9
Alvar Kresh staarde uit het raam van zijn huis naar buiten, naar de regen die neerdaalde. Regen, welkome, leven schenkende regen. Het regende zelden in de stad Hades, en daarom was het hemelvocht altijd zo welkom.
Maar door de regen en de duisternis was de weg niet te zien; het was glad buiten. Overstromingen zouden de weg zelfs kunnen wegspoelen. Je kon het beste blijven waar je was, droog binnen in je huis. Maar Kresh zag een andere, grotere, veel gevaarlijker storm naderen, een die de hele planeet zou omvatten: de komeet Grieg. In die grote naderende storm, de storm van politiek, besluitvoering en gevaar, moest Kresh wel voortgaan, zich buiten wagen en de richting kiezen die naar een veilige haven zou leiden.
Als die richting bestond. Als er een manier was richting te kiezen, een manier te bepalen of die de goede kant op leidde.
Wat moest hij doen?
Alvar Kresh had in zijn leven veel besluiten moeten nemen, veel keuzes moeten maken die veel mensen betroffen. Maar nooit eerder had hij zich voor een besluit zo alleen gevoeld. Had Lentrall die verdomde komeet maar eerder ontdekt. Had hij nou maar meer tijd gehad.
'Wat moet ik doen?' vroeg hij aan de regen, zo zacht dat niemand hem zou horen. Maar er waren hier geen antwoorden, niets wat hem kon leiden. Hij draaide zich om en keek zijn woonkamer rond. Fredda en Donald waren er en keken zijn kant op, wachtend tot hij iets zou zeggen.
Het was een grote, comfortabele, informele kamer. Fredda had hem opnieuw ingericht met zachte vloerkleden en comfortabele stoelen in zachte, vriendelijke kleuren, pasteltinten in geel en wit. Aan de muren hingen vrolijke versieringen. Kresh zou ze niet zelf hebben uitgekozen, maar toch paste het geheel goed bij hem. Het voelde meer als zijn thuis dan welke andere plek waar hij ooit had gewoond. Warm, veilig en licht.
Maar toen zag Kresh de kamer gedurende een fractie van een seconde wit oplichten door een bliksemflits. De donder volgde kort daarna, een dreunend gebulder dat krachtig genoeg leek om de kamer uit elkaar te schudden.
Een goed getimede herinnering aan het feit dat ze niet veilig waren, dat ze zo veel gebouwen, muren en barrières konden bouwen als ze wilden, maar dat de wereld daarbuiten onvoorspelbaar, onbeheersbaar en onbekend zou blijven.
En wat had het voor zin te wensen dat ze de komeet Grieg eerder hadden gesignaleerd? De komeet had net zo goed onopgemerkt kunnen blijven tot hij veel dichterbij was en het zelfs te laat was om plannen te maken om hem van koers te doen veranderen. Of anders had de natuurlijke baan van de komeet net zo goed veel te ver bij hen vandaan kunnen liggen om er iets aan te doen. Of het verdomde ding zou recht op hen af hebben kunnen komen, zonder dat ze er iets aan konden veranderen, om zomaar ergens op de planeet neer te komen. Wat zouden ze dan hebben gedaan?
Maar nee. 'Wat als?' deed niet langer terzake. Alvar Kresh, en Alvar Kresh alleen, moest antwoord op een andere vraag geven.
'Wat nu?' vroeg hij aan Fredda en Donald. 'Wat moeten we doen?'
Het bleef lange tijd stil, voordat een van hen antwoordde. De regen op het dak vormde een passende, broedende achtergrond voor de stemming in de kamer.
'Ik weet het niet,' zei Fredda ten slotte. 'Laat de komeet met rust of laat hem op ons hoofd neerkomen. Dat zijn de twee keuzes die je hebt. Ik denk dat de juiste keuze al het leven op de planeet van de ondergang kan redden... of het juist ten onder kan laten gaan. Zijn we verloren als we niets doen? Kunnen we de komeet laten neerkomen zonder fatale gevolgen voor ons?'
Kresh maakte een bedachtzaam geluidje in zijn keel. 'Daar komt het wel op neer, hè?' Hij dacht even na en ging toen verder. 'De traditionele Ruimterreactie zou natuurlijk zijn niets te doen,' zei Kresh. 'Laat hem met rust, laat hem voorbijgaan. Als je niet kunt weten of je erop vooruit zou gaan als je iets zou doen, is het beter om het ding maar met rust te laten. Als je niets doet, kan niemand het je kwalijk nemen als het misgaat.'
'Weer zo'n eervolle erfenis van de Drie Wetten,' zei Fredda. 'Wees veilig, doe niets, neem geen risico.'
