danor me had verleid tot domme en onnadenkende handelingen en dat de Commissie haar terug moest sturen naar BAA.
Hergal zei dat ik Zirk weloverwogen had gedood (hij was de eerste die het woord 'doden' in de mond nam). Hij voegde eraan toe dat Zirk erom gevraagd had, en dat hij mij te grazen zou hebben genomen als hij had gekund. Toen vroeg de Commissie naar de eerdere uitdaging die ik tegen hem had geuit, en Hergal deed het tot in details uit de doeken. Hij zei dat ik overwegend vrouwelijk was en dringend een geslachtswisseling nodig had, en meer was er niet met me mis, en kon hij nou gaan, want hij was het zat, hier. De Commissie zei nee.
Danor zag even bleek als ik m'n huid had ontworpen en was verrukkelijk. Ze zei kalm dat het een gezamenlijke beslissing was geweest om samen weg te gaan en liefde te doen zonder te trouwen. We hadden niemand van streek willen maken. De Commissie vroeg of zij niet een hele tijd had vertoefd bij een Ouder Persoon in BAA zonder te trouwen, en of de Commissie daar hen niet had geadviseerd om uit elkaar te gaan. Ik zag hoe haar handen trilden toen ze antwoordde dat het inderdaad zo was, ja, terwijl ze hen recht aankeek en haar stem niet liet dalen. De Jang snakten naar adem en slaakten kreten van verbazing om zoveel lef en viezigheid tot de gong hen tot stilte maande. De Commissie zei dat haar gedrag eigenaardig was en ongewoon a-sociale tendenzen vertoonde. Danor gaf geen antwoord, maar toen ze ging zitten deed ze haar ogen dicht, alsof ze heel erg moe was.
Hatta zei dat mijn eerste uitdaging aan Hergal een grapje was geweest, en dat Zirk stom was. Hij zei dat Zirk van plan was geweest me te doden (andere Jang ondersteunden dat later, en herinnerden aan Zirks dreigementen voor de Zilverberg). Hatta zei dat ik niet van plan was geweest Zirk te doden, en hem alleen buiten gevecht had willen stellen, maar dat Zirk op mijn zwaard was gevallen. Daarop kwam protest.
Doval zei dat ik fantastisch was met dat zwager, en dat ik precies had geweten wat ik deed, toen ik Zirk zijn vet gaf. Doval zei tevens dat hij hoopte dat de Commissie een geregeld vermaak zou willen maken van het duelleren in het park, en het gebrul van verrukking overstemde zelfs de gong.
Diverse Jang-meisjes van buiten de kring zeiden dat ik fantastisch was, en diverse Jang-jongens van buiten de kring zeiden dat ik niet kwaad was, als ik vrouwelijk was. Een jongen zei dat als ik ooit bij zijn kring in de buurt kwam, hij tegen me vechten wou in het Hulstpark en het dan beter zou doen dan Zirk.
Alles bij elkaar zei iedereen min of meer wat anders, en was niemand het eigenlijk ronduit met een ander eens over mij, noch over wat ik gedaan had.
Ondertussen waren er zo'n negenduizend maaltijden voorbijgegaan en de Jang riepen luidruchtig om eten. Zelfs de pompeuze Oudere Personen keken ongedurig.
Ten slotte kondigde de gouden QR aan dat we hiernaast voedsel zouden aantreffen, maar dat we over een uur terug moesten komen wanneer we de gong hoorden. Eerst dacht ik dat ze me in mijn bespoten staat zouden laten staan, heel alleen zonder eten, maar een bij vloog over en schoot me ergens mee vol, en ik krabbelde overeind, weer volledig baas over mezelf.
Ik pakte Danors hand terwijl de menigte voor ons uit dromde. 'Ik kan je niet zeggen hoe het me spijt,' zei ik.
'Zeg het dan maar niet,' antwoordde ze zachtjes, glimlachend: Danor als altijd.
Grijze Hatta kwam naar ons toe.
`Je had ook moeten doen wat ze zeiden,' was wat hij voorspelbaar tegen me zei.
We liepen verder naar een vrolijk geel vertrek waar de Jang met schrille kreten aanvielen op notenbiefstuk, wijncake en rots-kersjes. De Oudere Personen waren naar een rustiger oord getogen om zich vol te proppen.
Wat zou je willen eten, Danor?' vroeg Hatta beleefd. `Niks, dank je wel.'
'Ik ook niet,' zei ik.
`Maar je moet wat eten,' zei Hatta belerend.
