2. Open boek

De volgende dag was beter… en erger.

Het was beter omdat het nog niet regende, hoewel de wolken dicht en dreigend waren. Het was gemakkelijker omdat ik wist wat me te wachten stond. Mike kwam naast me zitten bij Engels en liep met me mee naar de volgende les, terwijl schaakclub-Eric de hele tijd boos naar hem keek – wat mijn ego streelde. De mensen keken niet meer zo veel naar me als gisteren. Ik zat tijdens de lunch met een grote groep aan tafel, waaronder Mike, Eric, Jessica en verschillende anderen wier namen en gezichten ik me nu kon herinneren. Ik had het gevoel dat ik aan het watertrappen was, in plaats van te verdrinken.

Het was erger omdat ik bekaf was. Ik kon nog steeds niet slapen door de wind die om het huis gierde. Het was erger omdat meneer Varner me een beurt gaf bij wiskunde hoewel ik mijn hand niet had opgestoken en ik het antwoord fout had. Het was afschuwelijk omdat ik volleybal moest spelen en de enige keer dat ik niet wegdook voor de bal, ik hem tegen het hoofd van mijn teamgenoot mepte. En het was verschrikkelijk omdat Edward Cullen helemaal niet op school kwam.

De hele ochtend zag ik op tegen de lunch, bang voor zijn vreemde kwade blikken. Een deel van mij wilde de confrontatie aangaan en vragen wat er aan de hand was. Toen ik wakker in mijn bed lag, had ik bedacht wat ik zou zeggen. Maar ik kende mezelf te goed om te denken dat ik dit echt zou durven doen. In vergelijking met mij leek de Laffe Leeuw uit de Tovenaar van Oz wel de Terminator.

Maar toen ik met Jessica de kantine binnenliep, en vruchteloos probeerde niet rond te kijken op zoek naar hem, zag ik dat de vier die voor zijn broers en zussen doorgingen aan hun vaste tafel zaten en dat hij er niet bij was.

Mike kwam ons tegemoet en dirigeerde ons naar zijn tafel. Jessica scheen dolblij met alle aandacht en haar vriendinnen kwamen algauw bij ons zitten. Maar tijdens het luisteren naar hun vrolijke gekwebbel, voelde ik me totaal niet op mijn gemak en wachtte ik zenuwachtig op het moment dat hij binnen zou komen. Ik hoopte dat hij me domweg zou negeren en dat mijn achterdocht ongegrond zou blijken te zijn.

Hij kwam niet en met het verstrijken van de tijd raakte ik steeds meer gespannen.

Ik liep met meer vertrouwen naar biologie toen hij, aan het eind van de lunch, nog niet verschenen was. Mike, die trekken van een golden retriever begon te vertonen, liep trouw met me mee naar de les. Bij de deur hield ik mijn adem in, maar ook daar was Edward Cullen niet. Ik ademde uit en liep naar mijn plek. Mike volgde, vertellend over een uitje naar het strand dat hij aan het organiseren was. Hij bleef bij mijn tafel hangen tot de bel ging. Hij glimlachte verlangend naar me en ging naast een meisje met een beugel en een slechte permanent zitten. Het zag ernaar uit dat ik iets aan Mike moest doen, en dat zou niet eenvoudig zijn. In een stadje als dit, waar iedereen boven op elkaar leeft, was het van het grootste belang diplomatiek te zijn. Ik was nooit erg tactvol geweest: ik had geen ervaring in het omgaan met al te vriendelijke jongens.

Ik was opgelucht dat ik de tafel voor mezelf had, dat Edward er niet was. Dat zei ik herhaaldelijk tegen mezelf. Maar ik kon het knagende gevoel dat ik de reden was van zijn afwezigheid niet van me afschudden. Het was belachelijk en egocentrisch om te denken dat ik zo'n sterk effect op iemand zou hebben. Het was onmogelijk. En toch bleef ik me afvragen of het niet toch waar was.

Toen de schooldag eindelijk voorbij was en het schaamrood over het volleybalincident van mijn kaken verdwenen, schoot ik weer in mijn spijkerbroek en donkerblauwe trui. Ik verliet snel de meisjeskleedkamer, blij te merken dat ik mijn retrieverachtige vriend even had afgeschud. Ik liep vlug naar de parkeerplaats. Het zag er zwart van de leerlingen. Ik stapte in mijn pick-up en doorzocht mijn tas om er zeker van te zijn dat alles erin zat wat ik nodig had.

Gisteravond was ik erachter gekomen dat Charlie niet kon koken, behalve gebakken eieren met spek. Dus had ik om kookcorvee gevraagd voor de duur van mijn verblijf. En dat liet hij maar al te graag aan mij over. Ik kwam er ook achter dat er geen eten in huis was. Dus had ik een boodschappenlijst bij me en geld uit de pot met het etiket boodschappengeld, en was ik op weg naar de supermarkt.