'Als de Drie Wetten de mensen bijbrengen dat ze geen nodeloze risico's moeten nemen, zie ik dat als een sterk argument in hun voordeel,' zei Donald, die nu voor het eerst iets zei. 'Maar zelfs de Eerste Wet bevat een bepaling tegen inactiviteit. Een robot mag niet doelloos staan toekijken. Hij moet actief voorkomen dat mensen kwaad wordt aangedaan.'
Kresh keek Donald glimlachend aan. 'Bedoel je dat een robot die een dergelijk besluit zou moeten nemen, ervoor zou kiezen de komeet omlaag te laten komen? Zou jij dat doen?'
Donald draaide zijn handpalmen omhoog en schudde heftig zijn hoofd. 'In geen geval, gouverneur. Ik ben niet in staat dat besluit te nemen. Het zou voor mij fysiek onmogelijk zijn, en hoogstwaarschijnlijk dodelijk als ik het toch probeerde. Dat geldt voor elke goede driewetrobot.'
'Hoe dat zo?'
'De Eerste Wet verbiedt ons mensen kwaad te doen, en gebiedt ons in actie te komen wanneer we daardoor kunnen voorkomen dat mensen iets overkomt.' Donald begon steeds dwangmatiger te praten. Het was duidelijk dat het moeilijk voor hem was om zelfs op een hypothetische manier over het probleem na te denken. 'In dit geval kunnen zowel actie als niets doen de mens kwaad doen, of juist niet. Een poging om zo'n ingewikkeld probleem op te lossen, waarbij de levens van zoveel mensen in de waag... waagschaal wordt gelegd, zou... zou in elk posiposipositronisch brein onherstelbare schade aanrichten, omdat de vraag een zichzelf versterkend Eerste Wet-conflict zou veroorzakennn...' Donalds ogen werden iets minder fel en zijn bewegingen werden trager, toen hij zijn armen slap langs zijn lichaam liet hangen.
'Goed, Donald,' zei Kresh met een zo vastberaden en geruststellend mogelijk klinkende stem. Hij liep naar de robot en legde zijn hand op Donalds ronde schouder. 'Het is in orde. Jij zult de beslissing niet hoeven te nemen. Ik beveel je onmiddellijk er niet langer over na te denken.' Vroeger waren de woorden van de directe meester van de robot alleen al genoeg geweest om hem uit zo'n toestand te halen.
Donalds ogen doofden even bijna helemaal uit, maar werden toen weer net zo helder als altijd. Enkele seconden leek hij nergens naar te kijken, maar toen kreeg hij zijn ogen weer onder controle en richtte hij zijn blik op Kresh. 'Dank u wel, meneer. Het was heel onverstandig van me om zo diep over de kwestie na te denken.'
Kresh knikte afwezig en besefte dat het zijn eigen schuld was. Hij had Donald gevraagd waarom een robot zo'n beslissing niet kon nemen, en een vraag was in feite een bevel. Je moest altijd op je hoede zijn en heel voorzichtig met de gevoeligheden van een driewetrobot omgaan. Soms had Kresh er schoon genoeg van. Soms stond hij zelfs op het punt toe te geven dat de Blijvers ergens wel gelijk hadden. Misschien zou het in bepaalde opzichten gemakkelijker zijn zonder robots te leven.
Niet dat hij die keus nu had. Maar als hij robots zo'n situatie niet kon voorleggen... Kresh wendde zich weer tot Donald. 'Donald, ik draag je hierbij op je om te draaien met je gezicht naar de muur, en al je geluid-input uit te schakelen, tot je mijn vrouw of mij naar je ziet wuiven. Begrepen?'
'Ja, meneer. Natuurlijk.' Donald keerde Kresh en Fredda zijn rug toe. 'Ik heb nu mijn audio-ontvangers uitgeschakeld.'
'Mooi zo,' zei Kresh. Weer van die idiote voorzorgsmaatregelen, maar daar was niets aan te doen. Donald kon nu in elk geval niet meeluisteren. Ze konden nu vrij praten, zonder bang te zijn iets verkeerds tegen de robot te zeggen en hem per ongeluk in een Eerst Wet-crisis te brengen. Kresh wendde zich tot Fredda. 'Wat vind je van het Planetaire Robot-Controlecentrum?' vroeg hij. 'Ik wilde het consulteren, evenals het Planetaire Computer-Controlecentrum, voordat ik een besluit neem.'
'Wat moet ik ervan vinden?'
De twee centra vormden het hart van de her-terravormingsinspanningen en voerden alle berekeningen en analyses van elk nieuw project uit, voordat het werd gestart. Oorspronkelijk was de bedoeling geweest één enkel besturingscentrum te bouwen. Ze konden uit twee ontwerpen kiezen. Het eerste was een computercentrum in Blijverstijl. In feite een enorm ingewikkelde, krachtige, maar vrij ongevoelige computer. Het tweede was een robotsysteem in Ruimterstijl, dat gebaseerd zou zijn op een enorm groot, krachtig positronisch brein, voorzien van de Drie Wetten. Het zou in feite een robotbrein zonder robotlichaam zijn.
