DEEL II
Een teug saffierwijn
6
`Hergal,' zei ik, `als je dat nog een keer zegt sla ik je
hoogstpersoonlijk door de muur heen.'
Hergal keek me aan in ernstige verwondering.
`Goed dan,' zei hij inschikkelijk, en zei het nog eens. Hij
keek niet eens verbaasd toen ik opstond en precies deed wat ik had
gezegd dat ik zou doen. Misschien gunde hij me de lol. Toen hij aan
de andere kant van de muur lag, omgeven door snippers verbrijzeld
zijdekristal, voegde ik eraan toe: 'En je bent natuurlijk te
onderontwikkeld om te begrijpen wat het vervolg hierop dient te
zijn?'
`0 jazeker,' zei Hergal, terwijl hij glinsterende splinters
uit zijn lange oranje haren verwijderde en de gemorste oranje wijn
uit zijn mouwen wrong.
`Zwaarden in de ochtend,' zei ik. 'Of pistolen. Jij mag het
zeggen. Ik heb je uitgedaagd, dus de keuze van de wapens is aan
jou.'
`je hebt dus weer in de historische archieven gezeten, hé?'
zei Hergal, 'en zoals ik aan het begin van onze kleine
dalika zo‘ven al opmerkte, je begint een beetje in de war te
raken doordat je de helft van de tijd mannelijk bent, ouwe
oema van me. Je bent overwegend vrouwelijk, dus waarom ga je
niet...' Hij kreeg de kans niet uit te spreken. Ik sloeg hem
opnieuw tegen de vlakte.
Hij keek treurig naar me op.
`Zwaarden?' vroeg ik, 'of pistolen?'
`Graks,' zei Hergal. 'Als je grandeur van vroeger wil
spelen, doe het dan in het Paleis van Avontuur zoals
iedereen.'
We krabbelden overeind op onze goudgeschoeide voeten en keken
elkaar een ogenblik woedend aan, waarna hij wegbeende door de
morgen terwijl hij een populair Jang-deuntje floot: 'Ik wil alleen
maar met jou liefde doen, want je bent zo derisann.'
Een twintigtal robots en QR's in diverse uitvoeringen, maar
eensgezind onvriendelijk, kwam op me af, dus beende ook ik het
restaurantje op Kristalterras uit, de Kristallen Wandelweg op, een
andere kant uit dan mijn vriend, maat en makker: Hergal de
Zeikerd.
Om even heel eerlijk te zijn, wat me voornamelijk dwarszat was
de pure logica van Hergals gevolgtrekkingen. Het was waar dat ik
weer in de Geschiedenis-Archieven had gezeten. Het was waar dat ik,
overwegend vrouwelijk als ik was, al bijna drie wreks onafgebroken
man was geweest. Natuurlijk had er een verscheidenheid aan lichamen
plaatsgevonden, maar die waren allemaal toch min of meer
hetzelfde.
Er zijn heel wat lui als Zirk, die als man een voorliefde
heeft voor pezige heroïsche types met schouders ter breedte van de
deuren van het Commissiehuis, golvende bronzen spierbundels en een
luidruchtige persona hetgeen Zirk dan compenseert door als vrouw
een vestzakformaat te kiezen, breekbaar als kraakporselein en zo
schuchter als een zandkonijn uit Vier BOE. En dan had je lui als
Kley, die als man een rustige goedgemanierde nietszeggende figuur
is, maar een tierende feeks is in meisjesgedaante. Maar ik bleef
eigenlijk altijd dezelfde, in beide uitvoeringen. Ik had altijd een
voorliefde voor geweld, ridderavonturen en zwaarmoedigheid, en de
omvang van mijn borsten of wat voor alternatieve apparatuur ik op
dat moment toevallig ook droeg, had nauwelijks enige invloed op de
situatie - dat dacht ik tenminste. Maar mijn eigen kring, die zich
zoals gebruikelijk de laatste twaalf wreks had uitgebreid, begon
een beetje geprikkeld te worden vanwege mijn `eeuwige
mannelijkheid' zoals Hergal het geliefde te noemen. Ik was tot de
conclusie gekomen dat Hergal, zelf overwegend mannelijk, het me
kwalijk nam dat ik onder zijn duiven schoot. We konden het
uitstekend met elkaar vinden wanneer ik vrouw was en hij man. Maar
ik had gemerkt, in de loop der tijd, dat het plukharen geblazen was
wanneer we allebei van hetzelfde watermerk waren. En nog iets wat
mannelijke Hergal in mij-als-man stoorde, was waarschijnlijk dat ik
meer succes had dan hij, bij het vrouwelijk deel van onze
groep.
Thinta begon ronduit lastig te worden, bijvoorbeeld.
`Er moest eens iemand voor je zorgen,' zei ze dan. 'Iemand die
een oogje op je houdt. Je weet toch nog wel, die geschiedenis toen?
Ik ben het niet vergeten. En de Commissie ook niet, daar kun je van
op aan.' En dan, terwijl haar katteogen me vurig aanblikten: 'We
trouwen fijn voor een middelwrek en dan kom je fijn bij mij wonen
en dan wordt alles grosching.'
Thinta's huis was een van de alomtegenwoordige paleizen van
Vier BIJ, met zeven smaragden torens die stuk voor stuk van boven
tot beneden volgepakt zaten met lichtgroene poezen. Thinta had
altijd al een kattencomplex gehad en dat scheen met de et erger te
worden. Als je bij haar een deur opendeed kwam er een kat naar
buiten rollen; ging je bij haar op een divan liggen dan sprong er
een kat bovenop je. Liefde doen met Thinta werd daarginds een
beproeving. De eerste keer dacht ik dat het Thinta was die zulke
ijselijke kreten slaakte en lange withete zilverstralen kerven trok
in mijn rug. Maar het was Thinta niet, het waren drie van Thinta's
poezen.
`Nee, Thinta, liever niet,' zei ik. 'We kunnen wel een et
trouwen, best, maar dan gaan we naar 'n zweef.'
Maar Thinta wilde nog steeds over me waken. Ze belde me
bijvoorbeeld op midden in de nacht, haalde me uit een diepe slaap
en vroeg dan: 'Hoe is het nou met je?'
Ze kwam langs in haar veilige roze vogeltuig op de meest
ongeschikte ogenblikken van de et, en vroeg dan: 'Weet je het héél
zeker?'
Ondertussen verscheen Zirk in haar rol als zandkonijn bevend
naast de tafeltjes in de restaurants waar ik zat te eten, of op het
oppervlak van waterschaatsvijvers, en fluisterde met haar
klokjes-stem: 'Hé, attlevey, oema. Wat toevallig dat
ik je hier tref!'
En Mirri, Hergals laatste liefde, degeen die hij persoonlijk
in onze kring had gehaald, en met wie hij zoveel geheime uurtjes
had doorgebracht, liep nu mij achterna over de rolstraten,
wandelwegen en luchtlanen van Vier BIJ, haar haren fladderend als
een regenboogvlag en haar gezicht stralend van jachtlust. Ik
herinner me zelfs vaag dat Hergal een keer midden in de nacht
aankwam in vrouwengedaante, en op een fascinerend berekenende
manier tegen me zei: 'Weet je, ik geloof dat ik je nu eindelijk
begin te begrijpen.'