Ik bracht mijn oorverdovende motor tot leven, negeerde de hoofden die mijn kant op draaiden, en reed achteruit naar een plekje in de rij auto's die stonden te wachten tot ze het parkeerterrein konden verlaten. Terwijl ik wachtte, en probeerde te doen alsof de enorme herrie uit iemand anders auto kwam, zag ik de twee Cullens en de Hale-tweeling in hun auto stappen. Het was de glanzend nieuwe Volvo, natuurlijk. Hun kleren waren me nog niet opgevallen – ik was te gefascineerd geweest door hun gezichten. Maar nu ik goed keek, was het duidelijk dat ze allemaal zeer goed gekleed gingen: eenvoudig, maar zo te zien toch wel in designerkleding. Maar met hun opvallend knappe uiterlijk en de elegante manier waarop zij zich bewogen, hadden ze ook vodden kunnen dragen zonder dat het iemand zou opvallen. Het leek nogal overdreven dat ze zowel mooi waren als geld hadden. Maar voor zover ik wist zat het leven meestal zo in elkaar. Het zag er echter niet naar uit dat dit bijdroeg aan hun acceptatie hier.

Nee, dat was het toch niet helemaal. Het isolement moest hun eigen keuze zijn. Ik kon me niet voorstellen dat er een deur was die niet open zou gaan voor deze mate van schoonheid.

Zij keken naar mijn luidruchtige pick-up toen ik langs hen reed, net als alle anderen. Ik keek recht vooruit en was blij toen ik het schoolterrein eindelijk achter me liet.

De winkel was niet ver van school, een stukje verderop langs de autoweg. Het was prettig om in een supermarkt te zijn; het voelde normaal. Thuis deed ik ook de boodschappen en ik nam de bekende taak met plezier op me. De supermarkt was zo groot dat ik de regen op het dak niet hoorde, zodat deze me er niet aan kon herinneren waar ik was.

Toen ik thuiskwam, pakte ik de boodschappen uit en borg ze op waar ik maar een gaatje kon vinden. Ik hoopte dat Charlie het niet erg vond. Ik wikkelde aardappels in folie en legde ze in de oven om te poffen, bedekte een biefstuk met marinade en zette hem boven op een doos eieren in de koelkast.

Toen ik daarmee klaar was, ging ik met mijn boekentas naar boven. Voordat ik aan mijn huiswerk begon, trok ik een droog joggingpak aan, deed mijn klamme haar in een staart en keek voor het eerst of ik e-mail had. Er waren drie berichten.

‘Bella,’ schreef mijn moeder…

Schrijf me zodra je bent aangekomen. Hoe was je vlucht. Regent het? Ik mis je nu al. Ik ben bijna klaar met inpakken om naar Florida te gaan, maar ik kan mijn roze bloes niet vinden. Weet je waar ik hem heb gelaten? Phil doet de groeten. Mama.

Ik zuchtte en opende het volgende bericht. Het was acht uur na de eerste verzonden.

Waarom heb je me nog niet gemaild? Waarom duurt het zo lang.
Mama

Het laatste was van vanochtend.

Isabella,
Als ik om 17.30 nog niets van je gehoord heb, bel ik Charlie.

Ik keek op de klok. Ik had nog een uur, maar mijn moeder liep graag op de zaken vooruit.

Mama,
Rustig. Ik schrijf je zo meteen uitgebreid. Doe geen domme dingen.
Bella

Dat verzond ik en toen begon ik opnieuw.

Mam,
Alles gaat goed. Natuurlijk regent het. Ik wilde wachten tot ik iets had om over te schrijven. De lessen vallen mee, sommige dingen heb ik al gehad. Ik heb een paar aardige kinderen ontmoet, met wie ik samen lunch.

Je bloes is bij de stomerij – je had hem vrijdag al kunnen ophalen. Charlie heeft een pick-up voor me gekocht, echt waar. Hij is te gek. Wel een beetje oud, maar heel degelijk en dat komt natuurlijk goed uit.

Ik mis je ook. Ik schrijf je snel, maar ik ga niet elke vijf minuten kijken of ik mail heb. Ontspan, blijf ademhalen. Ik hou van je.
Bella

Ik had besloten Wuthering Heights, de roman die we op dit moment behandelden bij Engels, opnieuw te lezen, gewoon, omdat ik dat leuk vond. En daar was ik mee bezig toen Charlie thuiskwam. Ik was de tijd vergeten en holde naar beneden om de aardappelen uit de oven te halen en de biefstuk onder de grill te zetten.

‘Bella?’ riep mijn vader toen hij me op de trap hoorde.

Wie anders, dacht ik bij mezelf. ‘Hé pap, ook goedemiddag.’

‘Dank je.’ Hij hing zijn holster op en trok zijn laarzen uit terwijl ik aan de slag ging in de keuken. Voor zover ik wist had hij zijn pistool nog nooit gebruikt tijdens zijn werk. Maar hij hield hem gereed. Toen ik hier als kind kwam, haalde hij altijd gelijk de kogels eruit zodra hij thuiskwam. Nu dacht hij waarschijnlijk dat ik groot genoeg was om mezelf niet meer per ongeluk neer te schieten, en niet depressief genoeg om het expres te doen.

‘Wat eten we?’ vroeg hij wantrouwig. Mijn moeder was een fantasievolle kok en haar experimenten waren niet altijd eetbaar. Ik was verrast, en bedroefd, dat hij zich dat nog kon herinneren.

