Hoofdstuk 11

 

 

 

Rafe stond op de onderste trede van de trappen voor het paleis. Zijn vader, broer en zuster stonden rondom Lexie verzameld, gehuld in de vorstelijke kalmte waarmee de Marconi’s hun persoonlijke gevoelens wisten te verbergen. Lexie omhelsde hen om beurten en keek toen naar hem. Hij kwam naar beneden. Geen enkel protocol had hem voorbereid op het afscheid nemen van een vrouw als Lexie. Een vrouw die zoveel voor hem betekende als Lexie.

Een paar uur geleden had ze nog in zijn bed gelegen. Het was bijna zijn dood geweest haar niet te vragen, te smeken, te blijven, in zijn bed, in zijn leven, maar hij had al genoeg van haar dromen in duigen gegooid. Ze verdiende haar sprookje. Ondanks zijn titel was hij geen sprookjesprins, en dat zou hij ook nooit worden.

Met droge ogen kwam ze naar hem toe. Bleek en sterk en de mooiste vrouw die hij ooit had gekend. Een ware schoonheid, ook innerlijk, zeldzaam en kostbaar. Hij kon zichzelf niet tegenhouden, hij moest haar aanraken, haar haren, haar wang, en proberen de herinnering aan haar in zijn geheugen te prenten, ook al zou hij haar ter wille van zijn geluk in de toekomst moeten zien te vergeten. Hij was niet van plan geweest haar te omhelzen, maar ze stapte in zijn armen, en al had zijn leven er van afgehangen, hij kon niet nalaten ze om haar heen te slaan voor een laatste kans om haar tegen zich aan te houden.

Zij was degene die het contact verbrak en achteruit stapte. Even zag hij de vraag en de hoop in haar ogen. Dezelfde blik die hij had gezien toen ze deze ochtend in zijn armen was ontwaakt.

Toen lachte ze, de droevigste lach die hij ooit had gezien.

Hij balde krampachtig zijn vuisten. ‘Ik wilde je niet verdrietig maken, Lex,’ zei hij zacht. ‘Als ik de afgelopen nacht kon terugdraaien, ter wille van jou, zou ik het doen. We hadden kunnen eindigen met de dag van eergisteren. Die dag was wat ik je wilde geven.’

Haar lachje werd zo mogelijk nog triester. ‘Dat zou ik niet willen,’ verklaarde ze. ‘Die dag was volmaakt, maar de afgelopen nacht was nog beter.’

‘Je vindt vast wel een goede man. Een die je waard is. Een man die alles is wat hij moet zijn. Beter dan Adam. Beter dan ik.’ Iemand die van haar hield om wie ze was. Iemand die haar een huwelijk en het gezin kon bieden dat ze hebben wilde. Iemand die haar met respect en eerbied zou behandelen. Niet iemand die niet eens kon wachten tot ze naar het bed aan de andere kant van de kamer waren gelopen, maar haar naar beneden trok op het vloerkleed.

‘Mijn enige eis is dat hij van me houdt.’

‘Hij zou wel gek moeten zijn als hij dat niet deed.’

‘Gekken zijn er genoeg.’

Nadat ze in de wachtende auto was gestapt en weggereden, keek hij de auto lang na. Hij voelde zich alsof er een stuk van hemzelf werd meegevoerd.

 

Lexies vertrek was heel anders dan haar aankomst. Geen wuivende menigte die wachtte bij het vliegveld, waarvoor ze diep dankbaar was. Wel een handjevol fotografen, ongetwijfeld om vast te leggen dat het meisje dat hun favoriete prins had versmaad en op haar beurt was afgewezen door de andere, werkelijk hun land verliet.

Joseph, het hoofd van de beveiliging, liep met haar mee naar het vliegtuig. Ze wist dat het als beleefdheid was bedoeld, maar het voelde aan alsof hij er zeker van wilde zijn dat ze werkelijk wegging, dat er een eind zou komen aan de ravage die ze had veroorzaakt.

Dat wenste ze ook voor de ravage in haar persoonlijke en emotionele leven, maar ze wist dat de pijn daarover nog maar net was begonnen.

