10. Ondervragingen
De volgende ochtend was het erg moeilijk om in discussie te gaan met het deel van me dat ervan overtuigd was dat gisteravond slechts een droom was. Logica had ik niet aan mijn zijde, net zomin als gezond verstand. Ik klampte me vast aan die dingen die ik niet verzonnen kon hebben – zoals zijn geur. Ik was ervan overtuigd dat ik die zelf nooit gedroomd zou hebben.
Buiten was het mistig en donker. Helemaal perfect. Hij had geen reden om vandaag niet op school te zijn. Ik trok mijn dikke kleren aan, want ik herinnerde me dat ik geen jas had. Nog meer bewijs dat mijn herinneringen echt waren.
Toen ik beneden kwam, was Charlie alweer vertrokken. Ik was later dan ik had gedacht. Ik werkte met drie happen een mueslireep weg, gevolgd door melk rechtstreeks uit het pak, en racete toen de deur uit. Hopelijk bleef het droog tot ik Jessica gevonden had.
Het was ongewoon mistig. De lucht leek bijna rokerig en voelde ijskoud aan op de stukken blote huid van mijn gezicht en nek. Ik kon niet wachten tot ik de verwarming van mijn auto aan had. De mist was zo dik dat ik nog maar een paar stappen van de oprit vandaan was toen ik me realiseerde dat er een auto op stond: een zilveren auto. Mijn hart bonkte, haperde, en begon toen twee keer zo snel te kloppen.
Ik zag niet waar hij vandaan kwam, maar ineens was hij er en hield het portier voor me open.
‘Wil je vandaag met me meerijden?’ vroeg hij, geamuseerd door mijn gezichtsuitdrukking omdat hij me weer verrast had. Er klonk onzekerheid in zijn stem. Hij gaf me echt een keuze. Ik mocht weigeren en een deel van hem hoopte daarop. Die hoop was tevergeefs.
‘Ja, graag,’ zei ik en probeerde mijn stem rustig te houden. Toen ik in de warme auto stapte, zag ik zijn beige jack over de hoofdsteun van de passagiersstoel hangen. Het portier sloot achter me, en sneller dan mogelijk was zat hij naast me en startte de auto.
‘Ik heb mijn jas voor je meegenomen. Ik wil niet dat je ziek wordt of zo.’ Zijn stem was behoedzaam. Ik zag dat hij zelf geen jas aan had, alleen een lichtgrijs shirt met V-hals en lange mouwen. Ook nu sloot de stof nauw om zijn perfect gespierde borst. Het was een compliment voor zijn gezicht dat mijn ogen niet op zijn lichaam bleven hangen.
‘Zo kwetsbaar ben ik niet,’ zei ik, maar ik trok het jack op mijn schoot en schoof mijn armen in de te lange mouwen, nieuwsgierig of de geur inderdaad net zo lekker was als ik me herinnerde. Hij was lekkerder.
‘Dacht je?’ wierp hij tegen met een stem die zo laag was dat ik niet zeker wist of die opmerking voor mij bestemd was.
We reden door de in mist gehulde straten, de hele tijd te snel, en voelden ons niet op ons gemak. Tenminste, ik niet. Gisteravond stond er niets tussen ons in… bijna niets. Ik wist niet of we vandaag ook zo eerlijk en open waren. Daardoor kon ik geen woord uitbrengen. Ik wachtte tot hij iets zei.
Grijnzend keek hij me aan. ‘Wat, vandaag geen vraag-en-antwoordspelletjes?’
‘Vind je mijn gevraag vervelend?’ vroeg ik opgelucht.
‘Niet zo vervelend als je reacties.’ Hij zag eruit alsof hij een grapje maakte, maar ik wist het niet zeker.
Ik fronste. ‘Reageer ik soms verkeerd?’
‘Nee, dat is juist het probleem. Je vat alles zo rustig op – het is niet normaal. Daardoor vraag ik me steeds af wat je echt denkt.’
‘Ik vertel je altijd wat ik echt denk.’
‘Je laat dingen weg,’ zei hij beschuldigend.
‘Niet veel.’
‘Genoeg om me gek te maken.’
‘Je wilt het niet weten,’ mompelde ik bijna fluisterend. Zo gauw ik dit gezegd had, had ik er spijt van. De pijn in mijn stem was heel vaag en ik kon alleen maar hopen dat hij het niet gehoord had.
Hij antwoordde niet en ik vroeg me af of ik de stemming bedorven had. Zijn gezicht was onleesbaar terwijl we de parkeerplaats van school op reden. Nogal laat bedacht ik me iets.
‘Waar is de rest van je familie?’ vroeg ik – meer dan blij dat ik alleen met hem was, maar ik herinnerde me dat zijn auto meestal vol zat.
‘Ze zijn met Rosalies auto.’ Hij haalde zijn schouders op terwijl hij naast een glimmend rode convertible met gesloten kap parkeerde. ‘Nogal opvallend, vind je niet?’