Maar de scne met Hergal in de Kristallen Hemel was ontstaan
omdat we gehoord hadden dat Danor terugkwam uit Vier BAA. Danor en
ik. Dat was een oude geschiedenis.
Danor en ik en dat vreemde kille tafereel, al die wreks
geleden, toen ze me verteld had - zij als hij toen, en ik als zij -
dat hij liefde doen niet lekker meer vond. Danor sprong toen uit
een raam in de zweef en liet zich honderd meter lager te pletter
vallen - hetgeen een zinloze handeling was, want de robots zouden
hem dadelijk opvegen en hem binnen een uur weer terugzetten in een
nieuw lichaam - maar het was net of hij het had gemeend... Voor mij
was dat voorval op een of andere manier het begin geweest van wat
er later met mij gebeurde, twaalf wreks geleden in mijn eigen tijd
van leven. Mijn strijd tegen de wereld, het bijten en happen van
een wild dier naar de zon. Als ik achterom keek, zag ik tussen de
wrakstukken de moeite die ik had gedaan om zinnig werk te vinden,
mijn wilde pogingen om een kind te maken en de fatale vergissing
die haar ombracht in haar kristallieze schemering; de krankzinnige
verhouding en verbondenheid - met het beest waar ik van hield en
dat ik pas een naam gaf toen het te laat was. Mijn beest dat
doodging. Dood, overal dood; dood in een samenleving waar nooit
iemand echt doodgaat...
`Ik vraag me af wat voor geslacht Danor zal zijn als ze
thuiskomt; zei Hergal, terwijl hij me van terzijde opnam door zijn
abrikooskleurige wimpers.
`Vrouwelijk,' zei ik.
`Ja, dat heeft ze toen ook vrij lang volgehouden,' zei
Hergal.
Misschien had hij ook geraden waarom... omdat, zei ze, het op
die manier makkelijker was om hartstocht voor te wenden. Gelukkig
had ze nooit zoals ik in de Archieven gelezen, en daar tussen
allerhand kleine afschuwelijkheden het ironische essay gezien over
frigiditeit, van een tien rorl geleden.
`Nou ja,' zei Hergal, 'maar ze heeft toch lang genoeg in Vier
BAA gezeten om over haar eeuwige meisjestijd heen te komen. Dan
houden we alleen jou en Hatta over als de halvegaren van onze
kring.'
Ik moet toegeven dat ik er gebelgd over was om over één kam te
worden geschoren met Hatta, die we zojuist hadden zien
langshobbelen buiten, een soort scharlakenrode ballon op drie
pootjes die tegelijkertijd door de bliksem en de builenpest was
getroffen. Ook Hatta had mijn hart eens doorwond, maar ook dat lag
achter me, in het verleden. Nu scheen hij zijn dwangmatige
afstotelijkheid te hanteren met een soort inventieve
kwaadaardigheid die bijna charmant was. Elk nieuw lichaam was erger
dan het vorige, hetgeen haast niet mogelijk leek. Misschien had hij
gehoopt dat we er, allebei spontaan ons vierde maal zouden
uitkotsen, toen hij binnengluurde door het kristallen
venster.
`Mirri nog gezien de laatste tijd?' vroeg ik achteloos aan
Hergal. Ik heb ook zo mijn wapens.
`Ja, bij jou,' zei Hergal. 'Maar reken er maar niet op dat je
Danor kunt versieren. Danor is indertijd gelijk met jou ingestort
en ze is uit Vier BIJ weggegaan om jou te ontlopen. Daarom komt ze
nu ook pas weer terug.'
`Wat een streling voor m'n eergevoel,' zei ik, 'dat ik zo'n
diepgaande indruk op andere mensen maak.'
`Hoor jij eens,' zei Hergal, 'jij zit daar maar op je kont in
de Geschiedenistoren in het stof te harken, met een stel roestige
robots die nog niet eens weten welke rorl het is. Je leest over
dingen die niet eens meer bestaan en die ook nooit meer zullen
bestaan. Avonturen, oorlogen, ziektes, verouderde gedragspatronen -
dichters notabene!' Dat laatste was een rotopmerking over mijn
uiterlijk, dat ik had gemodelleerd naar een soort doorsnede van de
romantische bleke jongelieden met een massa los krullend donker
haar, met een slanke sierlijke bouw, een scherp gezicht en grote
opalen ogen met kringen eronder, die driedimensionaal op de wanden
van de Geschiedenistoren werden getoverd, aan de hand van oude
schetsen van een verdwenen intellectuele wereld. En al deze
schepsels stierven jong volgens de traditie, aan oude aandoeningen
van de longen waar we nooit van gehoord hadden, ter zee en in
veldslagen, in brandende vliegtuigen en bij onverwachte
verkeersongelukken. Het scheen van ze te worden verwacht, en ik mag
niet zeggen dat ik die knappe tragische gezichten nooit eens heb
uitgelachen. Maar een dergelijk doodgaan is toch moeilijk te
bevatten, zelfs voor mij, in dit oord waar de dood het menselijk
leven nooit permanent bedreigde. Stel je de gevoelens van die
dichters voor, als ze zouden worden gered door de robots van Vier
BIJ en met nieuw vlees bekleed uit het Limbobassin stegen. `Moet ik
nou verdomme toch verder schrijven aan m'n gedichten! Wat
verschrikkelijk droemdik!'
`Hoor eens,' herhaalde Hergal sluw, 'je hebt nou al tijden
geen lichaamswisseling gehad. Ga naar Limbo en wissel eens wat, dan
wacht ik je daar op. Herinner je je dat lichaam nog met die
kaneelkleurige huid en die citroenkleurige haren? Dat was werkelijk
insummatt.'
`Dat vrouwelijke lichaam, bedoel je?'
`Ja, ja,' zei Hergal. 'Waarom laat je het niet eens opzoeken
en bestel je het nog een keer? Dan kunnen jij en ik er een paar
mooie ets van maken.'
`Je weet dus kennelijk zeker dat Danor als vrouw terugkomt,'
zei ik. Hergal keek me aan. Ik voegde eraan toe: `Danor en ik
hebben al heel lang een afspraak lopen. Ik zou haar niet graag
teleurstellen. Misschien kun je Mirri overhalen. Ik zal haar zeggen
dat ik wat anders aan de hand heb.'
`je krijgt ze alleen maar,' zei Hergal, 'omdat je er zelf voor
zevenachtste nog eentje bent. Het is puur kannibalisme.'
`Wat een boekenwijsheid,' zei ik. `Ben jij toevallig ook naar
de Geschiedenistoren geweest? Nu je dezer dagen toch zo weinig
omhanden hebt...'
`Je bent onaangepast,' zei Hergal, 'en dat ben je altijd al
geweest. Je gaat niet meer naar de Droomsalons omdat je niet eens
meer een droom kunt ondergaan zonder er een rotzooitje van te
maken. Je probeert tachtig rorl terug in het verleden te leven
omdat je de bestaande wereld niet aankan.'