Aan boord van het vliegtuig liet ze zich op een van de leren banken zakken en maakte op verzoek van de stewardess haar gordel vast. Ze sloot haar ogen en wachtte.

Eindelijk begon de klank van de motoren te veranderen, ze begonnen te taxiën. Ze weerstond de neiging om een laatste blik op San Philippe te werpen toen ze snelheid maakten en vervolgens loskwamen van de grond. De wielen verdwenen met een bons in de romp van het vliegtuig.

Ze had verwacht dat ze in tranen zou uitbarsten, maar dat gebeurde niet. Ze voelde alleen een steeds groter wordende leegte.

Ze hoorde een geluid in de cabine. De stewardess natuurlijk. Waarom lieten ze haar niet met rust? ‘Dank u, ik heb niets nodig,’ zei ze.

‘Iemand dan, misschien?’ vroeg een bekende stem.

Haar ogen schoten open, en daar stond Rafe, die glimlachend op haar neerkeek en toen naast haar op de bank kwam zitten. ‘Wat doe jij hier?’ Ze durfde het bijna niet te vragen. ‘Hoe kom je hier?’

Hij nam haar hand en hield hem stevig vast. ‘De tweede vraag is makkelijk te beantwoorden. Ik heb jouw voorbeeld gevolgd en ben op een motor gestapt. Ik passeerde je vlak voor het vliegveld.’

‘En de eerste vraag?’ Ze hield zijn hand vast als een reddingsboei. Er hing zoveel af van zijn antwoord. Ze was vervuld van hoop, maar die hoop was al eens eerder de bodem ingeslagen, en ze huiverde bij de gedachte dat het nog eens zou gebeuren.

‘A, ik ben niet gek, en B, ik ben geen martelaar.’

Dat was geen antwoord. Althans niet een antwoord dat ze begreep. ‘Wat bedoel je?’

‘Ik zei dat alleen een gek niet van je zou houden, en ik ben dus niet gek, want ik hou van je. Ik weet niet wanneer of hoe het is gebeurd. Ik begeerde je al vanaf het ogenblik dat ik je in de nachtclub zag, en dat verbaasde me niet. Ik heb wel eerder vrouwen begeerd, dus ik dacht niet dat het iets was wat ik niet onder controle zou kunnen houden.’ Hij maakte een spottend geluid. Een kort lachje. ‘Maar de begeerte die die avond begon is alleen maar sterker geworden, en veranderd in iets wat ik niet voor mogelijk had gehouden – in liefde.’ Hij haalde zijn schouders op, maar de greep op haar hand verstevigde. ‘En die liefde heb ik niet onder controle. Ik heb er geen idee van hoe het is gebeurd en wat ik eraan moet doen.’ Hij streelde een lok van haar haren, raakte eerbiedig haar gezicht aan.

De stewardess verscheen, wierp een blik op hen en verdween meteen weer.

‘Ik wilde het niet, Lex, maar het gebeurde toch. Tot een halfuur geleden dacht ik dat ik er goed aan had gedaan je te laten gaan, en toen herinnerde ik me dat ik geen martelaar was. Ik ben niet bereid mijn geluk op te offeren terwijl jij op zoek gaat naar iemand die je waard is. Ik wil degene zijn naast wie je elke ochtend wakker wordt. Al weet ik dat ik niet je droomprins ben.’

Ze opende haar mond om hem tegen te spreken, maar hij legde een vinger op haar lippen. ‘Laat me uitpraten, Lex. Dit is niet makkelijk voor me, maar ik moet het zeggen, ik wil dat je het hoort.’ Toen ze knikte, vervolgde hij: ‘Ik weet dat ik niet degene ben van wie je wilde houden. En ik weet dat er betere mannen zijn dan ik. Maar ik kan niet toestaan dat die je krijgen. Althans niet voordat ik je eerst mezelf heb aangeboden. Ik wil met je trouwen, de jouwe zijn, je tot de mijne maken. Ik wil alle dingen waarvan ik dacht dat ik ze nooit zou willen. Jou kennen heeft zoveel voor me veranderd, een beter mens van me gemaakt. Maar ik zag het pas in toen tot me doordrong dat ik je kwijt was.’