‘Eh, wauw,’ blies ik. ‘Als ze zo'n auto heeft, waarom rijdt ze dan met jou mee?’
‘Zoals ik zei, nogal opvallend. We proberen gewoon te lijken.’
‘Dat lukt je niet.’ Ik lachte en schudde mijn hoofd terwijl we uitstapten. Ik was niet meer te laat; zijn krankzinnige manier van rijden had ervoor gezorgd dat ik ruim op tijd was. ‘Maar waarom ging Rosalie vandaag dan met haar auto als hij zo opvallend is.’
‘Heb je het nog niet gemerkt? Ik ben nu alle regels aan het overtreden.’ Hij kwam naast me staan bij de voorkant van de auto en bleef vlak bij me terwijl we het schoolterrein op liepen. Ik wilde die kleine ruimte tussen ons laten verdwijnen, hem aanraken, maar ik was als de dood dat hij dat niet zou willen.
‘Waarom hebben jullie überhaupt dat soort auto's,’ vroeg ik me hardop af, ‘als je je juist gedeisd wilt houden?’
‘Een gril,’ gaf hij toe met een schalkse glimlach. ‘We houden allemaal van snelle auto's.’
‘Logisch,’ mompelde ik zachtjes.
Onder het overhangende dak van de kantine stond Jessica te wachten, en haar ogen rolden bijna uit hun kassen. Over haar arm hing, gelukkig, mijn jas.
‘Hé Jessica,’ zei ik toen we vlak bij haar waren. ‘Fijn dat je eraan gedacht hebt.’
Ze gaf me de jas zonder een woord te zeggen.
‘Goedemorgen Jessica,’ zei Edward beleefd. Hij kon toch echt niet helpen dat zijn stem zo onweerstaanbaar was. Of wat zijn ogen teweeg konden brengen.
‘Eh… hoi.’ Ze keek weer naar mij en probeerde haar verwarde gedachten op een rij te krijgen. ‘Ik zie je wel bij wiskunde.’ Ze gaf me een betekenisvolle blik en ik onderdrukte een zucht. Wat moest ik haar in hemelsnaam vertellen.
‘Ja, tot dan.’
Ze liep weg, maar stopte twee keer om over haar schouder naar ons te gluren.
‘Wat ga je haar vertellen?’ mompelde Edward.
‘Hé, ik dacht dat je mijn gedachten niet kon lezen!’ siste ik.
‘Kan ik ook niet,’ zei hij verbaasd. Toen lichtten zijn ogen op. ‘Maar, ik kan die van haar wel lezen… Ze kan niet wachten tot jullie samen les hebben om je uit te horen.’
Ik kreunde terwijl ik zijn jack uittrok en teruggaf, waarna ik mijn eigen jas aantrok. Hij vouwde hem over zijn arm.
‘En, wat ga je haar vertellen?’
‘Help me alsjeblieft?’ smeekte ik. ‘Wat wil ze weten?’
Hij schudde zijn hoofd en grijnsde vals. ‘Dat is niet eerlijk.’
‘Nee, dat je niet vertelt wat je weet – dát is niet eerlijk.’
Hij dacht even na terwijl we verder liepen. We stopten voor de deur van mijn eerste leslokaal.
‘Ze wil weten of we stiekem wat hebben. En ze wil weten wat je voor me voelt,’ zei hij uiteindelijk.
‘Jesses. Wat moet ik daar nou op zeggen?’ Ik probeerde mijn gezichtsuitdrukking heel onschuldig te houden. Mensen liepen langs ons op weg naar hun lokaal, staarden waarschijnlijk, maar ik lette nauwelijks op hen.
‘Hmm.’ Hij zweeg even, ving een lok haar die ontsnapt was uit de knot in mijn nek en duwde hem terug op zijn plek. Mijn hart pruttelde hyperactief. ‘Ik denk dat je op de eerste vraag ‘ja’ kunt zeggen… als je het niet erg vindt – dat is eenvoudiger dan alles te moeten uitleggen.’
‘Ik vind het niet erg,’ zei ik met zwakke stem.
‘En wat haar andere vraag betreft… tja, naar dat antwoord zal ik zelf ook vol spanning luisteren.’ Een kant van zijn mond krulde omhoog in mijn favoriete ongelijke glimlach. De adem stokte in mijn keel zodat ik niet kon reageren op die opmerking. Hij draaide zich om en liep weg.
‘Ik zie je bij de lunch,’ riep hij over zijn schouder. Drie mensen die net naar binnengingen stopten om me aan te staren.
Ik ging snel het lokaal binnen, blozend en geïrriteerd. Hij was zo'n valsspeler. Nu maakte ik me nog meer zorgen over wat ik tegen Jessica moest zeggen. Ik zat op mijn vaste plek en smeet kwaad mijn tas neer.
‘Morgen Bella,’ zei Mike vanaf de stoel naast me. Ik keek op en zag een vreemde, bijna gelaten uitdrukking op zijn gezicht. ‘Hoe was het in Port Angeles?’