Er was een slepende discussie ontstaan, of je het lot van de planeet aan een hersenloze machine moest toevertrouwen, of aan een robotbrein dat zou weigeren de nodige risico's te nemen. Je kon je gemakkelijk voorstellen dat een robotbesturing ervoor koos te voorkomen dat mensen schade leden, en niet voor een project kozen dat van vitaal belang was voor de toekomst van de planeet. De robotexperts beweerden allemaal dat het zo'n vaart niet zou lopen, maar de experts hadden zich eerder vergist. Gouverneur Grieg was overleden voordat hij zijn keus tussen beide systemen bekend had kunnen maken. Een van Alvar Kresh' eerste daden als regeerder, was het nemen van het besluit ze allebei te bouwen en ze met elkaar te verbinden, zodat de twee systemen zouden samenwerken. De theorie was, dat als de twee systemen het er niet over eens konden worden wat ze moesten doen, ze de hulp van menselijke scheidsrechters moesten inroepen om een besluit te nemen. In de praktijk was gebleken dat de twee systemen het veel vaker met elkaar eens waren dan iemand had durven hopen. Tot nu toe was er slechts een half dozijn kleine kwesties geweest waarin de mens een besluit had moeten nemen.
Een uitgebreid planetair netwerk van sensoren en sondes, ruimtesatellieten, verplaatsbare units en plaatselijke onderzoekers, die zowel uit robots als mensen bestonden, stuurden een constante stroom informatie naar beide systemen, en de systemen stuurden een constante stroom instructies en commando's terug naar de mensen, robots en automatische machines in het veld.
De twee met elkaar verbonden controlecentra waren de enige machines op de planeet die in staat waren de constante stroom binnenkomende gegevens en uitgaande instructies te verwerken en af te handelen. Het was duidelijk dat ze die twee om raad zouden moeten vragen over het plan een komeet op de planeet te laten vallen, maar Kresh wilde de gezondheid van het robotbrein niet op het spel zetten. 'Je hebt gezien wat er daarnet met Donald is gebeurd,' zei hij. 'Brandt het robotsysteem door als ik het vraag wat ik moet doen?'
Fredda glimlachte geruststellend. 'Je zou weinig aan een robot-controlecentrum hebben als het niet kan nadenken over plannen die risico voor de planeet inhouden, zonder zichzelf te beschadigen,' zei ze. 'Het heeft wat moeite gekost, maar we hebben enkele speciale... beveiligingen - laten we ze maar zo noemen - ingebouwd, die moeten voorkomen dat het centrum een ernstig Eerste Wet-conflict ontwikkelt.'
'Goed, goed,' zei Kresh enigszins afwezig. 'Dat is tenminste een probleem minder. We weten nu dat het daar allemaal in orde is.'
'Denk je?' vroeg Fredda. 'Ik vraag het me af. Toen Lentrall over Donalds naam begon en vroeg waarom die niet bij Shakespeare vandaan kwam, begon ik te twijfelen.'
'Waarover ben je gaan twijfelen?'
'Ik was er volkomen zeker van dat de naam van Shakespeare was. Dat stond als een paal boven water. Ik heb het nooit extra gecontroleerd, net zomin als ik zou controleren of ik mijn eigen naam wel goed schrijf. Ik dacht dat ik het gewoon wist... maar daar vergiste ik me dus ernstig in.'
'We maken allemaal fouten,' zei Kresh.
'Ja, ja, natuurlijk,' zei Fredda ongeduldig. 'Maar daar gaat het niet om. Eigenlijk is het niet zo belangrijk. Maar ik heb de gegevens uit een betrouwbare databank. Wie weet hoe lang geleden de gegevens verminkt zijn geraakt, of wat er nog meer fout in staat? En als die database fout kan zijn, kan dat ook voor een heleboel andere zaken gelden. Wat denken we nog meer zeker te weten? Wat zijn er nog meer voor kille feiten die we klakkeloos voor waar aannemen, maar die volkomen fout zullen blijken te zijn? Wat is er nog meer dat we zeker denken te weten?'
Er volgde een lange, ongemakkelijke stilte.
Maar het leven zat vol met onzekerheden. Als je zou wachten tot je ergens zeker van was, zou je doodstil moeten blijven staan, tot het te laat was. 'Die vraag zullen we nooit kunnen beantwoorden,' zei Kresh. Hij aarzelde even en dacht na. 'Je denkt als een geleerde,' zei hij. 'En tot nu toe dacht ik als een politicus. Misschien wordt het tijd als politieagent te denken.'
