Om halfacht op een koude novemberavond, anderhalf uur nadat de dagdienst was geëindigd, waren Dart en Samantha Richardson op weg om de moerascipressen van het lijstje te bekijken. Sam nam East Hartford, waar de meeste van de bomen stonden: zeven. Dart nam de binnenstad.
De bewoners van de eerste twee van Darts vier lokaties legden beleefd uit dat ze nooit van de boomsoort hadden gehoord en stelden Dart in de gelegenheid om rond te kijken, en dat deed hij. Het bleek dat op geen van beide lokaties een moerascipres stond. Hij nam zijn zaktelefoon om Sam te bellen en ze gaf toe dat de lijst een jaar of zeven oud was. Veel van de bomen konden nu dood zijn, en erger nog: in de laatste jaren konden er nieuwe bomen geplant zijn die niet op de lijst voorkwamen.
Op de derde locatie werd opengedaan door een matrone met blauwig haar en een aanzienlijke borstomvang. Dit was dichter bij East Hartford en het was duidelijk een mooier huis dan de eerste twee. Er was een kleine achtertuin met een vogelbadje, maar de moerascipres was in het huis te vinden. Dart begon eraan te twijfelen of dit hem naar Paynes bezoeker zou leiden. De zinloosheid van het zoeken begon op zijn gemoed te werken. Hij voelde zich neerslachtig en moe. Niets aan deze zaken bleek ooit in het grotere geheel te passen. Hij liet zich leiden door ingevingen in plaats van concrete sporen. En hij was op zoek naar een bóóm! Hij voelde zich een idioot.
Om negen uur belde Dart weer met Richardson, die ook geen geluk had gehad. Ze zei dat ze naar huis ging en het de volgende dag opnieuw zou proberen. Dart had zichzelf een laatste poging beloofd, maar hij gaf het ook op.
De volgende avond na werktijd, enkele minuten na zeven uur, reed Dart naar Pope Park South om de laatste van zijn vier lokaties te onderzoeken. Hoewel het adres in Hamilton Court maar enkele blokken van de Trinity College-enclave verwijderd was, kwam het hem niet bekend voor. Het was niet het soort huis waar Dart graag 's avonds in zijn eentje een bezoek bracht. Het was een slechte buurt, des te gevaarlijker omdat Pope Park 's avonds een verzamelplaats van drugsgebruikers was. Aan de noordgrens van het park liep Park Street van oost naar west. 's Avonds was dat de allergevaarlijkste straat van de hele stad. Alles was daar te koop, van crack tot tienerjongens - de wapendichtheid was astronomisch hoog. Als er een patrouillewagen door Park Street reed, zaten er altijd twee agenten in, zwaarbewapend en voortdurend op hun hoede.
Hamilton Court bleek een vuil, smal straatje te zijn, nog geen vijftig meter lang. Het stond dwars op een nogal steile heuvel en verbond Hamilton Street met Park Terrace. Dart sloeg de straat in en reed door. Hij voelde er weinig voor om te parkeren of zelfs om langzamer te gaan rijden. Er stonden vier vervallen woongebouwen aan het straatje, twee aan elke kant, omringd door kapotte en half ingezakte omheiningen van draadgaas.
Toen hij voorbijreed, hoopte Dart dat de ingang van die huizen aan Zion Street zou liggen, op de top van de heuvel, maar hij reed twee keer door het straatje en stelde vast dat ze alleen toegankelijk waren vanuit Hamilton Court. Nummer 11 was vaalgeel en er brandde licht op de begane grond. De rottende kozijnen waren eens wit geweest.
Dart parkeerde en sloot de auto af terwijl hij de motor liet draaien. Hij was blij dat hij twee autosleutels bij zich had, speciaal voor zo'n gelegenheid. Hij verwijderde zijn politiekaart en hing hem aan de ketting om zijn hals, in de hoop dat iemand met een pistool zich twee keer zou bedenken voordat hij op een politieman schoot. Politiemoordenaars hadden, als ze eenmaal in een gevangenis in Hartford zaten, een lage levensverwachting. Hij liep naar de vervallen trap en ging vlug de treden op. Intussen bleef hij om zich heen kijken. Stom dat ik hier op dit uur ben, dacht hij met bonkend hart. Hij hield zijn hand bij zijn wapen. Dit was een buurt van eerst-schieten-dan-vragen-stellen - een houding die niet goed bij Dart paste, maar die hij wel begreep.