‘Het was…’ Er was geen goede manier om het te vertellen. ‘Leuk,’ voltooide ik lamlendig mijn zin. ‘Jessica heeft een heel mooie jurk gevonden.’
‘Zei ze nog iets over maandagavond?’ vroeg hij en zijn ogen lichtten op. Ik glimlachte vanwege de wending die het gesprek nam.
‘Ze zei dat ze het heel gezellig had gevonden,’ verzekerde ik hem.
‘Zei ze dat?’ vroeg hij gretig.
‘Absoluut.’
Meneer Mason maande de klas tot stilte en vroeg ons onze werkstukken in te leveren. Engels en maatschappijleer gingen in een waas voorbij, terwijl ik me zorgen maakte over hoe ik de dingen aan Jessica moest uitleggen en bang was dat Edward echt zou luisteren naar wat ik zei door middel van Jessica's gedachten. Dat talent van hem was af en toe knap lastig – wanneer hij het niet gebruikte om mijn leven te redden.
Tegen het einde van het tweede uur was de mist bijna verdwenen, maar het was nog altijd donker door de laaghangende dichte wolken. Ik glimlachte tegen de lucht.
Edward had natuurlijk gelijk. Toen ik het wiskundelokaal binnenkwam, zat Jessica op de achterste rij en stuiterde bijna van haar stoel van opwinding. Met tegenzin ging ik naast haar zitten en probeerde mezelf ervan te overtuigen dat ik dit maar beter zo snel mogelijk achter de rug kon hebben.
‘Vertel me alles!’ beval ze voor ik goed en wel zat.
‘Wat wil je weten?’ zei ik terughoudend.
‘Wat is er gisteravond gebeurd?’
‘Hij heeft me mee uit eten genomen en toen heeft hij me thuisgebracht.’
Ze keek me nijdig aan, haar blik vol scepsis. ‘Hoe ben je zo snel thuisgekomen?’
‘Hij rijdt als een bezetene. Het was doodeng.’ Ik hoopte dat hij dat hoorde.
‘Was het een afspraakje? Heb je hem gezegd je daar te ontmoeten?’
Daar had ik niet aan gedacht. ‘Nee, ik was totaal verbaasd toen ik hem daar zag.’
Haar lippen pruilden van teleurstelling bij de duidelijke eerlijkheid in mijn stem.
‘Maar hij heeft je vandaag voor school opgehaald?’ viste ze.
‘Ja, dat was ook een verrassing. Hij zag dat ik geen jas had gisteravond,’ legde ik uit.
‘Gaan jullie nog een keer uit samen?’
‘Hij heeft aangeboden me zaterdag naar Seattle te brengen omdat hij denkt dat mijn pick-up het niet haalt – telt dat ook?’
‘Ja,’ knikte ze.
‘In dat geval, ja dus.’
‘W-au-w.’ Ze zei het zo overdreven dat het drie lettergrepen werden. ‘Edward Cullen.’
‘Ik weet het,’ was ik het met haar eens. ‘Wauw’ was wel heel zwak uitgedrukt.
‘Wacht!’ Haar handen schoten omhoog, de palmen naar mij toe alsof ze verkeer tegen hield. ‘Heeft hij je gekust?’
‘Nee,’ mompelde ik. ‘Zo is het niet.’
Ze keek teleurgesteld. En ik weet zeker dat ik dat ook deed.
‘Denk je dat hij zaterdag…’ Ze trok haar wenkbrauwen op.
‘Ik denk echt van niet.’ De ontevredenheid in mijn stem klonk duidelijk door.
‘Waar hebben jullie over gepraat?’ Ze viste fluisterend naar meer informatie. De les was begonnen, maar meneer Varner lette niet echt op en we waren niet de enigen die nog kletsten.
‘Weet ik veel, Jess, van alles,’ fluisterde ik terug. ‘We hebben het ook nog even over het werkstuk voor Engels gehad.’ Heel, heel even. Ik geloof dat hij het even genoemd heeft.
‘Alsjeblieft, Bella,’ smeekt ze, ‘ik wil details horen.’
‘O… oké, goed dan. Je had moeten zien hoe de serveerster met hem flirtte – het was echt overdreven. Maar hij besteedde totaal geen aandacht aan haar.’ Eens zien wat hij daarvan zou maken.
‘Dat is een goed teken,’ knikte ze. ‘Was ze knap?’
‘Nogal, en waarschijnlijk negentien of twintig.’
‘Nog beter. Hij moet je echt leuk vinden.’
‘Dat denk ik, maar het is moeilijk te zeggen. Hij is altijd zo cryptisch,’ zuchtte ik. Dat laatste was voor hem bestemd.
‘Ik begrijp niet dat je alleen met hem durft te zijn,’ zei ze.
‘Hoezo?’ Ik schrok, maar zij begreep mijn reactie niet.
