Hoe moeilijk het voor Dart ook was om het onder ogen te zien, hij wist dat hij Walter Zeller moest vinden en hem moest ondervragen. Informeel, zei hij tegen zichzelf, in elk geval in het begin. Hij zou het doen voorkomen alsof hij Zeller om advies vroeg, de beschermeling die naar zijn mentor terugkomt en hem om raad vraagt. Maar hij twijfelde niet meer. Het moest gebeuren. Minstens drie mannen waren dood. Dart geloofde te weten waarom ze waren uitgekozen. Het werd tijd dat hij in actie kwam - voordat er nog meer slachtoffers vielen.

De afgelopen paar maanden werd in het korps verteld dat Zeller korte tijd voor een beveiligingsfirma in Hartford had gewerkt en daarna een betere baan in Seattle aangeboden had gekregen. Dart had de hele tijd al gedacht dat het, betere baan of niet, voor Zeller belangrijk was dat hij wegging, het liefst zo ver mogelijk van de moordenaar van zijn vrouw vandaan. Seattle was ver genoeg.

Maar hoe hij zijn best ook deed, het lukte Dart niet een telefoonnummer in Seattle van zijn vroegere chef te vinden, niet via personeelszaken, niet via het inlichtingennummer van de telefoondienst, niet via een van de vele vrienden die Zeller had achtergelaten. Hij kon wel een adres in Seattle van Zeller vinden - een postbusnummer aan First Avenue - en vaststellen dat Zellers pensioen werd overgemaakt naar een rekening van de First Interstate Bank, maar afgezien daarvan was er geen spoor: bij de bank hadden ze hetzelfde postbusnummer, geen woonadres, geen telefoonnummer.

Dit alles verbaasde Dart niet. Hij ging gewoon door met zoeken. De meeste politieambtenaren, met pensioen of niet, beschermen zich tegen mogelijke wraakacties door hun telefoonnummer niet in het boek te laten opnemen en door postbusnummers te gebruiken. Zeller, wiens behoefte aan privacy legendarisch was en die tientallen moordenaars achter de tralies had gekregen, zou vast en zeker zulke voorzorgsmaatregelen nemen.

Toen hij op een dinsdag in het begin van november een boodschap moest doen, reed hij langs Sam and Rob's Smoke Shop in

Asylum Street en parkeerde een blok verderop. In strijd met de federale importbeperkingen verkochten Sam en Rob in een achterkamer allerlei Cubaanse sigaren aan vaste klanten. In de twintig jaar dat hij bij de politie had gewerkt, was Walter Zeller een vaste klant geweest en was hij bevriend geraakt met de eigenaren.

In de winkel rook het naar verse pijptabak.

Rob, de oudste van de twee eigenaren, was vijfjaar geleden aan longkanker gestorven. Zijn broer Sam, achter in de vijftig, was kaal en had een bruine snor en rode wangen en hoge jukbeenderen. Hij droeg een versleten groen schort met de naam van de winkel in rood erop geborduurd. De manchetten van zijn overhemd waren doorgesleten en een van de knopen was vervangen. Hij had de stem van een roker en de nerveuze ogen van een gokker.

Hij herkende Dart blijkbaar pas toen de rechercheur Zellers naam noemde, en toen hadden ze contact. Jarenlang had Dart in deze winkel rondgekeken, terwijl Zeller in de achterkamer zijn Cubanen kocht.

Nadat hij zich had voorgesteld, vertelde Dart hem dat hij met een moeilijk onderzoek bezig was en dat hij Zeller niet meer kon vinden. 'Ik dacht dat hij u misschien heeft gevraagd sigaren te sturen - dat u een adres of telefoonnummer zou hebben.'

'Hij is naar Seattle gegaan,' vertelde Sam hem ten overvloede. 'Dat ligt dicht bij Vancouver, en daar kun je alle Cubaanse merken krijgen, want dat ligt in Canada. Daar zijn geen beperkingen.'

'Dus u hebt niets van hem gehoord?'

'Van hem gehoord?' herhaalde Sam. 'Hij is hier nog geen drie weken geleden geweest. Hij kocht een paar dozen...'

'Hier? In de winkel?'

