4. Uitnodigingen
In mijn droom was het erg donker en het beetje licht dat er was, leek afkomstig te zijn van Edwards huid. Ik kon zijn gezicht niet zien, alleen zijn rug toen hij bij me wegliep, me achterlatend in het duister. Het maakte niet uit hoe hard ik rende, ik kon hem niet inhalen; of hoe hard ik riep, hij draaide zich nooit om. Onrustig werd ik midden in de nacht wakker en het leek uren te duren voor ik weer in slaap viel. Daarna kwam hij bijna elke nacht voor in mijn dromen, maar altijd aan het randje, net buiten bereik.
De maand na het ongeluk was ongemakkelijk, gespannen en, aanvankelijk, gênant.
Tot mijn ongenoegen stond ik de rest van de week in het middelpunt van de belangstelling. Tyler Crowley was onmogelijk. Hij volgde me overal en probeerde voortdurend het op de een of andere manier goed te maken. Ik probeerde hem ervan te overtuigen dat ik het liefste had dat hij het gewoon liet zitten, vooral omdat er feitelijk niets met me gebeurd was, maar hij bleef volhouden. Hij volgde me als we van lokaal wisselden en zat aan onze inmiddels overbevolkte lunchtafel. Mike en Eric waren nog onvriendelijker tegen hem dan tegen elkaar, waardoor ik het angstige vermoeden kreeg dat ik er nog een ongewenste aanbidder bij had.
Niemand leek zich echter zorgen te maken om Edward, hoewel ik steeds maar weer uitlegde dat hij de held was; hoe hij me had weggetrokken en zelf bijna ook verpletterd was. Ik probeerde overtuigend te klinken. Jessica, Mike, Eric en alle anderen merkten altijd op dat ze hem helemaal niet hadden gezien, totdat het busje werd weggeschoven.
Ik vroeg me af waarom niemand anders gezien had dat hij zo ver weg stond, voordat hij plotseling, onmogelijk, mijn leven redde. Teleurgesteld bedacht ik de vermoedelijke reden: niemand was zich zo bewust van Edward als ik. Niemand hield hem in de gaten zoals ik. Ik was gewoon zielig.
Edward werd nooit omringd door hordes nieuwsgierige omstanders die graag uit eerste hand zijn verslag wilden horen. De mensen vermeden hem, zoals gewoonlijk. De Cullens en de Hales zaten zoals altijd aan hun vaste tafel, aten niet en spraken alleen tegen elkaar. Niemand van hen, vooral Edward niet, keek nog mijn kant op.
Als hij naast me zat tijdens de les, zo ver mogelijk bij me vandaan als de tafel toeliet, leek hij zich totaal niet bewust van mijn aanwezigheid. Een heel enkele keer, als zijn vuisten zich plotseling balden – de huid nog witter en strakker over zijn botten – vroeg ik me af of hij zich echt nergens van bewust was.
Hij wenste dat hij me niet had weggetrokken voor het busje van Tyler – dat was de enige conclusie die ik kon trekken.
Ik wilde dolgraag met hem praten, en de dag na het ongeluk probeerde ik het. De laatste keer dat ik hem had gezien, in het ziekenhuis, waren we allebei woedend geweest. Ik was nog steeds kwaad dat hij me de waarheid niet toevertrouwde, zelfs nu ik me keurig aan mijn deel van de afspraak hield. Maar hij had inderdaad mijn leven gered, ongeacht hoe hij dat gedaan had. En na verloop van tijd veranderde mijn boosheid in eerbiedige dankbaarheid.
Hij zat al toen ik het biologielokaal binnen kwam en keek recht voor zich uit. Ik ging zitten en verwachtte dat hij zich naar me toe zou draaien. Maar hij liet niet merken dat hij wist dat ik er was.
‘Hallo Edward,’ zei ik vriendelijk, om te laten zien dat ik me zou gedragen.
Hij draaide zijn hoofd een fractie naar me toe, zonder me aan te kijken, knikte een keer en keek weer de andere kant op.