`Nee, en jij wel,' zei ik. `Je vliegt ook niet meer tegen het
Zeefahrmonument op, en afgelopen middelvrek heb je je alleen maar
verhangen midden in het Hulstpark aan een jaden boom waar alle
kindertjes op de hypnoschool je konden zien. Reuze
aangepast.'
`Maar als ik uit Jang kom,' zei Hergal, 'dan kan ik tenminste
nog een kind maken om later naar hypnoschool te sturen, aangezien
ik het tenminste niet voor elkaar heb gekregen om het om zeep te
helpen.'
Hij was beslist aan het snuffelen geweest in de
Geschiedenistoren. De woorden die hij gebruikte waren archaïsch,
net zoals een groot deel van de mijne tegenwoordig. Maar dat deed
er nu niet toe. Dit was dus het ogenblik dat ik hem door de wand
heenmepte, waarna we uit elkaar gingen.
Ondanks mijn uitdaging had ik trouwens wel geweten dat ik aan
hem toch niks zou hebben voor een duel, al had hij er over gelezen.
Stel je Hergal voor met een pistool in de morgen. Hij zou falikant
misschieten door het geeuwen.
'Attlevey!' zei een schelle metalige stem. Ik wist niet
wie het was voor ik me om had gedraaid.
`Daar hebben we Kley,' zei ik.
Kley was op dat moment vrouwelijk, en dat betekende dat je op
je tellen moest passen, maar toen ik achterom keek bleek ze een
ander lichaam te hebben. Verblindend. Haar als lava, ogen van rauw
goud, een huid als gepoetst koper en gekleed in doorkijk bestikt
met gouden dolken en met een koperen doodshoofd - hoe verzon ze
het, zo'n antiek embleem - dat op haar schaamschild zat te
grijnzen.
`Ik moet zeggen,' zei ze, want ze moest immers, `dat je erg
bleek ziet.'
`Dat hoort zo, Kley. Mijn lichaam moet bleek zien.'
'0, ja. Je bent de teringdichter, niet?'
`De dichter met tering, oema. Met tering.'
`Smerig, hoor,' zei ze. `De idee‘n van jou zijn om van te
kotsen.' `Ja, hé' beaamde ik. `Kotsen als drie Jang in een
engelenbrood-fabriek.'
`En dat woordgebruik van je!' brulde ze. 'Wat een woorden!
Fabriek, wat is dat nu weer?'
`Dat is waar ze audiodopjes maken,' zei ik.
We liepen op de oude stilstaande wandelweg die vanaf het
Commissiehuis van de derde Sector omhoogkronkelt en uiteindelijk
bij de Geschiedenistoren uitkomt. Het was een afgelegen weg, die
niet veel werd gebruikt want de Toren werd nauwelijks ooit bezocht,
en daarom was de verschijning van Kley in mijn kielzog even
onverwacht als onwelkom.
`Je moest toch eens wat flinker zijn,' bulderde ze en haar
stem kaatste heen en weer tussen de stalen beelden die langs het
pad staan. `De hele stad weet ervan, van je laatste dalika
met Hergal. Het was zelfs op de flitsen.'
`Hoera!' zei ik. Ik draaide me om en liep al weg, maar ze kwam
me achterna en greep zelfs stevig mijn arm beet met haar
goudgehandschoende hand.
`Danor komt met zonsondergang terug op de luchtboot.' `Ja, dat
weet ik.'
`Ga je haar afhalen?'
`Kley,' zei ik, `ik ben op het ogenblik onderweg naar de
Geschiedenistoren.'
`0 nee,' zei ze. 'Jij gaat met mij mee. Ik heb net het
nieuwste Jang liefdeshandboek gelezen, het Purperen Hoogtepunt. Jij
gaat me trouwen voor deze middag en we gaan alles doen wat daar in
staat, inclusief het Trapezium met de roodgloeiende Sterrezweep
en...'
`Kley,' zei ik, 'kijk me nou eens aan. Zie ik er nou sterk
genoeg uit voor zoiets?'
`Nee, natuurlijk niet,' beet ze me toe. 'Daar heb je dat
lichaam op laten maken, nietwaar. Maar ik ken jou...' `Kley; zei
ik. `Je kent me niet.'
In tegenstelling tot het glanzende gepoetste
Geschiedenismuseum waar een paar rorl aan Flitsarchief wordt
bewaard en dergelijke rommel, was de Geschiedenistoren - de
vertegenwoordiger van het geheimzinnige - toepasselijk zwart, oud,
grimmig en niet uitnodigend.
En die faade werkte heel aardig. Hoeveel mensen gingen daar
ooit heen? Terwijl ik over mijn visieplaten zat gebogen had ik twee
keer het verre gestommel gehoord van iemand anders, in een ander
deel van het gebouw, en het gesis van een vliegende vloer die op of
neer ging. En een keer was een Ouder persoon, een afkeurende vrouw,
binnen komen stieren om de oorsprong op te sporen van een of andere
leus van de Commissie, voor een verhandeling die ze aan het
schrijven was - beweerde ze. Ik had toen nog niet mijn dichterlijk
lichaam, en ze bekeek me gemelijk, robuust als ik was. Later hoorde
ik haar tegen een van de bejaarde robots, die in de Toren
rondrammelen, mompelen dat Jang eigenlijk niet toegelaten moesten
worden.
En wanneer betrad ik deze heilige zalen voor het eerst?
Ongeveer twintig ets nadat ik die keer uit Limbo kwam, twaalf wreks
geleden, nadat ik geschiedenis had gemaakt door flauw te vallen, en
ze me verplicht opnieuw in het vlees hadden gezet. Thinta had me
toen opgezocht - o, ja, dat herinnerde ik me nog uitstekend. En
Thinta, één al verborgen bedoeling: 'Herinner je je dat rare woord
nog...' Dat had ik kennelijk gebruikt op het moment dat ik onderuit
ging. En dat rare woord bleek 'God' te zijn. Thinta had gezegd dat
ze het in de Archieven had opgezocht. Ze zei dat het iets scheen te
zijn van een hele grote gespecialiseerde computer. Ze zei dat het
haar dwarszat en daarom was ze langsgekomen; om mij ook aan het
piekeren te zetten, dat luchtte haar op. Uiteindelijk ging ik naar
de Toren om het zelf uit te zoeken. Maar ik kreeg het mysterie niet
ontrafeld. Hoe verder ik terugging, hoe fragmentarischer de
Archieven werden - en dat had kennelijk te maken met de tijd dat
alles nog onzeker was. Maar ik begon gesteld te raken op de
beslotenheid van de Toren, en ik begon de Archieven —
- fragmentarisch of niet - na te pluizen om wat er nog meer
instond. Wat ze je op hypnoschool leren is maar een fractie van wat
er is.
En het was ook, laten we wel wezen, een substituut voor de
activiteiten die ik eraan gegeven had, zoals de Droomsalons,
aangezien zelfs de meest zorgvuldig geprogrammeerde dromen -
boordevol zwaarden en draken en zo meer - onveranderlijk omsloegen
in nachtmerries van het ongeprogrammeerde soort. De allerlaatste
keer dat ik erheen ging werd ik gillend wakker en maakte wederom
geschiedenis in Vier BIJ. Ik had gedroomd dat ik vocht met een
groot monster van vuur, dat het vlees van mijn botten brandde, en
dat maar niet dood wou, hoe vaak ik ook zijn kop afsloeg of hem
door het hart stak. Dat was een droom waar ik sindsdien aan gewend
was geraakt, maar ik hoefde er tenminste de Droomsalons niet meer
voor te betalen.
