6. Enge verhalen
Toen ik in mijn kamer zat en probeerde me te concentreren op de derde akte van Macbeth, was ik eigenlijk aan het luisteren of mijn auto er al aankwam. Ik had gedacht dat ik de herrie van de motor zelfs boven de klaterende regen uit zou horen. Maar toen ik voor de zoveelste keer door het raam ging kijken, stond hij er plotseling.
Ik keek niet echt uit naar vrijdag, en hij voldeed helemaal aan mijn slechte verwachtingen. Natuurlijk kreeg ik opmerkingen over het flauwvallen. Vooral Jessica leek een kick te krijgen van dat verhaal. Gelukkig had Mike zijn mond gehouden, en niemand leek op de hoogte van Edwards rol. Maar ze had een heleboel vragen over mijn lunch met hem.
‘En, wat wilde Edward Cullen gisteren van je?’ vroeg Jessica tijdens wiskunde.
‘Weet ik niet,’ antwoordde ik eerlijk. ‘Hij heeft het me nooit gezegd.’
‘Je keek nogal kwaad,’ viste ze.
‘Was dat zo?’ Ik bleef neutraal kijken.
‘Weet je, ik heb hem nog nooit met iemand anders dan zijn familie aan een tafel zien zitten. Dat was vreemd.’
‘Ja, vreemd,’ was ik het met haar eens. Ze leek geïrriteerd; ze schudde ongeduldig met haar donkere krullen. Ik denk dat ze hoopte iets te horen dat ze als een goed verhaal kon doorvertellen.
Het ergste van vrijdag was dat, hoewel ik wist dat hij er niet zou zijn, ik toch bleef hopen. Toen ik met Jessica en Mike de kantine binnenliep, keek ik toch naar zijn tafel, waar Rosalie, Alice en Jasper zaten te praten, hun hoofden dicht bij elkaar. En ik kon niets doen tegen het sombere gevoel dat over me kwam toen ik me realiseerde dat ik niet wist hoe lang ik moest wachten voor ik hem weer zag.
Aan mijn gebruikelijke tafel was iedereen vol van de plannen voor de volgende dag. Mike was weer vrolijk en had het volste vertrouwen in de lokale weerman die voor morgen zon beloofde. Dat moest ik eerst zien voor ik het geloofde. Maar het was vandaag warmer: bijna vijftien graden. Misschien werd het uitstapje toch niet een complete ramp.
Ik onderschepte een paar onvriendelijke blikken van Lauren tijdens de lunch, die ik totaal niet begreep totdat we allemaal samen naar buiten liepen. Ik liep recht achter haar, slechts een halve meter van haar steile, zilverblonde haar vandaan, en zij had dat duidelijk niet in de gaten.
‘… begrijp niet dat Bélla’ – ze zei mijn naam hatelijk – ‘vanaf nu niet gewoon bij de Cullens gaat zitten,’ hoorde ik haar zachtjes zeggen tegen Mike. Het was mij nog nooit opgevallen wat een onaangename, nasale stem ze had en ik was verrast door de kwaadaardigheid van haar toon. Ik kende haar helemaal niet zo goed, in elk geval niet goed genoeg voor haar om een hekel aan me te hebben – althans, dat dacht ik.
‘Ze is mijn vriendin, dus ze zit bij ons,’ fluisterde Mike trouw, maar ook een beetje bezitterig. Ik liet Jess en Angela voorbijlopen. Ik wilde niet nog meer horen.
Die avond tijdens het eten leek Charlie enthousiast over mijn tochtje naar La Push de volgende ochtend. Ik denk dat hij zich schuldig voelde dat hij me alleen thuis liet in de weekeinden, maar hij had te veel jaren zijn gewoontes kunnen volgen om er nu mee te breken. Natuurlijk kende hij de namen van alle kinderen die meegingen, en hun ouders en overgrootouders waarschijnlijk ook. Hij leek het goed te keuren. Ik vroeg me af of hij mijn plan om met Edward Cullen naar Seattle te rijden ook goed zou keuren. Niet dat ik hem dat zou vertellen.
‘Pap, ken jij een plek die Goat Rocks of zoiets heet? Ik geloof dat het ten zuiden van Mount Rainier is,’ vroeg ik terloops.
‘Ja, hoezo?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Een paar kinderen hadden het erover om daar te gaan kamperen.’