'Ik moet bekennen dat ik niet begrijp hoe de werkwijze van een politieagent in deze situatie van veel nut kan zijn,' zei Fredda.
'Omdat ik vroeger, toen ik agent was, wist dat ik het niet wist,' zei Kresh. 'Bij elke zaak wist ik dat ik niet over alle gegevens beschikte, en dat dat meestal zo bleef. Maar toch moest ik iets doen. Toch moest ik een beslissing nemen. Ik moest het doen met de feiten die ik had, of dacht te hebben, en er zo ver mogelijk mee zien te komen.' Hij liep naar Donald en ging voor hem staan. Hij zwaaide met zijn hand voor het gezicht. 'Goed, Donald,' zei hij. 'Je mag je omdraaien en meeluisteren.'
'Dank u wel, meneer,' zei Donald.
Kresh glimlachte Donald toe, bleef nog even staan en liep toen naar het midden van de kamer. Hij keek van Donald naar Fredda, draaide zich toen om en staarde weer naar het onweer, naar het niets. 'Tegen de tijd dat ik genoeg weet om te beslissen wat ik moet doen, is het te laat om een beslissing te nemen. Daarom gaan we ervan uit dat we inderdaad komeet Grieg van baan zullen doen veranderen. Alle voorbereidingen gaan door, alsof we echt van plan zijn het te doen.'
'We doen dus alsof je een besluit hebt genomen?' vroeg Fredda.
'Min of meer,'zei Kresh. 'Daarmee win ik wat tijd. Pas op het laatste moment hoef ik dan te beslissen of we de komeet alsnog langs ons heen zullen laten vliegen.'
'Dat is een gevaarlijke zet,' zei Fredda. 'Het zal niet eenvoudig zijn om er zo veel tijd, moeite en geld in te steken en het dan op het laatste moment niet door te laten gaan.'
'Het is niet de beste manier,' gaf Kresh toe. 'Maar kun jij iets beters bedenken? Iets wat ons in elk geval de tijd geeft om alle mogelijkheden te onderzoeken?'
'Nee,' moest Fredda toegeven.
'Ik denk dat we het daarom maar beter op mijn manier kunnen doen,' zei Kresh.
'Dan ligt er een heleboel werk op ons te wachten,' zei Fredda. 'We moeten de interceptie en koersverlegging in de ruimte regelen, het doelwit bepalen, het gebied onderzoeken waar de komeet zal inslaan, mensen en materiaal evacueren, noodvoorzieningen voor de steden treffen, voedselvoorraden aanleggen...'
'Neemt u me niet kwalijk, doctor Leving, maar, als u mij toestaat, de organisatie van dergelijke procedures, daarvoor ben ik ontworpen.'
Kresh glimlachte. Dat had Fredda moeten weten. Ze had Donald tenslotte zelf gebouwd. Een dergelijke opmerking klonk uit de mond van Donald als een grap. 'Begrepen,' zei Kresh. 'Donald, ik wil dat je nu meteen met de voorbereidingen begint. De leiding daarover is je belangrijkste taak, en je laat je er niet door andere taken vanaf brengen. Je voert geen verdere privé-taken voor mij uit, tenzij je daartoe speciale opdracht krijgt. Breng over drie uur via de hyperband verslag aan mij uit over de voortgang van je bezigheden. Daarna neem je alleen contact met me op als je het zelf nodig vindt. Fredda, nu Donald bezet is, zal ik Oberon als piloot van je moeten lenen. Ik denk niet dat Donald me zal toestaan in dit weer zelf te vliegen.'
'Beslist niet,' zei Donald.
'Maar... maar waar ga je op dit nachtelijk tijdstip heen?' vroeg Fredda.
'Weg,' zei Kresh. 'Niemand schijnt in deze hele verdomde kwestie iets zeker te weten. Het wordt hoog tijd dat ik eens inlichtingen ga inwinnen bij iemand die weet wat er aan de hand is.'
Er is geen logische reden waarom ik deze reis zou maken, dacht Kresh, toen hij in de overdekte hangar op het dak van zijn huis uit de lift stapte. En dat was waar, op dit ogenblik. Kresh had alle informatie die hij hebben wilde, aan huis bezorgd kunnen krijgen. Maar soms had het zin om persoonlijk ter plekke te zijn. Er konden kleine details zijn, iets wat over het hoofd zou kunnen worden gezien, iets wat op een scherm niet zou opvallen, of wat je door een luidspreker niet zou horen.