In de Toren kwam een chagrijnige robot aangeknerpt. Hij keek
heel tevreden toen hij me zag en zijn lampjes stonden even te
flikkeren. De kamers roken naar metaal en stof en ook een soort
wierooklucht, afkomstig van een paar heel antieke boeken die ze in
speciale vacuümvitrines bewaarden en waarvan de bladzijden werden
omgeslagen door middel van luchtstootjes, in plaats van door
machines, om te zorgen dat ze niet verpulverden.
Ik groef overigens niet zo veel, deze keer. Ik ging in mijn
alkoof zitten en liet wat oude muziek tegen me aanspelen (van zo'n
tien rorl terug) en begon romantische gedachten te koesteren over
Danor. Het kon natuurlijk best de teleurstelling van het vrek
worden. Of misschien was ze in een soort Hatta-gruwel veranderd,
hoewel dat erg onwaarschijnlijk was. Arme frigide Danor. Door wat
ik hier gelezen had, had ik best een paar ideetjes ontwikkeld.
Nuchter bezien zou Danor een soort wetenschappelijk experiment
worden, maar trek een dichterslijf aan en je hebt al naar een
machine gegrepen om een bijpassend gedicht te ontwerpen. Een Jang
liefdesgedicht voor Danor, even elegant, charmant en leeg als een
kamer zonder mensen.
Ze was uit Vier BIJ vertrokken op hetzelfde moment dat ik uit
Limbo kwam met een cassette met metaalband onder mijn arm - de
deprimerende opeenhoping van gebeurtenissen die ik daar op de band
had gesproken. Misschien stak er waarheid in Hergals opschepperij ;
misschien was ze gevlucht uit angst voor mij, aangezien wij
ongeveer tegelijkertijd, los van elkaar, in de put waren geraakt.
Maar waarom kwam ze dan terug?
Ten slotte zette ik de muziek uit en verliet mijn alkoof.
Achter de getransparalyseerde ramen sjokte de zon van Vier BIJ
langs de hemel omlaag.
En daar op een stalen bank zat Kley geleund, en rookte een
belachelijke gouden sigaar.
`Bleker dan ooit,' zei ze snijdend. Ze knipte haar armband
open en bood me een energiepil aan, die ik afsloeg. '0, die gaat
zeker flauwvallen aan Danors voeten.'
Ja hoor, altijd kwam wel iemand daarmee aandragen. `Dat lijkt
me niet nodig,' zei ik.
`Nou, schiet dan op,' riep ze luidruchtig. Haar vingerlange
nagels blikkerden in de ondergaande zon. `De hele kring gaat naar
de luchtsluis om haar te verwelkomen. Waarschijnlijk nog een paar
andere kringen ook, gezien dat kunstje van haar om iedereen aan het
lijntje te houden.'
`Gunst, Kley,' zei ik, 'doe dan ook eens je best, hou ze ook
eens aan het lijntje.'
Ze had me bijna te pakken met een haal van die lange nagels
van haar, en toen kwamen er vijf robots en schoven ons met
afkeurend gepiep de deur uit.
Bellen rinkelden. Een zachte plof gaf aan dat de sluizen van
de koepel weer gesloten waren, en daar kwam Danors luchtboot
omlaaggezweef de in de opgeblazen volmaakte zonsondergang van Vier
BIJ, als een zilveren vogel.
Je kon zien dat de boot uit Vier BAA kwam, de stad van de
wonderbaarlijkheden. Robijnen vlamden op de vensterluiken die de
passagiers als altijd moesten behoeden voor de aanblik van de
woestijn die rondom de koepels regeert en woekert. En toen de
uitgang openging kwam er een drom naar buiten in lange sleepmantels
van onbrandbaar vuur en dergelijke opschik, en met angstaanjagende
androide troeteldieren en stapels buitenissige bagage, om van de
zwerm baa's, nu bijen geworden, maar niet te spreken. Ik gebruikte
geen bij meer. Ik droeg mijn spullen zelf, als ik de moeite wilde
doen om iets mee te nemen. De oude bij die altijd op mijn hoofd
viel, niet zo'n klein beetje door mijzelf opgestookt, lag nu in de
stapel vergeten rommel die de bovenkamers van mijn huis
vulde.
Hergal hing rond bij het uiteinde van het aankomstterrein, met
Zirk de Held. Ze wierpen me zijdelings schattende blikken toe en
Zirk liet een paar biceps rollen als duidelijke waarschuwing. Hatta
was gelukkig nergens te bekennen en Mirri was ook niet komen
opdagen. Thinta verscheen echter wel, lichtelijk over haar toeren,
stoof op Kley af en wierp haar een woedende blik toe, een van die
unieke Thinta-blikken die evenveel dreiging uitstralen als een
ijslollie.
'Attlevey,' zei Kley terwijl ze me in m'n ribben
stompte bij wijze van onderstreping. 'Is ze d'r al? Of zeggen we
nou toch maar hij?'
`Is alles goed met je?' vroeg Thinta aan mij. 'je ziet er zo
afgedraaid uit. (Danor? Nee, dat wil zeggen, we weten nog niks.)
Ben je niet vergeten je maaltijdinjectie te nemen?'
Niemand wist in wat voor lichaam Danor zou komen, Zirk had een
weddenschap afgesloten met een Jang-jongen uit een andere kring,
dat het dat leuke kleine ding in het roze was, terwijl de
Jang-jongen - ene Doval - het erop hield dat het dat andere nog
leukere kleine ding in het rood was.
`ja, Thinta,' zei ik.
`Maar weet je het zeker?' hield Thinta aan. 'Want ik heb een
paar voedingspillen meegebracht, hoor, voor het geval dat.'
En op dat moment zag ik Danor. Het was niet moeilijk haar te
herkennen - ja, haar. Dat zwierige en dat hartroerende was er nog
steeds, en je zag het heel duidelijk uitstralen, als een lamp door
gekleurd glas. Als je goed keek. De anderen stonden zich nog te
verdringen en te kibbelen en wuifden naar alle kanten tegelijk.
Toen kreet Kley opeens dat Danor misschien wel was overgegaan naar
de status van Ouder persoon, en beukte een waardige dame op de rug,
die zich prompt begon te beklagen bij de dichtstbijzijnde robot. In
al die verwarring ontglipte ik mijn twee bewakers Kley en Thinta,
slenterde naar de ontvangst, en kwam daar dezelfde mum aan dat
Danor eruit kwam.
Haren als een blauwe regenwolk, en een BAA-japon van
transparante bliksemschichten. Ze voerde aan een ketting van
saffieren een soort van zwaan met zich mee, die elegant voortstapte
op heel stijve poten en wiens pluimage precies dezelfde tint had
als haar eigen lavendelblauwe ogen.
`Hallo, Danor.'
Ze keek op en blikte me vragend aan.
`Je herkent me? Derisann. En jij?'
Ik zei wie ik was.