‘Biefstuk en gepofte aardappelen,’ antwoordde ik en hij keek opgelucht.

Hij voelde zich duidelijk niet op zijn gemak in de keuken waar hij niets kon doen, en slenterde naar de woonkamer om tv te kijken terwijl ik kookte. Dat was voor ons allebei prettiger. Terwijl de biefstuk bakte, maakte ik een salade en dekte de tafel.

Ik riep hem toen het eten klaar was en hij snoof waarderend toen hij binnenkwam.

‘Ruikt lekker, Bell.’

‘Dank je.’

We aten een paar minuten zwijgend. Het was niet vervelend. We hadden geen van beiden last van de stilte. In sommige opzichten waren we geknipt om samen te wonen.

‘En, hoe vind je het op school? Heb je al vrienden gemaakt?’ vroeg hij terwijl hij nog een keer opschepte.

‘Ik heb een paar lessen samen met een meisje Jessica. Ik lunch met haar en haar vriendinnen. En dan is er nog een jongen, Mike, die erg aardig is. Iedereen is heel vriendelijk.’ Met één opvallende uitzondering.

‘Dat moet Mike Newton zijn. Aardige knul, aardige familie. Zijn vader is de eigenaar van de buitensportzaak aan de rand van de stad. Hij verdient goed aan alle rugzaktoeristen die hier komen.’

‘Ken je de Cullens?’ vroeg ik aarzelend.

‘Dr. Cullen? Zeker. Dr. Cullen is een fantastische man.’

‘Ze… de kinderen… zijn anders. Ze lijken nergens bij te horen op school.’

Charlies boze blik verbaasde me.

‘Wat is dat toch met die mensen hier,’ mopperde hij. ‘Dr. Cullen is een uitstekend arts die waarschijnlijk in elk ziekenhuis ter wereld zou kunnen werken en tien keer zo veel kan verdienen als hier.’ Hij sprak steeds harder. ‘We hebben geluk dat hij hier werkt, geluk dat zijn vrouw in een kleine stad wilde wonen. Hij is een aanwinst, en die kinderen zijn goed opgevoed en beleefd. Ik had zo mijn twijfels toen ze hier kwamen wonen, met al die geadopteerde tieners. Ik verwachtte dat we problemen zouden krijgen met hen. Maar ze zijn heel volwassen, ze hebben nog nooit overlast veroorzaakt. En dat kan ik niet zeggen van de kinderen van sommige mensen die hier al generaties lang wonen. En ze zijn heel hecht, als een echt gezin: om het weekeinde gaan ze kamperen… Maar omdat ze nieuw zijn, wordt er over hen geroddeld.’

Het was het langste verhaal dat ik Charlie ooit had horen houden. Hij had blijkbaar een uitgesproken mening over wat de mensen zeiden.

Ik krabbelde terug. ‘Ze lijken me erg aardig. Het viel me gewoon op dat ze weinig contact zoeken. Ze zijn allemaal heel aantrekkelijk,’ voegde ik toe in een poging complimenteuzer te zijn.

‘Je zou de dokter eens moeten zien,’ zei Charlie lachend. ‘Het is maar goed dat hij gelukkig getrouwd is. Veel verpleegsters in het ziekenhuis hebben concentratieproblemen als hij in de buurt is.’

We zwegen weer gedurende de rest van het eten. Hij ruimde de tafel af terwijl ik begon met afwassen. Hij ging terug naar de tv, en toen ik klaar was met afwassen – geen vaatwasser – ging ik met tegenzin naar boven om mijn wiskundehuiswerk te doen. Ik voelde hoe er een traditie aan het ontstaan was.

Die nacht was het eindelijk rustig. Ik viel snel in slaap, uitgeput.

De rest van de week gebeurde er weinig. Ik raakte gewend aan de routine van de lessen. Aan het eind van de week herkende ik al een aantal leerlingen op school, al wist ik lang niet alle namen. Bij gym hadden mijn teamgenoten snel door dat ze mij geen bal moesten toespelen, en dat ze snel vóór me moesten stappen als de tegenstander gebruik probeerde te maken van mijn zwakheden. Ik bleef met liefde uit hun buurt.

Edward Cullen kwam niet terug naar school.

Elke dag wachtte ik angstig af tot de rest van de Cullens zonder hem de kantine binnenkwam. Dan kon ik ontspannen en aan de gesprekken deelnemen. Meestal ging het over het uitstapje naar het La Push Ocean Park over twee weken dat Mike aan het organiseren was. Ik was uitgenodigd en ik had gezegd dat ik zou gaan, meer uit beleefdheid dan dat ik zo graag wilde. Stranden hoorden heet en droog te zijn.

Tegen de tijd dat het vrijdag was, ging ik op mijn gemak het biologielokaal binnen, niet meer bang dat Edward daar zou zijn. Voor hetzelfde geld was hij van school gegaan. Ik probeerde niet aan hem te denken, maar ik kon het gevoel dat ik de oorzaak was van zijn voortdurende afwezigheid niet van me afzetten, hoe belachelijk het ook was.