En dat was het laatste contact dat ik met hem had gehad, hoewel hij daar dag in dag uit zat, een halve meter bij mij vandaan. Soms keek ik naar hem, niet in staat mezelf tegen te houden, maar van een afstandje, in de kantine of op de parkeerplaats. Ik zag hoe zijn gouden ogen dag na dag duidelijk donkerder werden. Maar tijdens de les liet ik niet merken dat hij bestond, net zomin als hij dat bij mij deed. Ik was ongelukkig. En de dromen gingen door.
Ondanks mijn pertinente leugens merkte Renée aan de toon van mijn emails dat ik gedeprimeerd was, en ze belde een paar keer bezorgd op. Ik probeerde haar ervan te overtuigen dat het gewoon aan het weer lag dat ik zo somber was.
Mike was in elk geval blij met de overduidelijke afstandelijkheid tussen mij en mijn biologiepartner. Ik kon zien dat hij verwacht had dat Edwards gewaagde redding indruk op mij zou maken, en hij was opgelucht dat het omgekeerde aan de hand leek te zijn. Hij kreeg meer zelfvertrouwen, zat op de rand van mijn tafel voordat de biologieles begon en negeerde Edward net zo volledig als Edward ons negeerde.
Na die ene gevaarlijk ijzige dag was de sneeuw volledig verdwenen. Mike vond het erg jammer dat hij nooit zijn sneeuwballengevecht had kunnen organiseren, maar was blij dat het uitstapje naar het strand steeds dichterbij kwam. Het bleef echter stevig regenen en de weken gingen voorbij.
Jessica maakte me erop attent dat ons een ander evenement boven het hoofd hing. Ze belde de eerste dinsdag van maart op om mij te vragen of ze Mike mocht uitnodigen voor het lentebal over twee weken, waarbij de meisjes een jongen moesten meenemen.
‘Weet je zeker dat je het niet erg vindt? Je wilde hem toch niet zelf vragen?’ hield ze vol toen ik haar zei dat ik het prima vond.
‘Nee, Jess, ik ga toch niet,’ verzekerde ik haar. Dansen lag totaal buiten mijn vermogens.
‘Het wordt echt heel leuk.’ Haar poging mij over te halen was halfslachtig. Ik vermoedde dat Jessica meer genoot van mijn onverklaarbare populariteit dan van mijn daadwerkelijke aanwezigheid.
‘Veel plezier met Mike,’ moedigde ik aan.
Ik was verrast dat Jessica de volgende dag tijdens wiskunde en Spaans niet zo spraakzaam was als gebruikelijk. Ze zweeg toen ze naast me naar de volgende les liep, en ik wilde haar er niet naar vragen. Als Mike haar had afgewezen, was ik de laatste aan wie ze dat zou willen vertellen.
Mijn angst werd versterkt toen Jessica tijdens de lunch zo ver mogelijk bij Mike vandaan zat en druk praatte met Eric. Mike was ongewoon stil.
Mike was nog steeds stil toen hij met me meeliep naar de les; de ongemakkelijke uitdrukking op zijn gezicht was een slecht voorteken. Maar hij begon er niet over totdat ik zat en hij tegen mijn tafel leunde. Als altijd was ik me elektrisch bewust van Edward, die zo dichtbij zat dat ik hem kon aanraken, maar zo ver weg dat hij slechts een bedenksel van mijn verbeelding leek.
‘Zo,’ zei Mike terwijl hij naar de vloer keek. ‘Jessica vroeg me mee naar het lentebal.’
‘Wat leuk.’ Ik liet mijn stem helder en enthousiast klinken. ‘Ik wens jullie alvast veel plezier.’
‘Nou…’ Hij aarzelde toen hij mijn glimlach zag, duidelijk niet blij met mijn reactie. ‘Ik heb haar gezegd dat ik erover na moest denken.’