'O...' zei ze, alsof ze nog meer had willen zeggen, maar toen
aarzelde ze. Maar haar ogen, haar lavendelblauwe ogen, waren zo
open als twee deuren en lieten de beroering zien die binnen heerste
- schrik, blijdschap, lafheid, herinnering. Ze was in gedachten
teruggevlogen naar het ogenblik dat ze/hij uit de zwever was
gesprongen, dat zag ik zo; helemaal terug naar Het Grote Geheim.
Niemand wist het toch hopelijk? Niemand dan ik alleen?
`je hebt mijn lippen met een kus verzegeld, weet je nog?' zei
ik.
`0 ja? 0, ja,' zei ze. Toen betrok haar gezicht. Ze was nu
kennelijk de kus voorbij, de Archeologische Expeditie voorbij, en
was aangeland bij het moment dat ik onder het slaken van
onbegrijpelijk gekreun over God en verveling, plat op mijn gezicht
ging, op de vloer van het Robotmuseum. Toen ik daarna uit Limbo
terugkwam was Danor verdwenen. 'Ben je gelukkig?' vroeg ze me, lief
en voor de hand liggend.
`Sta ik om bekend,' zei ik. Ze wendde haar ogen af. 'En jij?
Hoe was Vier BAA al die wreks?'
`Insummate zei ze. 'Vanzelfsprekend.'
Haar zwaan had intussen één smetteloze poot geheven en stond
tegen een van de pilaren van de receptie op te piesen, wat me
verbaasde, aangezien de androïde dieren van Vier BAA meestal geen
lichaamsfuncties bezitten. Twee QR's stonden naar ons te spuiten
met ontsmettingsmiddel, behalve helaas op de zwaan. Zirk was
inmiddels aan komen draven en stond nu onthutst naar het
tafereeltje te kijken terwijl zijn Herculeaanse gelaat lichtpaars
werd van onderdrukte emotie. Ten slotte wist hij eruit te brengen:
'Jij bent Danor!'
`Danor?' zei ik. 'Dit is Danor niet. Danor is dat leuke ding
in het roze.'
Danor hield haar mond dicht.
Zirk begon te stamelen en zijn borstspieren zakten onzeker
omlaag.
`Nou ja, ik dacht ook dat die kleine roze... Maar wie is dit
dan?'
`Doet dat er wat toe?' vroeg ik. `Zorg jij voor je eigen
zaken, dan zorg ik voor de mijne.' Ik rekte mijn hals om in zijn
oor te fluisteren. 'Ik heb dat hele idee van Danor eraan gegeven
toen ik jou en Hergal er tegenaan zag gaan. Ik zou Hergal maar in
de gaten houden,' voegde ik eraan toe.
Zirk draaide zich met een ruk om, stelde Hergals positie vast
en galoppeerde toen bootwaarts om het roze meisje in te pakken in
Vier-BIJSE ridderlijkheid. Zou die even verbaasd zijn. Kley en
Thinta stonden dom naar me te kijken, en de gouden ogen van Kley
hadden iets luipaardachtigs.
`Danor; zei ik, 'er staat een robot-vliegtuig op tien pas
links van ons, en het is te huur. Je protesteerde daareven niet,
dus ik denk dat je er nu ook niets tegen zult hebben.' En ik pakte
haar bij de hand en zij en ik en de zwaan holden op het tuig toe en
sprongen erin. De zwaan kwam op het stuurpaneel terecht waarbij
zijn snavel een vrolijk geklepper voortbracht en zijn vleugels
links en rechts om zich heen maaiden. Ik drukte op de knop met
BETALEN BIJ AANKOMST, drukte de startknop in en we scheerden omhoog
in de fluwelen bovenlucht van de stad. De zwaan barstte eveneens in
vliegen uit en suisde om onze koppen.
Danor giechelde en trok aan de saffieren ketting. De zwaan
ging met een bons zitten en het vogeltuig maakte een duik naar
bakboord.
`Gek hoor,' zei Danor. 'Rustig maar,' zei ze sussend tegen de
zwaan en toen: 'Hij is een genetische vergissing. Het was op de
flitsen in Vier BAA. Hij kwam helemaal verkeerd uit de kweekbak en
ze zouden hem hebben ontmanteld. Maar ik vroeg aan Kam of ik hem
niet mocht hebben en die zei ja, en toen heeft hij er voor
gezorgd.'
`Geschikt van Kam,' zei ik.
`Kam was een Ouder Persoon,' zei Danor. Ze vouwde haar handen
in haar schoot, bovenop de zwaan. Heel sereen zei ze: 'We hebben
acht wreks samengewoond. Ja, oema, een Jang-meisje met een
Oudere man. Pas op je knoppen,' zei ze zachtjes toen ik ons
onverhoeds in een duikvlucht stortte 'Ja Hergal - de vroegere
Hergal. `De Commissie is nu uiteindelijk zo ver gegaan dat ze ons
hebben voorgesteld uit elkaar te gaan. Ze zeiden, heel vriendelijk
hoor, dat het niet behoorlijk was, en niet goed voor ons, en
ongezond. Ze zeiden tegen Kam dat hij mijn leven verwoestte, dus
toen zei hij dat ik weg moest gaan.'
De zwaan begon te zingen met een ontoepasselijke hoge stem:
'Ik wil alleen met jou maar liefde doen, want je bent zo
derisann.'
We stapten over in een luchtbel en voeren de Peridot Waterweg
op naar huis. Voor het vogeltuig betaalde ik niet - ik deed het
zelden als ik eronderuit kon komen - maar voor de luchtbel moest ik
wel, vond ik, aangezien de zwaan, kennelijk een schepsel met
onregelmatige gewoontes, de hele zaak lethargisch had ondergekakt.
Danor maakte er geen verontschuldigingen voor, hetgeen ik in haar
bewonderde.
Thuis gingen we naar de kamers die ik zo en dan nog bewoonde.
Een ogenblikkelijke machine kwam uit de muur gekropen en scharrelde
op Danor af, smekend alstublieft een portie topaas-schuim te mogen
brengen, of gehakte vuurappel. Danor bedankte, hetgeen me benieuwd
maakte; vroeger was ze dol geweest op eten, op elk uur van de nacht
en de dag. Maar ze vroeg of ze wat syntho vruchtensap kon krijgen
voor de zwaan. Ik voldeed aan haar verzoek met gemengde
gevoelens.
We zaten gedrieën in de tuin bij het zwembad onder de
reusachtige kunstmatige sterren van Vier BIJ - Danor, de zwaan en
ik.
`Kan hij zwemmen?' informeerde ik.
`0, nee,' zei Danor. De zwaan was kennelijk een volslagen
mislukking, hetgeen de reden was dat ze van hem hield.
We hadden niets meer over Kam gezegd. Althans, ik had niets
gevraagd en Danor was er niet meer over begonnen. Maar nu begon ze
zachtjes, mijmerend te praten. Ik kon aan haar stem, zo vlak en
helemaal niet bitter, horen dat het verhaal haar erg pijn deed,
maar het was een pijn die ze had leren beheersen. Ze stelde me op
de hoogte, niet omdat ze daar behoefte aan had, maar omdat ze vond
dat het moest. Omdat, voor haar zowel als voor mij, dat vreemde
korte drama tussen ons twee‘n gedurende de wreks daarna tot iets
van wezenlijk belang was geworden. Danor en ik waren nooit zo
intiem geweest. In die tijd stond Hergal me nader, en zelfs Thinta,
irritant als ze was. Maar nu, onder het monotone sterrelicht,
hadden we nageslacht van dezelfde makers kunnen zijn, broer en
zus.
