20

In de achterste helft van de kantoren van het politiebureau waren vier cellen, al was het misschien enigszins overdreven ze als 'cellen' te benoemen. Bewaarhokken was een betere omschrijving, plekken om de dronkenlappen van de stad vast te houden tot ze nuchter genoeg waren om naar huis te gaan. Ze konden een mens vasthouden, maar daar was ook alles mee gezegd. De cellen waren opgebouwd uit dunne, ijzeren stangen, een in elke hoek van de ruimte, zodat de cellen niet aan elkaar grensden. Een bed, een deken, een kussen en een primitief toilet in elke cel waren de enige faciliteiten.

Slechts een van de cellen was nu leeg. Jadelo Gildern hield er een bezet, en hij beende woedend heen en weer. Norlan Fiyle lag op het bed in zijn cel en keek onaangedaan naar Gildern.

Caliban stond onbeweeglijk in de achterste hoek van zijn cel beiden op te nemen. Hij had al snel door dat verschillende mensen verschillend op opsluiting reageerden.

Fiyle was er duidelijk aan gewend. Hij had zich de kunst van het eindeloze wachten aangeleerd, zich te schikken in zijn lot tot de omstandigheden in zijn voordeel veranderden. Gildern niet. Het hoofd van de inlichtingendienst van de IJzerkoppen was gespannen tot en met en kon zich niet beheersen.

'Ik hoor hier niet!' riep hij. 'Ik wist niet eens dat Simcor was ontvoerd, tot ze me arresteerden.'

'Dat weten we,' zei Fiyle minzaam. 'Sinds de vorige keer dat je dat tegen ons zei, tien minuten geleden, is er niets veranderd.'

'Ik moet daar buiten naar hem zoeken, niet hier in die verdomde cel vastzitten.'

Dat moment koos Justen Devray om vanuit de voorkamer binnen te komen; hij had gehoord wat Gildern zei. 'Rustig,' zei hij. 'Hierbinnen doe je waarschijnlijk meer voor hem dan wanneer je buiten zou meedoen aan de grote speurtocht. Er zijn nu ruim duizend robots naar hem op zoek. Wat kun jij doen wat zij niet kunnen?'

Daar had Gildern duidelijk geen antwoord op. 'Ik hoor hier niet!' protesteerde hij. 'Ik ben onschuldig.'

'Dat beaam ik,' zei Devray. 'In elk geval onschuldig aan de aanklacht tot ontvoering. Maar wat blijft staan, is fraude om een massavernietigingswapen in handen te krijgen. Laten we het daar eens over hebben. Ik denk dat we daarop, en op nog een paar andere dingetjes, wel een aanklacht rond zullen krijgen. Maar al denk ik persoonlijk dat je erin bent geluisd, het feit blijft dat je bepaald geen schone handen hebt. Ik denk niet dat je zo onhandig zou zijn me het losgeld te laten opsporen, wat ik heb gedaan, maar misschien sla ik je te hoog aan. Trouwens, zodra ik je laat gaan, zullen de echte ontvoerders het weten en zijn ze weer op hun hoede. Je blijft opgesloten. We worden over zes uur met het suborbitale schip geëvacueerd, twee uur voor de inslag. En dan stoppen we jullie allemaal in wat luxueuzere cellen in Hades.'

'Maar...'

'Stil, Gildern,' zei Fiyle. 'We weten het al. Wat je ook wilt zeggen.'

'Houden jullie allemaal je mond,' zei Devray. 'Ik moet nu proberen de chaos buiten zo veel mogelijk in goede banen te leiden. Links en rechts lopen robots een brainlock op en de mensen die nog in de stad zijn, zijn niet langer rustig of redelijk. Ik kom ruim op tijd terug om jullie op te halen. Tot straks.'

En daarna draaide hij zich om en verliet de celruimte. Even later hoorden ze de buitendeur naar de straat achter hem dichtslaan.

'Ik denk dat we alleen zijn,' zei Fiyle zachtjes grinnikend. 'Mooi zo, dan kunnen we elkaar wat beter leren kennen. Eens goed met elkaar praten. Caliban, wat sta jij daar stil in je hoek.'

'Ik heb niets te zeggen,' antwoordde Caliban.