Hij klopte tamelijk hard aan en wachtte. Er deed niemand open. Mij best, dacht hij, en hij begon naar zijn auto terug te lopen.
Toen hij op de tweede trede van boven stapte, hoorde en voelde hij iets dat onder zijn schoen knerpte, en meteen ging het alarm in zijn politiehersenen af. Hij wilde het glas noemen, maar dat was het niet. Bijna glas, zeiden zijn zintuigen tegen hem. Niet blijven staan, waarschuwde dezelfde inwendige stem hem. Maar hij bleef wel staan. De trap was te donker en hij haalde zijn penlight te voorschijn, mopperend op zichzelf omdat hij zich weer als een padvinder gedroeg, en scheen met het licht op de trap. De lichtkegel viel op kleine witte korreltjes, als sterren in de nachtelijke hemel. Maar stenen verpulverden niet zo als deze dingen, en Dart keek nog wat beter, al keek hij ook steeds over zijn schouder of er geen straatrover of gewapende tiener aankwam. Voorzichtig knielde hij neer en nam iets van het materiaal tussen zijn vingers. Hetzelfde alarm in zijn hoofd ging af steenzout!
Bragg had de zelfmoord van Payne - en Paynes mogelijke bezoeker - in verband gebracht met steenzout, en hoewel Dart eigenlijk erg blij zou moeten zijn met zo'n ontdekking, in deze buurt, in deze straat op dit uur van de nacht, zou hij bijna willen dat hij die traptrede had overgeslagen.
Mac probeerde te blaffen op de achterbank van de Volvo. Het klonk als een stofzuiger met een scheve drijfriem. Dart keek om te zien of het een waarschuwing was, maar kwam tot de conclusie dat de oude Mac zich alleen maar eenzaam voelde en naar huis wilde. Ik ook, jongen.
Dart legde het steenzout in zijn handen en scheen er met de penlight op. Een waterig blauwe tint - precies zoals Teddy het had beschreven.
Omdat Hamilton Court 11 op de lijst met lokaties van moerascipressen stond, beschikte Dart na deze ontdekking in theorie over twee van de drie elementen die door Bragg waren geïdentificeerd. De rechercheur in Dart kon daar niet aan voorbijgaan. Of hij het nu prettig vond of niet, het had er alle schijn van dat dit vervallen oude huis iets te maken had met Harold Payne. Hij deed het snufje steenzout in zijn borstzakje, verzamelde zijn moed en besloot achter het huis te gaan kijken.
Naast het gebouw leidde een smal onverhard pad naar een gammele schutting die eens groen was geverfd. Omdat hij niet het recht had om naar binnen te gaan en omdat hij besefte dat Hamilton Court 11 van waarde zou kunnen zijn, besloot Dart buiten te blijven, maar hij vond wel een opening in de vervallen schutting waar hij doorheen kon kijken. Achter het huis was alles donker en het duurde even voor zijn onrustige ogen aan de duisternis gewend waren. Hij was gespannen en opgewonden tegelijk.
Omdat hij niets kon zien, bracht hij de penlight omhoog en scheen naar binnen, en toen viel zijn mond open van verbazing. Wat ooit een omsloten tuin was geweest, was nu een plek van verval en verwaarlozing. En op de grond stond een zak met tuinaarde. Het papier van de zak was als een rottend lijk opengesprongen en de opdruk was nat en vervaagd. Maar er zat tuinaarde in en een deel ervan was op het pad naar de achterdeur terechtgekomen. Het derde element dat Bragg had genoemd! Links van de zak stond een verwaarloosde boom met kale wintertakken, en aan de voet van die boom - en eigenlijk in de hele tuin, tot op de plaats waar Dart stond - lag een tapijt van kleine naalden, sommige dofgroen, andere bruin en roodachtig. Een moerascipres, wist Dart meteen. Hij deed een paar van de gevallen naalden in zijn zak.