`Toen ik naar Vier BAA ging,' zei ze, 'werd ik eerst een
tijdje mannelijk. Een paar Jang uit andere kringen waren me
achterna gekomen en ik deed het vooral om die van me af te
schudden. Dat lukte. Op een dag ontmoette ik een Oudere man in de
Weertuin - je weet wel, dat park in Vier BAA waar ze speciale
weereffecten vertonen; onweer en sneeuw en zo. Ik stond in een
menigte mensen naar een lawine te kijken - dat voeren ze maar twee
keer per et op, en het is heel indrukwekkend. En toen kwam die man
dus naar me toe en vroeg verwijtend: "Waarom heb je me niet
opgeroepen, als je toch hierheen kwam?" Ik zei dat ik niet snapte
waar hij het over had. En hij keek me heel scherp aan en begon toen
te blozen. Hoe vaak blozen mensen ooit, nietwaar? Ik vond het een
beetje abnormaal, en ook wel aantrekkelijk. Hij had zich heel knap
ontworpen, en hij zag er ook niet zo pedant en anti-Jang uit. Hij
zei: "Neem me niet kwalijk, ik dacht dat je mijn kind was. Hij is
overwegend mannelijk en zijn laatste lichaam leek erg op dat van
jou. Dom van me, wat moet je wel niet denken?" Ik zei dat ik het
heel natuurlijk vond, ik vond het niet erg, en was hij zelf de
voogd? Hij glimlachte een beetje, zo'n glimlach die niet echt een
glimlach is. "Nee, de andere maker is de voogd. Ik zie ze allebei
niet zo vaak."
Intussen was de lawine afgelopen. Toen hij er naar had staan
kijken was hij heel ver weg met zijn blik, in het oneindige. Hij
leek niet erg gelukkig te zijn of geestdriftig. Heb je dat gemerkt,
oema, dat bijna iedereen altijd maar gelukkig is of
geestdriftig, en altijd maar heen en weer moet vliegen en moet
lachen of schreeuwen? Hij was erg rustig, en waarschijnlijk vond
hij mij ook erg rustig, want we waren allebei heel erg stil en
treurig. Na een tijdje zei hij dat hij Kam heette en vroeg of ik
zin had in een glas opaalwijn of wat Zaligheid of zo. Ik denk dat
hij op het moment wilde doen alsof ik zijn kind was dat hem was
komen opzoeken. En stukje bij beetje kwam het er toen uit, dat hij
en de andere maker het helemaal niet meer konden vinden, en dat de
andere maker, overwegend vrouwelijk, erop had gestaan dat zij de
voogd over het kind werd, en dat het er nu naar uitzag dat zij hem
tegen Kam had opgezet. Kam zei dat niet allemaal zo. Hij probeerde
het heel onbevooroordeeld te vertellen, omdat hij er zo boos over
was, en hij wel wist dat hij bevooroordeeld kon zijn. Ik vond hem
aardig. Ik zei dat ik wou dat hij mijn maker was. Ik had die twee
van mij sinds de hypnoschool niet meer gezien.
En dat was het begin. Eerst hadden we een soort maker-kind
verhouding. Ik was toen nog mannelijk. Hij was heel aardig. Hij
betaalde alles en liet me van alles zien - dingen waar ik nog nooit
van had gehoord. En hij stelde me aan zijn vrienden voor, hoewel de
meesten zoals gewoonlijk nogal anti waren, en hij regelde zelfs
ontmoetingen met een paar Jang-kringen - kinderen van zijn
leeftijdgenoten. En op een dag had hij twee uitgelezen Jang-meisjes
rondlopen in zijn paleis. Ze hadden me kennelijk gezien en ze
hadden wel zin in me gehad, en Kam had het aangemoedigd. Hij kwam
heel jolig en maker-achtig binnen. Hij dacht dat ik nu wel een et
met een van de twee zou willen trouwen, maar dat deed ik natuurlijk
niet. En het was niet eens alleen om je weet wel - dat ik liefde
moest doen. En dat zette me aan het denken. Toen ik niet hapte
vertrokken de meisjes ten slotte, hoogst verontwaardigd. Ik zei
tegen Kam dat ik overwegend vrouwelijk was en dat ik hard aan een
wisseling toe was. Hij keek nogal beduusd. En niet alleen beduusd,
ook zenuwachtig - en wat meer is, ook blij. Toen wist ik het, en
hij ook, denk ik. Ik ging die nacht naar Limbo. Hij ging niet met
me mee. Ik kwam eruit met dit lichaam. Ik zou het nu niet meer
willen wisselen, en als het moest zou ik het weer nemen - dat is
gelukkig een heel succesvolle rage geweest, die jij toen in gang
hebt gezet, oema. Ik had deze zachte tinten besteld omdat ik
wist dat hij daarvan hield. Zijn huis is helemaal in blauwe en
blauwpaarse tinten, met een avondhemel. Klinkt het erg
fleups, oema? Dat is hij niet. Maar- hij was erg
lief. Ik kwam bij het ochtendgloren terug en ik vroeg me al af of
hij nog zou slapen. Maar hij was de hele nacht opgebleven. Hij liep
op het dak te ijsberen toen hij me zag, en kwam naar beneden. Eerst
was ik erg bang, hij deed zo verbaasd. Hij keek me alleen maar aan.
En toen verontschuldigde hij zich en zei dat je het nooit wist met
die Jang en dat ik net zo goed had kunnen terugkomen als vuurbal
met op allebei m'n heupen een mes. Ik pakte zijn hand, gewoon... Ik
wist niet eens wat ik wilde. Ik analyseerde niks en ik beredeneerde
niks en ik was ook niet bang. Ik wist niet eens meer dat Jang nooit
verhoudingen hebben met Oudere mensen. Ik bedoel, het gebeurt nou
eenmaal niet. Misschien zal het best wel eens een keer zijn
voorgekomen, maar dan alleen voor een et of zo, en heel stiekem en
alles in de doofpot achteraf; iedereen vreselijk beschaamd en
zelfmoord en zo.
En hij zei: "Lieveling, ik ben minstens een halve rorl ouder
dan jij en je weet dat ik je niet volgens Jang-gebruik kan trouwen
- er is niet in voorzien dat Oudere mensen trouwen. Realiseer je je
dat?"
"Geeft niets," zei ik. Hij keek bezorgd, om mij, omdat ik Jang
was en hiermee de ongeschreven wet overtrad - hoewel die
waarschijnlijk nog wel geschreven zal zijn ook. En toen kuste ik
hem. Dat was ik niet van plan geweest. Ik had me er toch al een
eeuwigheid geleden bij neergelegd dat liefde doen voor mij niks
betekende en dat dat altijd wel zo zou zijn. Ik had namelijk
helemaal niet gedacht dat het met hem anders zou gaan. Ik wilde
alleen lief voor hem zijn omdat hij zoveel voor me betekende. Ik
was helemaal bereid om toneel te spelen en van alles voor te
wenden.' Danors ogen schitterden. Vorstelijk en verrukkelijk maakte
ze een bijzonder ondubbelzinnig Jang-gebaar. 'Ja, ja. Was dat even
een verrassing!'