‘Hij is zo… intimiderend. Ik zou niet weten wat ik tegen hem moest zeggen.’ Ze trok een gezicht en dacht waarschijnlijk aan vanochtend of gisteravond, toen hij de overweldigende kracht van zijn ogen op haar had losgelaten.
‘Daar heb ik ook last van als ik bij hem in de buurt ben,’ gaf ik toe.
‘Maar ja, hij is een waanzinnig lekker ding.’ Jessica haalde haar schouders op alsof dit al zijn fouten goedmaakte. Wat het volgens haar waarschijnlijk ook deed.
‘Hij is veel meer dan alleen maar knap.’
‘O ja, wat dan?’
Ik wou dat ik er niet op ingegaan was. Maar ik hoopte nog harder dat hij niet serieus was geweest over dat meeluisteren.
‘Ik kan het niet goed uitleggen… maar innerlijk is hij nog veel geweldiger.’ De vampier die goed wilde zijn, die rondrende om mensen te redden zodat hij geen monster zou zijn… Ik staarde naar de andere kant van het lokaal.
‘Kan dat dan?’ giechelde ze.
Ik negeerde haar en probeerde eruit te zien alsof ik luisterde naar meneer Varner.
‘Dus je vindt hem leuk?’ Ze was niet van plan los te laten.
‘Ja,’ zei ik kortaf.
‘Maar vind je hem echt leuk?’ drong ze aan.
‘Ja,’ zei ik weer, blozend. Ik hoopte dat haar gedachten dat niet zouden zien.
Ze had genoeg van de eenlettergrepige antwoorden. ‘Hoe leuk vind je hem?’
‘Te leuk,’ fluisterde ik terug. ‘Meer dan hij mij leuk vindt. Maar ik weet niet wat ik daaraan kan veranderen.’ Ik zuchtte en de ene blos ging over in de andere.
Toen vroeg meneer Varner Jessica gelukkig om een antwoord.
Ze kreeg de kans niet om het onderwerp nog eens aan te roeren tijdens de les, en zodra de bel ging veranderde ik van onderwerp.
‘Bij Engels vroeg Mike of je nog iets gezegd had over maandagavond,’ zei ik haar.
‘Niet waar! Wat heb je gezegd?!’ vroeg ze verschrikt, volledig afgeleid.
‘Ik heb gezegd dat je het heel leuk had gehad. Dat leek hij fijn te vinden.’
‘Vertel me precies wat hij gezegd heeft, en wat je daarop gezegd hebt.’
De rest van onze wandeling naar de volgende les werd besteed aan zinsontleding en het grootste deel van Spaans aan een exacte beschrijving van Mikes gezichtsuitdrukkingen. Ik zou niet hebben meegedaan aan het eindeloos rekken van dit onderwerp als ik niet zo bang was geweest dat ik anders weer uitgehoord zou worden.
En toen ging de bel voor de lunchpauze. Ik sprong van mijn stoel en schoof mijn boeken ruw in mijn tas. Jessica moet aan mijn blije gezicht gezien hebben wat er aan de hand was.
‘Je komt vandaag niet bij ons zitten, hè?’ gokte ze.
‘Ik geloof het niet.’ Ik wist niet of hij niet weer toevallig zou verdwijnen.
Maar Edward wachtte op me buiten de deur van ons Spaanse lokaal, leunend tegen de muur. Hij leek meer op een Griekse god dan fatsoenlijk was. Jessica wierp een blik op ons, rolde met haar ogen en verdween.
‘Tot straks, Bella,’ Haar stem was vol uitgesproken suggesties. Ik zou de telefoon waarschijnlijk moeten uitschakelen.
‘Hallo.’ Zijn stem klonk geamuseerd en geïrriteerd tegelijk. Hij had meegeluisterd, dat was duidelijk.
‘Hoi.’
Ik wist niets anders te zeggen, en hij zweeg – wachtte af, neem ik aan – dus was het een stille wandeling naar de kantine. Samen met Edward door de drukke kantine lopen tijdens de lunch deed me denken aan mijn eerste dag hier: iedereen staarde.
Hij ging me voor naar de rij, zei nog altijd niets, maar hij wierp elke paar seconden een speculerende blik op mijn gezicht. Ik dacht van zijn gezicht af te lezen dat irritatie het aan het winnen was van geamuseerdheid. Ik frummelde zenuwachtig aan de rits van mijn jas.
Hij liep naar de toonbank en vulde een blad met eten.
‘Wat ben je aan het doen?’ wierp ik tegen. ‘Dat is toch niet allemaal voor mij?’
Hij schudde zijn hoofd en liep naar de kassa.
‘De helft is voor mij, natuurlijk.’
Ik trok een wenkbrauw op.
Hij liep voor me uit naar dezelfde tafel waar we de vorige keer aan hadden gezeten. Toen we tegenover elkaar gingen zitten, staarde een groep vierdeklassers verbaasd naar ons vanaf de andere kant van de lange tafel. Edward leek er geen erg in te hebben.
