24. Patstelling

Mijn ogen openden zich in een stralend, wit licht. Ik was in een onbekende kamer, een witte kamer. De muur naast me was bedekt met lange, verticale jaloezieën, boven mijn hoofd hingen verblindend felle lampen. Ik lag in een hard, hobbelig bed – een bed met een hekje eromheen. De kussens waren plat en bobbelig. Er klonk een irritant piepgeluid ergens vlakbij me. Ik hoopte dat dat betekende dat ik nog steeds leefde. De dood zou niet zo oncomfortabel horen te zijn.

Mijn handen waren volgepropt met doorzichtige slangen, en er was iets op mijn gezicht geplakt, onder mijn neus. Ik deed mijn hand omhoog om het eraf te scheuren.

‘Ik dacht het niet.’ En koude vingers grepen mijn hand.

‘Edward?’ Ik draaide mijn hoofd een beetje, en zijn prachtige gezicht was slechts centimeters van dat van mij verwijderd, zijn kin rustte op de rand van mijn kussen. Ik besefte opnieuw dat ik nog leefde, en deze keer met dankbaarheid en vreugde. ‘O Edward, het spijt me zo!’

‘Ssssst,’ suste hij. ‘Het is allemaal goed nu.’

‘Wat is er gebeurd?’ Ik kon het me niet goed herinneren, en mijn hersens kwamen in opstand toen ik het voor me probeerde te zien.

‘Ik was bijna te laat geweest. Ik had te laat kunnen zijn,’ fluisterde hij met gekwelde stem.

‘Ik ben zo stom geweest, Edward. Ik dacht dat hij mijn moeder had.’

‘Hij heeft ons allemaal misleid.’

‘Ik moet Charlie bellen en mijn moeder,’ realiseerde ik me door mijn wazigheid heen.

‘Alice heeft ze al gebeld. Renée is hier – nou ja, hier in het ziekenhuis dan. Ze is nu iets te eten aan het halen.’

‘Is ze hier?’ Ik probeerde rechtop te gaan zitten, maar het tollen van mijn hoofd versnelde en zijn hand duwde me zachtjes terug tegen de kussens.

‘Ze komt zo weer terug,’ beloofde hij. ‘En jij moet stil liggen.’

‘Maar wat heb je haar dan verteld?’ Ik raakte in paniek. Ik wilde helemaal niet gerustgesteld worden. Mijn moeder was hier en ík lag bij te komen van een vampieraanval. ‘Wat heb je als reden gegeven dat ik hier lig?’

‘Je bent van twee trappen gevallen en toen door een raam.’ Hij wachtte even. ‘Geef toe, het zou kunnen.’

Ik zuchtte, en dat deed pijn. Ik keek naar mijn lichaam onder de dekens, naar de enorme bult die mijn been moest voorstellen.

‘Hoe erg is het met me?’ vroeg ik.

‘Je hebt een gebroken been, vier gebroken ribben, een paar barsten in je schedel, blauwe plekken over je hele lichaam, en je hebt een boel bloed verloren. Ze hebben je een paar transfusies gegeven. Ik vond het maar niks – je rook een tijdje helemaal verkeerd.’

‘Dat moet een goede afwisseling geweest zijn voor je.’

‘Nee, ik vind jouw eigen geur veel lekkerder.’

‘Hoe heb je het gedaan?’ vroeg ik zachtjes. Hij wist direct waar ik het over had.

‘Ik weet het niet precies.’ Hij keek weg van mijn vragende ogen, pakte mijn in verband gewikkelde hand van het bed en hield hem voorzichtig in de zijne, ervoor zorgend dat de draad die mij met een van de monitoren verbond niet losraakte.

Ik wachtte geduldig op de rest.

Hij zuchtte zonder mijn blik te beantwoorden. ‘Het was onmogelijk om… te stoppen,’ fluisterde hij. ‘Onmogelijk. Maar ik heb het gedaan.’ Hij keek eindelijk op, met een halve glimlach. ‘Ik moet wel echt van je houden.’

‘Smaak ik niet net zo lekker als ik ruik?’ lachte ik terug. Dat deed pijn aan mijn gezicht.

‘Nog lekkerder – lekkerder dan ik gedacht had.’

‘Het spijt me,’ zei ik verontschuldigend.

Hij rolde met zijn ogen naar het plafond. ‘Van alle dingen om je voor te verontschuldigen.’

‘Waar zou ik me dan voor moeten verontschuldigen?’

‘Voor het feit dat je jezelf bijna voor altijd van mij weggenomen had.’

‘Het spijt me,’ zei ik, me opnieuw verontschuldigend.

‘Ik weet waarom je het gedaan hebt.’ Zijn stem klonk troostend. ‘Het blijft nog steeds onzinnig, natuurlijk. Je had op me moeten wachten, je had het me moeten vertellen.’

‘Jij had me niet laten gaan.’

‘Nee,’ gaf hij grimmig toe, ‘dat had ik inderdaad niet gedaan.’

Er begonnen een paar bijzonder onplezierige herinneringen bij me naar boven te komen. Ik huiverde en kromp toen ineen.

Hij was meteen bezorgd. ‘Bella, wat is er?’