‘Dat is niet zo'n goede plek om te kamperen.’ Hij klonk verbaasd. ‘Te veel beren. De meeste mensen gaan daar naartoe tijdens het jachtseizoen.’
‘O,’ mompelde ik. ‘Misschien heb ik de naam niet goed verstaan.’
Ik wilde uitslapen, maar een ongewone helderheid wekte me. Ik deed mijn ogen open en zag helder geel licht door mijn raam schijnen. Ik kon het niet geloven. Ik snelde naar het raam om het te controleren, en inderdaad, daar was de zon. Hij stond op de verkeerde plek aan de hemel – te laag – en hij leek niet zo dichtbij als hij zou moeten zijn, maar het was absoluut de zon. Langs de horizon lagen wolken, maar in het midden was een grote blauwe vlek zichtbaar. Ik bleef zo lang ik kon bij het raam staan, bang dat als ik wegging, het blauw weer zou verdwijnen.
De Olympic Outfitters Store van de Newtons lag iets ten noorden van de stad. Ik had de winkel gezien, maar was er nooit gestopt: ik had geen spullen nodig gehad om langere tijd buiten door te brengen. Op de parkeerplaats herkende ik Mikes Chevrolet Suburban en Tylers Nissan Sentra. Toen ik naast hun auto's parkeerde, zag ik de groep staan bij de voorkant van de Suburban. Eric was er, samen met nog twee jongens die bij mij in de klas zaten; ik was er bijna zeker van dat hun namen Ben en Conner waren. Jess was er, geflankeerd door Angela en Lauren. Drie andere meisjes stonden naast hen. Over een van hen was ik, geloof ik, gestruikeld tijdens gym. Zij keek me vuil aan toen ik uit mijn auto stapte en fluisterde iets tegen Lauren. Lauren schudde haar lange haar en keek me minachtend aan.
Dus het werd zó'n dag.
In elk geval leek Mike blij me te zien.
‘Je bent gekomen!’ riep hij verrukt. ‘Ik had toch gezegd dat het zonnig zou zijn?’
‘Ik had toch gezegd dat ik zou komen,’ herinnerde ik hem.
‘We wachten nog op Lee en Samantha… tenzij jij nog iemand hebt uitgenodigd,’ voegde Mike toe.
‘Nee,’ loog ik, hopend dat de waarheid me niet zou achterhalen. Maar ook wensend dat er een wonder zou gebeuren en dat Edward zou opduiken.
Mike keek tevreden.
‘Rijd je mee in mijn auto? De anderen gaan met het minibusje van Lee's moeder.’
‘Tuu rl ijk.’
Hij glimlachte gelukzalig. Het was zo eenvoudig om Mike blij te maken.
‘Je mag voorin zitten,’ beloofde hij. Ik verborg mijn tegenzin. Ik kon zien hoe Jessica nu nijdig naar ons keek.
Het aantal mensen werkte echter in mijn voordeel. Lee had nog twee mensen uitgenodigd en opeens was elke stoel nodig. Ik slaagde erin Jessica tussen mij en Mike in te proppen op de voorstoel van de Suburban. Mike had het wat eleganter kunnen opvatten, maar Jessica leek in elk geval tevreden.
Het was ruim twintig kilometer naar La Push vanaf Forks. Gedurende vrijwel de hele rit reden we door schitterende, dikke groene bossen, en de Quillayute-rivier slingerde twee keer onder de weg door. Ik was blij dat ik bij het raam zat. We hadden de raampjes naar beneden gedraaid – de Suburban was een beetje benauwd met negen mensen erin – en ik probeerde zo veel mogelijk zonlicht te absorberen.
Tijdens mijn zomers bij Charlie in Forks was ik vaak naar de stranden bij La Push geweest, dus het anderhalve kilometer lange, halfronde strand van First Beach was bekend. Het was nog altijd adembenemend. Het water was donkergroen, zelfs in het zonlicht, met witte koppen, en spatte uiteen op de grijze, rotsige kust. Uit de stalen golven van de inham rezen eilandjes omhoog met steile kliffen, die ongelijke toppen bereikten en gekroond waren met strenge, rijzige pijnbomen. Het strand had maar een smal reepje echt zand aan de rand van het water, waarna het overging in miljoenen grote, gladde stenen die vanaf een afstandje allemaal dezelfde kleur grijs leken, maar van dichtbij alle tinten hadden die een steen kon hebben: terracotta, zeegroen, lavendel, blauwgrijs, dof goud. De vloedlijn was bezaaid met enorme aangespoelde bomen, wit gebleekt in de zoute golven, soms opgestapeld tegen de rand van het bos, soms alleen liggend, net buiten bereik van de golven.