`Ja,' zei ik, 'ik had daar ook al een paar ideetjes over.' Ik
probeerde niet bokkig te zijn. Kam had me van mijn belangrijkste
argument beroofd, maar dat gaf niet; haar geschiedenis was
tenminste origineel.
`Al dat trouwen,' zei Danor met glinsterogen. 'Telkens dat
oponthoud. Ergens heb ik altijd geweten dat ik spontaan ben. Hij
heeft me dat geleerd. 0, oema,' zei ze opeens, terwijl het
licht wegtrok uit haar gezicht, 'ik houd van hem. Weet je wat dat
betekent?'
`Ja, ik weet wat houden-van is,' zei ik. 'Het schijnt niet
meer te functioneren, net als God.'
`Ze l‡ten het gewoon niet functioneren. Weet je wat er gebeurd
is? Op een avond kwam zijn kind langs - ironisch genoeg. Een min of
meer amberkleurig manspersoon met koude ogen. Hij had nog geen blik
op mij geworpen, of hij was er al vandoor naar zijn voogd, en nog
geen drie mums later hadden we een bode-baa in huis van de
Commissie. Ze hebben met ons allebei gepraat, samen en apart. Ze
waren heel vriendelijk, dat maakt het allemaal nog dwazer. Ze
legden uit dat het niet goed zou gaan, door het grote verschil in
leeftijd en ervaring. Dat Kam voor mij een makerfiguur was en ik
een kindfiguur voor hem. Ik zei, wat maakt dat nou uit als we toch
gelukkig zijn, maar ze wisten Kam te overtuigen en diezelfde et zei
hij dat ik weg moest gaan. Hij was vastbesloten. Hij beval me om
weg te gaan terwijl zijn ogen vol tranen stonden.'
Ik keek haar van terzijde aan. Ze was nog steeds kalm,
volledig de baas over zichzelf. Ze zag er heel mooi uit, heel
begeerlijk in het koele sterrelicht dat, ondanks dat het idioot en
kunstmatig is, toch wel effectief lijkt. Maar wat kun je nou met
een vriendin, die sto•cijns bij je zwembad zit te treuren, om een
verloren geliefde die jij niet bent?
Op dat ogenblik wankelde de zwaan, dronken waarschijnlijk van
het synthosap, op de oever af en duikelde het water in.
Een ogenblik had ik de wilde hoop dat het beest zijn verloren
instinct zou herwinnen en beginnen te zwemmen, maar hij zonk als
een baksteen en alleen zijn snavel bleef nog een ogenblik boven
water uitsteken, terwijl hij een regel van een liedje toeterde -
'Je bent de heerlijke zon van mijn hemel' - dat kennelijk de enige
manier was waarop hij om hulp kon roepen.
Ik denk dat de zwaan me een beetje aan mijn beest deed denken,
hoewel die zo intelligent was geweest als een scheermes, met al
zijn zaradanniteit, terwijl de zwaan aantoonbaar zwakbegaafd
was.
Zonder na te denken dook ik pardoes het zwembad in, achter het
stomme ding aan, en kwam al gauw boven met een spartelend nat lijf
met veren dat ik op de oever werkte, onder groot verweer van de
zwaan zelf. Hij kotste prompt al het water dat hij had ingeslikt
uit over de ene helft van de zijdebloemen, en ging toen bovenop de
andere helft zitten met een blik, of hij redelijk tevreden was over
zichzelf.
Ik klom uit het zwembad; mijn dichterskostuum van zwart
cactusfluweel plakte aan mijn lijf, en mijn krullen zaten in een
kletsnatte koek; de eerstvolgende keer dat ik ze moest borstelen
lag gegarandeerd mijn hoofdhuid aan vellen.
Danor was begonnen te huilen, bijna onopvallend.
`Arme zwaan,' fluisterde ze, maar ik wist wie ze
bedoelde.
Ik knielde bij haar neer en ze klampte zich aan me vast,
zonder op mijn doorweekte staat te letten. Ik was met het toneeltje
bekend; ik had er zelf al eens in gespeeld in de rol van Danor. Ik
hield haar dicht tegen me aan en na een tijdje tilde ik haar op en
droeg haar naar binnen. Bij de deur bleef ik even staan om de zwaan
vast te leggen en een paar huismachines erheen te sturen met
handdoeken en dergelijke om het beest te verzorgen. Danor bedankte
me tussen haar snikken door.
Ik legde haar op de grote goudbeslagen divan.
`We zijn niet getrouwd,' zei ze. `De Jang-traditie.'
'Vixaxn de Jang-traditie,' zei ik zachtjes en haar mond lachte
door haar tranen heen toen ik haar kuste.
Danor lag te slapen als een azuren droom, maar buiten in de
zonnige tuin sjokte de zwaan, die kennelijk zijn leiband had
doorgeknauwd, in het rond en niesde als een opgewekte claxon.
Hoewel het 't tiktok van de voordeur was dat me wekte.
Ik zette het beeld aan.
En daar stond een driedimensionale afbeelding van Zirk, die
grimmig zijn borstspieren deed zwellen en rollen en bijna paars
aangelopen was in zijn gezicht.
'Attlevey, Zirk,' groette ik hem vrolijk.
'Attlevey!' brulde Zirk. 'Attlevey! Leugenachtige
achterbakse onaangepaste twalldrap die je bent! Uitgekotste
vermakeratieve tosky promok!'
`Nogmaals attlevey, Zirk. Zullen we even overnieuw
beginnen? Wat wou je?'
`Jij hebt Danor,' zei Zirk beschuldigend.
`Danor is hier, inderdaad.'
`Het was dus toch een smerige truuk; vooropgezette misleiding,
dat was het. De hele kring stond daar als een stel idioten "Welkom,
Danor" te roepen tegen het verkeerde vrouwspersoon terwijl jij er
met haar vandoor ging. En ze is hier de hele nacht geweest en
jullie zijn niet eens getrouwd. Maar ik zal je wat vertellen,'
gromde hij, 'er zijn wel Jang voor veel minder erge dingen uit hun
kring gestoten.'
`Mieter op, Zirk,' zei ik hartelijk en zette de
heremietschakelaar om.
Buiten had de zwaan een aantal koperen miniatuurprieeltjes
omvergeniesd en scheen nu weer op het zwembad af te koersen. Ik
ging naar buiten en ving hem en nam hem mee naar binnen. Van onder
het bed schoot een machine tevoorschijn die de zwaan vastlegde en
een bord met het een of ander voorzette, ik zou niet weten wat,
maar hij viel er enthousiast op aan. Danor was wakker geworden. Ze
zag eruit alsof ze mijn babbeltje met Zirk had gehoord, maar ze zei
alleen : 'Moeten we niet iemand oproepen ; Hergal of Kley of zo? Of
Thinta?'
`Ik heb zo'n idee dat dat niet meer hoeft,' zei ik.