Mijn eerste weekeinde in Forks ging zonder bijzonderheden voorbij. Charlie, niet gewend tijd door te brengen in het normaal gesproken lege huis, werkte het grootste deel van het weekeinde. Ik maakte het huis schoon, werkte vooruit aan mijn huiswerk en schreef mijn moeder nog meer onware vrolijke e-mails. Op zaterdag reed ik naar de bibliotheek, maar die was zo slecht voorzien dat ik niet de moeite nam lid te worden. Ik zou met iemand moeten afspreken om binnenkort eens naar Olympia of Seattle te gaan om een goede boekwinkel te zoeken. Ik vroeg me af hoeveel benzine de pick-up zou verbruiken… en rilde bij de gedachte.

De regen bleef het hele weekeinde zacht, stil, dus ik sliep goed.

Maandagochtend werd ik door verschillende mensen begroet op de parkeerplaats. Ik wist niet al hun namen, maar ik zwaaide terug en glimlachte naar iedereen. Het was kouder die ochtend, maar gelukkig regende het niet. Bij Engels ging Mike weer naast me zitten. We hadden een onverwachtse overhoring over Wuthering Heights. Hij was nogal standaard, erg gemakkelijk.

Alles bij elkaar voelde ik me meer op mijn gemak dan ik verwacht had op dit moment. Meer op mijn gemak dan ik ooit had gedacht me hier te zullen voelen.

Toen we de klas uitliepen, was de lucht gevuld met dwarrelende witte dingetjes. Ik hoorde mensen uitgelaten naar elkaar roepen. De wind beet in mijn wangen, mijn neus.

‘Gaaf,’ zei Mike. ‘Het sneeuwt.’

Ik keek naar de plukjes katoen die zich opstapelden op de stoep en warrig langs mijn gezicht dansten.

‘Jak.’ Sneeuw. Daar ging mijn goede dag.

Hij keek verbaasd. ‘Houd je niet van sneeuw?’

‘Nee. Het betekent dat het te koud is voor regen.’ Logisch. ‘Bovendien horen het toch vlokken te zijn, weet je wel, allemaal uniek en zo. Dit ziet eruit als plukjes watten.’

‘Heb je nog nooit sneeuw gezien?’ vroeg hij ongelovig.

‘Natuurlijk wel.’ Ik wachtte. ‘Op tv.’

Mike lachte. Toen smakte een grote natte bal kledderige sneeuw tegen de achterkant van zijn hoofd. We draaiden ons om om te zien waar hij vandaan kwam. Ik verdacht Eric, die wegliep in de verkeerde richting, niet naar zijn volgende les. Mike dacht blijkbaar hetzelfde. Hij boog voorover en schraapte een berg witte derrie bij elkaar.

‘Ik zie je in de kantine, goed?’ Ik bleef lopen terwijl ik sprak. ‘Als mensen met nattigheid gaan gooien, ben ik weg.’

Hij knikte alleen maar, zijn ogen gericht op Erics verdwijnende rug.

De hele morgen sprak iedereen opgewonden over de sneeuw. Blijkbaar was het de eerste sneeuw van het nieuwe jaar. Ik hield mijn mond. Tuurlijk, het was droger dan regen – totdat het smolt in je sokken.

Op mijn hoede liep ik met Jessica na Spaans naar de kantine. Overal vlogen druipende ballen door de lucht. Ik hield een map in mijn handen, klaar om hem als schild te gebruiken. Jessica vond mij erg grappig, maar iets in mijn gezicht weerhield haar ervan zelf een sneeuwbal mijn kant op te mikken.

Mike haalde ons in toen we net naar binnen gingen, lachend, met smeltend ijs in de stekeltjes van zijn haar. Hij en Jessica waren in een levendig gesprek verwikkeld over het sneeuwballengevecht toen we in de rij gingen staan om eten te halen. Gewoontegetrouw keek ik naar de tafel in de hoek. En ik verstijfde ter plekke. Er zaten vijf mensen aan tafel.

Jessica trok aan mijn arm. ‘Hallo? Bella? Wat wil je eten?’

Ik keek naar beneden, mijn oren waren warm. Er was geen reden waarom ik me niet op mijn gemak zou voelen, herinnerde ik mezelf. Ik had niets verkeerd gedaan.

‘Wat is er met Bella?’ vroeg Mike aan Jessica.

‘Niets,’ antwoordde ik. ‘Ik neem vandaag alleen wat te drinken.’ Ik liep naar het einde van de rij.

‘Heb je geen honger?’ vroeg Jessica.

‘Eigenlijk voel ik me niet zo lekker,’ zei ik, mijn ogen nog altijd op de vloer gericht.

Ik wachtte tot zij hun eten hadden en liep met hen mee naar de tafel, mijn blik op hun voeten.

Ik dronk langzaam mijn drinken op, mijn maag in de knoop. Twee keer vroeg Mike, onnodig bezorgd, hoe het met me ging. Ik zei dat er niets aan de hand was, maar ik vroeg me af of ik niet toch had moeten overdrijven, zodat ik de volgende les kon schuilen in het kantoortje van de schoolverpleegster.

Belachelijk. Weglopen zou niet nodig moeten zijn.