Er kwam een stevige bries van de golven, koel en zilt. Pelikanen dreven op de rollende zee, terwijl zeemeeuwen en een eenzame adelaar erboven zweefden. De wolken omringden nog altijd de lucht en dreigden elk moment binnen te dringen, maar op het moment scheen de zon nog dapper in zijn cirkel van blauw.
We zochten onze weg naar het strand beneden. Mike leidde ons naar een kring van aangespoelde stukken hout die duidelijk eerder was gebruikt door groepen als de onze. Er was al een vuurplaats aangelegd, vol zwarte as. Eric en de jongen van wie ik dacht dat hij Ben heette, verzamelden afgebroken takken uit drogere stapels aan de rand van het bos, en al gauw stond er op de vuurplaats een piramidevormige constructie.
‘Heb je ooit een vuur gezien van wrakhout?’ vroeg Mike aan me. Ik zat op een van de gebleekte banken; de andere meisjes zaten – opgewonden roddelend – in groepjes aan weerszijden van me. Mike knielde bij het vuur en stak een van de kleinere takken aan met een aansteker.
‘Nee,’ zei ik terwijl hij het brandende twijgje voorzichtig tegen de piramide legde.
‘Je vindt het vast mooi, kijk goed naar de kleuren.’ Hij stak nog een twijg aan en legde hem naast de eerste. De vlammen begonnen snel aan het droge hout te likken.
‘Het is blauw,’ zei ik verbaasd.
‘Dat komt door het zout. Mooi, hè?’ Hij stak een derde tak aan, legde hem op een plek waar het vuur nog niet gepakt had, en kwam toen bij me zitten. Gelukkig zat Jess aan zijn andere kant. Ze draaide zich naar hem om en trok zijn aandacht. Ik keek naar de vreemde blauwe en groene vlammen die naar de hemel knetterden.
Na een halfuur kletsen wilden een paar jongens naar de nabij gelegen getijdenpoelen wandelen. Dat was een dilemma. Aan de ene kant was ik dol op de getijdenpoelen. Ze hadden me als kind al gefascineerd: ze waren een van de weinige dingen waar ik naar uitkeek als ik naar Forks kwam. Aan de andere kant was ik er ook vaak in gevallen. Dat is niet erg zolang je zeven bent en je vader mee is. Het herinnerde me aan Edwards verzoek: dat ik niet in zee zou vallen.
Lauren was degene die de beslissing voor me nam. Ze wilde niet meewandelen en ze droeg absoluut de verkeerde schoenen daarvoor. De meeste andere meisjes, behalve Angela en Jessica, besloten ook op het strand te blijven. Ik wachtte tot Tyler en Eric besloten hadden bij hen te blijven voordat ik stilletjes op stond om me bij de wandelgroep aan te sluiten. Mike schonk me een enorme grijns toen hij zag dat ik meeging.
Het was niet ver lopen, hoewel ik het verschrikkelijk vond dat ik in het bos de lucht niet meer kon zien. Het groene licht van het bos paste helemaal niet bij het gelach van tieners, te troebel en dreigend om samen te gaan met het luchtige geplaag om me heen. Ik moest bij elke stap die ik zette oppassen, wortels onder me vermijden en takken boven me, en ik raakte algauw achter. Uiteindelijk verliet ik het smaragdgroene bos en vond de rotsige kust terug. Het was eb en een getijdenrivier stroomde langs ons op weg naar de zee. Langs de met stenen bedekte oevers waren ondiepe poelen, die nooit helemaal leegliepen, barstensvol leven.
Ik paste goed op dat ik niet te ver boven de kleine zeevijvers leunde. De anderen kenden geen angst en sprongen over de rotsen en balanceerden gevaarlijk op de randen. Ik vond een erg stabiel uitziende rots aan de rand van een van de grootste poelen en ging voorzichtig zitten, betoverd door het natuurlijke aquarium onder me. Boeketten schitterende anemonen golfden onophoudelijk in de onzichtbare stroming, gedraaide schelpen krabbelden langs de randen, de krabben erin onzichtbaar, zeesterren hingen bewegingloos aan de rotsen en elkaar, en een kleine zwarte aal met witte racestrepen weefde door het heldergroene wier, wachtend op de terugkeer van de zee. Ik werd er volledig door in beslag genomen, afgezien van een klein deel van mijn hoofd dat zich afvroeg wat Edward nu aan het doen was, en dat zich probeerde voor te stellen wat hij zou zeggen als hij hier bij me zou zijn.