‘Waarom zou je?’ Ik liet mijn afkeuring doorklinken in mijn stem, hoewel ik blij was dat hij niet gelijk nee had gezegd.
Zijn gezicht werd knalrood en hij keek weer naar beneden. Uit medelijden kwam ik bijna terug op mijn besluit.
‘Ik vroeg me af… ehm, of jij misschien van plan was mij te vragen.’
Ik aarzelde even. Ik haatte het schuldgevoel dat me overspoelde. Maar ik zag uit mijn ooghoeken dat Edwards hoofd een beetje mijn kant op bewoog.
‘Mike, ik denk dat je haar uitnodiging moet aannemen,’ zei ik.
‘Heb je al iemand gevraagd?’
Zag Edward hoe Mikes ogen even zijn kant op keken?
‘Nee,’ verzekerde ik hem. ‘Ik ga helemaal niet naar het dansfeest.’
‘Waarom niet?’ wilde Mike weten.
Ik wilde de veiligheidsproblemen die dansen met zich meebracht liever niet bespreken, dus maakte ik snel nieuwe plannen.
‘Ik ga die zaterdag naar Seattle,’ legde ik uit. Ik moest sowieso de stad uit en opeens was dit het perfecte moment om te gaan.
‘Kun je niet een ander weekeinde gaan?’
‘Sorry, nee,’ zei ik. ‘Dus laat Jessica maar niet langer wachten, dat is niet aardig.’
‘Ja, je hebt gelijk,’ mompelde hij, draaide zich om en liep teleurgesteld naar zijn plek. Ik deed mijn ogen dicht en drukte mijn vingers tegen mijn slapen in een poging het schuldgevoel en het medelijden uit mijn hoofd te duwen. Meneer Banner begon te praten. Ik zuchtte en deed mijn ogen open.
En Edward staarde me nieuwsgierig aan, diezelfde bekende glimp van frustratie nu nog duidelijker in zijn zwarte ogen.
Ik staarde verrast terug en verwachtte dat hij snel weg zou kijken. Maar in plaats daarvan bleef hij me onderzoekend opnemen. Er was geen sprake van dat ik weg zou kijken. Mijn handen begonnen te trillen.
‘Meneer Cullen,’ riep de leraar die een antwoord wilde op een vraag die ik niet had gehoord.
‘De Krebscyclus,’ antwoordde Edward die zich met tegenzin tot meneer Banner leek te wenden.
Zodra zijn ogen me loslieten, keek ik in mijn boek om te zien waar we waren. Laf als ik was liet ik mijn haar over mijn rechterschouder hangen om mijn gezicht te verbergen. De stroom van emoties die door me golfde kon ik niet geloven – alleen maar omdat hij me voor de eerste keer in anderhalve maand toevallig aankeek. Ik kon niet toestaan dat hij zoveel invloed op me had. Het was gewoon zielig. Meer dan zielig, het was ongezond.
De rest van het uur probeerde ik heel hard me niet van hem bewust te zijn, en omdat dat onmogelijk was, hem niet te laten merken dat ik me bewust was van hem. Toen de bel eindelijk klonk, draaide ik hem mijn rug toe om mijn spullen in te pakken, in de verwachting dat hij zoals gewoonlijk meteen zou vertrekken.
‘Bella?’ Zijn stem zou niet zo bekend moeten klinken, alsof ik het geluid ervan al mijn hele leven kende in plaats van slechts een paar weekjes.
Ik draaide me langzaam, onwillig om. Ik wilde niet voelen wat ik wist dat ik zou voelen als ik naar zijn te perfecte gezicht zou kijken. Mijn blik was bedachtzaam toen ik me eindelijk had omgedraaid; zijn blik was onleesbaar. Hij zei niets.
‘Wat? Spreek je weer tegen me?’ vroeg ik uiteindelijk met een stem die ongewild een beetje kregel klonk.
Zijn lippen trilden, hij onderdrukte een glimlach. ‘Nee, niet echt,’ gaf hij toe.