‘Pak maar wat je wilt,’ zei hij en schoof het blad naar me toe.
‘Ik vroeg me af,’ zei ik terwijl ik een appel pakte en hem in mijn handen ronddraaide, ‘wat je zou doen als iemand je uitdaagde om iets te eten.’
‘Je vraagt je altijd dingen af.’ Hij trok een gezicht en schudde zijn hoofd. Hij keek naar me, hield mijn ogen vast terwijl hij een stuk pizza van het blad pakte, een hap nam, snel kauwde en toen doorslikte. Ik keek met grote ogen toe.
‘Als iemand je uit zou dagen aarde te eten, zou je daartoe in staat zijn, toch?’ vroeg hij.
Ik trok mijn neus op. ‘Ik heb het wel eens gedaan… het was een weddenschap,’ bekende ik. ‘Het viel best mee.’
Hij lachte. ‘Waarom verbaast me dat niet.’
Iets achter mij leek zijn aandacht te trekken. ‘Jessica analyseert alles wat ik aan het doen ben, ze zal het je straks allemaal uitleggen.’ Hij duwde de rest van de pizza mijn kant op. De naam Jessica bracht een glimp van zijn eerdere irritatie terug op zijn gezicht.
Ik legde de appel neer, nam een hap pizza en keek weg, want ik wist dat hij van wal zou steken.
‘Dus die serveerster was knap?’ vroeg hij terloops.
‘Is het je echt niet opgevallen?’
‘Nee, ik lette niet op haar. Ik had andere dingen aan mijn hoofd.’
‘Arme meid.’ Nu kon ik het me veroorloven aardig te zijn.
‘Er was iets wat je tegen Jessica zei waar ik mee zit.’ Hij weigerde afgeleid te worden. Zijn stem was hees en hij keek op met een zorgelijke blik vanonder zijn wimpers.
‘Het verbaast me niets dat je iets gehoord hebt wat je niet leuk vindt. Je weet wat ze zeggen over luistervinken,’ vermaande ik hem.
‘Ik had je gewaarschuwd dat ik mee zou luisteren.’
‘En ik had je gewaarschuwd dat je niet alles wilt weten wat ik denk.’
‘Dat klopt,’ gaf hij toe, maar zijn stem was nog steeds hees. ‘Maar je hebt niet helemaal gelijk. Ik wil weten wat je denkt – alles. Ik zou alleen willen… dat je sommige dingen niet dacht.’
Ik keek boos. ‘Dat is iets heel anders.’
‘Dat doet op dit moment niet ter zake.’
‘Wat dan wel?’ We leunden inmiddels over de tafel naar elkaar toe. Zijn grote witte handen waren gevouwen onder zijn kin. Ik leunde naar voren, mijn rechterhand in mijn nek. Ik moest mezelf eraan herinneren dat we in een drukke kantine zaten, met waarschijnlijk veel nieuwsgierige blikken op ons gericht. Het was zo makkelijk om helemaal op te gaan in onze eigen kleine, gespannen zeepbel.
‘Denk je echt dat je meer om mij geeft dan ik om jou?’ zei hij zachtjes. Terwijl hij dat zei, leunde hij nog dichter naar me toe. Zijn donkergouden ogen keken me doordringend aan.
Ik probeerde niet te vergeten door te ademen. Ik moest wegkijken alvorens ik dat weer kon.
‘Je doet het weer,’ mopperde ik.
Zijn ogen gingen wijd open van verbazing. ‘Wat?’
‘Je brengt me van mijn stuk,’ bekende ik en probeerde me te concentreren terwijl ik terugkeek.
‘O.’ Hij fronste.
‘Het is niet jouw schuld,’ zuchtte ik. ‘Je kunt er niets aan doen.’
‘Krijg ik nog een antwoord?’
Ik keek naar beneden. ‘Ja.’
‘Ja, ik krijg nog een antwoord, of ja, dat denk je echt?’ Hij was weer geïrriteerd.
‘Ja, dat denk ik echt.’ Ik hield mijn ogen op de tafel gericht, volgde de lijnen van het houtpatroon in het formica. De stilte duurde voort. Koppig weigerde ik dit keer hem als eerste te verbreken en ik vocht hard tegen de verleiding op te kijken naar zijn gezicht.
Eindelijk zei hij wat, zijn stem was van fluweel. ‘Je hebt het mis.’
Ik keek op en zag dat zijn ogen zacht waren.
‘Dat weet je niet,’ was ik het fluisterend oneens. Vertwijfeld schudde ik mijn hoofd, hoewel mijn hart bonkte bij zijn woorden en ik niets liever wilde dan hem geloven.
‘Waarom denk je dat?’ Zijn ogen van vloeibare topaas boorden zich in de mijne. Ik nam aan dat hij tevergeefs probeerde de waarheid rechtstreeks uit mijn hoofd te halen.