Eindelijk hadden de jongens honger en ik stond stijf op om hen terug te volgen. Ik probeerde hen nu beter bij te houden door het bos, dus viel ik natuurlijk een paar keer. Ik kreeg wat ondiepe schrammen op mijn handpalmen en de knieën van mijn spijkerbroek waren groen bevlekt, maar het had erger kunnen zijn.
Toen we terugkwamen bij First Beach was de groep die we hadden achtergelaten gegroeid. Toen we dichterbij kwamen, konden we het glanzende, steile haar en de koperkleurige huid van de nieuwkomers zien: jongeren uit het reservaat die een praatje kwamen maken.
Het eten werd al rondgedeeld en de jongens gingen snel hun deel opeisen, terwijl Eric ons voorstelde toen we de kring van wrakhout binnenkwamen. Angela en ik waren de laatsten die aankwamen en toen Eric onze namen zei, zag ik dat een jongere jongen die op de stenen bij het vuur zat, geïnteresseerd naar me opkeek. Ik ging naast Angela zitten en Mike bracht ons sandwiches en allerlei soorten fris om uit te kiezen, terwijl een jongen die eruitzag als de oudste van de bezoekers de namen opratelde van de zeven anderen die met hem mee waren gekomen. Alles wat ik opving was dat een van de meisjes ook Jessica heette, en dat de jongen die naar me gekeken had Jacob genoemd werd.
Het was ontspannend om bij Angela te zitten. Ze was een rustgevende persoon om mee om te gaan: ze had niet de behoefte om elke stilte te vullen met gekwebbel. Ze liet me vrij om ongestoord te denken terwijl we aten. En ik bedacht hoe ongelijkmatig de tijd leek te verstrijken in Forks, de ene keer in een waas waarbij bepaalde beelden meer opvielen dan andere. En dan, andere keren, was elke seconde van belang, gegrift in mijn geheugen. Ik wist precies waardoor dat verschil veroorzaakt werd, en dat verontrustte me.
Tijdens de lunch drongen de wolken zich op, sluipend over het blauw, af en toe voor de zon langs schietend, waarbij ze lange schaduwen over het strand wierpen en de golven zwart kleurden. Toen ze klaar waren met eten, begonnen sommige mensen in twee- en drietallen weg te slenteren. Sommigen wandelden naar de rand van het water en probeerden stenen over het onrustige oppervlak te keilen. Anderen verzamelden zich voor een tweede expeditie naar de getijdenpoelen. Mike – met Jessica in zijn schaduw – ging op weg naar de enige winkel in het dorp. Enkele van de kinderen uit de buurt gingen met hen mee, andere gingen mee met de wandeling. Tegen de tijd dat iedereen uitgewaaierd was, zat ik alleen op mijn wrakhouten bank. Lauren en Tyler hielden zich bezig met de cd-speler die iemand had meegenomen, en drie tieners uit het reservaat zaten op de rand van de kring, onder wie de jongen die Jacob heette en de oudste jongen die als woordvoerder had gefungeerd.
Een paar minuten nadat Angela vertrokken was met de wandelaars, slenterde Jacob naar me toe en ging op haar plek zitten. Hij leek veertien, misschien vijftien, en had lang, glanzend zwart haar dat met een elastiekje in zijn nek bij elkaar werd gehouden. Zijn huid was prachtig, zijdeachtig en roestkleurig. Zijn ogen waren donker, diep gelegen boven de hoge vlakken van zijn jukbeenderen. Hij had nog wat kinderlijke rondingen bij zijn kin. Alles bij elkaar een heel mooi gezicht. Maar mijn positieve mening van zijn uiterlijk werd geschaad door de eerste woorden die uit zijn mond kwamen.
‘Jij bent toch Isabella Swan?’
Het was alsof ik de eerste dag op school weer helemaal opnieuw beleefde.
‘Bella,’ zuchtte ik.