Op dat ogenblik kwam Zirk aangezweefd met een stuk of twee mannen belangstellend achter zich aan. Allebei vertoonden ze een sterke gelijkenis met Zirks mannelijke lichamen, een vreemd verschijnsel dat ik al eens eerder hier en daar had opgemerkt. Misschien willen mensen eigenlijk alleen maar liefde doen met zichzelf.
'Attlevey,' zei Zirk tegen mij terwijl ze haar pastelkleurige oogleden neersloeg. 'Ik hoop toch zo dat je die droemdikse dingen die je zo‘ven over me zei niet echt meende, oema. Als die hele nare toestand voorbij is dan kunnen we misschien eens een afspraak maken en er eens over praten, niet; wat vind je ervan?'
`Zirk; zei ik, 'je mag nu zwemmen in het parfum en kristal met een middeltje ter dikte van mijn pols, maar als je niet gauw maakt dat je wegkomt, giet ik de dichtstbijzijnde kan zilverlikeur pardoes in je decolleté leeg.'
`Nou, nou!' basten Zirks metgezellen. Ze begonnen met hun tientonsvuisten te maaien, toen Mirri zich tussen hen in drong. 'En jij !' schreeuwde ze tegen Zirk, 'bent nog veel erger dan zij,' waarbij ze op Danor duidde. 'Hoe heb je faratoem nog-an-toe het lef!' En ze smeet een schaal rotskersjes in Zirks gepoederde gezichtje en begon haar krullende blonde lokken met handenvol tegelijk uit te trekken, terwijl Zirk erbarmelijk kreet.
Zirks twee voorvechters trachtten haar te ontzetten, waarop iemand die Mirri wel aardig vond aan kwam stuiven om haar weer bij te staan. Al gauw was het één grote chaos.
Danor, Hatta en ik dropen, voor één keer eens eensgezind, af naar de zijlijn terwijl een ongelofelijk Jang-gevecht uitbarstte, in alle richtingen tegelijk. Sommige Jang waren voor Mirri, andere voor Zirk. En weer andere leefden zich gewoon uit. Noten, koekjes en schuimende likeur vloog door de lucht terwijl gekrijs en gerinkel weerklonk.
Plotseling verscheurde een sirene het kabaal. Een versterkte QR-stem bulderde: 'Houdt ogenblikkelijk op met vechten anders worden jullie bespoten.'
De gewelddadigheid stokte en kwam langzaam tot staan. De Jang stonden verwezen om zich heen te kijken, met hun kleren aan flarden en hun gezicht onder de blauwe plekken en het sinaasappelgruis.
`Willen jullie nu teruggaan naar de Zaal van het Onderzoek, en daar zwijgend plaatsnemen.'
Het was net de hypnoschool. Hetgeen gezien de recente capriolen niet zo verwonderlijk was.
Iedereen kwam gedwee teruggelopen, en ging zitten, onderwijl heimelijk hun doorkijk afborstelend en cake plukkend uit hun sieraden. De QR's zaten nog op het podium, maar een blik van volstrekt afgrijzen had bezit genomen van hun gelaatstrekken. Ze waren bang geweest tot en met - niet voor hun eigen veiligheid, want daar voorziet hun programmering toch niet in, maar om ons, om wat we elkaar misschien konden aandoen.
Toen alles zo stil was geworden dat je de stof-absorbeerders kon horen ruisen in het plafond, kwam de gouden QR overeind en keek mij aan.
`Wij zijn tot een besluit gekomen,' zei hij.
Tot op dat ogenblik had ik, ondanks het voorbehoud dat ik prompt zelf in de wind had geslagen, niet al te veel belang gehecht aan de hele situatie. Het was alleen maar zo erg omdat het zo saai was. Stadsbesturen van robots en androïden, die speciaal ontworpen waren om de gemeenschap te dienen, maakten uiteindelijk zoveel indruk niet. Ik had niet verwacht dat ze iets ingrijpends zouden doen, alleen een slechte aantekening te meer in mijn dossier en een of andere kinderachtige berisping en misschien een tijdelijk verbod van het een of ander; vijftig ets lang geen park meer in of zo. Gestraft werd er nooit en boetes waren van de baan. De enige keren dat ze macht uitoefenden was het, hoe ergerlijk het ook was, toch altijd voor onze bestwil bedoeld.
Maar iets in de sombere toon van de QR deed withete vonken opdwarrelen door mijn ingewanden.