‘Wat is er met James gebeurd?’

‘Nadat ik hem van jou afgetrokken had, hebben Emmett en Jasper met hem afgerekend.’ Zijn stem klonk alsof hij dat bijzonder spijtig vond.

Ik was in de war. ‘Ik heb Emmett en Jasper helemaal niet gezien daar.’

‘Ze moesten de kamer uit… er was erg veel bloed.’

‘Maar jij bent gebleven.’

‘Ja, ik ben gebleven.’

‘En Alice, en Carlisle…’ zei ik vol verbazing.

‘Zij houden ook van je, hoor.’

Een flits pijnlijke beelden van de laatste keer dat ik Alice had gezien deden me iets herinneren. ‘Heeft Alice de video gezien?’ vroeg ik ongerust.

‘Ja.’ Zijn stem klonk duister door weer een andere klank, die van pure haat.

‘Ze zat altijd in het donker opgesloten, daarom kon ze zich haar mensenleven niet herinneren.’

‘Ik weet het. Ze begrijpt het nu.’ Zijn stem klonk vlak, maar zijn gezicht stond strak van woede.

Ik probeerde zijn gezicht aan te raken met mijn vrije hand, maar iets hield me tegen. Ik keek omlaag en zag dat het infuus aan mijn hand trok.

‘Getver,’ huiverde ik.

‘Wat is er?’ vroeg hij bezorgd – afgeleid, maar niet genoeg. De kilte verdween niet helemaal uit zijn ogen.

‘Naalden,’ legde ik uit terwijl ik wegkeek van die in mijn hand. Ik concentreerde me op een scheve plafondplaat en probeerde diep in te ademen ondanks de pijn in mijn ribben.

‘Bang voor een naald,’ mopperde hij zachtjes in zichzelf en hij schudde zijn hoofd. ‘O, een sadistische vampier die van plan is haar dood te martelen, tuurlijk, geen probleem, daar rent ze meteen naartoe. Een infuus, daarentegen…’

Ik rolde met mijn ogen. Ik was blij te ontdekken dat die beweging in elk geval pijnloos was. Ik besloot van onderwerp te veranderen.

‘Waarom ben jíj hier?’ vroeg ik.

Hij staarde me eerst verward en daarna gekwetst aan. Zijn wenkbrauwen trokken samen in een frons. ‘Wil je dat ik wegga?’

‘Nee!’ protesteerde ik, vol ontzetting bij die gedachte. ‘Nee, ik bedoelde, waarom denkt mijn moeder dat jij hier bent? Ik moet mijn verhaal kloppend hebben voordat ze terugkomt.’

‘O,’ zei hij, en zijn voorhoofd werd weer van glad marmer. ‘Ik ben naar Phoenix gekomen om je wat verstand bij te brengen, om je ervan te overtuigen dat je terug naar Forks moet komen.’ Zijn grote ogen stonden zo serieus en oprecht dat ik hem zelf bijna geloofde. ‘Je stemde toe mij te zien, en je bent naar het hotel gereden waar ik logeerde met Carlisle en Alice – ik was hier natuurlijk wel onder ouderlijk toezicht,’ onderbrak hij zichzelf deugdzaam, ‘maar je struikelde over de trap onderweg naar mijn kamer en… nou ja, de rest weet je. Je hoeft je in elk geval geen details te herinneren, je hebt een goed excuus om een beetje vaag te zijn over de precieze gang van zaken.’

Ik dacht er even over na. ‘Er zitten wel een paar gaten in dit verhaal. Geen gebroken raam, bijvoorbeeld.’

‘Niet helemaal,’ zei hij. ‘Alice had een beetje te veel plezier met het creëren van bewijsmateriaal. Het zag er allemaal erg overtuigend uit – je zou het hotel waarschijnlijk aan kunnen klagen als je dat zou willen. Er is niets om je zorgen over te maken,’ beloofde hij, terwijl hij vederlicht over mijn wang aaide. ‘Het enige wat je nu moet doen is genezen.’

Ik was niet dusdanig verdoofd door de pijn of de medicijnen dat ik niet op zijn aanraking reageerde. De monitor begon opeens heel onregelmatig te piepen – nu was Edward niet de enige meer die kon horen hoe mijn hart zich misdroeg.

‘Dit kan nog wel eens gênant worden,’ mompelde ik tegen mezelf.

Hij gniffelde, en er kwam een ondeugende blik in zijn ogen. ‘Hmm, ik vraag me af…’

Hij leunde langzaam naar voren, en het piepende geluid versnelde al heftig nog voordat zijn lippen me ook maar raakten. Maar toen ze dat wel deden, heel lichtjes weliswaar, hield het piepen helemaal op.

Hij trok zich abrupt terug, en zijn ongeruste blik werd opgelucht toen de monitor aangaf dat mijn hart weer begon te kloppen.

‘Het lijkt erop dat ik nog voorzichtiger met je zal moeten zijn dan normaal.’ Hij fronste.

‘Ik was nog niet uitgekust met je,’ klaagde ik. ‘Ik hoef toch niet jouw kant op te komen, hè?’

Hij grijnsde en boog zich voorover om zijn lippen licht op de mijne te drukken. De monitor ging door het lint.