‘Ik ben Jacob Black.’ Hij stak met een vriendelijk gebaar zijn hand uit. ‘Je hebt de pick-up van mijn vader gekocht.’
‘O,’ zei ik opgelucht en schudde zijn hand. ‘Jij bent Billy's zoon. Ik zou me je moeten herinneren.’
‘Nee, ik ben de jongste van het gezin – je herinnert je misschien mijn oudere zussen.’
‘Rachel en Rebecca,’ wist ik ineens weer. Charlie en Billy hadden ons tijdens mijn bezoeken vaak bij elkaar gezet, om ons bezig te houden terwijl zij visten. We waren allemaal te verlegen om echt vriendinnen te worden. Natuurlijk had ik tegen de tijd dat ik elf was genoeg driftaanvallen gekregen om een eind te maken aan de vistochtjes.
‘Zijn ze hier?’ Ik bestudeerde de meisjes bij het water en vroeg me af of ik ze nog zou herkennen.
‘Nee.’ Jacob schudde zijn hoofd. ‘Rachel heeft een beurs gekregen voor Washington State University en Rebecca is getrouwd met een Samoaanse surfer. Ze woont nu op Hawaï.’
‘Getrouwd. Wauw.’ Ik was stomverbaasd. De tweeling was maar iets meer dan een jaar ouder dan ik was.
‘En, hoe vind je de pick-up?’ vroeg hij.
‘Ik vind hem te gek. Hij loopt prima.’
‘Ja, maar hij is supertraag,’ lachte hij. ‘Ik was zo opgelucht toen Charlie hem kocht. Mijn vader wilde me niet aan een andere auto laten bouwen toen we nog een auto hadden die het goed deed.’
‘Zo langzaam is hij niet,’ wierp ik tegen.
‘Heb je geprobeerd harder dan negentig te rijden?’
‘Nee,’ gaf ik toe.
‘Goed. Niet doen.’ Hij grijnsde.
Ik kon er niets aan doen en grijnsde terug. ‘Hij doet het prima tijdens botsingen,’ meldde ik ter verdediging van mijn pick-up.
‘Ik denk dat zelfs een tank dat oude monster niet plat zou krijgen,’ stemde hij lachend in.
‘Dus je bouwt auto's?’ vroeg ik, onder de indruk.
‘In mijn vrije tijd, en als ik onderdelen heb. Je weet toevallig niet waar ik een hoofdremcilinder kan krijgen voor een Volkswagen Golf uit 1986?’ vroeg hij grappend. Hij had een aangename, hese stem.
‘Sorry,’ lachte ik, ‘ik heb er de laatste tijd geen gezien, maar ik zal mijn ogen open houden.’ Alsof ik wist wat dat was. Hij was een makkelijk persoon om mee te praten.
Jacob liet een blinkende glimlach zien en bekeek me waarderend op een manier die ik begon te herkennen. Ik was niet de enige die het opviel.
‘Ken je Bella, Jacob?’ vroeg Lauren – op een beledigende toon, of verbeeldde ik me dat – vanaf de andere kant van het vuur.
‘We kennen elkaar al min of meer sinds ik een baby was,’ lachte hij en glimlachte weer naar me.
‘O, dat is leuk.’ Ze klonk helemaal niet alsof ze het leuk vond, en haar bleke vissenogen werden kleiner.
‘Bella,’ riep ze weer, nauwkeurig naar mijn gezicht kijkend. ‘Ik zei net tegen Tyler dat het zo jammer is dat geen van de Cullens vandaag kon komen. Heeft niemand eraan gedacht hen uit te nodigen?’ Haar bezorgde uitdrukking was niet overtuigend.
‘Je bedoelt het gezin van Dr. Carlisle Cullen?’ vroeg de lange, oudere jongen voordat ik antwoord kon geven, tot Laurens grote irritatie. Hij was eigenlijk meer een man dan een jongen, en zijn stem was heel zwaar.
‘Ja, ken je ze?’ vroeg ze neerbuigend, zich half naar hem omdraaiend.
‘De Cullens komen hier niet,’ zei hij op een toon waarmee het onderwerp gesloten werd en negeerde haar vraag.
Tyler, die probeerde haar aandacht terug te krijgen, vroeg Laurens mening over de cd die hij in zijn handen had. Ze was afgeleid.