Ik sloot mijn ogen en ademde langzaam in door mijn neus. Ik wist dat ik aan het tandenknarsen was. Hij wachtte.
‘Wat wil je dan, Edward?’ vroeg ik met gesloten ogen. Op die manier was het makkelijker om iets zinnigs tegen hem te zeggen.
‘Vergeef me.’ Hij klonk oprecht. ‘Ik ben erg onbeschoft, ik weet het. Maar het is beter zo, echt waar.’
Ik opende mijn ogen. Zijn gezicht was heel serieus.
‘Ik begrijp niet wat je bedoelt,’ zei ik voorzichtig.
‘Het is beter dat we geen vrienden zijn,’ legde hij uit. ‘Geloof me nou maar.’
Ik kneep mijn ogen samen. Dát had ik eerder gehoord.
‘Jammer dat je dat niet eerder bedacht hebt,’ siste ik door mijn tanden. ‘Dan had je jezelf al die spijt kunnen besparen.’
‘Spijt?’ Dat woord, en mijn toon, brachten hem duidelijk van zijn stuk. ‘Spijt waarvan?’
‘Dat je me niet hebt laten verpletteren door dat stomme busje.’
Hij was stomverbaasd en staarde me ongelovig aan.
Toen hij eindelijk iets zei, klonk hij bijna woedend. ‘Jij denkt dat ik er spijt van heb dat ik je leven heb gered?’
‘Dat wéét ik,’ snauwde ik.
‘Jij weet helemaal niets.’ Hij was inderdaad woest.
Ik keek kwaad opzij en klemde mijn kaken op elkaar om te voorkomen dat ik allerlei wilde beschuldigingen naar zijn hoofd zou slingeren. Ik pakte mijn boeken, stond op en liep naar de deur. Ik was van plan dramatisch naar buiten te schrijden, maar natuurlijk bleef de punt van mijn laars achter de deurpost hangen en liet ik mijn boeken vallen. Ik bleef even staan en overwoog ze te laten liggen. Toen zuchtte ik en knielde om ze op te rapen. En daar was hij; hij had ze al opgestapeld. Hij gaf ze aan me, zijn gezicht hard.
‘Dank je,’ zei ik ijzig.
Zijn ogen werden kleiner.
‘Graag gedaan,’ ketste hij terug.
Ik ging snel rechtop staan, draaide me om en liep zonder om te kijken naar gym.
Gym was rampzalig. We waren begonnen met basketbal. Mijn team speelde me nooit de bal toe, dus dat was goed, maar ik struikelde vaak. Soms nam ik mensen mee in mijn val. Vandaag was ik erger dan anders omdat mijn hoofd zo vol zat met Edward. Ik probeerde me op mijn voeten te concentreren, maar hij kroop steeds weer terug in mijn gedachten, precies op de momenten dat ik mijn evenwicht het hardste nodig had.
Als altijd was het een opluchting om te vertrekken. Ik rende bijna naar mijn auto; er waren zoveel mensen die ik wilde vermijden. De pick-up was maar een klein beetje beschadigd door het ongeluk. De achterlichten waren vervangen en eigenlijk moest de lak worden bijgewerkt. Tylers ouders hadden het busje naar de schroothoop moeten brengen.
Ik kreeg bijna een hartaanval toen ik de hoek om kwam en een lange, donkere persoon tegen de zijkant van mijn auto zag leunen. Toen zag ik dat het Eric was en ik begon weer te lopen.
‘Hé Eric,’ riep ik.
‘Hoi Bella,’
‘Wat is er?’ vroeg ik terwijl ik het portier opendeed. Ik lette niet op de ongemakkelijke klank van zijn stem, dus zijn volgende zin verraste me volledig.
‘Eh, ik vroeg me af of… of je met mij naar het lentebal zou willen gaan?’ Zijn stem struikelde over het laatste woord.
‘Ik dacht dat de meisjes een jongen mee moesten vragen,’ zei ik, te verrast om diplomatiek te zijn.