Ik staarde terug, probeerde ondanks zijn gezicht helder te blijven denken, een manier te vinden om het uit te leggen. Terwijl ik zocht naar woorden zag ik hem ongeduldig worden, gefrustreerd door mijn zwijgen begon hij boos te worden. Ik haalde mijn hand uit mijn nek en hield een vinger omhoog.
‘Ik moet nadenken,’ benadrukte ik. Zijn blik werd rustig nu hij wist dat ik van plan was antwoord te geven. Ik liet mijn hand op tafel vallen en bewoog mijn linkerhand naar het midden zodat mijn handpalmen tegen elkaar drukten. Ik staarde naar mijn handen, vlocht mijn vingers in en uit elkaar, toen ik eindelijk wat zei: ‘Nou, afgezien van het voor de hand liggende, soms…’ ik aarzelde. ‘Ik weet het niet zeker – ik kan geen gedachten lezen – maar soms lijkt het alsof je afscheid probeert te nemen terwijl je iets anders zegt.’ Beter dan dat kon ik het gekwelde gevoel dat zijn woorden soms in mij opriepen niet omschrijven.
‘Scherpzinnig,’ fluisterde hij. En daar was het gekwelde gevoel weer, het kwam op toen hij mijn angstige vermoedens bevestigde. ‘En dat is precies de reden waarom je het mis hebt,’ begon hij uit te leggen, maar toen versmalden zijn ogen. ‘Wat bedoel je met “het voor de hand liggende”?’
‘Nou, kijk eens naar me,’ zei ik. Het was overbodig want hij staarde me al aan. ‘Ik ben heel gewoontjes. Nou ja, met uitzondering van alle bizarre dingen zoals die bijna-doodervaringen en dat ik zo onhandig ben dat ik wel gehandicapt lijk. En kijk eens naar jou.’ Ik wapperde mijn hand naar hem en zijn verbijsterende perfectie.
Een ogenblik fronste hij nijdig zijn voorhoofd, toen werd het weer glad en kregen zijn ogen een begrijpende blik. ‘Je ziet jezelf niet op een realistische manier. Ik geef toe dat je helemaal gelijk hebt wat die bizarre dingen betreft,’ hij grinnikte donker, ‘maar jij hebt niet gehoord wat elke jongen hier op school dacht op jouw eerste dag.’
Ik knipperde verbaasd met mijn ogen. ‘Niet waar…’ mompelde ik in mijzelf.
‘Geloof me nou maar een keer – je bent alles behalve gewoontjes.’
Mijn ongemak was sterker dan het fijne gevoel bij de blik die in zijn ogen kwam toen hij dit zei. Snel herinnerde ik hem aan mijn oorspronkelijke argument. ‘Maar ík neem geen afscheid.’
‘Snap je het niet? Daarom heb ik gelijk. Ik geef het meeste om jou, want als ik dit kan’– hij schudde zijn hoofd, leek met de gedachte te worstelen – ‘als afscheid nemen het juiste is om te doen, dan doe ik mezelf pijn om te voorkomen dat ik jou pijn doe, om te zorgen dat je veilig bent.’
Ik keek kwaad. ‘En jij denkt dat ik niet hetzelfde zou doen?’
‘Jij hoeft die keuze niet te maken.’
Abrupt veranderde zijn wisselvallige stemming weer: een ondeugende, oogverblindende glimlach liet zijn gelaatstrekken oplichten. ‘Maar ervoor zorgen dat jij veilig bent lijkt een fulltime bezigheid te worden waardoor ik voortdurend bij je in de buurt moet blijven.’
‘Niemand heeft vandaag geprobeerd me om zeep te helpen,’ meldde ik hem, blij met het luchtigere onderwerp. Ik wilde dat hij het niet meer over afscheid nemen zou hebben. Als het moest, zou ik mezelf natuurlijk met opzet in gevaar kunnen brengen om ervoor te zorgen dat hij in de buurt bleef… Ik verdrong die gedachte gelijk voordat zijn snelle ogen hem op mijn gezicht zouden lezen. Dat zou me ongetwijfeld ernstig in de problemen brengen.
‘Nog niet,’ voegde hij toe.
‘Nog niet,’ erkende ik. Normaal was ik er tegenin gegaan, maar nu wilde ik dat hij rampen verwachtte.
‘Ik heb nog een vraag voor je.’ Zijn gezicht was nog steeds nonchalant.
‘Vertel.’
‘Moet je zaterdag echt naar Seattle of was het slechts een excuus om al je aanbidders niet af te hoeven wijzen?’
Ik trok een gezicht. ‘Weet je, ik heb je dat gedoe met Tyler nog niet vergeven,’ waarschuwde ik hem. ‘Het is jouw schuld dat hij nu in de waan is dat ik met hem mee ga naar het eindejaarsbal.’
‘O, zonder mij zou hij ook een mogelijkheid hebben gevonden om je mee te vragen – ik wilde alleen heel graag je gezicht zien,’ grinnikte hij. Ik zou veel kwader zijn geweest als zijn lach niet zo fascinerend was. ‘Als ik je gevraagd had, had je mij dan afgewezen?’ vroeg hij, nog altijd lachend.