Ik staarde verbaasd naar de jongen met de zware stem, maar hij keek naar het donkere bos achter ons. Hij had gezegd dat de Cullens hier niet kwamen, maar zijn toon had nog iets meer ingehouden: dat ze hier niet mochten komen, dat het verboden was. Zijn gedrag maakte een vreemde indruk op me en ik probeerde het zonder succes te negeren.
Jacob onderbrak mijn overpeinzingen. ‘Word je al helemaal gek van Forks?’
‘O, dat is wat zwakjes uitgedrukt.’ Ik trok een gezicht. Hij grinnikte begrijpend.
Ik dacht nog steeds aan de opmerking over de Cullens en ineens kreeg ik een idee. Het was een stompzinnig plan, maar ik had geen beter. Ik hoopte dat de jonge Jacob nog geen ervaring had met meisjes, zodat hij mijn ongetwijfeld armzalige pogingen tot flirten niet zou doorzien.
‘Heb je zin om een stukje met me over het strand te lopen?’ vroeg ik, terwijl ik probeerde de manier waarop Edward van onder zijn wimpers kon opkijken na te doen. Het kon nauwelijks hetzelfde effect hebben, daarvan was ik overtuigd, maar Jacob sprong toch gretig op.
Terwijl we naar het noorden liepen over de veelkleurige stenen richting de muur van wrakhout, sloten de wolken zich eindelijk aaneen waardoor de zee donkerder werd en de temperatuur daalde. Ik stak mijn handen diep in de zakken van mijn jas.
‘Hoe oud ben je, zestien?’ vroeg ik. Ik probeerde er niet als een idioot uit te zien terwijl ik met mijn oogleden knipperde zoals ik meisjes op tv had zien doen.
‘Ik ben net vijftien,’ bekende hij gevleid.
‘Echt?’ Mijn gezicht was vol valse verbazing. ‘Ik dacht dat je ouder was.’
‘Ik ben lang voor mijn leeftijd,’ verklaarde hij.
‘Kom je vaak in Forks?’ vroeg ik schalks, alsof ik hoopte dat hij ja zou zeggen. Ik vond zelf dat ik belachelijk klonk. Ik was bang dat hij me vol afschuw zou aankijken en zou beschuldigen van aanstellerij, maar hij leek nog steeds gevleid.
‘Niet zo vaak,’ bekende hij met een frons. ‘Maar als mijn auto klaar is, kan ik net zo vaak komen als ik wil – als ik mijn rijbewijs heb,’ verbeterde hij zichzelf.
‘Wie was die andere jongen waarmee Lauren praatte? Hij leek een beetje te oud om met ons rond te hangen.’ Ik deelde mezelf bewust in bij de jonkies, in een poging duidelijk te maken dat ik de voorkeur gaf aan Jacob.
‘Dat is Sam, hij is negentien,’ informeerde hij me.
‘Wat bedoelde hij eigenlijk met wat hij zei over het gezin van de dokter?’ vroeg ik onschuldig.
‘De Cullens? O, zij mogen niet op het reservaat komen.’ Hij keek weg, over zee naar James Island, terwijl hij bevestigde wat ik dacht dat ik gehoord had in Sams stem.
‘Waarom niet?’
Hij keek naar me en beet op zijn lip. ‘Oeps, daar mag ik eigenlijk helemaal niets over vertellen.’
‘O, ik zal het aan niemand doorvertellen, ik ben gewoon nieuwsgierig.’ Ik probeerde verleidelijk te glimlachen en vroeg me af of ik het er niet te dik oplegde.
Maar hij glimlachte terug en keek verleid. Toen trok hij een wenkbrauw op en zijn stem was nog heser dan daarvoor.
‘Houd je van enge verhalen?’ vroeg hij onheilspellend.
‘Ik ben er dól op,’ deed ik enthousiast en probeerde hem smeulend in de ogen te kijken.
Jacob liep naar een aangespoelde boom waarvan de wortels uitstaken als de spits toelopende poten van een enorme bleke spin. Hij ging op een van de kronkelige wortels zitten, terwijl ik lager plaats nam op de stam van de boom. Hij staarde naar de rotsen, een glimlachje om zijn brede lippen. Ik kon zien dat hij ging proberen dit zo spannend mogelijk te vertellen. Ik deed mijn best de grote interesse die ik voelde uit mijn ogen te houden.
‘Heb je wel eens een van onze oude verhalen gehoord, over waar we vandaan komen – de Quileutes bedoel ik?’ begon hij.