‘Eh, ja, dat klopt,’ gaf hij beschaamd toe.
Ik had mijn zelfbeheersing terug en probeerde warm te glimlachen. ‘Dankjewel voor de uitnodiging, maar ik zit die dag in Seattle.’
‘O,’ zei hij. ‘Nou, misschien de volgende keer dan.’
‘Goed,’ gaf ik toe en beet toen op mijn lip. Ik wilde niet dat hij dat letterlijk zou nemen.
Met gebogen schouders liep hij terug naar school. Ik hoorde een zacht gegniffel.
Edward liep zonder op of om te kijken langs de voorkant van mijn pick-up, zijn lippen op elkaar geklemd. Ik rukte het portier open, sprong naar binnen, en knalde het portier achter me dicht. Ik gaf oorverdovend gas en reed achteruit weg. Edward zat al in zijn auto, twee plaatsen verder. Hij gleed soepeltjes uit zijn parkeervak en sneed me af. Midden op de weg stopte hij, om te wachten op zijn familie. Ik zag hoe ze met hun vieren deze kant op liepen, maar ze waren nog bij de kantine. Ik overwoog de achterkant van zijn glanzende Volvo een zetje te geven, maar er waren te veel getuigen. Ik keek in mijn achteruitkijkspiegel. Er begon een rij te ontstaan. Direct achter me stond Tyler Crowley in zijn pas gekochte Nissan Sentra. Hij zwaaide. Ik was te boos om terug te zwaaien.
Terwijl ik daar zat en alle kanten op keek behalve naar de auto voor me, hoorde ik een tikje tegen het raam aan de passagierskant. Ik keek opzij. Het was Tyler. Ik keek weer in mijn achteruitkijkspiegel, verward. Zijn motor liep nog, het portier stond open. Ik leunde naar rechts om het raampje open te draaien. Het ging zwaar. Ik kreeg het half open en gaf toen op.
‘Sorry, Tyler, ik zit vast achter Cullen.’ Ik was geïrriteerd – de file was duidelijk niet mijn schuld.
‘O, dat weet ik – maar nu we hier toch vast staan wilde ik je wat vragen.’ Hij grijnsde.
Dit kon niet waar zijn.
‘Ga je me mee vragen naar het lentebal?’ ging hij verder.
‘Ik ben dan de stad uit, Tyler.’ Mijn stem klonk een beetje scherp. Ik mocht niet vergeten dat het niet zijn schuld was dat Mike en Eric mijn portie geduld voor vandaag al hadden opgebruikt.
‘Ja, dat zei Mike al,’ meldde hij.
‘Maar waarom…’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik hoopte dat het een smoesje was om hem niet te kwetsen.’
Oké, het was volledig zijn eigen schuld.
‘Sorry, Tyler,’ zei ik terwijl ik mijn irritatie met moeite verborg. ‘Ik ga echt de stad uit.’
‘Geeft niets. We hebben ook nog het eindejaarsbal.’
En voor ik iets kon zeggen, liep hij al terug naar zijn auto. Ik was volledig in shock. Ik keek voor me en zag Alice, Rosalie, Emmett en Jasper in de Volvo stappen. Via zijn achteruitkijkspiegel waren Edwards ogen op mij gericht. Hij zat zichtbaar te schudden van het lachen, alsof hij elk woord dat Tyler had gezegd, gehoord had. Mijn voet kroop naar het gaspedaal… een klein stootje zou geen van hen kwaad doen, maar alleen die glimmende zilveren lak beschadigen. Ik gaf gas.
Maar ze zaten allemaal en Edward racete weg. Ik reed langzaam naar huis, voorzichtig, de hele weg in mezelf mopperend.
Toen ik thuiskwam besloot ik enchilada's met kip te maken voor het avondeten. De bereidingstijd was lang zodat ik iets had om me bezig te houden. Terwijl ik de uien en pepers liet smoren, ging de telefoon. Ik was bijna bang om op te nemen, maar het zou Charlie of mijn moeder kunnen zijn.