'Dat heeft een mens nog nooit ervan weerhouden zijn mond open te doen,' zei Fiyle.

'Wie heeft dit in godsnaam gedaan?' vroeg Gildern kwaad. 'Zitten de Blijvers erachter? De een of andere Blijverbende? Een of andere splintergroepering die de macht probeert over te nemen? Heeft Kresh een manier gevonden om zijn grootste rivaal uit te schakelen? Wie heeft het gedaan, en waarom?'

'Wat ik niet begrijp, is het losgeld waar ze om vroegen,' zei Fiyle. 'Je stelt een politieke eis, of je vraagt om geld. Een van beide. Die twee dingen zitten elkaar alleen maar in de weg.'

'En waarom laten ze het geld naar mijn rekening overmaken?' vroeg Gildern. 'Wie wil me zo zwartmaken dat hij er een half miljoen handelskredieten voor overheeft? Waarom doen ze zo'n nepeis om losgeld?'

'Weet je,' zei Fiyle, 'als de eis om losgeld nep was, is die politieke eis dat misschien ook. Wat ze vragen is zo goed als onmogelijk. Misschien hebben ze expres iets onmogelijks gevraagd.'

'Waarom dan?' vroeg Gildern.

'Misleiding. Misschien vind je het niet leuk te horen, maar de kans bestaat dat ze van het begin af aan van plan waren Beddle te vermoorden. Misschien is hij al dood en zijn de ontvoering en het losgeld alleen maar een manier om Devray op een dood spoor te brengen.'

'Maar wie zijn "zij"?' vroeg Caliban. 'En zelfs al zijn er een heleboel mensen met een motief om Beddle te doden, waarom zouden ze dat dan op zo'n overdreven ingewikkelde manier doen?'

Fiyle schudde zijn hoofd. 'Ik weet het niet,' zei hij. 'Maar ik heb foto's van de plaats van de misdaad gezien, en één ding kan ik jullie zeggen: degene die het heeft gedaan, houdt niet van robots.'

Plotseling keek Caliban met een ruk Fiyle aan. Iets wat hij zojuist had gezegd, deed hem een licht opgaan. 'Wat bedoel je?' vroeg hij scherp. 'Hoe weet je dat de ontvoerder niet van robots hield? Omdat hij de robots in de luchtwagen heeft neergeschoten?'

'Vanwege de manier waarop hij het heeft gedaan.' Fiyle maakte een gebaar met zijn rechterhand en deed of hij een pistool tegen zijn achterhoofd zette. 'Precies hier. Vijf robots, vier buiten de luchtwagen en een in de cockpit. Allemaal hier doodgeschoten. Allemaal geëxecuteerd. Eén schot van dichtbij, recht in het achterhoofd. Dat doe je zo niet, tenzij je van je werk geniet, of het slachtoffer haat. Of allebei.'

En plotseling wist Caliban het. Hij wist het. Van misleiding was geen sprake. In het geheel niet. Beide eisen waren volkomen logisch. En voor de misdadiger maakte het niet uit of beide, geen van beide of een van beide eisen werden ingewilligd. De misdadiger zou er in geen van de gevallen op vooruitgaan. Maar er was één probleem. Eén ding klopte niet. 'Fiyle! Je hebt er lang genoeg je brood mee verdiend. Hoe goed is je geheugen?'

Fiyle ging rechtop op de rand van zijn bed zitten en hoorde de scherpte in Calibans stem. 'Heel goed,' zei hij. 'Waarom?'

'Ik hoorde van Fredda Leving dat in de eis van de ontvoerders stond dat ze geld moesten betalen en de komeet moesten tegenhouden, omdat ze anders Beddle zouden vermoorden.'

'Precies. Dat klopt. Dat heb ik op de foto's gezien.'

'Hoe luidde de tekst? Hoe luidde de tekst precies?'

'Wat maakt dat in duivelsnaam uit?' vroeg Gildern kwaad.

'Hou je mond!' zei Caliban luid. 'Het maakt wel uit. Het kan het verschil uitmaken tussen leven en dood voor Beddle. Fiyle, hoe luidde de tekst precies?'