`We willen dit zeer duidelijk stellen,' zei de QR terwijl hij om zich heen keek naar de Jang-getuigen. 'Het begrip misdaad werd lang geleden afgeschaft, en het is dus niet makkelijk voor ons geweest om te bepalen wat ons te doen stond. Wij hebben begrepen dat de Jang Zirk de aanvallende partij was in deze, en dat hij, ware de uitkomst anders uitgevallen, nu degene zou zijn die op de plaats van de Beklaagde zou zitten.' Geroezemoes bij die term: Beklaagde. De QR vervolgde: 'Desalniettemin is, zoals onder de oude wetten die aan onze huidige data voorafgingen, de feitelijke Moordenaar degene die de straf dient te dragen.'
Geen zuchtje bij die tweede term. Hij trof te diep, als het zwaard dat ik had gevoerd. Moordenaar. Ik had gedood, en daarom was ik een...
`Tevens hebben wij, met gebruikmaking van zekere telezoom-beelden die in het Flitscentrum waren opgeslagen, het gelaat van de Beklaagde gedurende het gevecht bestudeerd. Zeer onmiskenbaar was daarin hét verlangen om te doden aanwezig.' De QR wendde zich weer tot mij : 'Dit is iets wat zeer zelden voorkomt. Of was. Aangezien de dood niet meer bestaat, is het verlangen om te doden - stoelend als het deed op het denkbeeld zich van iemand anders te ontdoen - voor het overgrote deel verschrompeld. En waar dit niet het geval was, konden Paleizen van Avontuur en Droomsalons deze emoties in onschadelijke banen leiden. Nu heeft echter een van jullie iemand van het leven beroofd; niet zichzelf, zoals zijn goed recht is, maar een ander, en tegen diens wil. En mogelijk heeft dit nieuwe idee al postgevat in veler gedachten. Kijk naar de gewelddadigheid die jullie ontketend hebben, kijk naar jezelf. En al kan iedereen die binnen het stadsgebied wordt vermoord ogenblikkelijk worden teruggewonnen in Limbo, zoals bij een zelfmoord, dat doet niets af aan het vreselijke van een Moord, en op dit uitgangspunt hebben wij ons vonnis gebaseerd. Blijf maar liever zitten,' voegde hij eraan toe tegen mij, en heel meelevend ook, waaruit ik opmaakt dat ik een poging moet hebben gedaan om overeind te komen, maar mijn benen waren helemaal slap geworden en het wou niet.
`Er wordt een keuze voorgelegd,' zei hij. 'Denk er alsjeblieft zorgvuldig over na. Je krijgt daartoe drie ets de tijd. Ten eerste kun je je bij Limbo vervoegen om Persoonsontbinding te ondergaan. Zoals je weet houdt dit in dat je bewustzijn wordt verduisterd en dat je geheugen wordt schoongeveegd. Zoals gebruikelijk zul je over drie rorls weer tevoorschijn komen en het leven in de steden kunnen hervatten, ongehinderd door schuldgevoelens, of door de a-sociale aandriften die zich in jou hebben ontwikkeld, want dit jongste voorval is slechts een culminatie van vele verdachte overtredingen, waarvan er een, zo mogen we in herinnering brengen, de vernietiging betrof van je eigen ongeboren kind door schandelijke dwaasheid van jouw kant. Wanneer je de PO verlaat, zul je een geheel veranderd ego bezitten. Je zult opnieuw beginnen in de kindfase, zoals algemeen gebruikelijk met een QR-voogd, en je zult alleen weten dat je teruggekeerd bent, maar je niets kunnen herinneren van dit tijdperk, noch van je huidige persoonlijkheid. Normaal gesproken wordt PO slechts toegepast op mensen die al vele rorls hebben geleefd, en de behoefte gevoelen de mentale belasting van een zo lange leef-tijd van zich af te werpen. In jouw geval wordt het beschouwd als hoofdvoorwaarde, indien je ingezetene van de Vieren wenst te blijven.'
Er klonk geen geluid in de grote ronde zaal. Ik kon zelfs het kloppen van mij eigen hart niet meer horen; als dat er nog was tenminste.
De QR kneep zijn ogen samen, alsof het hem pijn deed, wat hij tegen me zei.