De reis zelf kon trouwens ook nuttig zijn. Soms was het belangrijk dat je alleen was, dat je tijd had om na te denken. Zelfs zonder je privé-robot, zonder je geliefde vrouw. Alvar Kresh voelde dat dit zo'n moment was waarop hij alleen wilde zijn, al was het maar om zichzelf eraan te herinneren dat hij deze beslissing alleen zou moeten nemen. En tijdens deze hele vlucht zou hij alleen zijn. Fredda's robot Oberon telde nauwelijks als gezelschap, en hij nam trouwens de luchtwagen voor lange afstanden. Die had achter de cockpit een apart passagierscompartiment. Hij ging aan boord, gevolgd door Oberon. Kresh ging bij het zijraam zitten, liet Oberon zijn stoelgordel dichtklikken en tweemaal controleren, en keek toe hoe Oberon naar voren liep, naar de cockpit, en het luik achter zich sloot.
Alleen. Ja, het was een prettig idee eens alleen te zijn. Fijn om eens de stad uit te gaan, weer iets van de planeet te zien - een stukje althans - terwijl hij over het lot ervan nadacht. Die gedachte kwam bij hem op toen Oberon de luchtwagen startte en ongeveer tot een halve meter boven het dek van de hangar opsteeg. De buitendeuren draaiden open, waarna de luchtwagen langzaam de stromende regen in zweefde. Het leek of het weer nog slechter werd.
Plotseling bevond de luchtwagen zich midden in het onweer en schokte en slingerde hij in de duisternis, terwijl de regen met ongelooflijk geweld op de romp en de ramen kletterde. Even had Alvar Kresh er spijt van dat hij niet thuis was gebleven, maar Oberon zou niet zijn opgestegen als hij er niet op zou hebben vertrouwd dat hij Kresh veilig naar zijn bestemming zou kunnen brengen. Kresh had de wagen in elk geval niet graag zelf in zulk weer bestuurd.
Maar zelfs toen hij de stoelleuningen vastpakte en zich schrapzette tegen de schuddende, misselijkmakende vlucht, was er iets in hem dat geen angst kende, omdat er een robot aan het controlepaneel zat, en robots en gevaar konden voor mensen gewoon niet samen bestaan. Er waren weinig dingen in het heelal die Alvar Kresh volkomen vertrouwde, maar robots behoorden daar wel toe.
Zeg dat eens tegen het weer. De storm bonkte en brulde tegen de luchtwagen, terwijl die probeerde hoogte te winnen. Het geschok en het gekletter werden elke seconde erger. Net op het moment dat Kresh op het punt stond te concluderen dat zijn vertrouwen in robots toch niet zo absoluut was, kwam de luchtwagen vrij, schoot door een gat in de wolken. De hemel boven hem was leeg en helder.
Zachtjes achter de storm aan zeilend, dacht Kresh bij zichzelf toen hij omlaagkeek naar de onweerswolken. Een mooi symbool. Misschien zelfs een goed teken.
Maar Kresh wist natuurlijk wel beter. Wanneer het op symbolen en voortekenen aankwam, geloofde hij nergens in.
De luchtwagen maakte een bocht naar het zuidoosten en koerste naar het eiland Purgatory.
Davlo Lentrall sprong blindelings uit de luchtwagen, zich daarbij niets aantrekkend van de regen. Kaelor kwam achter hem aan, stak vriendelijk zijn linkerarm achter de rechter van zijn meester, en bracht hem naar de voordeur van het huis. Lentrall was zich slechts halfbewust van zijn omgeving en van wat hij deed, en liep met hem mee. Hij had een shock, meer niet. Het had even geduurd tot het volledig tot hem doordrong wat er met hem was gebeurd, maar toen had het hem met volle kracht getroffen.
Het hersendeel dat zich nog enigszins van zijn omgeving bewust was, had geweigerd de luchtwagen van de politie de garage binnen te laten zweven, die aan zijn huis was vastgebouwd, hoewel er volop ruimte was en hij dan niet drijfnat hoefde te worden. Nee. Nee. Hij zou de politie niet in zijn huis toelaten, zelfs niet in de garage. Niet als het aan hem lag.
Het was irrationeel, en dat wist hij, maar het deerde hem niet. Zelfs al wist hij heel goed dat de politie tijdens zijn afwezigheid het hele huis had doorzocht, alles had gecontroleerd en overal bewakingsapparatuur had geïnstalleerd. Ook al wist hij dat ze net buiten zijn eigendom zouden blijven staan, met hun meters en hun sondes, en naar de stormachtige duisternis zouden kijken. Ook al wist hij dat alles in orde was, met weglating van het feit dat mensen die er niet tegenop zagen veel te ver te gaan, hem als doelwit hadden gekozen. De kans was groot dat het voortbestaan van de planeet afhing van het feit of hij in leven zou blijven, maar voorlopig interesseerde zelfs dat Davlo Lentrall niet.