Maar toen verstrakten zijn lippen. Hij trok zich terug.

‘Volgens mij hoor ik je moeder,’ zei hij, opnieuw grijnzend.

‘Niet weggaan,’ jammerde ik terwijl ik overspoeld werd door een ongegronde golf van paniek. Ik kon hem niet laten gaan – straks zou ik hem opnieuw kwijtraken.

Heel even bestudeerde hij de angst in mijn ogen. ‘Ik ga niet weg,’ beloofde hij ernstig, en toen glimlachte hij. ‘Ik ga wel even een dutje doen.’

Hij verhuisde van het harde plastic stoeltje naast mijn bed naar de turkooizen, nepleren fauteuil aan het voeteneind, zette hem naar achteren in de slaapstand en deed zijn ogen dicht. Hij lag doodstil.

‘Niet vergeten adem te halen,’ fluisterde ik sarcastisch. Hij ademde diep in, zijn ogen nog steeds gesloten.

Nu kon ik mijn moeder horen. Ze praatte tegen iemand, een verpleegster misschien, en ze klonk moe en van streek. Ik wilde uit bed springen en naar haar toe rennen om haar gerust te stellen, haar te verzekeren dat alles oké was. Maar ik was niet bepaald in de juiste staat om te springen, dus wachtte ik ongeduldig af.

De deur opende op een kier, en ze gluurde om het hoekje.

‘Mama!’ fluisterde ik, mijn stem vol liefde en opluchting.

Ze nam Edwards bewegingloze gedaante in de fauteuil in zich op, en liep op haar tenen naar mijn bed.

‘Hij gaat ook nooit weg, hè?’ mompelde ze tegen zichzelf.

‘Mam, ik ben zo blij je te zien!’

Ze boog voorover om me voorzichtig te knuffelen, en ik voelde warme tranen op mijn wangen vallen. ‘Bella, ik ben zo geschrokken!’

‘Het spijt me, mama. Maar het is allemaal oké nu, niets aan de hand,’ troostte ik haar.

‘Ik ben gewoon blij dat je eindelijk je ogen open hebt.’ Ze zat op de rand van mijn bed.

Ik besefte opeens dat ik geen idee had welke dag het was. ‘Hoe lang zijn ze dicht geweest?’

‘Het is vrijdag, lieverd, je bent wel even weggeweest.’

‘Vrijdag?’ Ik was verbijsterd. Ik probeerde me te herinneren welke dag het was geweest toen… maar daar wilde ik niet aan denken.

‘Ze hebben je een tijdje onder verdoving moeten houden, schat – je hebt een boel verwondingen.’

‘Ik weet het.’ Ik kon ze voelen.

‘Je hebt echt geluk gehad dat dokter Cullen in de buurt was. Het is zo'n aardige man… wel erg jong, trouwens. En hij lijkt meer op een fotomodel dan op een dokter…’

‘Heb je Carlisle ontmoet?’

‘En de zus van Edward, Alice. Wat een leuk meisje.’

‘Dat is ze zeker,’ gaf ik volmondig toe.

Ze wierp een blik over haar schouder naar Edward, die met zijn ogen dicht in de stoel lag. ‘Je had helemaal niet verteld dat je zulke goede vrienden had in Forks.’

Ik kromp ineen, en kreunde.

‘Waar doet het pijn?’ vroeg ze direct bezorgd terwijl ze zich weer naar mij omdraaide. Edwards ogen schoten naar mijn gezicht.

‘Niks aan de hand,’ stelde ik ze gerust. ‘Ik moet er gewoon aan denken dat ik me niet beweeg.’ Hij verzonk weer in zijn nepslaap.

Ik maakte gebruik van het feit dat mijn moeder even afgeleid was om het onderwerp op iets anders te brengen dan mijn niet zo heel openhartige gedrag. ‘Waar is Phil?’ vroeg ik vlug.

‘In Florida – o, Bella! Je raadt het nooit! Net toen we op het punt stonden weg te gaan, zulk goed nieuws!’

‘Phil heeft een contract gekregen?’ gokte ik.

‘Ja! Hoe wist je dat! Bij de Suns, kun je het je voorstellen?’

‘Wat fantastisch, mam,’ zei ik zo enthousiast mogelijk, hoewel ik nauwelijks besefte wat dat betekende.

‘En jij zult Jacksonville vast ook heel leuk vinden,’ ratelde ze door terwijl ik haar wezenloos aangaapte. ‘Ik maakte me enigszins zorgen toen Phil over Akron begon, ik bedoel, al die sneeuw en zo, want je weet wat een hekel ik heb aan kou, maar Jacksonville! De zon schijnt altijd, en de luchtvochtigheid is helemaal niet zo heel vreselijk. We hebben zó'n schattig huis gevonden, geel, met wit houtwerk, en een veranda precies zoals in zo'n oude film, en een enorme eikenboom, en het ligt op maar een paar minuten van de zee, en jij krijgt je eigen badkamer…’

‘Mam, wacht!’ viel ik haar in de rede. Edward had zijn ogen nog steeds dicht, maar hij zag er te gespannen uit om voor slapend door te kunnen gaan. ‘Waar heb je het over? Ik ga niet naar Florida. Ik woon in Forks.’