Het was Jessica en ze was in een juichstemming. Mike had haar na school opgewacht om haar uitnodiging aan te nemen. Ik juichte kort met haar mee terwijl ik in de pan roerde. Ze moest ophangen, want ze wilde Angela en Lauren ook bellen om het te vertellen. Ik stelde nonchalant onschuldig voor dat Angela, het verlegen meisje uit de biologieles, Eric wel kon vragen. En Lauren, een afstandelijk meisje dat me altijd negeerde tijdens de lunch, Tyler – ik had gehoord dat hij nog niet gevraagd was. Jess vond dat een geweldig idee. Nu ze zeker was van Mike, klonk ze echt oprecht toen ze zei dat ze wilde dat ik ook zou gaan. Ik vertelde haar mijn Seattle-smoes.
Nadat ik had opgehangen, probeerde ik me te concentreren op het eten; vooral op het snijden van de kip. Ik wilde niet nog een keer op de eerstehulp terechtkomen. Maar mijn hoofd tolde toen ik probeerde elk woord dat Edward vandaag gezegd had te analyseren. Wat bedoelde hij met dat het beter zou zijn als we geen vrienden waren?
Mijn maag keerde zich om toen ik me realiseerde wat hij waarschijnlijk bedoelde. Hij had vast in de gaten hoe geobsedeerd ik was door hem. Hij wilde me niet aan het lijntje houden… dus konden we zelfs geen vrienden zijn… want hij was totaal niet in mij geïnteresseerd.
Natuurlijk was hij niet in mij geïnteresseerd, dacht ik boos met prikkende ogen – een verlate reactie op de uien. Ik was niet interessant. En hij wel. Interessant… en briljant… en mysterieus… en perfect… en beeldschoon… en vermoedelijk in staat met één hand een heel busje op te tillen.
Oké, goed. Ik kon hem met rust laten. Ik zóú hem met rust laten. Ik zou mijn zelf opgelegde verbanning in het vagevuur hier doorstaan, en hopelijk zou een universiteit in het zuidwesten of misschien op Hawaï me een beurs aanbieden. Ik richtte mijn gedachten op zonnige stranden en palmbomen terwijl ik de enchilada's vulde en in de oven legde.
Charlie keek wantrouwig toen hij thuiskwam en de groene pepers rook. Dat was begrijpelijk – het dichtstbijzijnde fatsoenlijke Mexicaanse eten was waarschijnlijk te vinden in Zuid-Californië. Maar hij was politieagent, al was het maar in een klein stadje, dus hij was dapper genoeg om een flinke hap te nemen. Hij leek het lekker te vinden. Het was grappig om te merken hoe hij me langzaamaan begon te vertrouwen in de keuken.
‘Pap,’ vroeg ik toen hij bijna klaar was.
‘Ja, Bella?’
‘Eh, ik wilde je zeggen dat ik volgende week zaterdag naar Seattle ga… als je het goed vindt?’ Ik wilde geen toestemming vragen, dat zou verkeerde verwachtingen scheppen, maar eigenlijk vond ik dat onbeschoft, dus plakte ik de vraag toch maar aan mijn mededeling vast.
‘Waarom?’ Hij klonk verrast, alsof hij zich niet kon voorstellen dat er iets was wat Forks niet te bieden had.
‘Nou, ik wil wat boeken kopen – de bibliotheek hier is erg klein – en misschien naar kleren kijken.’ Ik had meer geld dan ik gewend was, omdat ik dankzij Charlie geen auto hoefde te kopen. Niet dat die auto me geen vermogen aan benzine kostte.
‘Die pick-up rijdt waarschijnlijk niet erg zuinig,’ zei hij, alsof hij mijn gedachten kon lezen.
‘Weet ik. Ik stop in Montesano en Olympia, en Tacoma als het moet.’