'Ik had hem een paar jaar niet gezien. Nog steeds te mager. Hij klaagde over een Dominicaan die hij had gerookt, en dat die niet kon tippen aan de Cubanen. Geen twijfel mogelijk. Zijn sigaar heeft een vleugje cacao in het dekblad. Dat hebben die Dominicanen niet. Er is voor ieder van ons maar één sigaar,' zei hij, verkoper die hij was. 'Rookt u sigaren?'

'Nee.'

'Wel eens geprobeerd?'

'Nee, dank u. Drie weken geleden?'

'Drie of vier. Ja.'

'En daarvoor?'

Sam dacht even na. 'Ik had hem in geen jaren gezien.'

'Toen hij hier drie weken geleden was, hoeveel heeft hij toen gekocht?' vroeg Dart.

'Drie of vier dozen, geloof ik.'

'En hoe lang doet hij daarmee?'

'MeneerZeller? Een hele tijd.' Hij dacht even na en zei: 'Een maand of langer.'

'En het is ongeveer een maand geleden,' zei Dart.

'Ja, dat is zo, hè? Ik begrijp wat u bedoelt. Misschien kan ik hem met u in contact brengen.'

Dart dacht snel na en zei toen: 'Ik weet iets beters. Ik geef u mijn telefoonnummer, en als hij dan komt, kunt u hem misschien even ophouden. U belt mij en dan kom ik hem verrassen.'

'U bedoelt dat ik u dan bel?'

'Ja.'

'Dat lijkt me wel wat. Ik breng mensen graag bij elkaar. Dat is ook het mooie van sigaren,' zei hij.'Ze brengen mensen bij elkaar. Na een goed diner. Een spelletje poker. Na een partijtje golf. Roken brengt gezelligheid.'

'Woont hij hier of was hij op bezoek?' vroeg Dart. 'Kon u daar een indruk van krijgen?'

'Op bezoek, denk ik. Hij was niet erg spraakzaam. Heel anders dan vroeger. Maar dat kun je hem moeilijk kwalijk nemen. Ik denk dat niemand die zijn vrouw op die manier heeft verloren daar ooit bovenop komt.' Sam trok zijn gezicht samen en Dart had het gevoel dat hij nu ook aan het verlies van zijn eigen broer dacht. 'Het valt niet mee,' fluisterde de man, en daarmee bevestigde hij Darts vermoeden.

Een akelig gevoel maakte zich van Dart meester, als de eerste voorbode van een griepaanval. Hij vond het onbegrijpelijk dat Zeller in de stad was geweest en geen van zijn vrienden had opgezocht - Dart had contact opgenomen met iedereen die hij kon bedenken.

Dart gaf de winkelier zijn kaartje. 'Wilt u me meteen bellen?'

'Ik hou wel van een verrassing,' zei de man.

'Ja,' zei Dart. 'Dit wordt me de verrassing wel.'

Walter Zeller was geen rijk man. Tweeëntwintig jaar lang had hij van een politiesalaris moeten leven. Daarom had het zelfs zijn beste vrienden verbaasd dat hij, toen hij de stad verliet, zijn huis niet wilde verkopen - het huis waar zijn vrouw was verkracht en vermoord. Het huis was hypotheekvrij en het was zijn grootste bezit, en toch had hij het niet willen verkopen, zonder dat hij uitlegde waarom. Dartelli had geen uitleg nodig gehad. Misschien was hij de enige van Zellers vrienden die dat aspect van de man begreep, het aspect waardoor hij vond dat zijn vrouw opnieuw geschonden zou worden als hij het huis verkocht. Lucky Zeller had erg veel van het huis gehouden, al was het een niet erg opvallend huis in Vernon. Het was een bruin huis in ranch-stijl aan het eind van een doodlopend straatje in een buurt met veel motorboten en pick-ups met camperopbouw. Dogwood Lane vertoonde veel olievlekken van geparkeerde auto's en de betonnen goten leken op een beschadigd gebit. De takken van een paar volwassen bomen, kaal vanwege de herfst, staken af tegen een lucht van grijze wolken en koude wind.

Dart zette zijn auto op Zellers garagepad. Hij vroeg zich af of Zeller, zonder het iemand te vertellen, uit Seattle naar Hartford terug was gekomen.