‘Maar dat hoeft nu toch niet meer, gekkie,’ lachte ze. ‘Phil zal nu veel vaker thuis kunnen zijn… we hebben er veel over gepraat, en ik ga een compromis sluiten over de uitwedstrijden, de ene helft blijf ik bij jou thuis, en de andere helft ga ik met hem mee.’

‘Mam,’ aarzelde ik, en ik vroeg me af hoe ik dit zo tactvol mogelijk kon brengen. ‘Ik wíl in Forks wonen. Ik ben nou al gewend op school en ik heb een paar vriendinnen’ – ze wierp opnieuw een blik op Edward toen ik haar aan vrienden herinnerde, dus probeerde ik een andere richting – ‘en Charlie heeft me nodig. Hij zit daar helemaal in z'n eentje, en hij kan echt níét koken.’

‘Wil je in Forks blijven?’ vroeg ze verbijsterd. Ze kon het zich absoluut niet voorstellen. En toen schoten haar ogen weer terug naar Edward. ‘Waarom?’

‘Dat zeg ik toch – school, Charlie – au!’ Ik had mijn schouders opgehaald. Geen goed idee.

Haar handen fladderden hulpeloos over me heen, op zoek naar een veilig plekje om me te aaien. Ze nam genoegen met mijn voorhoofd; daar zat geen verband omheen.

‘Bella, lieverd, je haat Forks,’ hielp ze me herinneren.

‘Het valt best wel mee.’

Ze fronste en keek heen en weer van Edward naar mij, dit keer erg nadrukkelijk. ‘Is het die jongen?’ fluisterde ze.

Ik deed mijn mond open om te liegen, maar haar ogen hielden mijn gezicht nauwkeurig in de gaten en ik wist dat ze daar doorheen zou kijken.

‘Deels, ja,’ gaf ik toe. Het was niet nodig om te bekennen hoe groot dat deel was. ‘Maar, heb je al tijd gehad om met Edward te praten?’ vroeg ik.

‘Ja.’ Ze aarzelde en keek naar zijn volmaakt bewegingloze gestalte. ‘En daar wilde ik het nog met je over hebben.’

O-oh. ‘Waarover?’ vroeg ik.

‘Ik denk dat die jongen verliefd op jou is,’ zei ze beschuldigend, op gedempte toon.

‘Dat denk ik ook, ja,’ vertrouwde ik haar toe.

‘En wat vind jij van hem?’ Ze wist de razende nieuwsgierigheid in haar stem nauwelijks te verbergen.

Ik zuchtte en keek weg. Hoeveel ik ook van mijn moeder hield, dit was niet het soort gesprek dat ik met haar wilde voeren. ‘Ik vind hem heel erg leuk.’ Zo – dat klonk als iets wat een tiener over haar eerste vriendje zou kunnen zeggen.

‘Nou, hij líjkt heel leuk, en mijn hemel, hij ziet er vreselijk goed uit, maar je bent nog zo jong, Bella…’ Haar stem was onzeker; voor zover ik me kon herinneren was dit de eerste keer sinds ik acht was dat ze bijna klonk alsof ze een poging deed ouderlijk gezag uit te stralen. Ik herkende de strengdoch-rechtvaardige toon van gesprekken die ik met haar had gehad over mannen.

‘Dat weet ik wel, mam. Maak je er nou maar geen zorgen over. Het is gewoon een bevlieging,’ stelde ik haar gerust.

‘Zo is dat,’ zei ze instemmend, snel tevreden.

Toen zuchtte ze en wierp een schuldige blik over haar schouder op de grote, ronde klok aan de muur.

‘Moet je weg?’

Ze beet op haar lip. ‘Als het goed is belt Phil zo… Ik wist niet wanneer je wakker zou worden…’

‘Geen probleem, mam.’ Ik probeerde mijn opluchting een beetje af te zwakken zodat ze zich niet beledigd zou voelen. ‘Ik ben niet alleen.’

‘Ik kom gauw terug. Ik heb hier geslapen, hoor,’ verkondigde ze, trots op zichzelf.

‘O, mam, dat hoeft echt niet! Je kunt gewoon thuis slapen – ik merk het toch niet.’ De roes van de pijnstillers maakte het moeilijk om me te concentreren, zelfs nu nog, terwijl ik blijkbaar al dagen geslapen had.

‘Ik was te nerveus,’ gaf ze schoorvoetend toe. ‘Er zijn wat misdaden gepleegd in de buurt, en ik vind het niet prettig om daar alleen te zijn.’

‘Misdaden?’ vroeg ik verschrikt.

‘Iemand heeft ingebroken in die balletschool om de hoek van ons huis en heeft hem tot de grond toe afgebrand – er is niets meer van over! En voor de deur was een gestolen auto achtergelaten. Weet je nog dat je daar altijd danste, lieverd?’

‘Ik weet het nog.’ Ik huiverde en kromp ineen.

‘Ik kan wel blijven, schat, als je me nodig hebt.’

‘Nee, mam, het komt wel goed. Edward blijft bij me.’