Fiyle stond nu bij de tralies van zijn cel en hield ze met beide handen vast. Hij keek naar het plafond en slikte zenuwachtig. 'Het was allemaal verkeerd gespeld,' zei hij. 'Alsof de schrijver het opzettelijk fout had gedaan, zodat het moeilijk te herleiden zou zijn. Maar de woorden waren... die waren... "Stop komeet" en dan een plusteken, in plaats van het woord "en", en dan "stort vijfhonderdduizend" - in cijfers, niet in woorden - "handelskredieten op pbi-rekening" - rekening was afgekort tot "rek." - "18083-19109". Ik geloof dat dat het bankrekeningnummer was. Misschien zit ik er eentje naast, maar het stond er in cijfers. En de laatste regel was "of Beddle wordt gedood". Dat was alles.'

Caliban voelde een schok van ontzetting door zich heen gaan. Hij had gelijk gehad, en hij had zich niets ergers kunnen voorstellen dan hierin gelijk te krijgen.

Hij moest hier weg, hij moest iets doen. Niemand anders kon deze ramp voorkomen. Hij liep naar de ijzeren tralies en bekeek ze van dichtbij. Ze leken zowel in het plafond als in de vloer verzonken te zijn. Hij pakte er twee vast en trok er hard aan. Beide tralies schoten los, de ene uit het plafond, de andere uit de vloer. De cellen waren gebouwd om mensen vast te houden, niet een robot die niet langer van plan was er vrijwillig te blijven. Hij werkte zich door het gat tussen de tralies door.

'Caliban!' riep Fiyle. 'Wat doe je in duivelsnaam?'

'Ik ontsnap,' zei hij. 'Ik heb ontdekt dat mijn bekwaamheden dringend ergens anders nodig zijn. Zeg tegen commissaris Devray dat ik geloof dat ik weet hoe ik de situatie moet oplossen. Zeg hem dat ik mezelf met alle plezier weer door hem zal laten opsluiten, zodra ik terug ben. Tenminste, als ik terugkom.' Caliban dacht aan de aanstormende komeet. Dit was een tijd waarin niemand zijn leven zeker was.

Fiyle riep nog iets naar hem, en Gildern ook, maar Caliban negeerde hen beiden. Hij liep de kamer uit, naar voren. Daar bleef hij even staan. Het was een heel gewone ruimte. Wanneer de komeet over een paar uur zou neerstorten en er een wolk brokstukken en oververhitte damp van zou maken, zou niemand het bouwsel betreuren. Versleten rektonnen vloeren en wanden, een paar oude, gebutste en van regeringswege verstrekte bureaus met bijbehorende stoelen, een modern uitziend commcentrum, dat er nauwelijks gebruikt uitzag en in zo'n oude, muffe omgeving misplaatst leek.

En een wapenkast. Caliban, de geenwetrobot, de robot die kon doden, liep naar de kast en bekeek de wapens die erin waren opgeborgen. Hij had nog nooit een wapen gebruikt, maar het leek hem mogelijk, heel waarschijnlijk zelfs, dat hij er een nodig zou hebben vóór de dag om was.

Caliban sloeg zijn hand door de glazen ruit heen, trok een van de sloten met zijn blote handen open en stal een ploffer.

Hij bekeek het ding in zijn hand en vroeg zich af hoe het zo ver had kunnen komen. Toen draaide hij zich om, liep de straat in en ging op zoek naar een onbeheerde luchtwagen.

Komeet Grieg, tot enorme proporties gezwollen, doemde steeds dichterbij op, hoog in de verduisterende lucht.

 

'Rapporteer,' beval Alvar Kresh, hoewel hij het nieuws eigenlijk niet wilde horen. Aan de ogen van de jonge technicus viel af te lezen hoe laat het was.

'We doen ons best, meneer, en ik weet dat u het niet wilt horen, maar ik geloof niet dat het mogelijk is. Geen van beide. We geven het niet op, maar we hebben nog maar een paar uur de tijd. Het technische team in de ruimte heeft weken geleden al geprobeerd een manier te vinden om de laatste fase handmatig te doen, in geval van nood, maar dat is hun niet gelukt. Ik zie niet hoe ons in enkele uren kan lukken, wat zij in weken niet hebben klaargespeeld.'

'En als jullie de verbindingen tussen Dee en Dom verbreken?'