Hij liep met lood in zijn schoenen naar de voordeur, wachtte tot Kaelor die voor hem opende, duwde hem naar binnen en deed de deur achter zich dicht. Hij gehoorzaamde zonder te protesteren, toen Kaelor hem meetrok naar het midden van de grote zitkamer en ter plekke zijn drijfnatte bovenkleding uittrok. Kaelor verdween en kwam meteen terug met een stapel handdoeken en een warme deken. Een van de huishoudrobots verscheen met een mok met iets heets erin, waar de damp vanaf sloeg. En toen lieten de robots hem alleen.
Lentrall zat in de grote zitkamer - zijn haar en huid nog vochtig - in een deken gewikkeld, en hij dronk de hete soep op zonder hem te proeven. Hij keek strak naar de muur tegenover hem, zonder die te zien.
Het was allemaal misgelopen. Alles. Davlo Lentrall had nooit in zijn leven zo aan zichzelf getwijfeld. Nooit, niet één keer in zijn leven had hij eraan getwijfeld dat hij alles wat het leven hem bood aankon. Hij was slimmer, pienterder, sneller en beter dan andere mensen, en dat wist hij. Hij had het altijd geweten.
Tot vandaag. Tot een stelletje gezichtloze ontvoerders hem volkomen verraste met hun trucjes om hem bij zijn bewakingseenheid vandaan te houden. Tot een robot hem als een lappenpop neersmeet en op straat onder een bank duwde om hem te beschermen. Tot een politieagent met een in Davlo's ogen slechts middelmatige intelligentie precies geraden had wat er aan de hand was, de juiste beslissingen had genomen en zijn eigen leven ernstig in gevaar had gebracht om dat van Davlo te redden.
Op zich was dat allemaal niet zo erg, hoe kwetsend het ook was. Het was allemaal slechts decor voor het ware verhaal, dat van de vernedering.
Davlo Lentrall was geschrokken. Nee, het werd tijd om eerlijk te zijn. In elk geval tegen zichzelf. Hij was doodsbang geweest. Hij was nog steeds doodsbang. Toen het zover was, toen er zomaar van alles gebeurde, was de Davlo Lentrall die hij zich verbeeldde te zijn, de koele, zelfverzekerde, indrukwekkende knaap die alles in het leven zonder enig probleem aankon, in rook opgegaan.
Het maakte niet uit dat een moedige, beheerste Davlo Lentrall geëindigd was als een stapel lompen die onder een bank op het plein was geduwd, en dat hij al die tijd geen vinger had kunnen uitsteken om iets aan de situatie te veranderen, hoe dapper of laf hij ook was.
Waar het om ging, was dat Davlo Lentrall, die slimmer en beter was dan de rest, de Davlo Lentrall die het lef had om de beroemdste robotontwerper van de planeet te zeggen dat ze haar robot een verkeerde naam had gegeven, plotseling niet meer bestond.
Lentrall had nooit precies geweten hoe hij in een noodsituatie zou reageren, omdat hij die nog nooit had meegemaakt. Maar nu wist hij het. Van nu af aan wist Davlo Lentrall dat angst hem volkomen machteloos kon maken.
Lentrall nam nog een slok van de warme soep, en voor het eerst sinds hij thuis was, besefte hij waar hij was en wat hij deed. De soep smaakte goed, was warm en vulde zijn maag.
Vandaag was de kogel dus door de kerk gegaan. En wat dan nog? Wat maakte het uit? Zelfs de moedigste man die er bestond had niets aan de situatie kunnen veranderen. En maakte het echt zo veel uit dat commissaris Justen Devray de held van de middag was? Zou iemand zich de gebeurtenissen van vanmiddag herinneren als hij een geschiedenisboek schreef? Nee. Ze zouden zich herinneren dat doctor Davlo Lentrall komeet Grieg had ontdekt en de aanzet had gegeven tot de gebeurtenissen die Grieg op Inferno liet neerkomen.
Ja. Ja. Lentrall dronk de mok in één teug leeg en stond op. Met de deken nog om zich heen geslagen, liep hij naar zijn kantoor, in de uiterste hoek van de verdieping op de begane grond. Ja. De komeet Grieg. Die zouden ze zich herinneren, niet die idiote vernedering van vanmiddag.
En de beste manier om de herinnering aan de ramp van vanmiddag uit zijn gedachten te verjagen, was om weer meteen aan de slag te gaan en verder aan project Grieg te werken. Kaelor had gelijk gehad, toen hij zei dat er nog een heleboel onopgeloste problemen waren. Hij kon maar het beste meteen beginnen. Hij zou zijn computerbestanden oproepen en aan de slag gaan.
Davlo had er natuurlijk nooit bij stilgestaan waar de computerbestanden zich bevonden. Het was nooit bij hem opgekomen dat die zich op een bepaalde plek bevonden. Voor hem waren ze er gewoon, ergens in het enorme communicatie- en computernetwerk, waaraan alle terminals in de stad en die van de beschaafde buitenposten van de planeet waren gekoppeld. Hij kon ze op elk moment overal vandaan oproepen en ermee aan de slag gaan wanneer hij wilde.