‘Niet echt,’ bekende ik.
‘Er zijn veel legendes, van sommige wordt beweerd dat ze teruggaan tot de Zondvloed – ze zeggen dat de oude Quileutes hun kano's vastbonden aan de toppen van de hoogste bomen op de berg om te overleven, net als Noach en de ark.’ Hij glimlachte om me te laten zien hoe weinig geloof hij hechtte aan de verhalen. ‘Volgens een andere legende stammen we af van wolven – en de wolven zouden nog steeds onze broeders zijn. Het is tegen de wetten van de stam om ze te doden.
En dan zijn er nog de verhalen over de koude wezens.’ Zijn stem werd nog wat zachter.
‘De koude wezens?’ vroeg ik en ik hoefde niet langer te doen alsof ik gefascineerd was.
‘Ja. Er zijn verhalen over de koude wezens die net zo oud zijn als de wolflegendes, en sommige zijn veel recenter. Volgens een legende kende mijn eigen overgrootvader enkele van hen. Hij was degene die een verdrag met hen sloot waardoor ze niet meer op ons land mogen komen.’ Hij rolde met zijn ogen.
‘Jouw overgrootvader?’ moedigde ik aan.
‘Hij was een stamoudste, net als mijn vader. De koude wezens zijn de natuurlijke vijanden van de wolf, moet je weten – althans niet de echte wolf, maar van de wolven die in mensen kunnen veranderen, zoals onze voorouders. Jullie noemen ze weerwolven.’
‘Weerwolven hebben vijanden?’
‘Slechts een.’
Ik staarde hem dringend aan en hoopte dat ik kon doen alsof mijn ongeduld bewondering was.
‘Dus,’ ging Jacob verder, ‘de koude wezens zijn van oudsher onze vijanden. Maar de groep die naar ons gebied kwam toen mijn overgrootvader leefde was anders. Zij jaagden niet op de manier zoals de rest van hun soort deed – mijn overgrootvader ging ervan uit dat zij ongevaarlijk waren voor de stam. Dus sloot mijn overgrootvader een wapenstilstand met hen. Als zij beloofden niet op ons land te komen, zouden wij hen niet verraden aan de bleekgezichten.’ Hij knipoogde naar mij.
‘Als ze niet gevaarlijk waren, waarom…?’ Ik probeerde het te begrijpen, maar deed mijn best hem niet te laten merken hoe serieus ik zijn spookverhaal nam.
‘Het is altijd riskant voor mensen om bij de koude wezens in de buurt te zijn, zelfs als ze beschaafd zijn zoals deze clan. Je weet nooit wanneer ze zo hongerig worden dat ze zich niet meer in kunnen houden.’ Hij liet zijn stem met opzet extra dreigend klinken.
‘Wat bedoel je met ‘beschaafd’?’
‘Ze beweerden dat ze niet op mensen joegen. Ze schenen om de een of andere manier in staat te zijn uitsluitend op dieren te jagen.’
Ik probeerde mijn stem nonchalant te houden. ‘Wat heeft dat dan te maken met de Cullens? Zijn zij net zoals de koude wezens die je overgrootvader heeft ontmoet?’
‘Nee.’ Hij wachtte even theatraal. ‘Zij zíjn die wezens.’
Hij dacht vast dat de uitdrukking op mijn gezicht angst was, ingegeven door zijn verhaal. Hij glimlachte tevreden en ging verder.
‘Het zijn er nu meer, een nieuw vrouwtje en een nieuw mannetje, maar de rest is hetzelfde. In mijn overgrootvaders tijd kenden ze de leider al: Carlisle. Hij was hier geweest en al weer vertrokken voordat jóúw soort kwam.’ Hij probeerde een lachje te onderdrukken.
‘En wat zijn ze?’ vroeg ik tenslotte. ‘Wat zijn de koude wezens?’
Hij glimlachte donker.
‘Bloeddrinkers,’ antwoordde hij met een griezelstem. ‘Jullie noemen hen vampiers.’
Na zijn antwoord staarde ik naar de ruige branding, omdat ik niet wist wat er op mijn gezicht te lezen viel.
‘Je hebt kippenvel,’ lachte hij verrukt.
‘Je bent een goede verteller,’ complimenteerde ik hem, nog steeds naar de golven kijkend.
‘Krankzinnig verhaal, hè? Logisch dat mijn vader niet wil dat we er met iemand over praten.’