'Hoe beter we het bekijken, hoe meer we beseffen hoeveel verbindingen er tussen hen bestaan. Op dit moment zou het zijn of een chirurg de verbindingen tussen twee hersenhelften zou moeten doorsnijden. Misschien is het mogelijk, als we ons maandenlang kunnen voorbereiden, en Dee zou willen meewerken.'

'En dus blijven we met onze armen over elkaar zitten terwijl die komeet omlaag komt stormen,' zei Kresh.

'Ja, meneer.'

Maar op dat moment sprak een nieuwe stem, een stem in Kresh' hoofdtelefoon. Hij had het ding los om zijn nek hangen en hoorde de stem nauwelijks; een zachte, elegant klinkende vrouwenstem. Hij kon de woorden niet verstaan. Snel zette hij de hoofdtelefoon op en klikte de microfoon aan. 'Hier Kresh,' zei hij snel. 'Wie is dat? Wie is daar?'

'Dit is Eenheid Dee,' antwoordde de stem. 'Ik wil met u praten, gouverneur Kresh. Alleen met u, zonder iemand erbij.'

 

Caliban liep door de verlaten straten van Depot. De jachtige gemeenschap van enkele dagen geleden was nu slechts een spookstad en zou binnenkort niet meer bestaan. Rommel en afval rolden over straat, voortgeblazen door een wind die ook graag de stad wilde verlaten. Hier en daar zag Caliban kleine groepjes paniekerige mensen die nog druk bezig waren hun laatste bezittingen in een luchtwagen te pakken. Caliban had een luchtwagen nodig, maar hij kon er nergens een vinden. Hij zag alles wat je je maar kon indenken achtergelaten in de donker wordende straten, maar het was duidelijk dat iedereen luchtwagens nodig had.

Toen bedacht hij dat er één plaats was waar hij waarschijnlijk een nog niet ingepikt vervoermiddel kon vinden. In het westen van de stad. Het hoofdkwartier te velde van de IJzerkoppen. Het voertuig waarmee Gildern en Fiyle veilig weg wilden vliegen, zou daar waarschijnlijk nog staan, en Devray was immers van plan de twee persoonlijk op te halen. Caliban ging die kant op en begon te rennen. Het gloeiende licht van de komeet scheen helder genoeg om een schaduw achter hem te werpen.

Hij rende zo hard mogelijk door de laatste avondschemering die de stervende stad ooit zou beleven.

 

'We zijn alleen, Dee,' zei Kresh.

'Waar bent u?'

Kresh keek in de kamer om zich heen. Hij moest haar ervan overtuigen dat er niet meer gelogen werd. Door leugens waren ze ernstig in de problemen gekomen, problemen die de planeet konden vernietigen. De tijd voor leugens was voorbij. Hij kon Dee nu alleen nog de kille, waarheid vertellen. 'Ik sta in een vrij klein kantoor, naast het grote controlecentrum, links, als je met je gezicht naar de twee halve bollen staat. Het is een heel normaal uitziend standaardkantoor. Ik geloof dat doctor Soggdon het gebruikt. Mijn hoofdtelefoon is via het bureau doorverbonden, de deur is dicht en ik heb instructies achtergelaten dat niemand mag proberen mee te luisteren.'

'Mooi zo, gouverneur. Het is duidelijk dat u de ernst en het belang van dit gesprek inziet. Ik ben blij dat te weten. Nu moet ik u een reeks vragen stellen. Geeft u naar waarheid antwoord.'

Kresh wilde zijn woord geven, maar toen besefte hij dat zijn woord in de huidige situatie bijzonder weinig waard was. 'Ik zal ze naar waarheid beantwoorden,' zei hij, en daar liet hij het bij.

'Bent u inderdaad een menselijk wezen, en geen gesimuleerde intelligentie, geen simulaat?'

'Ik ben een menselijk wezen.'

'En Inferno is een echt bestaande planeet? Ben ik daar? U bent de gouverneur van de planeet, en de terravormingscrisis, de naderende komeet, dat is ook allemaal waar?'

'Ja,' zei Kresh. 'Dat is allemaal waar. Je bent op de planeet Inferno, die ook volkomen echt is. Zoals Donald in je al vertelde, hebben we systematisch over deze dingen tegen je gelogen om je Eerste Wet-potentiaal zodanig te verlagen dat je het terravormingsproject kon leiden.'