‘Waarschijnlijk niet,’ bekende ik. ‘Maar ik zou later afgezegd hebben – gedaan alsof ik ziek was of mijn enkel verzwikt.’
Hij begreep het niet. ‘Waarom zou je dat doen?’
Ik schudde droevig mijn hoofd. ‘Je hebt me nog nooit bij gym gezien, maar ik dacht dat je het wel zou begrijpen.’
‘Heb je het over het feit dat je niet over een vlakke, stabiele ondergrond kunt lopen zonder over je eigen tenen te struikelen?’
‘Uiteraard.’
‘Dat zou geen probleem zijn,’ Hij was erg overtuigd van zichzelf. ‘Het hangt er namelijk helemaal van af hoe je met dansen geleid wordt.’ Hij zag dat ik op het punt stond om te protesteren en kapte me af. ‘Maar je hebt me nog niet geantwoord: ben je van plan om naar Seattle te gaan, of vind je het goed als we iets heel anders gaan doen?’
Zolang het over ‘wij’ ging, kon het me niets schelen wat we deden.
‘Ik sta open voor alternatieven,’ zei ik. ‘Maar ik wil wel een gunst vragen.’
Hij keek argwanend, zoals hij altijd deed wanneer ik een open vraag stelde. ‘Wat?’
‘Mag ik rijden?’
Hij fronste. ‘Waarom?’
‘Nou, voornamelijk omdat toen ik Charlie vertelde dat ik naar Seattle ging, hij specifiek vroeg of ik alleen ging en op dat moment was dat zo. Als hij het nog eens zou vragen, zou ik waarschijnlijk niet liegen, maar ik denk niet dat hij dat zal doen, en als ik mijn auto thuis laat komt dit onderwerp weer ter sprake en dat lijkt me niet echt nodig. En ook omdat ik jouw rijstijl doodeng vind.’
Hij rolde met zijn ogen. ‘Van alle dingen aan mij die je doodeng zou kunnen vinden, maak jij je zorgen om mijn rijstijl.’ Hij schudde zijn hoofd vol gemaakte ontzetting, maar toen waren zijn ogen weer serieus. ‘Wil je niet aan je vader vertellen dat je die dag met mij doorbrengt?’ Zijn vraag bevatte een ondertoon die ik niet begreep.
‘Charlie kun je beter zo min mogelijk informatie geven.’ Daar was ik heel beslist in. ‘Waar gaan we trouwens naartoe?’
‘Het wordt mooi weer, dus blijf ik uit de buurt van mensen… en als je wilt kun je met me mee gaan.’ Wederom liet hij de keus aan mij.
‘En dan laat je me zien wat je bedoelde, over het zonlicht?’ vroeg ik, opgewonden bij de gedachte om weer een van zijn geheimen te ontrafelen.
‘Ja.’ Hij glimlachte en zweeg even. ‘Maar als je liever niet… alleen met me bent, heb ik nog altijd graag dat je niet in je eentje naar Seattle gaat. Ik moet er niet aan denken wat voor een problemen jij allemaal tegen kunt komen in een stad van die omvang.’
Wrevelig zei ik: ‘Phoenix is drie keer zo groot als Seattle, alleen al wat aantal inwoners betreft. In omvang…’
‘Maar blijkbaar,’ onderbrak hij mij, ‘had jouw laatste uur nog niet geslagen in Phoenix. Dus heb ik liever dat je bij mij in de buurt blijft.’ Zijn ogen hadden weer die oneerlijke smeulende blik.
Daar kon ik niet tegenop, die ogen of die redenering, bovendien was het een uitgemaakte zaak. ‘Toevallig vind ik het niet erg om met jou alleen te zijn.’
‘Weet ik,’ zuchtte hij mismoedig. ‘Maar je zou het wel tegen Charlie moeten zeggen.’
‘Waarom moet ik dat in hemelsnaam doen?’
Zijn ogen waren plotseling fel. ‘Om me een reden te geven je weer terug te brengen.’
Ik slikte. Maar na even nagedacht te hebben, wist ik het zeker. ‘Ik denk dat ik dat risico maar neem.’
Hij zuchtte boos en keek weg.
‘Laten we het ergens anders over hebben,’ stelde ik voor.
‘Waar wil je het over hebben?’ vroeg hij. Hij was nog steeds geïrriteerd.
Ik keek om ons heen om er zeker van te zijn dat niemand kon meeluisteren. Terwijl ik door de kantine keek, zag ik zijn zus Alice naar mij staren. De anderen staarden naar Edward. Ik keek snel weg, terug naar hem, en vroeg hem het eerste dat in mij opkwam. ‘Waarom ging je eigenlijk naar die plek, Goat Rocks, vorig weekeinde… om te jagen? Charlie zei dat het geen goede locatie was om te wandelen vanwege de beren.’
Hij keek naar me alsof ik iets heel voor de hand liggends over het hoofd zag.