De bruine gevelbeplating van het huis was op de plaatsen waar de gazon sprinklers ertegen hadden gespat grijs uitgeslagen. Dart werd weemoedig bij de aanblik van de onverzorgde tuin, en hij wist meteen dat Zeller hier niet woonde. De inspecteur had bekend gestaan om zijn passie voor tuinieren. Talloze uren had hij aan zijn planten besteed. Hij zou nooit hebben toegestaan dat zijn bloemperken verwilderden. Om het huis heen lag een strook kale aarde van ruim een meter breed, verstikt door een dikke laag dood onkruid. Een aantal van de bloemperken die Zeller eigenhandig in het kleine gazon had gemaakt, was bedekt met grijs grind. Begraven, net als Lucky, dacht Dart, en hij klopte hard op de voordeur. Er kwam geen reactie, geen geluid van iemand die binnen was. Dat was te verwachten, dacht hij terwijl hij om het huis heen liep naar de achtertuin, die veel herinneringen bij hem opriep, herinneringen aan barbecues, bier en lange gesprekken over de zaken waaraan ze samen hadden gewerkt.

Hij kon zich Lucky's kookkunst herinneren, en het geluid van haar hoge stem. Ondanks de tijd die was verstreken kwam meteen weer het beeld van haar lijk bij hem op, vastgebonden en met een prop in de mond. Zodra dat beeld hem trof, had hij pijn in het midden van zijn borst en prikte er iets in zijn ogen.

De drie jaren dat het huis leeg had gestaan, hadden hun tol geëist. De veranda moest worden geverfd, evenals de raamkozijnen. Hij stapte de veranda op en klopte op de achterdeur. Hij gluurde door vuile ramen in een keuken die hij ooit bijna als zijn eigen had beschouwd.

Herinneringen bleven hem kwellen, vermengd met de beelden van de zelfmoordslachtoffers. De politieman in hem leverde strijd met de vriend van Zeller in hem. Zijn vermoedens stonden haaks op het vertrouwen dat hij altijd in Walter Zeller had gehad. De overeenkomsten tussen de zelfmoordsprongen van de IJsman en David Stapleton waren zo groot dat je ze niet over het hoofd kon zien: de afwezigheid van een zelfmoordbriefje, de computersimulatie die bevestigde dat de lichamen uit de ramen waren gegooid. En bijna drie jaar lang had Dart geloofd, zonder het zeker te weten, dat Walter Zeller de dood van de IJsman op zijn geweten had.

Hij probeerde een aantal ramen, maar ze zaten allemaal op slot. Hij was ook niet van plan om in te breken. Zo te zien was Zeller hier nooit terug geweest. Dart wist dat binnen alles nog precies zo was als op de avond waarop Lucky was vermoord. Hij voelde er weinig voor om die nachtmerrie weer onder ogen te krijgen.

Hij liep helemaal om het huis heen en stapte in zijn Volvo. Minutenlang bleef hij op het garagepad staan en dacht na over de mogelijke betrokkenheid van Zeller bij de moorden. Er ging een huivering door hem heen, helemaal van zijn hoofd tot zijn tenen en weer terug naar het midden van zijn borst. Hij hield van Walter Zeller als van een broer, als van een vader, op een manier die anderen niet zouden begrijpen. Hij wist niet of hij de kracht bezat om te doen wat gedaan moest worden. Alleen al de gedachte dat Zeller schuldig was leek hem op zichzelf een misdaad, in ieder geval iets dat hij niet aan inspecteur Haite en de andere hooggeplaatsten kon voorleggen zolang hij niet over een stapel bewijsmateriaal beschikte. Als het hoofdbureau ooit een echte held had opgeleverd, was het Walter Zeller. Het zou een verpletterend effect op het moreel van het hele korps hebben als Walter Zeller op verdenking van moord werd gearresteerd. De top van het korps zou pas overtuigd zijn als het rokende moordwapen aan Zellers hand vastgelijmd zat, met vijfentwintig nonnen als getuige.

Dart kon wel tien redenen bedenken waarom hij met dit onderzoek zou moeten stoppen, en maar erg weinig redenen om ermee door te gaan.

Maar hij reed achteruit de straat op. Hij was nog steeds van plan Zeller te vinden en aan te tonen dat hij schuldig was aan de misdaden. Zijn vertrouwen in Zeller was omgeslagen in woede en rancune.