Hij deed zijn penlight vlug uit en keek omhoog naar de achtermuur van het vervallen huis. Zijn hart bonkte en zijn huid prikte. Het huis leek zo somber, zo troosteloos, als een spookhuis uit een film of nachtmerrie. Maar dit was echt en het effect op Dart was tastbaar.
Degene die hier woonde, was bij Harold Payne geweest op de avond van de moord - niet zelfmoord, maar móórd. En Darts politieinstinct gaf hem in dat die persoon meer dan alleen maar een bezoeker was geweest.
Dart liep naar de auto, maakte hem open en stapte in. Mac begroette hem met een slobberige kus. 'We gaan niet naar huisjongen,' zei hij tegen de hond. Hij was van plan Hamilton Court 11 in het oog te houden.
Abby belde Dart om kwart over acht op zijn zaktelefoon. Ze herinnerde hem eraan dat hij drie kwartier te laat was voor het eten. Hij vertelde haar in het kort over zijn vondst en zei dat hij en Mac vanaf Zion Street naar Hamilton Court 11 keken. Zonder de minste ergernis zei ze dat er twee meeneemmaaltijden onderweg waren.
Twintig minuten later zat Abby Lang, in een spijkerbroek en met een deerskin jasje aan, met een bak kipsalade op de voorbank van de Volvo. Dat was voor Dart het moeilijkste onderdeel van het politiewerk: zitten wachten tot er iets gebeurde. Dat was trouwens ook een van de redenen waarom hij niet bij Narcotica wilde werken.
'Lewellans moeder heeft er toestemming voor gegeven dat het meisje een confrontatierij te zien krijgt,' zei Abby trots. 'Als we ooit een verdachte hebben.'
'En hoe heb je dat klaargespeeld?' vroeg Dart. Hij vond het geweldig dat ze misschien een bruikbare getuige hadden, maar had nog steeds moeite met het gezicht dat het meisje en Tommy Templeton hadden gecreëerd: niet Zeller, niet Kowalski. Hij speelde met het idee dat Zeller mensen had ingehuurd en zelf op een afstand bleef voor het geval dat er iets misging, waarop nogal veel kans was als je probeerde zelfmoorden te ensceneren.
'Tovenarij.'
'Dat dacht ik al,' zei Dart.
Een tijdje later, toen er twee kartonnen bekertjes koffie op het dashboard stonden, zei Dart: 'Ik wil je iets bekennen.'
Ze leunde met haar hoofd tegen de rugleuning en keek hem aan.'Goed,' zei ze.
'Het is niet goed.' Hij hoopte dat ze zou vragen wat hij bedoelde, maar ze zei niets. 'Ik begin hieraan gewend te raken. Voel me er prettig bij. Jij en ik, bedoel ik.'
'Ik weet wat je bedoelt.'
'En toch moet ik nog steeds aan Ginny denken.'
'Ik denk nog steeds aan mijn huwelijk.'
'Dat weet ik,' zei hij.
Ze haalde diep adem en zei: 'Er zijn momenten waarop ik smoorverliefd op je ben, Joe. Op andere momenten ben ik er niet zo zeker van.'
'Dat kan ik voelen.'
'Het spijt me,' zei ze. 'Ik wou dat het anders was. Echt waar.'
'Ik zou je kinderen wel wat vaker willen zien. Ze zijn altijd net vertrokken als ik kom.'
'Ik wil ze niet kwetsen,' zei ze.'Ze zijn te jong om dit allemaal te begrijpen.'
De zitting kraakte omdat ze verschoof. Hij hoorde de geluiden van het stadsleven - vooral auto's. Er daalde een onrustige stilte over hen neer.
Toen zei ze: 'Charles en ik zijn al een tijdje van plan om weer een weekje bij elkaar te komen om te kijken hoe het gaat. Ik heb je daarover verteld,' zei ze verontschuldigend. 'Ik... We... We doen het om de kinderen.'
'Ik dacht dat daar de afgelopen maand misschien verandering in was gekomen.'
'Nee,' zei ze, en dat woord trof hem diep. 'Dat is niet veranderd.'
'Dat is niet eerlijk,' klaagde hij.