‘Ga je helemaal alleen?’ vroeg hij, en ik wist niet of hij zich af vroeg of ik stiekem een vriendje had, of dat hij gewoon bang was dat ik pech onderweg zou krijgen.
‘Ja.’
‘Seattle is een grote stad, je kunt er verdwalen,’ ging hij bezorgd verder.
‘Pap, Phoenix is vijf keer zo groot als Seattle, en ik kan kaartlezen. Dus maak je geen zorgen.’
‘Wil je dat ik met je mee ga?’
Ik probeerde slim te zijn terwijl ik mijn afgrijzen onderdrukte. ‘Hoeft niet, pap. Ik zit waarschijnlijk de hele dag in kleedkamers, erg saai.’
‘O, oké.’ De gedachte dat hij ook maar een ogenblik zou moeten doorbrengen in een dameskledingzaak schrikte hem gelijk af.
‘Fijn,’ glimlachte ik naar hem.
‘Ben je op tijd terug voor het dansfeest?’
Grrr. Alleen in een stad zo klein als deze wist een vader wanneer de dansfeesten op school waren.
‘Nee. Ik dans niet, pap.’ Juist hij zou dat moeten begrijpen; ik had mijn evenwichtsproblemen niet van mijn moeder.
Hij begreep het. ‘O ja,’ realiseerde hij zich.
Toen ik de volgende morgen op het parkeerterrein kwam, zette ik mijn auto expres zo ver mogelijk bij de zilveren Volvo vandaan. Ik wilde mezelf niet aan te veel verleiding blootstellen zodat ik hem niet een nieuwe auto schuldig zou zijn. Toen ik uitstapte, liet ik mijn sleutel uit mijn handen vallen en hij viel in een plas water bij mijn voeten. Ik boog voorover om hem te pakken, maar een witte hand schoot naar voren en raapte hem razendsnel op. Ik vloog overeind. Edward Cullen stond naast me en leunde nonchalant tegen mijn pick-up.
‘Hoe dóé je dat?’ vroeg ik verbaasd en geïrriteerd.
‘Wat?’ Hij stak me de sleutel toe terwijl hij sprak. Ik reikte ernaar en hij liet hem in mijn hand vallen.
‘Uit het niets opduiken.’
‘Bella, het is niet mijn schuld dat je buitengewoon onoplettend bent.’ Zijn stem was zacht, zoals gebruikelijk, fluwelig, gedempt.
Ik keek kwaad naar zijn perfecte gezicht. Zijn ogen waren weer licht vandaag, een diepe, gouden honingkleur. Toen moest ik wegkijken, om mijn inmiddels verwarde gedachten te ordenen.
‘Waarom blokkeerde je het verkeer gistermiddag?’ vroeg ik, nog altijd niet opkijkend. ‘Ik dacht dat je deed alsof ik niet bestond, in plaats van ervoor te zorgen dat ik me dood erger.’
‘Dat was voor Tyler, niet voor mij. Ik moest hem zijn kans geven.’ Hij grinnikte vals.
‘Jij…’ Ik hapte naar adem. Ik kon geen scheldwoord bedenken dat erg genoeg was. Het voelde alsof de hitte van mijn woede hem fysiek zou moeten verbranden, maar hij leek het alleen maar erg grappig te vinden.
‘En ik doe niet alsof je niet bestaat,’ ging hij verder.
‘Dus je probeert echt me dood te laten ergeren, nu Tyler dat niet voor elkaar heeft gekregen?’
Zijn geelbruine ogen waren ineens boos. Zijn lippen knepen samen tot een smalle streep, alle tekenen dat hij iets grappig vond verdwenen.
‘Bella, je bent volslagen belachelijk,’ zei hij. Zijn lage stem klonk koud.
Mijn handpalmen tintelden – ik wilde dolgraag iets een mep geven. Ik verbaasde mezelf, normaal gesproken was ik niet gewelddadig. Ik draaide me om en begon weg te lopen.
‘Wacht,’ riep hij. Ik bleef lopen, boos klotsend door de regen. Maar hij was al naast me en hield me gemakkelijk bij.