Ik besloot mezelf een blik op de tafel van de familie Cullen te gunnen. Als hij boos naar me keek, zou ik spijbelen bij biologie, lafaard die ik was.

Ik hield mijn hoofd naar beneden en gluurde door mijn wimpers. Geen van hen keek deze kant op. Ik tilde mijn hoofd een beetje op.

Ze lachten. Het haar van Edward, Jasper en Emmett zat vol met smeltende sneeuw. Alice en Rosalie bogen opzij toen Emmett zijn druipende haar in hun richting schudde. Ze genoten van de sneeuw, net als alle anderen. Alleen zagen zij eruit als een tafereel uit een film, in tegenstelling tot ons.

Maar afgezien van het gelach en de speelsheid, was er nog iets anders, al kon ik daar niet precies de vinger op leggen. Ik bekeek Edward het zorgvuldigst. Zijn huid was minder bleek, vond ik – misschien doorbloed door het sneeuwgevecht – de kringen onder zijn ogen minder opvallend. Maar er was nog iets. Ik peinsde, starend, in een poging te bedenken wat het was.

‘Bella, waar kijk je naar?’ onderbrak Jessica mijn gedachten, haar ogen volgden mijn blik.

Precies op dat moment keek hij naar mij.

Ik keek gelijk naar beneden, zodat mijn haar mijn gezicht verborg. Ik was er echter van overtuigd dat, op het moment dat onze blikken elkaar kruisten, hij niet zo boos of onvriendelijk keek als de vorige keer. Hij keek gewoon weer nieuwsgierig, onbevredigd op de een of andere manier.

‘Edward Cullen kijkt naar je,’ giechelde Jessica in mijn oor.

‘Hij kijkt toch niet kwaad?’ Ik moest het vragen.

‘Nee,’ zei ze verbaasd. ‘Moet dat dan?’

‘Volgens mij vindt hij me niet aardig,’ vertrouwde ik haar toe. Ik voelde me nog steeds raar. Ik legde mijn hoofd op mijn armen.

‘De Cullens vinden niemand aardig… althans, ze besteden te weinig aandacht aan anderen om hen aardig te vinden. Maar hij kijkt nog steeds naar je.’

‘Niet terugkijken,’ siste ik.

Ze giechelde, maar keek weg. Ik keek een beetje omhoog om te zien of ze het echt deed, want anders zou ik geweld moeten gebruiken.

Toen onderbrak Mike ons: hij probeerde een historisch sneeuwballengevecht te organiseren op het parkeerterrein als de school uit was en wilde dat we meededen. Jessica stemde enthousiast toe. Uit de manier waarop ze naar Mike keek, bleek duidelijk dat ze met alles wat hij voorstelde zou meedoen. Ik hield mijn mond. Ik zou moeten schuilen in de gymzaal tot de parkeerplaats leeg was.

Tijdens de rest van de pauze hield ik mijn ogen zorgvuldig op mijn eigen tafel gericht. Ik besloot me aan mijn eigen afspraak te houden. Omdat hij niet boos keek, zou ik naar biologie gaan. Mijn maag maakte angstige sprongetjes bij de gedachte dat ik weer naast hem zou zitten.

Ik had niet zoveel zin om zoals gewoonlijk met Mike naar de les te lopen, want hij was blijkbaar een populair doelwit voor sneeuwbalschutters. Maar toen we bij de deur kwamen zuchtte iedereen teleurgesteld, behalve ik. Het regende. Alle resten sneeuw spoelden in ijzige, heldere stroompjes langs de stoep. Ik deed mijn capuchon omhoog, stiekem blij. Ik kon gelukkig gelijk na gym naar huis.

Mike klaagde op weg naar gebouw vier onafgebroken.

Eenmaal in de klas zag ik tot mijn opluchting dat mijn tafel nog leeg was. Meneer Banner liep door de klas en zette op elke tafel een microscoop en een doosje glasplaatjes. De les begon pas over een paar minuten en overal klonk geroezemoes. Ik keek niet naar de deur, maar kliederde op het omslag van mijn schrijfblok.

Ik hoorde duidelijk hoe de stoel naast mij verschoof, maar mijn ogen bleven gericht op het patroon dat ik aan het tekenen was.

‘Hallo,’ zei een zachte, melodieuze stem.

Ik keek op, stomverbaasd dat hij tegen me sprak. Hij zat zo ver bij me vandaan als de tafel toeliet, maar zijn stoel stond naar me toe gedraaid. Zijn haar was druipnat, in de war – maar zelfs zo zag hij eruit alsof hij uit een reclame voor haargel gestapt was. Zijn oogverblindende gezicht was vriendelijk, open, een kleine glimlach om zijn perfecte lippen. Maar zijn blik was behoedzaam.

‘Ik ben Edward Cullen,’ ging hij verder. ‘Ik was niet in de gelegenheid mezelf voor te stellen vorige week. Jij moet Bella Swan zijn.’

Mijn hoofd tolde van verwarring. Had ik alles verzonnen? Hij was nu uitermate beleefd. Ik moest iets zeggen, hij wachtte. Maar ik kon niets bedenken.

‘H-hoe weet je mijn naam?’ stamelde ik.