Maar het was Hatta die daarna als eerste contact zocht, zij
het niet aan de voordeur.
Danor en ik waren in de badcel, en niet bepaald aan het baden.
Een of andere propere huishoudmachine had, in een poging op mijn
wensen vooruit te lopen, alvast de heremietschakelaar uitgezet.
Slechts voorafgaan door het signaallichtje materialiseerde Hatta
zich ballonvormig temidden van ons twee‘n.
`Eh...' zei Hatta. Mogelijk bloosde hij erbij, wie zal het
zeggen. Het beeld knipte uit maar een dertig mums later verscheen
hij opnieuw, op een gepaster ogenblik.
`Neem me niet kwalijk,' zei Hatta. Hij schraapte zijn keel en
zei: 'Hallo, Danor.'
'Attlevey, Hatta,' zei Danor. 'Hoe is het ermee?'
`Och, ik mag niet klagen,' zei Hatta.
`Hoezo niet?' vroeg ik. Wie er zo uitziet als jij heeft alle
recht om te klagen.'
Hij keek me treurig aan.
`Je bent niet erg ethisch te werk gegaan, zei hij. 'En om
Danor er dan ook in te betrekken...'
`Ik heb mezelf erin betrokken,' zei Danor.
`Ze willen je uit de kring stoten.'
`Prima,' zei ik, `en verwacht maar geen tranen van me.'
`Zirk is naar de Geschiedenistoren geweest,' zei Hatta
omzichtig. `Wist je dat? Hij heeft er de hele nacht gezeten. Weet
je nog die stomme grap die je met Hergal hebt uitgehaald - iets
over een dwel.'
`Een wat? Een duel?'
`Een duwel dan. Ja. Nou, volgens mij is Zirk die gaan
opzoeken.'
De zwaan niesde vlakbij. Hatta knipperde bezorgd met zijn
ogen. `Dat zou ik maar niet zeggen,' zei hij waarschuwend. `Het is
helemaal niet om te lachen.'
Twee et later liep ik Zirk tegen het lijf bij de Zilverberg.
Danor was binnen om huisdiervitaminen te kopen voor de zwaan
terwijl een QR dierenmonteur het dier een injectie gaf om hem van
het niezen af te helpen. Zirk verscheen achter me, tikte me op mijn
schouder en sloeg me, toen ik omkeek, met één klap de halve straat
door. Ik herinner het me ook niet meer zo precies. Toen ik bijkwam
lag ik plat op mijn rug, althans gedeeltelijk, aangezien een
onbekend Jang-meisje mijn hoofd op haar schoot had genomen. De
lucht krioelde van de omlaag stormende robotvliegtuigen die dachten
dat er weer iemand zelfmoord had gepleegd, waar inderdaad op elk
ogenblik van de dag altijd wel iemand mee bezig is. Er had zich een
oploopje verzameld, zoals gewoonlijk wanneer iets min of meer
ongebruikelijks zich voordoet, en Zirk stond met zijn handen in
zijn zij op me neer te grijnzen met zijn grote witte tanden.
`Oké,' verkondigde hij. `Ik heb je uitgedaagd. Neem je m'n
uitdaging aan?'
Het Jang-meisje keek langs haar prachtige borsten lieflijk op
me neer en streelde mijn voorhoofd.
`Toe maar, toe maar,' suste ze.
Ik glimlachte tegen haar, maar Zirk schreeuwde: `En verspil
vooral geen mum aan die vent, want ik ga hem in mootjes hakken en
daarna wordt-ie uit de kring gestoten, zo zit dat. Hij heeft zowat
met de halve kring liefde gedaan zonder getrouwd te zijn!'
Het Jang-meisje keek ontzet. En met haar de menigte en de
robots die uit de vliegtuigjes kwamen drommen. Ik krabbelde
overeind terwijl mijn oren suisden; ik wankelde, maar niemand
schoot me dit keer te hulp.
`Nou, neem je de uitdaging aan?'
Ik snapte intussen wel wat z'n tactiek was.
`Mij best, opschepper. Ik neem je uitdaging aan.'
Zirk keek stralend om zich heen. Ik had kunnen weten dat de
Annalen op hem een veel funestere invloed zouden hebben dan op mij.
Hij had zich helemaal ontpopt als de toffe bink met de parelwitte
glimlach.
`Ik maak gehakt van je,' dreigde hij. 'Accepteer je het
zwaard?'
De mensen om ons heen, en voornamelijk de Ouderen, begonnen
elkaar te vragen wat een zwaard nu wel mocht zijn. Sommige Jang
kenden het uit hun fantasie‘n in de Droomsalons of het Paleis van
Avontuur.
`Gunst, heb je geoefend?' informeerde ik.
`Accepteer je het zwaard?' vroeg hij grommend.
`Best, als je dan je bek maar houdt.'
Zirk keek om zich heen en liet alle spieren rollen die hij
bezat.
`Aangezien mijn lichaam een dikke dertig centimeter groter is
dan het jouwe,' zei hij, 'ben ik bereid toe te staan dat je een
ander laat maken in een forsere uitvoering.'
`Tjonge, dankjewel zeg,' slijmde ik.
`Morgenochtend bij het aanbreken van de dag. In het
Hulst-park, de westhoek.'
Ik zag dat de menigte het in hun oren knoopte. Dat beloofde
een flink publiek te worden.
Net op dat ogenblik kwamen Danor en de zwaan uit de
Zilverberg. De zwaan had opgehouden met niezen, maar had, naar z'n
aroma van desinfecteermiddel te oordelen, weer andere dingen
gedaan.
Danor bleef staan toen ze de oploop zag.
Zirk boog voor haar met uitpuilende spieren.
`Iedereen begrijpt natuurlijk,' zei hij met een doordringend
stemgeluid, 'dat jij nergens schuld aan hebt. Jou neem ik niets
kwalijk, Danor. In tegendeel...' Hij knipoogde koket, draaide zich
met een zwaai om en deinde ervandoor.
De robotvliegtuigjes die niet nodig waren gebleken snelden
alweer de lucht in, maar er kwam een aantal bijen van het
Flitscentrum op ons afgekoerst, en daarom greep ik Danor bij de
hand en troonde haar en de zwaan snel mee.
'Dus het is nu eindelijk gebeurd,' zei ze heel zachtjes.
'Daar kan je donder op zeggen. Ik wed dat de flitsen er
vanavond bol van staan.'
'Laat je lichaam wisselen,' zei ze. 'Kom terug als vrouw. Dan
zal hij het lef toch niet hebben om tegen je te vechten.'
'Wat maakt het uit?' zei ik. 'Het is mijn eigen schuld, ik ben
ermee begonnen, toen met Hergal. En hoe dan ook, als hij me aan
zijn achterlijke pseudostalen schermdegen rijgt, dan maakt Limbo me
heus wel weer gezond en wel, ja toch?'
'Maar oema,' begon ze, 'begrijp je dan niet...'
'Ja,' zei ik.
Ik begreep het heel goed. Als Zirk werkelijk meende wat hij
gezegd had, en me melodramatisch het hart zou doorklieven, dan zou
dat de eerste moord met voorbedachten rade worden op onze planeet,
in meer dan zestig rorls.