Ik kon mijn gezichtsuitdrukking onvoldoende onder controle houden om hem nu al aan te kijken. ‘Wees maar niet bang, ik zal je niet verraden.’
‘Ik heb zojuist het verdrag verbroken,’ lachte hij.
‘Ik zwijg als het graf,’ beloofde ik, en toen rilde ik.
‘Serieus, niets tegen Charlie zeggen, hoor. Hij was behoorlijk boos op mijn vader toen hij hoorde dat sommigen van ons niet meer naar het ziekenhuis gaan sinds dr. Cullen daar werkt.’
‘Dat beloof ik.’
‘En, vind je ons nu een stelletje bijgelovige indianen?’ vroeg hij op speelse toon, maar ook een heel klein beetje bezorgd. Ik had nog niet weggekeken van de oceaan.
Ik draaide me om en glimlachte zo normaal als ik kon naar hem.
‘Nee. Ik vind dat je heel goed enge verhalen kunt vertellen. Kijk, ik heb nog steeds kippenvel.’ Ik hield mijn arm omhoog.
‘Gaaf,’ lachte hij.
En toen waarschuwde het geluid van tegen elkaar klaterende strandstenen ons dat er iemand naar ons toe kwam. We keken op hetzelfde moment op en zagen Mike en Jessica, ongeveer vijftig meter bij ons vandaan, naar ons toelopen.
‘Daar ben je, Bella,’ riep Mike opgelucht, zwaaiend met zijn arm.
‘Is dat je vriendje?’ vroeg Jacob, gealarmeerd door het jaloerse toontje in Mikes stem. Ik was verrast dat het zo opvallend was.
‘Nee, absoluut niet,’ fluisterde ik. Ik was Jacob ongelooflijk dankbaar en wilde hem graag zo blij mogelijk maken. Ik knipoogde naar hem, zorgvuldig wegdraaiend van Mike toen ik dat deed. Hij glimlachte, dolblij met mijn onhandige geflirt.
‘Dus als ik mijn rijbewijs heb…’ begon hij.
‘Moet je bij me langskomen in Forks. Dan kunnen we samen wat doen.’ Ik voelde me schuldig toen ik dit zei, wetend dat ik hem had gebruikt. Maar ik vond Jacob echt heel aardig. Hij was iemand met wie ik makkelijk vrienden kon worden.
Mike had ons nu bereikt en Jessica liep een paar stappen achter hem. Ik zag zijn ogen Jacob opnemen en tevreden kijken toen hij duidelijk aan de jonge kant bleek te zijn.
‘Waar was je?’ vroeg hij, hoewel het antwoord voor hem stond.
‘Jacob vertelde me wat lokale legendes,’ meldde ik. ‘Het was heel interessant.’
Ik glimlachte warm naar Jacob, en hij grijnsde terug.
‘O.’ Mike aarzelde en beoordeelde de situatie opnieuw toen hij onze camaraderie zag. ‘We zijn de spullen bij elkaar aan het pakken: het ziet ernaar uit dat het zo gaat regenen.’
We keken allemaal omhoog naar de dreigende lucht. Het zag er inderdaad regenachtig uit.
‘Oké.’ Ik sprong op. ‘Ik kom.’
‘Leuk je weer gezien te hebben,’ zei Jacob en ik was ervan overtuigd dat hij Mike een beetje aan het jennen was.
‘Vond ik ook. De volgende keer dat Charlie langsgaat bij Billy kom ik mee,’ beloofde ik.
Hij grijnsde van oor tot oor. ‘Dat zou gaaf zijn.’
‘En bedankt,’ voegde ik ernstig toe.
Ik deed mijn capuchon omhoog toen we terugliepen over de rotsen naar de parkeerplaats. Een paar druppels begonnen te vallen en maakten zwarte vlekken op de stenen waar ze neerkwamen. Toen we bij de Suburban kwamen, waren de anderen al bezig alles in de achterbak te stoppen. Ik kroop op de achterbank, bij Angela en Tyler, met de mededeling dat ik mijn beurt op de voorstoel al gehad had. Angela staarde alleen maar uit het raam naar de toenemende storm, en Lauren draaide zich om op de middenstoel om Tylers aandacht te trekken, dus kon ik gewoon mijn hoofd tegen de rugleuning leggen en mijn ogen dicht doen en heel hard proberen niet na te denken.