`Een alternatief voor het zo spoedige verlies van je identiteit en je persoonlijkheid, is het volgende: dat je over vier ets de koepel verlaat en in ballingschap zult verblijven in de woestijn, en dat de toegang tot Vier BIJ, BAA en BOE je voor de verdere duur van je natuurlijke bestaan - hetgeen tot een rorl zou kunnen uitlopen - ontzegd zal zijn. Je zult natuurlijk worden voorzien van alle middelen van bestaan en gemakken waar je om verzoekt - binnen redelijke grenzen. Ook zal je voor je vertrek een laatste lichaamswisseling zijn toegestaan, opdat je een lichaam kunt ontwerpen dat het best is toegerust voor jouw behoeften en omstandigheden. Daarbij zul je steeds worden gecontroleerd en wanneer je medische of functionele hulp mocht behoeven zal deze worden verschaft. Verder is je geen contact met de stad of enige ingezetene toegestaan. De nadelen die aan dit alternatief kleven zijn legio, zoals je zult begrijpen. Het gevaar van eenzaamheid, of angst. En naarmate je lichaam langer leeft zal het oud worden; een onaangenaam proces dat niet is aan te raden. Ten slotte zal mits je niet eerder zelfmoord pleegt, een natuurlijke dood je leven be‘indigen, waarna de stad je zal opeisen en alsnog PO wordt uitgevoerd, opdat je uiteindelijk weer terug kunt keren in de maatschappelijke structuur van Vier BIJ.'
Hij sloeg zijn handen over elkaar.
`In beide gevallen komt er voorgoed een eind aan je huidige relaties, intiem of anderszins. Wanneer je weer terugkeert, over drie rorls of meer, zullen je tijdgenoten zelf mogelijk al vrijwillig tot PO zijn overgegaan, en zo niet, dan zul jij je ze toch niet meer kunnen herinneren in je herrezen gedaante, en zij jou niet. Niemand die hier op het ogenblik aanwezig is, zul je ooit weer vriend of minnaar noemen in de toekomst.'
Plotseling werd de zware stilte doorbroken. Een Jang-meisje huilde gierend dat ze me dat niet konden aandoen, dat het afschuwelijk was, ondenkbaar! Ik geloof dat ik ooit eens, een wrek terug, een et met haar getrouwd was geweest.
`Deze keuze,' zei onze leraar waarmee hij haar het zwijgen oplegde, 'is de enige die je open staat. Een andere weg is er niet. Je zult je er bij moeten neerleggen en je keus moeten maken. Rorls geleden zou jij zelf de dood hebben verdiend - een echte en totale dood ; vernietiging als straf voor je euveldaad. Wij hebben ge tracht te handelen voor jouw bestwil, zowel als in het belang van de gehele gemeenschap, en dat heeft ons zeer veel energie en tijd gekost. Je krijgt drie ets, niet meer, niet minder. Stel orde op zaken en overweeg je plannen met zorg. Wat de rest van de Jang in deze zaal betreft, wij hopen dat jullie deze waarschuwing ter harte zullen nemen. Gelieve nu naar huis te gaan.'

Ze haastten zich langs me hen alsof ik de builenpest had. Dat klopte.
Thinta en Mirri liepen te huilen en zelfs Kley griende. Hergal zag er net zo misselijk uit als in het park. En Zirk ook. Die dacht er natuurlijk aan dat aan haar de keuze zou zijn geweest in plaats van aan mij, als ik niet zoveel beter had kunnen schermen.
Ook de QR's slopen weg, en de Oudere Personen. Ten slotte bleef ik alleen achter met Hatta en Danor.
Ik vroeg me versuft af of Hatta nou 'zei je wel' zou zeggen.
Maar nee. Hij staarde voor zich uit. Ik was vergeten dat hij van me hield, of zich dat althans verbeeldde. In zekere zin was het voor hem een even verpletterende slag, want hij zou me nu kwijt zijn voor altijd en eeuwig.
Danor legde haar gezicht tegen het mijne. Er liepen geen tranen over haar wangen, maar het verdriet hing om haar heen als een rokerig parfum.
`Danor; zei ik, 'hou me vast. Laat me niet los.'

Ja, en natuurlijk gaf ik een feest. Dat was onvermijdelijk. De overtrokken reactie die uiterste nood je opdringt.
Bovendien had iedereen voorspeld dat ik een feest zou geven. Ze voorspelden ook dat ik op het hoogtepunt van de festiviteiten en de uitspattingen van het dak zou springen of in het zwembad zou duiken zonder zuurstofinjectie en zonder te zwemmen, of misschien, als ze echt boften, mezelf zou besprenkelen met Zaligheid en een lont zou aansteken in mijn oor. Zo hoorde je je per slot van rekening te gedragen en niet anders. Want er was maar één antwoord mogelijk op de keuze die me was voorgelegd: sterven en mijn ziel laten vermorzelen door Limbo, dat wil zeggen, branden karakterloos schoon laten poetsen. Drie rorls vergetelheid, gevolgd door een tweede jeugd en een permanent geheugenverlies, vormden een ijselijk lot voor een Jang, een verpletterende klap waar niemand over repte, maar waar ze allemaal aan moesten denken, dat zag je aan de manier waarop het bloed wegtrok uit hun gezicht. Maar die andere mogelijkheid, ballingschap en wanhoop in de duinen, zonder gezelschap tot het eind van mijn dagen, terwijl ik droog werd als het zand, krakerig en uitgebleekt als de cactussen, en overal, overal die ruimtevrees - nooit, nooit! Als ik die mogelijkheid in een aanval van meesterlijke verstandsverbijstering zou accepteren, zou ik er toch binnen een kwartwrek een einde aan maken. Nee, het kon beter nœ een grandioze opzienbarende zelfmoord worden. Verlaat het toneel onder luid gedruis, laat ze allemaal maar eens zien wat voor vlees ze in de kuip hadden gehad...
