Proloog

Ik heb nooit echt nagedacht over hoe ik dood zou gaan, hoewel ik daar de laatste maanden redenen genoeg voor had. Maar zelfs al had ik dat gedaan, dan nog zou ik nooit bedacht hebben dat het zo zou gaan.

Ik staarde met ingehouden adem naar de andere kant van de lange ruimte, in de donkere ogen van de jager, die vriendelijk terugblikte.

Het was wel een goede manier om dood te gaan: in plaats van iemand anders, iemand van wie ik hield. Nobel, zelfs. Dat zou toch wat waard moeten zijn.

Ik wist dat als ik nooit naar Forks was gegaan, ik de dood nu niet in de ogen zou staren. Maar hoewel ik doodsbang was, had ik toch geen spijt van die beslissing. Als het leven je een droom biedt die zo ver buiten alle verwachtingen ligt, is het niet redelijk om het einde ervan te betreuren.

De jager glimlachte licht toen hij op me af liep om me te doden.