Ze keek alsof dat wel eens de reden kon zijn waarom ze wilde blijven. ‘Ik kom vanavond weer.’ Het klonk net zozeer een waarschuwing als een belofte, en ze keek opnieuw naar Edward terwijl ze het zei.

‘Ik hou van je, mam.’

‘Ik hou ook van jou, Bella. Probeer wat voorzichtiger te doen als je loopt, lieverd, ik kan je niet missen.’

Edwards ogen bleven gesloten, maar er schoot een brede grijns over zijn gezicht.

Er kwam een verpleegster binnen die bedrijvig al mijn slangen en draden ging controleren. Mijn moeder gaf me een zoen op mijn voorhoofd, een klopje op mijn in gaas gewikkelde hand, en vertrok.

De verpleegster was de papieren uitdraai van mijn hartmonitor aan het controleren.

‘Maak je je zorgen, lieverd? Je hartslag was hier wel erg hoog.’

‘Het gaat prima,’ verzekerde ik haar.

‘Ik zal de hoofdzuster zeggen dat je wakker bent. Dan komt ze zo even naar je kijken.’

Zodra ze de deur dichtdeed stond Edward naast me.

‘Hebben jullie een auto gestolen?’ Ik fronste mijn wenkbrauwen.

Hij glimlachte, zonder berouw. ‘Het was een goede auto, heel snel.’

‘Hoe was je dutje?’ vroeg ik.

‘Interessant.’ Hij kneep zijn ogen een beetje dicht.

‘Wat is er?’

Hij keek naar de grond toen hij antwoord gaf. ‘Het verbaast me. Ik dacht dat Florida… en je moeder… nou ja, ik dacht dat dat was wat je wilde.’

Ik staarde hem niet-begrijpend aan. ‘Maar jij zou de hele dag binnen moeten zitten in Florida. Je zou alleen 's nachts naar buiten kunnen, net als een echte vampier.’

Hij glimlachte bijna, maar net niet helemaal. En toen werd zijn gezicht somber. ‘Ik zou in Forks blijven, Bella. Of zo'n soort plek,’ legde hij uit. ‘Ergens waar ik je geen pijn meer zou kunnen doen.’

In eerste instantie drong het niet tot me door. Ik bleef hem wezenloos aanstaren terwijl de woorden een voor een als een afschuwelijke puzzel op hun plek vielen in mijn hoofd. Ik was me nauwelijks bewust van het geluid van het versnellen van mijn hart, hoewel ik, toen mijn ademhaling in hyperventilatie veranderde, me wél bewust werd van de scherpe pijn in mijn protesterende ribben.

Hij zei niets, maar keek waakzaam naar mijn gezicht terwijl een pijn die niets te maken had met gebroken botten, een pijn die veel en veel erger was, me dreigde te verpletteren.

En toen kwam een andere verpleegster doelgericht de kamer binnen. Edward zat stokstijf terwijl ze met een geoefend oog mijn blik opnam voordat ze zich tot de monitors wendde.

‘Tijd voor nog wat pijnstillers?’ vroeg ze vriendelijk terwijl ze tegen de infuustoevoer tikte.

‘Nee, nee,’ mompelde ik, en probeerde de wanhoop uit mijn stem te houden. ‘Ik heb niets nodig.’ Ik kon het me nu niet veroorloven mijn ogen dicht te doen.

‘Je hoeft je niet groot te houden, lieverd. Het is beter als je je nu niet te druk maakt, je moet uitrusten.’ Ze wachtte, maar ik schudde mijn hoofd.

‘Goed dan,’ zuchtte ze. ‘Druk maar op de knop naast je bed als je zover bent.’

Ze wierp Edward een strenge blik toe, en keek nog een keer bezorgd naar de apparaten voordat ze wegging.

Ik voelde zijn koude handen op mijn gezicht en keek hem met wilde ogen aan.

‘Ssst, Bella, rustig maar.’

‘Laat me niet alleen,’ smeekte ik met gebroken stem.

‘Dat doe ik niet,’ beloofde hij. ‘En ontspan je nou, voordat ik de verpleegster terugroep om je te verdoven.’

Maar mijn hart bleef maar razen.

‘Bella.’ Hij streelde bezorgd over mijn gezicht. ‘Ik ga nergens heen. Zolang je me nodig hebt blijf ik bij je.’

‘Zweer je dat je niet bij me weg zult gaan?’ fluisterde ik. Ik probeerde eindelijk mijn hortende adem onder controle te krijgen. Mijn ribben bonsden.

Hij legde zijn handen elk aan een kant van mijn gezicht en bracht zijn gezicht dicht naar het mijne. Zijn ogen waren groot en ernstig. ‘Ik zweer het.’

De geur van zijn adem werkte kalmerend. Het leek de pijn van mijn ademhaling te verlichten. Hij bleef mijn blik vasthouden terwijl mijn lichaam zich langzaam ontspande en het gepiep weer een normaal tempo kreeg.

‘Beter?’ vroeg hij.

‘Ja,’ zei ik behoedzaam.

Hij schudde zijn hoofd en prevelde iets onverstaanbaars. Ik dacht dat ik het woord ‘overdreven’ kon onderscheiden.