Ze waren zo benieuwd wat ik zou doen, zo gefascineerd door het idee van mijn makaber afscheidsfeest, dat ze hun afkeer van mijn besmettelijk noodlot vergaten of terzijde legden, en van zonsopgang tot zonsopgang kwamen toe gestroomd.
Ik vroeg me af of een van mijn makers (of allebei), die ik vele manen geleden voor het laatst had gesproken, me op zou roepen om afscheid te nemen of zoiets. Wat dan ook. Maar nee. Waarschijnlijk zaten ze allebei in BOE of BAA en hadden ze het niet gehoord, of beseften ze niet dat dat hun kind was, tot het te laat was.
Veroordeeld als ik was, voelde ik me leeg, zonder kern. De eerste en tweede et van de drie die ze me hadden toebedeeld, werd ik wakker met een gevoel van blinde graaiende doodsangst. De tweede et huilde ik en Danor huilde met me mee.
Ze vroeg me of ze weg moest gaan maar ik zei nee. Ik had haar nodig, of misschien verbeeldde ik me dat maar, en ik weet niet waarom, want het hielp niet echt hoewel ze heel teder en rustig was. De zwaan waarde rond en pieste overal op en viel telkens ergens in. De zwaan redde ons een beetje, maar niet meer dan een beetje. Ik regelde dat Danor mijn huis zou krijgen nadat ik... niet langer daar resideerde.
Een ding was uitstekend: alles wat ik kocht was gratis, inclusief de extra grapjes voor het feest. De Commissie zal wel begrepen hebben dat ik onder de gegeven omstandigheden niet in staat was nederig dankuwel te kwelen in een betaalhokje.
Vrijwel alle Jang in Vier BIJ zijn waarschijnlijk op dat feest geweest; daar zag het tenminste wel naar uit.
Het was mijn laatste nacht in de wereld en ik had genoeg extase geslikt om een klein model ruimteschip mee te lanceren. Ik was volslagen verdoofd, voelde niks meer; zelfs hetgeen me te wachten stond leek er onbelangrijk door, ja, bijna draaglijk. Nou ja, wat deden drie rorls er toe? Er kwamen wel nieuwe Danors. En hypnoschool viel best mee, je merkte er meestal toch niks van en ik zou die QR-voogd van me wel even een promokfiguur laten slaan. Mijn ego zou gewoon terugslaan door al die hersenspoeling en bewustzijnsverduisering heen; gewoon, op een of andere manier. Ik was toch onverbeterlijk? Nou dan. Drink uit dus en slik je mooie pilletjes en vaarwel, Danor, ik zal je missen en vooral je mooie... nee, vergeet dat maar liever, vrindje, als je over drie rorls opnieuw als kleuter moet beginnen.
De paniek vond plaats in de Maantuinen in de tweede Sector. Blauwe en groene vlamballen van onthit vuur verlichtten bosschages van filigreinbomen. De fonteinen spoten blauwe wijn en hier en daar glinsterde een draak of wat uit BAA, en androide vrouwen uit BAA zongen met zoete kelen terwijl planten uit hun hoofden opschoten en in bloesem uitbarstten. De hemel wemelde van de Jang die op sterrenvogels reden, en was vol regenbogen en goud-geparfumeerde regen.
Wij zongen ook, aan de lange tafels gezeten: bijna alle braak-verwekkende Jang-hits, en we brachten ze met hartstocht en oprechtheid. Ik speelde met het idee mijn polsen door te snijden in de antieke stijl van prinsen die aan feestmalen gezeten zelfmoord pleegden, maar ik besloot dat ik te verdwaasd was van de extase om het goed te doen en liet het idee verder varen. En toen kwam Het Spel van de Dood - een kleine vertoning die ik die avond bedacht had om ze allemaal de koliek op het lijf te jagen.