Hij lachte een zachte, betoverende lach. ‘O, ik denk dat iedereen jouw naam kent. De hele stad heeft gewacht op je komst.’

Ik trok een gezicht. Ik wist dat het zoiets moest zijn. ‘Nee,’ hield ik koppig vol. ‘Ik bedoelde, waarom noem je me Bella?’

Hij leek verward. ‘Heb je liever Isabella?’

‘Nee, ik vind Bella leuker,’ zei ik. ‘Maar volgens mij noemt Charlie, ik bedoel mijn vader, me Isabella achter mijn rug. Althans, zo kent iedereen me hier,’ probeerde ik uit te leggen, terwijl ik me een ongelofelijke sukkel voelde.

‘O.’ Hij ging er niet op door.

Ik keek gegeneerd weg.

Gelukkig begon meneer Banner op dat moment met de les. Ik probeerde me te concentreren terwijl hij uitlegde wat voor onderzoek we vandaag zouden doen. De glasplaatjes in de doos lagen door elkaar. Met z'n tweeën moesten we de plaatjes met de kiemcellen van een ui op volgorde leggen volgens de verschillende fasen van mitose en de juiste fase erbij schrijven. We mochten ons boek niet gebruiken. Over twintig minuten zou hij door de klas lopen om te kijken wie het goed had.

‘Begin maar,’ beval hij.

‘Dames eerst, partner?’ vroeg Edward. Ik keek op en zag een scheve glimlach op zijn gezicht die zo mooi was dat ik hem alleen nog maar als een malloot kon aanstaren.

‘Ik kan ook beginnen, als je wilt.’ De glimlach verdween. Hij vroeg zich natuurlijk af of ik geestelijk wel in orde was.

‘Nee,’ zei ik, kleurend, ‘ik ga wel eerst.’ Ik probeerde, een heel klein beetje, indruk te maken. Ik had dit onderzoek al eerder gedaan en wist waar ik op moest letten. Dit zou een makkie moeten zijn. Ik legde het eerste glasplaatje onder de microscoop en stelde de lens snel scherp. Ik bekeek het plaatje even.

Vol overtuiging zei ik wat het was: ‘Profase.’

‘Mag ik ook even kijken?’ vroeg hij toen ik het glasplaatje wilde weghalen. Toen hij het vroeg raakte zijn hand de mijne, om me tegen te houden. Zijn vingers waren ijskoud, alsof hij ze voor de les in een berg sneeuw had gehouden. Maar dat was niet waarom ik mijn hand zo snel terugtrok. Toen hij me aanraakte, prikte het alsof er een elektrische vonk oversprong.

‘Sorry,’ mompelde hij en trok zijn hand gelijk weg. Maar hij pakte wel de microscoop. Ik keek naar hem, onthutst, terwijl hij nog korter naar de cel keek dan ik had gedaan.

‘Profase,’ was hij met me eens en schreef het netjes in het eerste vakje van ons werkblad. Hij wisselde snel het eerste glasplaatje voor het tweede en keek er kort naar.

‘Anafase,’ mompelde hij en schreef het op terwijl hij sprak.

Ik hield mijn stem onverschillig. ‘Mag ik?’

Hij lachte zelfgenoegzaam en duwde de microscoop naar mij.

Ik keek gretig door de lens, maar werd teleurgesteld. Verdorie, hij had gelijk.

‘Plaatje drie?’ Ik hield zonder kijken mijn hand op.

Hij gaf het aan me; het leek alsof hij ervoor zorgde niet nogmaals mijn huid aan te raken.

Ik keek zo kort als ik maar kon. ‘Interfase.’ Ik gaf hem de microscoop voordat hij erom kon vragen. Hij keek even en schreef het toen op. Ik had kunnen schrijven terwijl hij keek, maar zijn duidelijke, elegante handschrift weerhield me. Ik wilde het vel niet ontsieren met mijn hanenpoten.

We waren ruim voor de anderen klaar. Ik zag hoe Mike en zijn partner twee glasplaatjes steeds opnieuw met elkaar vergeleken, en een ander paar had onder tafel hun boek open.

Omdat ik niets anders te doen had, probeerde ik heel hard niet naar hem te kijken… zonder succes. Ik keek op, en hij staarde naar me met diezelfde onverklaarbaar gefrustreerde blik in zijn ogen. Ineens wist ik wat dat subtiele verschil in zijn uiterlijk was.

‘Heb je contactlenzen?’ flapte ik er zonder nadenken uit.

Hij leek verbaasd door mijn onverwachte vraag. ‘Nee.’

‘O,’ mompelde ik. ‘Ik dacht dat je ogen er anders uitzagen.’

Hij haalde zijn schouders op en keek weg.

Eigenlijk was ik ervan overtuigd dat ze anders waren. Ik herinnerde me levendig hoe zwart zijn ogen de laatste keer waren geweest toen hij me boos had aangekeken. De kleur viel duidelijk op tegen de achtergrond van zijn bleke huid en zijn kastanjebruine haar. Vandaag hadden zijn ogen een totaal andere kleur: een vreemd soort oker, donkerder dan karamel maar met diezelfde goudkleurige tint. Ik begreep niet hoe dat mogelijk was, tenzij hij om een of andere reden loog over de lenzen. Of misschien werd ik letterlijk gek van Forks.