‘Waarom zei je dat?’ fluisterde ik, en ik probeerde mijn stem niet te laten trillen. ‘Ben je het zat om mij de hele tijd te moeten redden? Wíl je dat ik wegga?’

‘Nee, ik wil niet zonder je zijn, Bella, natuurlijk niet. Wees even reëel. En ik vind het ook geen probleem om jou te redden – als het niet zo was dat ik degene ben geweest die jou in gevaar gebracht heeft… dat ik de reden ben dat je hier ligt.’

‘Ja, jij bent de reden.’ Ik fronste. ‘De reden dat ik hier ben – levend en wel.’

‘Nauwelijks.’ Zijn stem was slechts een gefluister. ‘Onder het verband en gips en haast niet in staat je te bewegen.’

‘Ik had het niet over mijn meest recente bijna-doodervaring,’ zei ik, geïrriteerd rakend. ‘Ik dacht aan de andere – je mag zelf kiezen welke. Als jij er niet was geweest, lag ik nu weg te rotten op de begraafplaats van Forks.’

Hij kromp ineen bij mijn woorden, maar de gekwelde blik verdween niet uit zijn ogen.

‘Maar dat is nog niet eens het ergste,’ fluisterde hij verder. Hij deed alsof ik niets gezegd had. ‘Niet om je daar op de vloer te zien liggen… geknakt en gebroken.’ Zijn stem klonk gesmoord. ‘Niet om te denken dat ik te laat was. Niet eens om je te horen schreeuwen van pijn – al die ondraaglijke herinneringen die ik tot in de eeuwigheid met me mee zal dragen. Nee, het allerergste was om te voelen… te weten dat ik niet op kon houden. Te denken dat ik je zelf zou vermoorden.’

‘Maar dat heb je niet gedaan.’

‘Ik had het kunnen doen. Zo makkelijk.’

Ik wist dat ik rustig moest blijven… maar hij probeerde zichzelf over te halen om mij te verlaten, en de paniek gierde door mijn longen in een poging naar buiten te komen.

‘Beloof het me,’ fluisterde ik.

‘Wat?’

‘Dat weet je best.’ Ik begon nu boos te worden. Hij was zo halsstarrig vastbesloten om zich op het negatieve te concentreren.

Hij hoorde de verandering in mijn stem. Zijn ogen vernauwden zich. ‘Ik lijk niet sterk genoeg te zijn om bij je uit de buurt te blijven, dus ik denk dat je je zin wel zult krijgen… of het nou je dood wordt of niet,’ voegde hij er ruw aan toe.

‘Mooi.’ Maar hij had het niet beloofd – dat was me niet ontgaan. De paniek werd maar ternauwernood in bedwang gehouden, en ik had niet genoeg kracht over om de boosheid te beheersen. ‘Je hebt me verteld hoe het je gelukt is om te stoppen… nu wil ik weten waarom,’ eiste ik.

‘Waarom?’ vroeg hij behoedzaam.

‘Waaróm je het hebt gedaan. Waarom heb je het gif zich niet gewoon laten verspreiden? Dan zou ik nu zo ongeveer net als jij zijn.’

Edwards ogen leken helemaal zwart te worden, en ik herinnerde me dat dit iets was waarvan hij nooit gewild had dat ik het zou weten. Alice moest erg in beslag genomen geweest zijn door de dingen die ze over zichzelf te weten was gekomen… of ze was heel voorzichtig met haar gedachten geweest bij hem in de buurt – hij had duidelijk geen idee dat ze me had ingelicht over de principes van vampiertransformaties. Hij was verbaasd, en woedend. Hij sperde zijn neusgaten open en zijn mond zag eruit alsof hij uit steen gehouwen was.

Hij was niet van plan antwoord te geven, dat was wel duidelijk.

‘Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat ik geen ervaring heb met relaties,’ zei ik. ‘Maar het lijkt gewoon logisch… een man en een vrouw moeten toch enigszins gelijk zijn… de een kan bijvoorbeeld niet altijd maar even naar binnen stormen en de ander redden. Ze moeten elkáár redden.’

Hij deed zijn armen over elkaar op de rand van het bed en legde zijn kin op zijn armen. Zijn uitdrukking was kalm, de woede onder controle. Hij had duidelijk besloten dat hij niet boos op míj was. Ik hoopte dat ik de kans zou krijgen Alice te waarschuwen voordat hij haar te pakken kreeg.

‘Je hébt me gered,’ zei hij zachtjes.

‘Ik kan niet altijd maar Loïs Lane zijn,’ hield ik vol. ‘Ik wil ook Superman zijn.’

‘Je weet niet wat je vraagt.’ Zijn stem was zacht, en hij staarde geconcentreerd naar de rand van de kussensloop.

‘Ik denk dat ik dat wel weet.’

‘Bella, dat weet je níet. Ik heb bijna negentig jaar de tijd gehad om hier over na te denken, en ik ben er nog niet eens over uit.’

‘Zou je willen dat Carlisle je niet gered had?’

‘Nee, dat zou ik niet willen.’ Hij wachtte even voordat hij verderging. ‘Maar mijn leven was voorbij. Ik gaf niets op.’