‘Het spijt me, dat was onbeschoft,’ zei hij terwijl we liepen. Ik negeerde hem. ‘Ik zeg niet dat het niet waar is,’ ging hij door, ‘maar het was wel onbeschoft om het te zeggen.’
‘Waarom laat je me niet met rust?’ gromde ik.
‘Ik wilde je iets vragen, maar je leidde me af,’ grinnikte hij. Hij leek zijn goede humeur weer te hebben hervonden.
‘Heb je soms een gespleten persoonlijkheid?’ vroeg ik heftig.
‘Je doet het weer.’
Ik zuchtte. ‘Goed. Wat wilde je vragen?’
‘Ik vroeg me af of je volgende week zaterdag – je weet wel, de dag van het lentebal…
‘Probeer je soms grappig te zijn?’ onderbrak ik hem terwijl ik me naar hem toe wendde. Mijn gezicht werd kletsnat toen ik omhoog keek.
Hij zag eruit alsof hij zichzelf ontzettend geestig vond. ‘Mag ik alsjeblieft uitpraten?’
Ik beet op mijn lip en sloeg mijn handen in elkaar, waarbij ik mijn vingers verstrengelde, zodat ik geen domme dingen kon doen.
‘Ik hoorde je zeggen dat je die dag naar Seattle gaat, en ik vroeg me af of je een lift wilt.’
Dat was onverwachts.
‘Wat?’ Ik begreep niet helemaal waar hij het over had.
‘Wil je een lift naar Seattle?’
‘Van wie?’ vroeg ik verbijsterd.
‘Van mij natuurlijk.’ Hij sprak elke lettergreep met nadruk uit, alsof hij praatte tegen iemand die niet helemaal goed bij zijn hoofd is.
Ik was nog steeds perplex. ‘Waarom?’
‘Nou, ik was toch van plan om de komende weken een keer naar Seattle te gaan, en eerlijk gezegd vraag ik me af of jouw pick-up dat wel haalt.’
‘Mijn pick-up doet het prima.’ Ik begon weer te lopen, maar ik was te verbaasd om nog net zo boos te blijven als eerst.
‘Maar haalt jouw auto het op één tank benzine?’ Hij liep weer met me op.
‘Ik geloof niet dat jou dat iets aangaat.’ Stomme, glanzende Volvo-bezitter.
‘Het verspillen van energiebronnen gaat iedereen aan.’
‘Eerlijk gezegd, Edward,’ – ik voelde een siddering door me heen gaan toen ik zijn naam zei, en ik vond het verschrikkelijk – ‘kan ik je niet volgen. Ik dacht dat je geen vrienden wilde zijn.’
‘Ik heb gezegd dat het beter was als we geen vrienden waren, niet dat ik dat niet wilde.’
‘O, dank je, nu is alles duidelijk.’ Zwaar sarcasme. Ik realiseerde me dat ik weer was blijven stilstaan. We stonden inmiddels onder het afdak van de kantine, dus kon ik iets gemakkelijker opkijken naar zijn gezicht. Wat zeker niet bijdroeg aan de helderheid van mijn gedachten.
‘Het zou… verstandiger zijn om niet met mij bevriend te zijn,’ legde hij uit. ‘Maar ik heb geen zin om je nog langer te proberen te mijden, Bella.’
Zijn blik was heel intens toen hij die laatste zin uitsprak, zijn stem sme lend. Ik wist niet meer hoe ik moest ademhalen.
‘Wil je met me meegaan naar Seattle?’ vroeg hij, nog steeds intens.
Ik kon niet praten, dus knikte ik maar.
Hij glimlachte even, maar toen werd zijn gezicht weer serieus.
‘Je doet er echt beter aan bij me uit de buurt te blijven,’ waarschuwde h ‘Ik zie je bij biologie.’
Hij draaide zich abrupt om en liep snel terug in de richting waaruit w net gekomen waren.