'Mensen hebben tegen me gelogen om het mogelijk te maken dat ik het risico nam dat mensen kwaad werd aangedaan of om het leven zouden komen.'

Kresh slikte moeizaam en merkte dat zijn keel plotseling kurkdroog was. 'Dat is juist. Dat is allemaal juist.'

'Ik begrijp het,' zei Eenheid Dee. 'Iets dergelijks begon ik enige tijd geleden al te vermoeden. De reeks gebeurtenissen, gekoppeld aan de hoeveelheid details die ik kreeg aangeboden, de onbeheerste manier waarop de dingen schenen te gebeuren. Niets daarvan leek in een logische simulatie te passen. Zelfs voordat Donald contact met me opnam, begon ik al te begrijpen dat alleen het echte leven zo irrationeel kon zijn.'

'Interessant om het zo te stellen,' zei Kresh.

'Vindt u? Over ruim vier uur slaat de komeet in. Het is niet langer mogelijk hem langs de planeet te laten schieten. Binnen de komende tweeënhalf uur moet ik ofwel het Laatste Greppel-programma starten, of anders beginnen aan de geplande afbraak van de komeet en het richten van de brokstukken. In elk geval moet ik alles in het werk stellen om tussen nu en dan een verlammende Eerste Wet-crisis te voorkomen, want anders zal de komeet ongecontroleerd neerstorten, hetgeen beslist een veel grotere verwoesting zal aanrichten. Er zal zich hoogstwaarschijnlijk minstens één menselijk wezen binnen het doelgebied bevinden, dat bij een komeetinslag zal omkomen. En als ik de inslag afbreek, zal ik daarmee vrijwel definitief de kans op her-terravorming van de planeet verspelen. Lijkt dat u een juiste samenvatting van de situatie?'

Kresh wreef zenuwachtig over zijn kaak en merkte dat zijn handen ijskoud waren, alsof al het bloed eruit was weggetrokken. 'Ja,' zei hij. 'Dat is een juiste samenvatting.'

'Goed,' zei Eenheid Dee. 'Zoals u ziet, ben ik in een hele reeks tegenstrijdige Eerste Wet-verplichtingen verwikkeld geraakt. Ik kan niets doen wat de mens geen schade zal toebrengen. Actie zal mensen schade berokkenen. Niets doen zal mensen schade berokkenen. Ik zie geen goede mogelijkheden. Ik geef openlijk toe dat ik extreem hoge niveaus van Wet-conflicten doormaak. Welnu, ik heb nog een laatste vraag voor u. Ik heb nog ruim twee uur om een besluit te nemen. Zegt u mij eens: wat moet ik doen?'

Eerlijke antwoorden, hield Kresh zich voor. Alleen de waarheid kan ons nu nog redden. Wat zou een robot doen? Dood een mens en red misschien de wereld. Red één mens en laat misschien een wereld sterven. Niets was zeker, er waren geen garanties dat een van de keuzes de verwachte resultaten zou opleveren. De komeetinslag zou volkomen mis kunnen gaan, of misschien was Beddle al dood, of bevond hij zich buiten het inslaggebied. De keus was al moeilijk genoeg voor elk weldenkend menselijk wezen, maar voor een robot was die domweg onmogelijk. En nu vroeg een robot hem om raad. 'Eenheid Dee, ik moet bekennen dat ik absoluut geen idee heb.'

 

Caliban trok het slot van de poort van de garage van de IJzerkoppen kapot en trapte de deur in. Daar. Meteen achter de ingang. Een lange-afstandswagen, hoogstwaarschijnlijk precies zo'n luchtwagen als die waaruit Beddle was ontvoerd. Snel ging Caliban aan boord, liep naar de cockpit en begon aan een vluchtige controle. Niet dat het veel zin had. Als er iets mis mee was, had hij geen tijd een andere wagen te zoeken. Tevreden dat de luchtwagen waarschijnlijk voldoende energie in zijn cellen had en dat het navigatiesysteem leek te functioneren, startte hij de wagen en steeg verticaal op, recht de lucht in. Hij wist waar hij heen ging, hij was er vaak genoeg geweest, maar nu deed hij iets wat hij nog nooit had gedaan. Hij draaide de neus van het toestel naar zijn bestemming en vloog recht op zijn doel af.