‘Jij bént mijn leven. Jij bent het enige waarvan het pijn zou doen als ik het zou verliezen.’ Ik begon hier beter in te worden. Het was makkelijk om toe te geven hoe zeer ik hem nodig had.

Toch bleef hij erg rustig. Vastbesloten. ‘Ik kan het niet doen, Bella. Ik ga je dat niet aandoen.’

‘Waarom niet?’ Mijn keel raspte en de woorden kwamen er niet zo hard uit als de bedoeling was geweest. ‘Ga me nou niet vertellen dat het te zwaar is! Na vandaag, of een paar dagen geleden, denk ik… hoe dan ook, na dát kan het nooit heel erg zijn.’

Hij keek me boos aan.

‘En de pijn?’ vroeg hij.

Ik trok wit weg. Ik kon er niets aan doen. Maar ik probeerde mijn gezicht niet te laten verraden hoe goed ik me dat gevoel kon herinneren… het vuur in mijn aderen.

‘Dat is mijn probleem,’ zei ik. ‘Ik kan het wel aan.’

‘Het is mogelijk om moed zo ver door te voeren dat het waanzin wordt.’

‘Het doet er niet toe. Drie dagen. Kan mij het schelen.’

Edwards gezicht vertrok opnieuw toen mijn woorden hem eraan herinnerden dat ik beter op de hoogte was dan hij ooit gewild had. Ik zag hoe hij zijn woede onderdrukte, zag hoe zijn ogen berekenend werden.

‘En Charlie dan?’ vroeg hij kortaf. ‘En Renée?’

Minuten gingen in stilte voorbij terwijl ik probeerde een antwoord te vinden op zijn vraag. Ik deed mijn mond open, maar er kwam geen geluid uit. Ik deed hem weer dicht. Hij wachtte, en hij kreeg een triomfantelijke uitdrukking over zich omdat hij wist dat ik geen goed antwoord had.

‘Nou, dat doet er ook niet toe,’ pruttelde ik uiteindelijk, maar mijn stem was net zo ongeloofwaardig als altijd wanneer ik loog. ‘Renée heeft altijd de keuzes gemaakt die voor haar het beste waren – ze zou willen dat ik dat ook deed. En Charlie is niet kapot te krijgen, hij is eraan gewend alleen te zijn. Ik kan niet altijd voor ze blijven zorgen. Ik moet mijn eigen leven leiden.’

‘Inderdaad,’ snauwde hij. ‘En ik ga het niet voor je beëindigen.’

‘Als je wacht tot ik op sterven lig, dan weet ik nog wel een leuke! Daar was ik net nog hard mee bezig!’

‘Je zult genezen,’ hielp hij me herinneren.

Ik haalde diep adem om mezelf te kalmeren en negeerde de pijnscheut die daardoor veroorzaakt werd. Ik staarde hem aan, en hij staarde terug. Zijn gezicht stond onverzoenlijk.

‘Nee,’ zei ik langzaam. ‘Dat zal ik niet.’

Zijn voorhoofd rimpelde. ‘Natuurlijk wel. Je zult misschien een paar littekens overhouden…’

‘Je vergist je,’ hield ik vol. ‘Ik ga dood.’

‘Echt, Bella.’ Hij klonk nu ongerust. ‘Binnen een paar dagen ben je hier weg. Twee weken, op z'n hoogst.’

Ik keek hem boos aan. ‘Ik ga nu misschien nog niet dood… maar ooit ga ik wel dood. Elke minuut van de dag kom ik er dichterbij. En ik zal ouder worden.’

Hij fronste toen wat ik zei tot hem doordrong, hij duwde zijn lange vingers tegen zijn slapen en deed zijn ogen dicht. ‘Het is de bedoeling dat het zo gaat. Zo hoort het te gaan. Zo zou het gegaan zijn als ik niet bestond – en ik zou niet moeten bestaan.’

Ik snoof. Hij deed verbaasd zijn ogen open. ‘Dat is stom. Dat is net zoiets als naar iemand toegaan die net de loterij heeft gewonnen, zijn geld afpakken, en dan zeggen: “Luister, laten we gewoon teruggaan naar hoe de dingen zouden moeten zijn. Dat is beter.” En daar trap ik niet in.’

‘Ik ben niet bepaald een lot uit de loterij,’ gromde hij.

‘Dat klopt. Jij bent stukken beter.’

Hij rolde met zijn ogen en perste zijn lippen op elkaar. ‘Bella, we gaan deze discussie niet verder voeren. Ik weiger om jou te verdoemen tot een eeuwige nacht en daarmee uit.’

‘Als je denkt dat het daarmee uit is dan ken je me nog niet erg goed,’ waarschuwde ik hem. ‘Jij bent niet de enige vampier die ik ken.’

Zijn ogen werden weer zwart. ‘Alice zou niet durven.’

En even zag hij er zo angstaanjagend uit dat ik niet anders kon dan hem geloven – ik kon me niet voorstellen dat iemand dapper genoeg zou zijn om tegen hem in te gaan.

‘Alice heeft het al gezien, hè?’ raadde ik. ‘Daarom maken de dingen die ze zegt je zo van streek. Ze weet dat ik net als jij zal worden… ooit.’

‘Ze heeft het mis. Ze heeft je ook dood gezien, en dat is ook niet gebeurd.’