Maar hij had er nooit over nagedacht, zoals hij er ook nooit bij stilstond dat er altijd lucht voor hem was om te ademen, zoals zijn huisrobots wisten wanneer ze de soep moesten opdienen.
Lentrall ging achter de terminal in zijn kantoor zitten en activeerde de bestanden over de komeet Grieg. Dat probeerde hij tenminste.
Want plotseling was het of hij geen lucht meer kreeg.
De vlucht over de Grote Baai was soepel verlopen, nadat de luchtwagen de storm bij de kust achter zich had gelaten. Dat was niet ongewoon. De klimaatmensen hadden Kresh gezegd dat het een typisch patroon was: warme, vochtige lucht die zijn vocht losliet zodra hij in contact kwam met de koele lucht boven het land. Het had iets te maken met lucht die door de bergruggen achter de stad Hades omhoog werd geduwd. De wind blies de lucht tegen de berghellingen op, en hoe hoger de lucht kwam, hoe lager de barometerdruk werd en hoe minder vocht er in opgeloste vorm in kon blijven zitten. Zodat het water uit de lucht viel en het... regende.
Ze noemden het regenschaduw.
Maar als het op het vasteland kon werken, kon het net zo goed aan de loefzijde van een eiland werken. Vooral op een mooi groot eiland als Purgatory. De heersende winden op het eiland kwamen uit het zuiden. Oberon vloog Kresh' luchtwagen vanuit het noordwesten ernaartoe, over de centrale bergpiek van het eiland heen, en toen terug in een weergebied dat net zo erg was als datgene dat ze boven Hades achter zich hadden gelaten.
De luchtwagen dook de wolken in en werd meteen door een loeiende storm omgeven. Kresh pakte zijn armleuningen weer vast, toen de luchtwagen schuddend en trillend alle kanten op schoot. De donder rolde om hen heen, terwijl de bliksem de onweerslucht buiten het raam verlichtte. Plotseling wilde Kresh naar voren gaan, de cockpit in, om te zien wat er aan de hand was en zelf de besturing overnemen. Maar dat leek verdacht veel op paniek.
Kresh dwong zich ontspannen te blijven zitten. Alles zou goed komen. Oberon was een uitstekende piloot. Hij keek uit het raam, naar de regen ver beneden hem. Hij moest aan een ander onweer op Purgatory denken, vijf jaar geleden. Een onweer dat was veroorzaakt door de weervelden, de enorme krachtveldgeneratoren van het terravormingscentrum. Een onweer dat had gewoed in de nacht waarin Chanto Grieg werd vermoord. In elk geval zou er vannacht, in dit onweer, geen ramp plaatsvinden.
Kresh glimlachte. Over misplaatst vertrouwen gesproken. Hoe kon hij in duivelsnaam weten wat voor schema rampen aanhielden? Die kwamen wanneer ze wilden, zonder de moeite te doen Alvar Kresh om toestemming te vragen.
Hij voelde een schok die harder was dan de andere en plotseling bewoog de luchtwagen niet meer. Verbaasd knipperde Kresh met zijn ogen en keek naar buiten. Het duurde even voordat hij begreep dat ze op de grond stonden.
De deur van de cockpit ging open en Oberon kwam de cabine binnen. 'We zijn gearriveerd, meneer,' zie hij met zijn zachte, bijna plechtig klinkende stem. 'Zoals u ziet, meneer, is het weer uiterst slecht. Aangezien er geen overdekte verbinding is tussen het landingsterrein en de ingang, wilt u misschien wachten tot het weer beter is, vóór u naar buiten gaat.'
Kresh keek door het raam en schermde met zijn hand het schijnsel van de binnenverlichting van de cabine af. Hij zag de ingang van het terravormingscentrum. 'Het zal hooguit een paar honderd meter naar de deur zijn,' zei Kresh. 'Waarom zou ik wachten?'
'Zoals u wilt, meneer. Als u het verstandig vindt meteen te gaan.'
Die verdomde bemoeial van een robot leek wel een kindermeisje. Kresh gaf zich over aan een korte aanval van kwaadheid. Als hij zou wachten tot het weer beter was, zou Oberon hem dan daarna aanraden dat hij moest wachten tot hij had gegeten en was uitgeslapen, voordat hij aan de inspannende reis van dertig seconden over het parkeerterrein zou beginnen? Hij had haast, en hij had al veel te veel tijd verspild.