Hij keek onderzoekend naar haar gezicht, dook plotseling naar voren, bedekte haar lippen met de zijne en kuste haar.

Ze klemde zich aan hem vast, kuste hem terug. Ze had noch de wilskracht, noch het verlangen om tegen te stribbelen.

Al te snel verbrak hij de kus en liet zijn voorhoofd tegen het hare rusten. Zijn handen omvatten haar gezicht, zijn vingers woelden door haar haren. Zij hield hem vast, ademde diep zijn geur in alsof ze hem zo kon binden. Ze kon hem onmogelijk weerstaan.

Hij nam haar handen weer en vouwde zijn vingers om de hare. ‘Zeg dat je me wilt hebben.’

Ze wilde wanhopig graag ja zeggen, maar toch kon ze het niet. ‘Rafe, je hebt dit niet goed doordacht. Je hebt eens gezegd dat je me tegen jezelf wilde beschermen. Nu moet jij beschermd worden tegen mij. Denk aan je vader en je land. Denk aan wat de pers ervan zal zeggen.’

‘Het kan me niet schelen wat iemand anders dan jij zegt. En voor het geval het je niet is opgevallen, ik wacht nog steeds op het woord ja.’

‘Het maakt mij wel uit wat ze van je zeggen. Ze zullen je van alle kanten zwart maken.’

’Niet alleen mij.’ Hij grinnikte. ‘Jou ook. Maar niet lang, en we zitten dan in elk geval samen in de puree. Daar komen we wel doorheen, geloof mij maar. Daar heb ik ervaring mee. Bovendien, je hebt de ochtendbladen niet gezien, wel?’

‘Nee. Ik kon er niet meer tegen.’

‘Het is niet allemaal slecht nieuws. Een pientere jongen onder de persmuskieten heeft beseft dat mijn vader alleen heeft gezegd dat hij toestemming had gegeven voor een huwelijk van Alexia Wyndham Jones met zijn zoon. Hij zei niet welke zoon. Dus gezien die foto’s van jou en mij samen vraagt de pers zich af of mijn vader, die een meester is in het manipuleren, dat aldoor zo heeft bedoeld. Ze herschrijven het verhaal naar eigen goeddunken, en mijn vader zal er graag mee instemmen.’

‘Hij kon onmogelijk hebben voorzien dat we verliefd zouden worden.’

‘Dus je houdt wel van me?’ Hij bestudeerde haar gezicht.

Ze wachtte even, niet in staat het langer te ontkennen. ‘Met mijn hele hart.’

‘En vind je het erg als we geen vorstelijke bruiloft vieren met alle toeters en bellen?’

‘Absoluut niet.’ Ze probeerde uit alle macht te verwerken wat er gebeurde. Dat Rafe van haar hield, dat hij elke ochtend samen met haar wakker wilde worden.

‘Mooi.’ Hij glimlachte. ‘Want mijn vader is niet de enige slimmerik. Ik heb het allemaal voor elkaar. De piloot heeft zijn vluchtplan al veranderd. We zijn op weg naar Vegas, en daar trouwen we. Vandaag. We kunnen de pers net zo goed iets geven waar ze zich werkelijk over kunnen opwinden. We worden de vorstelijke rebellen van San Philippe. En door hen voor de gek te houden en ze een staatsiebruiloft te ontzeggen, zullen we zo diep zinken in de publieke opinie dat we daarna alleen nog maar kunnen stijgen. En zodra je mijn kinderen hebt gebaard zal iedereen, maar ik in het bijzonder, gelukkig zijn. Dan is alles vergeten en vergeven.’

Hij pakte haar hand en hield die tussen zijn beide grote handen. ‘Lex, je vormt een deel van mij waarvan ik nooit heb beseft dat ik het miste. Het beste deel.’ Zijn donkere ogen glansden teder. Hij legde een hand tegen haar gezicht, en ze drukte haar wang tegen de warmte van zijn handpalm. ‘Alexia Wyndham Jones, Lexie, mijn Lexie, ik hou van je. Je bent mijn Everest, mijn alles.’

Eindelijk, eindelijk kuste hij haar weer, waardoor tot haar doordrong, wat hij ook mocht beweren, dat haar sprookje werkelijkheid was geworden.