Ze duwde haar portier open en stapte uit de auto. Ze sprong over een bevroren waterplas, ging het trottoir op en begon in een stevig tempo van hem vandaan te lopen. Ze zette zowel de surveillance van het huis als haar eigen veiligheid op het spel. Ook hij overtrad de regels. Hij verliet de auto en rende achter haar aan. Ze hoorde hem komen en ging nog harder lopen.
'Abby,' riep hij haar na.
'Niet doen!' protesteerde ze.
'Kom naar de auto terug. Het is mijn fout.'
Ze bleef staan en draaide zich om, en hij botste tegen haar op. Ze duwde hem van zich af en zei met luide stem: 'Nou en óf het jouw fout is! En nog een grote fout ook. We hebben het over mijn kinderen!'
'Het spijt me,' zei Dart. Hij ging aarzelend naar haar toe. Ze keek hem sceptisch aan en toen omhelsden ze elkaar en fluisterde ze in zijn oor: 'Klootzak.'
'Zullen we er niet meer over praten?' vroeg hij. 'Wat gebeurt, gebeurt.'
Ze knikte. Toen ze bijna bij de auto waren, pakte ze zijn hand vast. Joe Dart omvatte haar vingers en gaf er heel zachtjes een kneepje in.
Om halftwaalf ging het benedenlicht op Hamilton Court 11 uit. Enkele minuten later ging er boven licht aan. 'Een automatische timer,' legde Dart uit.
'Ja. Of anders heeft iemand de afgelopen vijf minuten in het donker rondgelopen.'
Samen keken ze naar het huis tot één uur die nacht, toen boven het licht uitging. Dart zette de auto op Park Terrace, waar Abby hem in het oog kon houden terwijl hij de straat overstak en weer op de voordeur klopte. Geen reactie. Hij ging naar de achterkant van de auto terug, schoof een slapende Mac opzij en haalde zijn EHBO-kistje te voorschijn. Hij zette een stuk witte tape op de scharnierkant van de voordeur, ongeveer op enkelhoogte. Als de deur openging, werd de tape losgescheurd.
Terwijl Abby bleef kijken, liep Dart achterom en stak een dun takje in de spleet van de enige deur in de vervallen groene schutting. Als de deur later zou worden geopend, zou het takje op de grond vallen. Simpele trucs - hij en Zeller hadden ze tientallen keren gebruikt.
Toen hij Abby afzette, hoopte hij dat ze hem zou uitnodigen mee te komen, maar dat deed ze niet. Op weg naar huis maakte hij zich daar zorgen over, en ook toen hij Mac even ging uitlaten.
Hij sliep slecht tot drie uur en had toen geen idee waar hij wakker van was geworden - een nachtmerrie? een geluid? iets op straat? En toen fladderden de gedachten weer door zijn hoofd, als vleermuizen die de uitweg van een zolder niet meer konden vinden.
Hij lag uren wakker, denkend, piekerend - geobsedeerd door de mogelijkheden die Hamilton Court 11 bood. In verwarring gebracht door Abby's mengeling van warm en koud.
Als hij een blik in dat huis wilde werpen, moest hij Haite ervan overtuigen dat ze de politie van de staat Connecticut erbij moesten halen. Haite zou op zijn beurt overleg moeten plegen met korpscommandant Rankin. Een echte puinhoop.
's Morgens keerde hij naar Hamilton Court 11 terug. Opnieuw klopte hij op de voordeur en opnieuw deed er niemand open. Het stukje tape zat nog op zijn plaats. Teleurgesteld omdat er geen teken van iemand te bekennen was, ging hij naar de achterkant. Zijn hart bonkte en zijn handpalmen waren klam. Hij had de pest aan deze buurt.
Het takje dat hij in de spleet van de deur had gestoken, lag in het zand op de grond. Dart pakte het op en hield het in zijn hand. In de vochtige modder buiten de deur zag hij schoenafdrukken komen en gaan. Schoenafdrukken die niet van hemzelf waren.
In de loop van de nacht was er iemand binnen geweest.
Het steenzout en de cipressennaalden die hij de vorige avond had verzameld, lagen nu in afzonderlijke zakjes op de voorbank van zijn auto, voorzien van merktekens en etiketjes. Bewijsmateriaal, dacht hij.
Misschien net genoeg om Haite ervan te overtuigen dat ze een inval moesten doen.