'Ik vind het verstandig,' gromde Kresh. 'Ik vind het zelfs zonder meer briljant.' Hij maakte zijn stoelgordel los, stond op en pakte zijn regenponcho van de stoel tegenover hem, waarop hij hem had neergelegd nadat hij aan boord was gekomen. Hij was nog vochtig, maar dat deed er niet toe. Hij trok hem over zijn hoofd, zette de kap op en keek Oberon aan. 'Ik stel voor dat jij voorlopig hier blijft,' zei hij. 'Tenzij je het verstandig vindt in de weg te lopen.'
Oberon vond het duidelijk niet verstandig daarop te antwoorden. Kresh draaide de robot zijn rug toe, pakte de hendel van het luik beet en gaf er een ruk aan. Het slot schoof opzij en Kresh gaf een harde duw. Het luik draaide open, en hij liep het donderende geweld van het onweer in.
De neerstromende regen sloeg hem recht in zijn ogen, koud en hard. Kresh hield zijn hand voor zijn gezicht, en tuurde in de regen. Hij liep naar de andere kant van het schip en ging toen rechtdoor, naar de ingang van het terravormingscentrum. De wind kreeg vat op zijn poncho en blies hem strak om zijn lichaam heen, waardoor hij klapperend achter hem aan wapperde. Hij zette zich schrap tegen de wind en probeerde de kap van de poncho op te houden, terwijl de wind zijn best deed hem van zijn hoofd te blazen. De regen sloeg in zijn gezicht.
Een grote, dubbele glazen deur, die in het midden openging, vormde de hoofdingang van het terravormingscentrum. Kresh liep erheen en pakte al bijna de kruk vast voordat hij besefte dat het zo niet zou lukken. Hij zou alleen binnenkomen als hij het volgens de regels deed. Regels waarmee hij zelf had ingestemd. 'Stemafdruk!' riep hij boven het kabaal van de storm uit.
'Automatisch stemafdruksysteem klaar,' antwoordde een volstrekt onpersoonlijke stem uit het niets. Hoewel Kresh een antwoord had verwacht, schrok hij toch. De stem was duidelijk kunstmatig: kalm, emotieloos en bloedeloos.
Kresh antwoordde met een iets zachtere stem. Als hij het apparaat kon horen, kon het apparaat hem waarschijnlijk ook horen. 'Naam: gouverneur Alvar Kresh,' zei hij. 'Wachtwoord: Terra Grande.'
'Identiteit bevestigd, toestemming om binnen te komen bevestigd,' antwoordde de stem. De sloten in de deuren klikten open. Ongeduldig en gehaast om snel uit de regen weg te komen, pakte Kresh de deurkrukken van beide deuren en trok er iets te hard aan. De wind kreeg vat op de deur links van hem en rukte hem uit zijn hand, waarna de deur tegen de linkermuur smakte, om daarna terug te zwaaien. Binnen was een tweede deur, die naar binnen openging, en kalm duwde Kresh die open.
Hij was hier lang niet geweest, maar hij wist de weg nog. Hij sloeg linksaf en liep de hoofdgang door naar de derde deur. De eerste twee deuren in de hal zagen er gewoon uit, maar niet de toegang tot kamer 103. Dat was een enorm, gepantserd stalen luik dat veel weghad van de deur van een kluis. De deur zat op slot, zoals het hoorde. Maar ernaast zat een console om handpalmafdrukken te controleren. Kresh legde zijn hand erop. Na enkele tellen klonk er een bons, een zware klik en een doffe plof, waarna de deur naar buiten opendraaide.
Kresh dook snel naar binnen zodra de deur ver genoeg openstond. Een verbaasd kijkende vrouw van middelbare leeftijd, gekleed in een laboratoriumjas, zat aan een bureau naast de deur te werken. Ze keek de indringer met open mond aan en stond op. Ze leek te willen protesteren, en twee of drie robots kwamen een stap dichterbij, alsof ze bang waren dat de indringer de vrouw kwaad wilde doen. Maar toen trok Kresh de kap van zijn poncho van zijn hoofd. Het was duidelijk dat de vrouw en de robots hem meteen herkenden, maar nu ze wisten wie hij was, leek hun verbijstering alleen maar groter te worden.
Alvar Kresh was niet bepaald geïnteresseerd in de emotionele toestand van de technische staf. Hij keurde hun nauwelijks een blik waardig. Hij keek om zich heen, tot hij twee enorme, glimmende, halve bollen zag, elk ongeveer vijf meter in doorsnede en elk rustend op een rand, of een soort dikke zuil, met een doorsnede die ongeveer gelijk was aan die van de bol erbovenop. De zuilen waren zo hoog, dat de onderkant van de bollen zich ongeveer op ooghoogte bevond. Een van de bollen was een glooiende, volmaakt ronde koepel, de andere was hoekig en was opgebouwd uit platte panelen met allerlei ingewikkelde apparaten, kabels en circuits, die er in allerlei hoeken aanhingen.
'Ik wil met de tweeling praten,' zei hij.