Ik had het ontworpen met behulp van een gedachten-ontvankelijk scherm, eenzelfde systeem als de Droomsalons en de Kijkvisie toepassen. De verkregen montage werd driedimensionaal boven de Maantuinen geprojecteerd, en het was me een grimmig en grandioos spektakel.
Zes paar dansers, zes mannen en zes vrouwen, in smaragdgroen en scharlakenrood fluweel met een kapsel van gouden kwastjes. Ze dansten en omhelsden elkaar, ze boden elkaar geschenken aan en glimlachten elkander toe. Dan kwam de Dood, de Ego-dood van de PO uit Limbo. Het was een zwartgeglazuurde worm en zijn kop bestond uit een witte schedel. Hij drong zich tussen hen in en wierp hen ter aarde met zijn kronkellijf. Ze lagen op het gras als gebroken bloemen terwijl de worm lachte en een versje zong dat ik zelf had gemaakt; hij vertelde hoe goed de Ego-dood toch wel was voor hen en voor de gemeenschap. Ik moet behoorlijk in extase zijn geweest toen ik dat liedje bedacht. Het was heel raar, verward, en verbazend bitter en schrikwekkend, en je zag op vijftig pas afstand de Jang al verbleken. Toen klonken er belletjes en de gevallen dansers stonden op. Ze bogen voor de worm en bleven maar doorgaan met buigen tot ze gekrompen waren tot de afmetingen van kleine kinderen. Ze wisten niet meer wie ze waren en wie de anderen waren, hun vrienden en minnaars, maar holden achter de worm aan met blinddoeken voor hun ogen en kusten zijn spekvette staart.
`Dat is het,' zei Hergal tegen me. Hij en Mirri zaten elkaar te troosten. 'Dat is het wel helemaal, hé, oema van me. Blinddoeken en twalldrap-wormen, nog an toe!'
Thinta lag in een fontein van Zaligheid te mauwen en Kley was als man gekomen, pathetisch en geremd en met rode ogen. Hatta bleef me maar inschenken, wijn met de kleur van saffieren. 'Drink leeg,' zei hij steeds wanneer ik even verzaakte. 'Neem nog een pil.'
Als Zirk ook gekomen is, heb ik hem niet gezien. Of haar. Plotseling was het al heel laat, ongeveer twee uur voor het ochtendgloren en ik had de Jang teleurgesteld door geen zelfmoord te plegen, hetgeen me op een ellendige manier opvrolijkte. `Danor; zei ik. `Ga mee naar huis. Voor de laatste keer.'
En zo gingen we. Over de Peridot Waterweg in een open boot, de lichte trappen op, onder de anemoon door in de vestibule, die open en dicht ging. Voor de laatste keer.
Ik was zo doorgezopen en -geslikt dat ik niet wist of ik nog wel wat kon presteren, maar sommige van die pillen van BIJ zijn echt fantastisch, en een bleke vinger had al de hemel aangeraakt, toen we uiteindelijk gestild en zwijgend in elkaars armen lagen. En ik herinnerde me die nacht, zo lang geleden, toen we werden geteisterd door impotentie, en toen het zo vreselijk belangrijk had geleken.
Danor zei zachtjes: 'Ik heb genoten van wat we samen hebben gehad. Het heeft een heleboel voor me betekend, zo vlak na Kam. Het spijt me alleen zo...'
`Praat er nou niet over,' zei ik. 'Het is bijna zover.'
En toen viel ik in slaap, heel abrupt, alsof ik op die manier ontkomen kon aan hetgeen elke mum naderbij kwam.

Ik stond bij het graf van mijn beest. Mijn beest van zoveel wreks geleden. Mijn beest dat gestorven was bij het schokscherm de dag na de grote regenval, toen de woestijn had gebloeid. Stadsrobots van Limbo hadden hem op mijn verzoek begraven in het zand buiten de koepel, omdat ik het niet kon verdragen dat ze zijn lijfje, wit als een sneeuwbui, zouden verbranden in een keurig hygi‘nisch troeteldierencrematorium. Ik had nooit geweten waar de plaats van het graf was; ik was niet met ze meegegaan. Maar nu stond ik er dan.
Overal om mij heen de woestijn, en de stoffige wind die zachtjes waaide, maar ik merkte het nauwelijks. Want op het graf zat het beest in eigen persoon zich te wassen met een ergerlijk diepgaande concentratie. Toen keek hij naar me op, met enkele van z'n zes witte poten in opmerkelijke standen rond zijn kop omhooggestoken; keek me aan vanuit zijn oranje ogen.
'Je bent dood,' zei ik tegen het beest. 'Echt dood. Uitgewist.'