Ik keek naar beneden. Zijn handen waren weer tot harde vuisten gebald.

Meneer Banner kwam naar onze tafel, om te zien waarom we niets uitvoerden. Hij wierp over onze schouders een blik op het ingevulde werkblad en keek nog eens beter om de antwoorden te controleren.

‘Zo, Edward, vond je niet dat Isabella ook een kans verdiende met de microscoop?’ vroeg meneer Banner.

‘Bella,’ corrigeerde Edward automatisch. ‘Overigens heeft ze drie van de vijf herkend.’

Meneer Banner keek nu naar mij, zijn blik was sceptisch. ‘Heb je dit onderzoek al eerder gedaan?’ vroeg hij.

Ik lachte schaapachtig. ‘Niet met ui.’

‘Blastula van een vis?’

‘Ja.’

Meneer Banner knikte. ‘Volgde je in Phoenix het aangepaste lesprogramma voor gevorderden?’

‘Ja.’

‘Tja,’ zei hij na een korte pauze, ‘ik denk dat het goed is dat jullie naast elkaar zitten.’ Hij mompelde nog iets terwijl hij wegliep. Toen hij weg was, begon ik weer op mijn schrijfblok te kliederen.

‘Jammer hè, van de sneeuw?’ vroeg Edward. Ik had het gevoel dat hij zichzelf dwong met me te kletsen. Ik werd weer overvallen door paranoia. Het was alsof hij mijn gesprek met Jessica tijdens de lunch gehoord had en probeerde te bewijzen dat mijn indruk van hem niet klopte.

‘Niet echt,’ antwoordde ik eerlijk, in plaats van te doen alsof ik normaal was, zoals ieder ander. Ik probeerde nog steeds het stomme gevoel van achterdocht van me af te schudden en kon me niet concentreren.

‘Je houdt niet van de kou.’ Het was geen vraag.

‘Of nattigheid.’

‘Forks moet een moeilijke plek voor je zijn om te wonen,’ zei hij peinzend.

‘Je moest eens weten,’ mompelde ik donker.

Hij leek gefascineerd door wat ik zei, hoewel ik me dat niet kon voorstellen. Zijn gezicht leidde me zo af dat ik probeerde er niet langer naar te kijken dan absolute beleefdheid vereiste.

‘Waarom ben je dan hiernaartoe gekomen?’

Niemand had me dat gevraagd – niet rechtstreeks zoals hij deed, bijna eisend.

‘Het is… ingewikkeld.’

‘Ik ben een slimme jongen,’ drong hij aan.

Ik zweeg een tijd en maakte toen de fout hem aan te kijken. Zijn donkere, gouden ogen brachten me in de war, en ik antwoordde zonder nadenken.

‘Mijn moeder is hertrouwd,’ zei ik.

‘Dat klinkt niet zo ingewikkeld,’ wierp hij tegen, maar hij was plotseling vol medeleven. ‘Wanneer is dat gebeurd?’

‘Afgelopen september.’ Mijn stem klonk treurig, vond ik.

‘En je vindt hem niet aardig,’ nam Edward aan, zijn toon nog steeds vriendelijk.

‘Nee, Phil is oké. Te jong misschien, maar best aardig.’

‘Waarom ben je dan niet bij hen gebleven?’

Ik wist niet waarom hij zo geïnteresseerd was, maar hij bleef met doordringende ogen naar me staren, alsof mijn saaie levensgeschiedenis op een of andere manier van levensbelang was.

‘Phil reist veel. Hij is professioneel honkbalspeler.’ Ik glimlachte half.

‘Is hij bekend?’ vroeg hij, terugglimlachend.

‘Niet echt. Hij speelt niet zó goed. Uitsluitend minor league. Hij wisselt vaak van club.’

‘En je moeder heeft je hiernaartoe gestuurd zodat ze met hem mee kan.’ Het was weer een conclusie, geen vraag.

Mijn kin kwam een stukje omhoog. ‘Nee, ze heeft me niet hiernaartoe gestuurd. Ik heb mezelf gestuurd.’

Zijn wenkbrauwen fronsten. ‘Dat begrijp ik niet,’ gaf hij toe en hij leek uitermate gefrustreerd daardoor.

Ik zuchtte. Waarom legde ik hem dit uit. Hij bleef me duidelijk nieuwsgierig aanstaren.

‘Ze bleef eerst bij mij, maar ze miste hem. Ze werd ongelukkig… dus besloot ik dat het een goed moment was om wat tijd door te brengen met Charlie.’ Bij dat laatste klonk mijn stem mistroostig.

‘Maar nu ben jij ongelukkig,’ zei hij.

‘En wat dan nog?’ daagde ik uit.

‘Dat lijkt me niet eerlijk.’ Hij haalde zijn schouders op, maar zijn ogen waren nog steeds intens.

Ik lachte cynisch. ‘Heeft niemand je dat ooit verteld? Het leven ís niet eerl ijk.’