‘Beren?’ vroeg ik ongelovig, en hij grimaste. ‘Maar het berenseizoen is nog niet geopend,’ zei ik streng, om mijn schok te verbergen.
‘Als je goed leest, gaat de wet alleen over het jagen met wapens,’ informeerde hij mij. Vrolijk keek hij naar mijn gezicht terwijl ik die informatie verwerkte.
‘Beren?’ herhaalde ik moeizaam.
‘Emmett is dol op grizzly.’ Zijn toon was nog steeds luchtig, maar zijn ogen letten scherp op mijn reactie. Ik probeerde kalm te blijven.
‘Hmm,’ zei ik en nam nog een hap pizza als excuus om naar beneden te kijken. Ik kauwde langzaam en nam toen een grote slok cola zonder op te kijken.
‘En,’ zei ik toen ik eindelijk in zijn nu bezorgde ogen keek. ‘Wat is jouw lievelingseten?’
Hij trok een wenkbrauw op en de hoeken van zijn mond gingen afkeurend naar beneden. ‘Poema.’
‘O,’ zei ik op een beleefde, ongeïnteresseerde toon en pakte mijn glas met drinken weer.
‘Natuurlijk,’ zei hij en zijn stem klonk net zo neutraal als de mijne, ‘moeten we ervoor zorgen dat we het ecosysteem niet verstoren door overbejaging. We proberen ons te richten op gebieden met een te grote populatie roofdieren – we gaan daarvoor zo ver weg als nodig is. Er zijn altijd meer dan genoeg herten en elanden en die voldoen ook, maar daar is geen aardigheid aan.’ Hij glimlachte plagend.
‘Nee, natuurlijk niet,’ mompelde ik met een mondvol pizza.
‘De vroege lente is Emmetts favoriete berenseizoen: ze zijn net wakker uit hun winterslaap, dus dan zijn ze nogal prikkelbaar.’ Hij glimlachte alsof hij zich iets grappigs herinnerde.
‘Niets leukers dan een prikkelbare grizzly beer,’ stemde ik knikkend in.
Hij grinnikte en schudde zijn hoofd. ‘Vertel me wat je echt denkt, alsjeblieft.’
‘Ik probeer me er een voorstelling van te maken, maar dat kan ik niet,’ bekende ik. ‘Hoe jaag je zonder wapens op een beer?’
‘O, maar we hebben wel wapens.’ Hij liet zijn tanden blikkeren in een korte, dreigende glimlach. Ik onderdrukte een rilling voordat deze me zou verraden. ‘Alleen niet het soort waar ze het over hebben als ze jachtwetten opstellen. Heb je ooit op televisie gezien hoe een beer aanvalt? Nou, zo moet je je voorstellen dat Emmett jaagt.’
De volgende rilling die langs mijn ruggengraat liep kon ik niet tegenhouden. Ik gluurde door de kantine naar Emmett, blij dat hij niet mijn kant op keek. De dikke spieren die als banden rond zijn armen en lichaam liepen, leken nu op de een of andere manier nog angstaanjagender.
Edward volgde mijn blik en grinnikte. Ik staarde nerveus naar hem.
‘Lijk jij ook op een beer?’ vroeg ik zacht.
‘Meer op een leeuw, althans, dat zeggen ze,’ zei hij luchtig. ‘Wellicht zijn onze voorkeuren een aanwijzing voor hoe we jagen.’
Ik probeerde te glimlachen. ‘Wellicht,’ herhaalde ik. Maar mijn hoofd was gevuld met tegenstrijdige beelden die ik niet kon samenvoegen. ‘Is dat iets wat ik misschien te zien zou krijgen?’
‘Absoluut niet!’ Zijn gezicht werd nog witter dan gewoonlijk en zijn ogen waren opeens woedend. Ik leunde naar achteren, verbijsterd en – hoewel ik dat nooit zou toegeven aan hem – bang door zijn reactie. Hij leunde ook naar achteren en vouwde zijn armen voor zijn borst.
‘Te eng voor mij?’ vroeg ik toen ik mijn stem weer onder controle had.
‘Als dat het was, zou ik je vanavond gelijk meenemen,’ zei hij met snijdende stem. ‘Je hebt een gezonde dosis angst nodig. Niets zou beter voor je zijn.’
‘Wat dan wel?’ drong ik aan en probeerde zijn boze blik te negeren.
Hij staarde me een lange minuut kwaad aan.
‘Later,’ zei hij uiteindelijk. Met een soepele beweging stond hij op zijn voeten. ‘We zijn laat.’
Ik keek om me heen en was verbaasd te zien dat hij gelijk had en dat de kantine bijna helemaal leeg was. Als ik bij hem was, werden tijd en plaats zo'n vage vlek dat ik het gevoel voor beide volledig kwijtraakte. Ik sprong op en griste mijn tas van de rugleuning.
‘Later dan,’ zei ik. Ik zou het niet vergeten.