‘Ikzelf zou Alice altijd op haar woord geloven.’

We staarden elkaar heel lang aan. Het was stil, op het gezoem van de machines, het gepiep, het gedruppel, en het getik van de grote klok aan de muur na. Uiteindelijk werd zijn uitdrukking zachter.

‘Dus waar staan we nu?’ vroeg ik me af.

Hij grinnikte, zonder te lachen. ‘Volgens mij heet dit een patstelling.’

Ik zuchtte. ‘Au,’ mompelde ik.

‘Hoe voel je je?’ vroeg hij en keek naar de knop om de verpleegster mee te roepen.

‘Ik voel me prima,’ loog ik.

‘Ik geloof je niet,’ zei hij beminnelijk.

‘Ik ga niet weer slapen.’

‘Je moet uitrusten. Al dat geruzie is niet goed voor je.’

‘Geef het dan op,’ hintte ik.

‘Leuk geprobeerd.’ Zijn hand ging naar de knop.

‘Nee!’

Hij negeerde me.

‘Ja?’ snerpte de luidspreker in de muur.

‘Ik denk dat we toe zijn aan wat meer pijnstillers,’ zei hij kalm, mijn woedende blik negerend.

‘Ik zal de verpleging sturen.’ De stem klonk erg verveeld.

‘Ik neem ze niet, hoor,’ verzekerde ik hem.

Hij keek naar de zak vloeistof die naast mijn bed hing. ‘Ik denk niet dat ze je gaan vragen iets door te slikken.’

Mijn hartslag ging omhoog. Hij las de angst in mijn ogen en zuchtte gefrustreerd.

‘Bella, je hebt pijn. Je moet je ontspannen zodat je kunt genezen. Waarom doe je nou zo moeilijk? Ze gaan nu echt geen naalden meer in je steken.’

‘Ik ben niet bang voor de naalden,’ mopperde ik. ‘Ik ben bang om mijn ogen dicht te doen.’

En toen lachte hij zijn scheve glimlach en nam mijn gezicht tussen zijn handen. ‘Ik heb toch gezegd dat ik nergens heen ging. Niet bang zijn. Zolang jij er gelukkig van wordt blijf ik bij je.’

Ik glimlachte terug en negeerde de pijn in mijn wangen. ‘Je hebt het wel over voor altijd, hoor.’

‘O, het gaat wel weer over – het is maar een bevlieging.’

Ik schudde ongelovig mijn hoofd – ik werd er duizelig van. ‘Ik kon niet geloven dat Renée daar intrapte. Ik weet dat jíj wel beter weet.’

‘Dat is het mooie van het mens zijn,’ vertelde hij me. ‘Dingen veranderen.’

Mijn ogen vernauwden zich. ‘Ik zou er maar niet op wachten.’

Hij lachte nog toen de verpleegster binnenkwam, zwaaiend met een spuit.

‘Pardon,’ zei ze bits tegen Edward.

Hij stond op en liep naar de andere kant van de kleine kamer, waar hij tegen de muur leunde. Hij sloeg zijn armen over elkaar en wachtte. Ik hield mijn ogen op hem gericht, nog steeds bezorgd. Hij beantwoordde mijn blik rustig.

‘Kijk eens, lieverd.’ De verpleegster glimlachte toen ze het middel in de slang spoot. ‘Daar zal je je beter door voelen.’

‘Dank u,’ mompelde ik, onenthousiast. Het duurde niet lang. Ik voelde vrijwel meteen hoe de slaperigheid door mijn bloedbaan begon te druppelen.

‘Dat moet genoeg zijn,’ prevelde ze toen mijn oogleden dichtzakten.

Ze moet de kamer uit gegaan zijn, want iets kouds en glads raakte mijn gezicht aan.

‘Blijf.’ Het klonk als gebrabbel.

‘Dat zal ik doen,’ beloofde hij. Zijn stem was prachtig, als een slaapliedje. ‘Zoals ik al zei, zolang het jou gelukkig maakt… zolang dat voor jou het beste is.’

Ik probeerde mijn hoofd te schudden, maar het was te zwaar. ‘Da's nie hetzelfde,’ mompelde ik.

Hij lachte. ‘Maak je daar nou maar geen zorgen over, Bella. Als je wakker wordt mag je weer ruzie met me maken.’

Ik denk dat ik glimlachte. “Ké.’

Ik kon zijn lippen bij mijn oor voelen.

‘Ik hou van je,’ fluisterde hij.

‘Ook van jou.’

‘Dat weet ik,’ lachte hij zachtjes.

Ik draaide mijn hoofd een beetje… op zoek. Hij wist wat ik wilde. Zijn lippen raakten voorzichtig de mijne.

‘Dank je,’ zuchtte ik.

‘Graag gedaan.’

Ik was er eigenlijk al niet echt meer bij. Maar ik vocht zwakjes tegen mijn verdoving. Er was nog één ding dat ik hem wilde zeggen.

‘Edward?’ Ik worstelde om zijn naam duidelijk uit te spreken.

‘Ja?’

‘Ik geloof Alice,’ mompelde ik.

En toen sloot de nacht zich om me heen.