‘Ik geloof inderdaad dat ik dat ooit eerder heb gehoord,’ stemde hij droogjes in.

‘Dus dat is alles,’ zei ik, me afvragend waarom hij nog steeds zo naar me staarde.

Zijn blik werd waarderend. ‘Je speelt goed toneel,’ zei hij langzaam. ‘Maar ik wil wedden dat je ongelukkiger bent dan je laat merken.’

Ik trok een gezicht, weerstond de aandrang om als een klein kind mijn tong naar hem uit te steken en keek weg.

‘Heb ik gelijk?’

Ik probeerde hem te negeren.

‘Dat dacht ik al,’ mompelde hij zelfvoldaan.

‘Wat kan jóú dat schelen?’ vroeg ik hem geïrriteerd. Ik bleef wegkijken, mijn ogen gericht op de leraar die door de klas liep.

‘Dat is een heel goede vraag,’ mompelde hij, zo zachtjes dat ik me afvroeg of hij wel tegen mij sprak. Maar na een paar seconden stilte nam ik aan dat dat het enige antwoord was dat ik kreeg.

Ik zuchtte en keek nijdig naar het schoolbord.

‘Erger ik je?’ vroeg hij. Hij klonk alsof hij het grappig vond.

Zonder nadenken keek ik weer naar hem op… en sprak opnieuw de waarheid. ‘Niet echt. Het is meer dat ik me aan mezelf erger. Mijn gezicht is zo gemakkelijk te lezen – mijn moeder noemt me altijd haar open boek.’ Ik fronste.

‘Integendeel, ik vind je erg moeilijk te doorgronden.’

Ondanks alles wat ik gezegd en hij geraden had, klonk het alsof hij het meende.

‘Dan moet je een goede verstaander zijn,’ antwoordde ik.

‘Meestal wel.’ Hij glimlachte breed zodat zijn perfecte, ultrawitte tanden zichtbaar werden.

Op dat moment maande meneer Banner de klas tot stilte en richtte ik opgelucht mijn aandacht op hem. Ik kon niet geloven dat ik zojuist mijn saaie leven uit de doeken had gedaan aan deze bizarre, beeldschone jongen die wel of geen hekel aan me had. Het had geleken alsof hij volledig opging in ons gesprek, maar nu zag ik uit de hoeken van mijn ogen dat hij weer van me weg leunde en dat zijn handen de rand van de tafel strak omklemden.

Ik probeerde op te letten terwijl meneer Banner met een overheadprojector liet zien wat ik zonder problemen had gezien door de microscoop. Maar mijn gedachten vlogen alle kanten op.

Toen de bel eindelijk ging, snelde Edward net zo vlug en sierlijk de klas uit als hij afgelopen maandag had gedaan. En ik staarde hem, net als afgelopen maandag, vol verbazing na.

Mike kwam snel naar me toe en pakte mijn boeken bij elkaar. Ik stelde me hem voor met een kwispelende staart.

‘Dat was verschrikkelijk,’ kreunde hij. ‘Ze zagen er allemaal precies hetzelfde uit. Je had mazzel dat Cullen naast je zat.’

‘Ik vond het helemaal niet moeilijk,’ zei ik, gepikeerd door zijn veronderstelling. Ik had meteen spijt van mijn kattigheid. ‘Ik heb dit al een keer eerder gedaan,’ voegde ik toe voordat hij zich gekwetst kon voelen.

‘Cullen leek vandaag wel vriendelijk,’ merkte hij op toen we onze regenjassen aantrokken. Hij leek het niet leuk te vinden.

Ik probeerde onverschillig te klinken. ‘Ik vraag me af wat er aan de hand was, afgelopen maandag.’

Ik kon me niet concentreren op Mikes geklets toen we naar gym liepen, en ook daar kon ik mijn gedachten niet bij de les houden. Mike zat vandaag in mijn team. Ridderlijk ving hij zowel mijn als zijn eigen ballen op, dus mijn verstrooidheid werd alleen doorbroken toen ik moest serveren. Iedere keer als ik aan de beurt was dook mijn team angstvallig opzij.

De regen was nog slechts mist toen ik het parkeerterrein op liep, maar ik was blij toen ik in de droge auto zat. Ik deed de verwarming aan zonder te letten op het oorverdovende gebrul van de motor. Ik ritste mijn jas los, deed de capuchon naar beneden en woelde mijn vochtige haar los zodat het kon drogen op weg naar huis.

Ik keek om me heen om te zien of er geen auto aankwam. Op dat moment zag ik de stille, bleke figuur. Edward Cullen leunde tegen het voorportier van de Volvo, drie auto's bij me vandaan, en staarde strak in mijn richting. Ik keek snel weg, schakelde in zijn achteruit en knalde in mijn haast bijna boven op een roestige Toyota. Gelukkig voor de Toyota trapte ik op tijd op mijn rem, want het was precies het soort auto dat door mijn pick-up in schroot zou veranderen. Ik haalde diep adem, keek nog steeds de andere kant op en reed voorzichtig weg, nu met meer succes. Ik keek recht voor me uit toen ik langs de Volvo reed, maar ik zou zweren dat ik hem uit mijn ooghoeken zag lachen.