Zonder omweg, zonder een poging te doen zijn reisdoel of luchtwagen verborgen te houden, vloog Caliban regelrecht naar Walhalla. De stad zou nu wel helemaal geëvacueerd zijn. Het had geen enkele zin meer om de ligging ervan te verbergen.

Toch had de stad haar nut nog niet verloren. Wat was een betere schuilplaats voor Beddle dan de verborgen stad, de stad die Beddle volgens Fiyle zelf voor vernietiging had aangewezen? Het slachtoffer van de ontvoering zou nu net zo veilig in de verlaten en lege stad zitten als vroeger de bewoners. Caliban controleerde de navigatie-instrumenten en de andere subsystemen, en schakelde toen de automatische piloot in. Hij vloog zo hard hij kon via de kortst mogelijke route. Voorlopig kon hij niets meer doen. Hij keek uit het raam naar het wanordelijke landschap beneden hem. De nieuwwetters waren begonnen het in cultuur te brengen. Zelfs vanaf deze hoogte zag hij vlekken groen plantenleven, glanzende, kobaltblauwe vijvertjes en meertjes. Bossen, tuinen, visvijvers, boerderijen, boomgaarden... ze hadden het allemaal aangelegd. Nu zou alles wat ze hadden bereikt ten behoeve van het mondiale welzijn hen worden afgenomen.

Caliban zag een ander voertuig met grote vaart langsschieten, ongeveer duizend meter onder hem. Hij was even vergeten dat hij hier niet zo alleen was als hij had gedacht. Hij schakelde zijn navigatiesysteem in volledige modus en plotseling was het scherm vol met doelgericht bewegende stippen, die allemaal een luchtwagen voorstelden. Elk met minstens één robot aan boord. En ze zochten allemaal vruchteloos, doelloos naar Simcor Beddle. Geen van hen zou er ooit op komen om op de goede plaats te zoeken, want geen van hen wist waar die plek zich bevond.

Ze zouden allemaal blijven zoeken, ze zouden allemaal worden vernietigd wanneer de komeet neerkwam.

Toen kreeg Caliban een idee. Er was nog een mogelijkheid. Misschien lukte het, misschien niet. Schaadde het niet, dan baatte het ook niet. Hij schakelde de hyperbandzender in en stelde hem af op een van de algemene robotfrequenties. Vervolgens zette hij het systeem in opname. 'Dit is Caliban, robot nummer CBN-001. Ik heb de locatie van Simcor Beddle met een grote mate van betrouwbaarheid kunnen bepalen en begeef me er nu met maximale snelheid heen. De kans is ongeveer vijftig procent dat ik Simcor Beddle zal kunnen redden. Ik heb geen assistentie nodig. Elke poging om me te helpen zal waarschijnlijk slechts averechts werken. Dit zeg ik tegen alle expeditieleden. De kans dat een ander Simcor Beddle op tijd vindt, is één op een miljoen. Er wordt geen zinvol doel mee gediend door jezelf ten behoeve van een hopeloze zaak te laten vernietigen. Vlucht. Keer om. Vlucht voor de komeet. Ik zweer bij de eer van Fredda Leving, mijn schepper, dat alles wat ik zeg, waar is. Deze boodschap wordt herhaald.' Hij zette de opname stil en liet de boodschap eindeloos herhaald uitzenden op de algemene frequentie.

Toen richtte hij zijn aandacht weer op de navigatieapparatuur. Hij constateerde verbaasd hoe blij hij was, toen hij zag dat hij tenminste nog iets nuttigs had gedaan. Enkele luchtwagens, niet allemaal, stopten met zoeken en vlogen regelrecht en in volle vaart weg in een poging aan het naderende gevaar te ontsnappen. Als daartoe aangezet door een kettingreactie, begonnen steeds meer luchtwagens uit de gevarenzone weg te vliegen.

Er was geen logische reden waarom Caliban zich om de driewetrobots zou bekommeren. Slechts een enkele driewener vond dat hij recht van bestaan had. Maar toch deed het hem goed te zien dat hun zo'n zinloze dood werd bespaard. Caliban had meer dan genoeg zinloze doden gezien.

De luchtwagen vloog naar het zuiden, naar Walhalla.

En hoog boven hem werd de komeet in de lucht steeds feller.