`Mijn lichaam is natuurlijk dood, ja,' zei het beest achteloos, 'maar wie heeft jou ooit wijsgemaakt dat dan meteen alles doodgaat? Hoe zit dat dan met dat ding waar ze in Limbo mee bezig zijn, dat wat androïden niet hebben, de levensvonk, de ziel? Tjongejonge, heb jij je eventjes laten inpakken.'
Natuurlijk had het beest nooit kunnen praten - mogelijk een van zijn grootste deugden. Zelfs nu scheen hij niet echt te praten, maar hoorde ik de woorden op een of andere manier, en ik stelde me voor dat ze van hem afkomstig waren.
`Waarom ben ik hier?' vroeg ik.
`Waarom zou je hier nou zijn, ja? Kennelijk blijf je veel liever in de stad zitten om te worden uitgepoetst of wat ook.'
`0, nee, dat is het niet. Ik ben alleen bang om wakker te worden, want dan moet ik erheen om het te laten doen.'
`Waarom doe je het dan? Het is toch maar een stelletje achterlijke quasirobots die proberen overal een antwoord op te verzinnen en zich prompt in hun bedrading verslikken. En wat jijzelf betreft, ben je dan alles vergeten?'
`Hoe had ik het anders kunnen rooien, als ik mezelf niet had gedwongen om te vergeten?' zei ik en ik begreep eerst zelf niet eens wat ik had gezegd.
`Uiteindelijk rooi je het alleen door jezelf te laten herinneren. Kijk maar.'-
En toen zaten we in de lucht in een vogeltuig, maar het was helemaal open zodat je alle kanten uit kon kijken, en de knarsende wind kon voelen en de geur van zand en rotsen ruiken kon, en van de wijde hemel.
Een donkere hemel, zelfs midden op de dag, een hemel van indigogroen, een hemel met een verblindende verzengende zon, een zon in de ruimte, en niet een mechaniekje dat ronddraait in een koepel, als een kinderspeeltje. Beneden ons lag het land, de bleke duinen, de zwarte bergen als speren, als torens, als burchten. Aan de horizon spuwde een vulkaan haar vuurrode pluim de lucht in; fel, onverzoenlijk en echt. Een wild land, een wreed land, een land dat je probeerde te vangen, je te bedelven onder een zandstorm, je te roosteren in de zon, je te bevriezen onder de sterren, je uit te drogen en te verstikken in z'n hitte met z'n lage zuurstofgehalte. Een land dat je uitgelaten en nederig maakt, in die ene et na de regen, als het kale zand schittert van groen en varens de bergen bespringen en hun flanken overspoelen als een golvende zee van vanouds.
`Hier ben ik!' schreeuwde de woestijn, luid van leven, want het leven was er nog steeds, wachtend, opgepot als zaad. 'Hier ben ik!
Ben je me vergeten? Vergeten, ondanks je dromen, je dromen over zon en regen en oude woestijnstammen die hier eens in mij rondzwierven met hun kuddes en hun eigenaardige zeden? Jij die jammerde en klaagde en het metaalband met gehuil en verlangen overdekte, kinderachtige twalldrap dat je bent. Nu heb je de kans om te bewijzen dat je meer kunt dan op je kont zitten en saffier-wijn drinken met tranen van zelfbeklag. Vooruit, vooruit, bind de strijd met me aan, ik zal je partij geven. Ik zal je verslinden als ik kan, maar ik doe het open en eerlijk, niet met woorden en donkere kweekbakjes in Limbo. Wees toch niet bang voor de dood en de ouderdom van de mens. Ik heb dat allemaal zo vaak gezien en ik ken het. Zand over de rotsen, meer niet. Kijk me eens aan, hoe oud en dood ik eruitzie, en zie me dan toch eens groeien, zie hoe ik leef. Vooruit. Kom naar me toe. Ik wacht op je.'
`Beest,' zei ik, 'ik ben je naam vergeten.'
`Namen?' zei het beest. 'Is dat het enige waar je om geeft?'
En hij beet me heel hard, zo hard dat ik met een schreeuw wakker werd.

Ik liep de hal van het Commissiehuis in de tweede Sector binnen en daar stond een grote zwijgende menigte nieuwsgierig te kijken. Bodebijen waren er ook en telezoomlenzen kwamen toegesuisd uit het dichtstbijzijnde flitscentrum, aangezien mijn tronie en ik opwindend nieuws waren, het eerste brokje drama sinds zestig rorls geleden of zo.
Wil je mij maar volgen,' vroeg een tactvolle QR. 'Ik ben ervan overtuigd dat je dit liever privé afhandelt.'
`Nee hoor,' zei ik. 'Ik zal mijn beslissing in het openbaar bekend maken. Iedereen is er z— door geboeid.'
Het was een grandioze sombere aangelegenheid. De QR liep langzaam weg en na een tijdje kwamen de andere van het Onderzoek naar buiten gestommeld, aangevoerd door de woordvoerder in het goud.
Ik zal niet beweren dat ik niet stond te trillen over m'n hele lichaam, en ik zeg ook maar niets meer over de toestand van mijn hersens en mijn zenuwen, want die was nogal ernstig. Maar ergens binnenin me had ik een stang van staal, waar ik me aan vastklampte. Ik had een visioen gehad, dat evenveel waard was als visioenen die dichters, wijzen of profeten in het verleden wel kregen. Ik was niet opgetogen, ik had zelfs geen gevoel van zelfvertrouwen, maar op de een of andere manier was ik zeker van iets, en het einde van de twijfel betekent ook voor de wanhoop de dood.
`Mooi,' zei ik toen ik hun bedrukte beulsgezichten zag. 'Ik hoop dat iedereen me goed kan horen en ik hoop dat het flitscentrum dit ook opneemt, want wat ik ga zeggen is heel belangrijk, en het werd tijd dat iemand het eens een keer zei. Het zit me alleen dwars dat er zo'n namaak-berechting voor nodig is geweest om me zover te krijgen.'
De QR's begonnen aangeslagen te kijken. Ging ik nou alweer opschudding vervoorzaken? Ik ging snel verder, voor ze kalmerende spuitbussen konden bestellen: 'Mijn beslissing is de volgende: Ik trek de woestijn in.'
Op dit punt werd ik onderbroken. De menigte maakte nogal kabaal en zelfs de QR's schenen druk uit hun nek te staan zoemen. En toen zei iedereen van hou je mond, en stil toch tegen elkaar, want ze konden wel zien dat ik nog niet klaar was. Ik boog dus en vervolgde: 'Jullie denken dat ik gek ben geworden en dat is van jullie uit gezien waarschijnlijk een logische gevolgtrekking. Ik wil best toegeven dat ik als de dood zo bang ben voor wat ik nu ga doen. Maar laat ik jullie dit zeggen: we leven hier als een stelletje embryo's in een kweekbak. Aan iedere behoefte wordt voldaan. De Commissie snuit onze neuzen voor ons en raapt ons op als we struikelen. Buiten de koepels hebben we een complete planeet, die notabene van ons is, en die de helft van ons nog nooit maar gezien heeft, en liever niet bekijken zou ook. Ik heb hem wel gezien, en wat ik daar zag bevalt me beter dan de manier van doen en van oordelen die ik hier in Vier BIJ tegenkom.' Ik wierp een blik op de QR's. 'Ik heb dus een lijst met benodigdheden opgesteld, en hou je maar vast want het is een lange. Ik zal hem graag doornemen als de heren QR zover zijn.'
De gouden QR zei, zeer duidelijk sprekend alsof hij het tegen een imbeciel had: 'We hopen dat je niet overhaast hebt besloten. Dit is een heel ernstige zaak.'
`Dat zal ik niet weten. Ik heb het jullie toch gezegd - ik heb mijn keus gemaakt. Als jullie denken dat jullie verdomme het recht hebben om mij voor een dergelijke keus te stellen, met dergelijke alternatieven, dan denk ik dat ik het recht heb te bepalen welke mogelijkheid ik wil. Ik kies de woestijn en voor mijn part kunnen jullie de PO in Limbo hoogstpersoonlijk in je elektronische kleppen stoppen!'

Ik vond wel dat 't niet eerlijk was tegenover die arme QR'S, die toch ook blindelings de gemeenschap trachtten te dienen zoals ze volgens hun programmering moesten. Maar ze konden toch moeilijk van me vergen dat ik ze naar de mond smoesde; niemand verwacht van de veroordeelde dat hij de bijl omhelst.
Maar ook had niemand, denk ik, ik althans zeker niet, het gejuich verwacht dat spontaan opsteeg uit de menigte in de hal. Zelfs de mensen die juichten schenen er beduusd van te zijn. Ze juichten voor mij. Niet zozeer om mijn toespraak, maar juist om datgene wat ze anders altijd zo afschrikte. Omdat ik me tegen het Stelsel had gekeerd, en weer naar de brandende zon had gehapt.
Het gejuich verstomde. Een genante leegte volgde. In die leegte sprak ik.
`Nou, vooruit. Hier heb je mijn lijst, een hele doos vol. Laten we nou niet grakken.'